Besluit van 3 december 2004, houdende bepalingen met betrekking tot de spoorweginfrastructuur (Besluit spoorweginfrastructuur)

Besluit spoorweginfrastructuur

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 19 december 2003, nr. HDJZ/S&W/2003-1876, Hoofddirectie Juridische Zaken;
De Raad van State gehoord (advies van 2 maart 2004, nr. W09.03.0543/V);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 29 november 2004, nr. HDJZ/S&W/2004-2894, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§

1

Algemeen

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

§

2

Eigenschappen en keuring van de hoofdspoorweginfrastructuur

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Betreft de keuring hoofdspoorweginfrastructuur dan geeft de keuringsinstantie daarvoor een goedkeuringscertificaat af indien deze infrastructuur in overeenstemming is met het informatiedossier en deze voldoet aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen.

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

§

3

Keuring na herstel

Artikel

12

Indien hoofdspoorweginfrastructuur die overeenkomstig de wet voor het verkeer daarover is goedgekeurd een ernstige beschadiging heeft ondergaan, kan Onze Minister bepalen dat deze hoofdspoorweginfrastructuur na herstel door de keuringsinstantie gekeurd wordt.

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Indien de keuringsinstantie de herstelde hoofdspoorweginfrastructuur afkeurt, vervalt de geldigheid van de met betrekking tot die infrastructuur verleende goedkeuring als bedoeld in artikel 12 op het tijdstip waarop het besluit van de keuringsinstantie onherroepelijk wordt.

§

4

Intrekking en verval geldigheid goedkeuringscertificaat

Artikel

16

Artikel

17

De geldigheid van een goedkeuringscertificaat als bedoeld in artikel 6 vervalt van rechtswege bij de definitieve buitengebruikstelling van de betrokken hoofdspoorweginfrastructuur.

§

5

Registratie en bewaring van gegevens of documenten

Artikel

18

§

6

EG-verklaringen

Artikel

19

Artikel

20

§

7

Bescherming van de hoofdspoorweg en zijn omgeving

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Onze Minister kan een vergunning als bedoeld in artikel 19 van de wet wijzigen of intrekken:

  • a.

    indien de door de aanvrager verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn, dat op de aanvraag anders zou zijn beslist indien de juiste gegevens bij de beoordeling van de aanvraag bekend zouden zijn geweest;

  • b.

    indien binnen de in de vergunning bepaalde termijn geen begin met de in de vergunning vermelde werkzaamheden is gemaakt;

  • c.

    indien de werkzaamheden gedurende een langere dan de in de vergunning bepaalde termijn zijn gestaakt;

  • d.

    indien de aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen niet in acht worden genomen;

  • e.

    in het belang van een veilig en ongestoord gebruik van de hoofdspoorwegen;

  • f.

    in verband met de wijziging van bestaande of de aanleg van nieuwe hoofdspoorweginfrastructuur.

§

8

Spoorwegbruggen

Artikel

25

Artikel

26

§

9

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

27

Artikel

30

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit spoorweginfrastructuur.

Artikel

31

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat , K. M. H. Peijs
De Minister van Justitie , J. P. H. Donner