Regeling houdende nadere regels met betrekking tot de veiligheid en certificering van in Nederland geregistreerde zeeschepen, alsmede regels met betrekking tot de veiligheid van buitenlandse schepen in Nederlandse wateren (Regeling veiligheid zeeschepen)

Regeling veiligheid zeeschepen

De Minister van Verkeer en Waterstaat,
Gelet op de artikelen 12, 22, 32, 46, 48, eerste lid, 51, 54, 58 en 65 van het Schepenbesluit 2004, de artikelen 5, eerste lid, 26e, tweede lid, en 26f van de Schepenwet en de artikelen 3, eerste lid, 7, eerste lid, en 11, tweede lid, van de Wet buitenlandse schepen, op richtlijn nr. 92/29/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 31 maart 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid ter bevordering van een betere medische hulpverlening aan boord van schepen (PbEG L 113), alsmede op de in artikel 1 van deze regeling genoemde Codes, richtlijnen en verordeningen;

Besluit:

Hoofdstuk

1

Inleidende bepalingen

Artikel

1

Begripsbepalingen

Artikel

2

Bouwdatum van een schip

Als bouwdatum van een schip wordt aangemerkt de dag waarop de kiel van het schip is gelegd, dan wel de dag waarop met inachtneming van hetgeen dienaangaande in de op grond van deze regeling toepasselijke Codes of richtlijnen is bepaald, een met de kiellegging vergelijkbaar stadium is bereikt. Artikel 2, tweede lid, van het besluit is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

3

Toepassingsbereik

Deze regeling is, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, van toepassing op schepen die op grond van Nederlandse rechtsregels gerechtigd zijn de vlag van het Koninkrijk te voeren.

Hoofdstuk

2

Certificaten en onderzoeken

§

1

Benodigde certificaten

Artikel

4

Certificaat voor passagiersschepen in nationale vaart (EU)

Artikel

5

Certificaten voor verplaatsbare offshore booreenheden (IMO)

Artikel

6

Certificaten op grond van DSC-Code en SPS-Code (IMO)

Artikel

7

Aanvullend certificaat voor ro-ro-passagiersschepen in Europese vaart (EU)

Artikel

8

Scheepsbeveiligingscertificaat passagiersschepen in nationale vaart (EU)

Artikel

9

Bij certificaten behorende uitrustingsrapporten, aanhangsels e.d.

De in de artikelen 4 tot en met 7 bedoelde certificaten gaan vergezeld van de bij die certificaten behorende uitrustingsrapporten en aanhangsels, alsmede van de in de desbetreffende Codes of richtlijnen voorgeschreven stabiliteitsgegevens of andere gegevens met betrekking tot schip of lading.

§

2

Onderzoeken

Artikel

10

Onderzoeken van passagiersschepen in nationale vaart (EU)

Passagiersschepen waarvoor het veiligheidscertificaat voor passagiersschepen, behorend bij richtlijn 98/18/EG, benodigd is, worden ter verkrijging van dat certificaat en tijdens de geldigheidsduur daarvan onderworpen aan de in artikel 10 van richtlijn 98/18/EG voorgeschreven onderzoeken.

Artikel

11

Onderzoeken van verplaatsbare offshore booreenheden (IMO)

Verplaatsbare offshore booreenheden als bedoeld in de MODU-Code 1979 of 1989 worden ter verkrijging van de voor die schepen benodigde certificaten en gedurende de geldigheidsduur daarvan onderworpen aan de in de desbetreffende Code voorgeschreven onderzoeken.

Artikel

12

Onderzoeken op grond van DSC-Code en SPS-Code (IMO)

Artikel

13

Onderzoeken van ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersschepen (EU)

Artikel

14

Tijdstippen van onderzoek

De in de artikelen 10 tot en met 13 bedoelde onderzoeken vinden plaats op de in de desbetreffende Codes en richtlijnen voorgeschreven tijdstippen, met dien verstande dat het hernieuwde onderzoek waaraan een schip in verband met de vernieuwing van een certificaat wordt onderworpen, steeds plaatsvindt in de laatste drie maanden van de geldigheidsduur van het desbetreffende certificaat.

Artikel

15

Uitvoering onderzoeken door erkende organisaties

Artikel

16

Aantekening van onderzoeken

Van de onderzoeken waaraan een schip ingevolge de artikelen 10 tot en met 12 en 13, derde lid, tijdens de geldigheidsduur van een certificaat wordt onderworpen, wordt door degene die het onderzoek heeft verricht, aantekening geplaatst op het certificaat.

§

3

Afgifte en geldigheid van certificaten

Artikel

17

Certificaten voor passagiersschepen in nationale vaart (EU)

Artikel

18

Certificaten op grond van MODU-Code, DSC-Code of SPS-Code (IMO)

Hoofdstuk

3

Eisen aan schip en bedrijfsvoering

§

1

Eisen aan schepen

Artikel

19

Eisen aan passagiersschepen in nationale vaart (EU)

Artikel

20

Eisen op grond van MODU-Code, DSC-Code en SPS-Code (IMO)

Artikel

21

Bijzondere eisen voor offshore bevoorradings- en ondersteuningsschepen (IMO)

Artikel

22

Nadere regels betreffende de stabiliteit van schepen (IMO, EU)

Artikel

23

Nadere regels betreffende werktuiglijke en elektrische installaties

Artikel

24

Nadere regels betreffende de veiligheid van navigatie

Artikel

25

Medische uitrusting (EU, IMO)

Artikel

26

Nadere regels in relatie tot benodigde certificaten

Artikel

27

Gelijkwaardige voorzieningen

Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie kan, met inachtneming van hetgeen dienaangaande in de op grond van deze regeling toepasselijke Europese richtlijnen of IMO-resoluties is bepaald, afwijking toestaan van de in de artikelen 19 tot en met 24 bedoelde eisen, indien aan boord van het schip een voorziening wordt getroffen die naar zijn oordeel ten minste gelijkwaardig is aan de in het voorschrift waarvan wordt afgeweken, geëiste voorziening.

Artikel

28

Wederzijdse erkenning

§

2

Eisen aan de bedrijfsvoering over schepen

Artikel

29

Veiligheidscommissie (ILO)

Artikel

30

Registratie van opvarenden aan boord van passagiersschepen (EU)

Artikel

31

Nadere regels betreffende de beveiliging van schepen (SOLAS, EU)

§

3

Toelatingseisen voor scheepsuitrusting

Artikel

32

Toepassingsbereik

Artikel

33

Europese typegoedkeuringen voor scheepsuitrusting

Artikel

34

Nationale typegoedkeuringen voor scheepsuitrusting

Artikel

35

Europese typegoedkeuringen voor R&TTE-apparatuur

In afwijking van de artikelen 33 en 34, eerste lid, mag aan boord van vrachtschepen van minder dan 150 GT waarmee internationale reizen worden ondernomen, en vrachtschepen van minder dan 300 GT waarmee nationale reizen worden ondernomen, tevens apparatuur worden geplaatst die is voorzien van het in bijlage VII van richtlijn 1999/5/EG bedoelde CE-overeenstemmingsmerkteken voor radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur, mits die apparatuur zodanig is ontworpen dat haar correcte werking in een maritieme omgeving is gegarandeerd.

Artikel

36

Wederzijdse erkenning

Met een door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie verleende typegoedkeuring wordt gelijkgesteld een daaraan gelijkwaardige typegoedkeuring, verleend door of vanwege een andere lidstaat van de Europese Unie, dan wel door of vanwege een staat die partij is bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte.

Artikel

37

Vrijwaringsclausule

§

4

Vrijstellingen

Artikel

38

Verminderd vrijboord voor baggermaterieel

Artikel

39

Vrijstellingen op grond van MODU-Code, DSC-Code of SPS-Code (IMO)

Schepen waarvoor een internationaal veiligheidscertificaat als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a of b, van het besluit benodigd is, zijn vrijgesteld van:

  • a.

    indien zij voldoen aan de MODU-Code 1979, de MODU-Code 1989 of de DSC-Code: de in de hoofdstukken II-1, II-2, III en IV van het SOLAS-verdrag opgenomen eisen;

  • b.

    indien zij voldoen aan de SPS-Code: de in die Code aangegeven eisen van het SOLAS-verdrag.

Artikel

40

Sportvissersvaartuigen

Artikel

41

Zeilschepen en niet-werktuiglijk voortbewogen schepen

Hoofdstuk

4

Vervoer van lading

Artikel

42

Vervoer van deklast hout (IMO)

Artikel

43

Nadere regels voor het vervoer van bulklading (IMO)

Artikel

44

Nadere regels betreffende het vastzetten van lading (IMO)

Artikel

45

Bevoegde autoriteiten IMDG-Code

De bevoegde autoriteiten, bedoeld in de op grond van hoofdstuk VII, deel A, van het SOLAS-verdrag toepasselijke IMDG-Code, zijn:

  • a.

    voor radioactieve stoffen in verpakte vorm, behorende tot klasse 7 van de IMDG-Code: de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

  • b.

    voor overige stoffen als bedoeld in de IMDG-Code: de Minister van Verkeer en Waterstaat.

Artikel

46

EmS-Gids (IMO)

Hoofdstuk

5

Verplichtingen van de kapitein

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

47

Voorschriften voor passagiersschepen in nationale vaart (EU)

De kapitein van een passagiersschip waarvoor het veiligheidscertificaat voor passagiersschepen behorend bij richtlijn 98/18/EG benodigd is, draagt er zorg voor dat aan boord van het schip de in richtlijn 98/18/EG opgenomen voorschriften en verplichtingen worden nageleefd.

Artikel

48

Voorschriften voor bijzondere scheepstypen (IMO)

De kapitein van een schip waarvoor een certificaat, behorende bij de MODU-Code 1979, de MODU-Code 1989, de DSC-Code of de SPS-Code, benodigd is, draagt er zorg voor dat aan boord van het schip de in de desbetreffende Code opgenomen voorschriften en verplichtingen worden nageleefd.

Artikel

50

Aantal en persoonsgegevens opvarenden (EU)

Artikel

51

Incidenten met gevaarlijke stoffen (IMO)

Artikel

52

Bijhouden dagboeken

De kapitein draagt er zorg voor dat de aan boord aanwezige dagboeken worden bijgehouden met inachtneming van hetgeen dienaangaande in de op grond van deze regeling toepasselijke Codes en richtlijnen is bepaald.

§

2

Vrijstellingen

Artikel

53

Uitwatering van baggermaterieel met verminderd vrijboord

Artikel

54

Beproeven van stuurinrichting op korte reizen (SOLAS)

Schepen waarmee geregeld korte reizen als bedoeld in voorschrift III/3.22 van het SOLAS-verdrag worden ondernomen, zijn vrijgesteld van de in voorschrift V/26 van dat verdrag opgenomen verplichting om voorafgaand aan elke reis de stuurinrichting te beproeven, met dien verstande dat de stuurinrichting ten minste eenmaal per week wordt beproefd.

Artikel

55

Niet-werktuiglijk voortbewogen schepen

Hoofdstuk

6

Buitenlandse schepen in Nederlandse wateren

Artikel

56

Toepassingsbereik

Artikel

57

Voorschriften met betrekking tot buitenlandse schepen

Artikel

58

Handhaving

Een op grond van artikel 5, eerste lid, van de Wet buitenlandse schepen aangewezen toezichthouder is bevoegd een buitenlands schip aan te houden, indien:

  • a.

    het schip niet is voorzien van een ingevolge artikel 4, eerste lid, of 7, eerste lid, benodigd certificaat;

  • b.

    de controles en onderzoeken, bedoeld in artikel 13, niet tijdig hebben plaatsgevonden of indien uit die controles of onderzoeken is gebleken dat niet aan de voorschriften, bedoeld in richtlijn 1999/35/EG, wordt voldaan;

  • c.

    het schip of de bedrijfsvoering over het schip niet voldoet aan de eisen, bedoeld in de artikelen 19, 22, derde lid, 30 en 57, tweede lid;

  • d.

    aan boord van het schip de voorschriften of verplichtingen, bedoeld in artikel 47 of 50, niet worden nageleefd.

Artikel

59

Strafbare feiten

Overtreding van de voorschriften, bedoeld in artikel 57, is een strafbaar feit.

Hoofdstuk

7

Slotbepalingen

Artikel

60

Bekendmaking van Codes e.d.

Van de wijze van bekendmaking van de op grond van deze regeling toepasselijke Codes, resoluties en circulaires van de IMO wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel

61

Wijzigingen van Codes e.d.

Artikel

62

Wijzigingen van richtlijnen

Artikel

64

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling veiligheid zeeschepen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlage, die ter inzage wordt gelegd bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H.Peijs

Bijlage

Ligt ter inzage bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.