Besluit van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 15 juni 2005 , nr. BWL/2005051330, houdende beleidsregels en enige andere bepalingen met betrekking tot de afgifte van verklaringen als bedoeld in artikel 2 onder f van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen
Beleidsregels verontreinigde grond Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
VKB-protocol 1001: VKB-protocol 1001 ‘Monsterneming grond voor het procescertificaat partijkeuringen Bouwstoffenbesluit’, versie 1, vastgesteld op 9 december 2004;
d.
VKB-protocol 1018: VKB-protocol 1018 ‘Monsterneming ten behoeve van partijkeuringen’, versie 4, vastgesteld op 26 september 2002;
e.
Minister: de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
f.
Bijlage 1, 2 en 3: de bij deze regeling behorende bijlage 1, 2 onderscheidenlijk 3.
§
2
Het begrip grond
Artikel
2
1
Onder grond in de zin van artikel 2 onder f van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen wordt verstaan: vast materiaal dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 millimeter en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een (korrel)grootte van 2 tot 63 millimeter.
2
Onder grond in de zin van artikel 2 onder f van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen wordt mede verstaan grond in de zin van het eerste lid, die voor ten hoogste 50% (gewichtsprocenten) is vermengd met ander materiaal dan grond in de zin van het eerste lid, al dan niet met een korrelgrootte van meer dan 2 millimeter.
3
Onder grond in de zin van artikel 2 onder f van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen wordt niet begrepen: baggerspecie, zijnde grond die uit de bodem is vrijgekomen via het oppervlaktewater of de voor dat water bestemde ruimte, daaronder begrepen sediment en het residu van de reiniging van baggerspecie..
§
3
Waarden voor de beoordeling van de reinigbaarheid van verontreinigde grond
Voor de beoordeling van asbest worden de volgende waarden gehanteerd:
–
Samenstellingswaarde voor schone grond: de detectielimiet;
–
Samenstellingswaarde voor herbruikbare grond: gewogen norm van 100 mg/kg ds. (serpentijn asbestgehalte vermeerderd met tien maal het amfibool asbestgehalte);
–
Interventiewaarde bodemsanering: gewogen norm van 100 mg/kg ds. (serpentijn asbestgehalte vermeerderd met tien maal het amfibool asbestgehalte).
Artikel
5
Voor de beoordeling van stoffen waarvoor geen waarden zijn vastgesteld in de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond bodemsanering 2000 of in deze beleidsregeling, kunnen in overleg met het Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu (RIVM) waarden worden bepaald.
§
4
De geldigheid van een beoordeling
Artikel
6
De beoordeling is niet geldig voor een partij die na afgifte van de verklaring meer dan 10% groter blijkt dan in de verklaring is aangegeven.
Artikel
7
Bij de beoordeling wordt aangegeven binnen welke minimum- en maximumwaarden zij van kracht is.
§
5
De aanvraag van een verklaring
Artikel
8
1
Voor het indienen van een aanvraag van een verklaring verontreinigde grond wordt het formulier met toelichting vastgesteld, dat is opgenomen in bijlage 1.
2
Bij de aanvraag van een verklaring verontreinigde grond worden de gegevens verstrekt die zijn aangegeven in bijlage 2.
3
De aanvraag van een verklaring verontreinigde grond voldoet aan het bepaalde in § 6 dan wel § 7.
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt een partij zowel steekproefsgewijs als in specifieke gevallen onderzocht ter controle van de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens.
§
6
Bepalingen met betrekking tot het onderzoek van verontreinigde grond
Artikel
11
1
Deze paragraaf is van toepassing op verklaringen verontreinigde grond.
2
In afwijking van het eerste lid is deze paragraaf niet van toepassing op verklaringen voor verontreinigde grond waarvan is gebleken dat zij is verontreinigd met asbest tot boven de samenstellingswaarde voor herbruikbare grond, bedoeld in artikel 4.
Artikel
12
De aanvraag heeft betrekking op een ontgraven en in depot geplaatste partij.
Artikel
13
1
De te beoordelen partij is niet groter dan 2000 ton.
2
De onderverdeling van een in depot geplaatste partij in partijen van ten hoogste 2000 ton geschiedt overeenkomstig paragraaf 6.1.2 van VKB-protocol 1001.
Artikel
14
1
De partij wordt in depot bemonsterd overeenkomstig:
a.
VKB-protocol 1001, of
b.
het accreditatieprogramma bouwstoffenbesluit (AP04) voor de monstername conform het schema voor de monsterneming ten behoeve van het handhavingsprotocol schone grond.
2
Bij het gebruik van VKB-protocol 1001 wordt bemonsterd overeenkomstig de doelstelling keuring grond in depot (ten behoeve van bewijsmiddel schone grond, categorie 1/2 grond of ernstig verontreinigde grond), zoals opgenomen in tabel 1 van hoofdstuk 6 van genoemd protocol.
3
Bij het gebruik van VKB-protocol 1001 wordt ten aanzien van het nemen van grepen de strategie 2 maal 50 grepen gevolgd, overeenkomstig hoofdstuk 6 van genoemd protocol, met uitzondering van de paragrafen 6.2.2, 6.2.4 en 6.2.5 uit genoemd protocol.
Artikel
15
De voorbehandeling en de analyse van de monsters wordt uitgevoerd overeenkomstig het accreditatieprogramma bouwstoffenbesluit (AP04) voor de bewerking van monsters en het laboratoriumonderzoek.
Artikel
16
1
Indien de aanvraag betrekking heeft op een partij residu die is vrijgekomen bij de procesmatige reiniging van grond, mag de voorbehandeling en de analyse van de monsters in afwijking van artikel 15 zijn uitgevoerd overeenkomstig ISO/IEC 17025 dan wel EN 45001.
2
Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, worden de gemiddelde analyseresultaten voor de in tabel 1 opgenomen verontreinigingen gedeeld door de in tabel 1 opgenomen omrekenfactoren.
Arseen
1
Cadmium
1.33
Chroom
1.27
Koper
1.55
Kwik
1
Lood
1.69
Nikkel
1.69
Zink
1.43
Artikel
17
1
Indien de partij wordt bemonsterd ten aanzien van asbest, geschiedt dit overeenkomstig NEN 5707 of NEN 5897.
2
De voorbehandeling en de analyse van de monsters wordt uitgevoerd overeenkomstig NEN 5707 of NEN 5897.
§
7
Bepalingen met betrekking tot het onderzoek van grond waarvan is gebleken dat zij is verontreinigd met asbest boven een bepaalde waarde
Artikel
18
Deze paragraaf is van toepassing op verklaringen voor verontreinigde grond waarvan is gebleken dat zij is verontreinigd met asbest tot boven de samenstellingswaarde voor herbruikbare grond, bedoeld in artikel 4.
Artikel
19
Voor het indelen van de te ontgraven grond in partijen worden de richtlijnen gehanteerd die zijn opgenomen in bijlage 3.
Artikel
20
De partij wordt bemonsterd overeenkomstig een nader onderzoek asbest, dan wel een depotkeuring, conform NEN 5707 of NEN 5897.
Artikel
21
1
Ten aanzien van asbest worden de voorbehandeling en de analyse van de monsters uitgevoerd overeenkomstig NEN 5707 of NEN 5897.
2
Ten aanzien van andere contaminanten worden de voorbehandeling en de analyse van de monsters uitgevoerd overeenkomstig ISO/IEC 17025 dan wel EN 45001.
§
8
De beslistermijn
Artikel
22
Het besluit inzake het afgeven van een verklaring wordt genomen binnen vier weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.
§
9
Het wijzigen en intrekken van een verklaring
Artikel
23
Een verklaring verontreinigde grond kan op verzoek van de houder van de verklaring in elk geval worden gewijzigd:
a.
indien hij de desbetreffende partij wil splitsen in deelpartijen;
b.
in geval de verklaring is gebaseerd op een in situ beoordeling: indien de omvang of de samenstelling van de partij na het ontgraven is gewijzigd.
Artikel
24
Een verklaring verontreinigde grond kan worden ingetrokken indien:
a.
de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, indien bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;
b.
de omvang of de samenstelling van de partij zodanig is gewijzigd dat een hernieuwde beoordeling noodzakelijk is;
c.
gedurende ten minste twee jaren van de verklaring geen gebruik is gemaakt.
§
10
Slotbepalingen
Artikel
25
Vervallen
Artikel
26
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Artikel
27
Deze regeling wordt aangehaald als: Beleidsregels verontreinigde grond Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P.L.B.A. vanGeel
Een verklaring verontreinigde grond geeft aan dat de desbetreffende partij grond niet reinigbaar is tot een nuttig toepasbaar product en leidt voor die partij tot ontheffing van het stortverbod krachtens het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (Bssa).
Een aanvraag voor een verklaring verontreinigde grond inzake het Bssa vindt met uitzondering van grond met een gemiddeld gewogen asbestgehalte hoger of gelijk dan 100 mg/kg droge stof altijd plaats na ontgraving van de grond en op basis van een ex-situ depotkeuring.
Het formulier ‘Aanvraag verklaring verontreinigde grond’ kunt u gebruiken ten behoeve van een aanvraag van een verklaring van niet-reinigbaarheid in het kader van het Bssa.
Een aanmelding in het kader van het Bssa wordt door Bodem+ uitsluitend in behandeling genomen op basis van een ex-situ depotkeuring met monsterneming conform protocol VKB-1001 ‘Monsterneming grond voor het procescertificaat partijkeuringen bouwstoffenbesluit’ (2 x 50 grepen van ca. 180 gram per deelpartij van maximaal 2.000 ton) en monstervoorbehandeling en -analyse conform Accreditatieprogramma Bouwstoffenbesluit (AP04).
Grond met een gemiddeld gewogen asbestgehalte hoger of gelijk dan 100 mg/kg droge stof vormt hier de enige uitzondering op. In geval van met asbest verontreinigde grond kan voor een aanmelding in het kader van het Bssa ook worden volstaan met een in-situ bodemonderzoek conform NEN 5707 (in geval van < 20% bodemvreemd materiaal) of NEN 5897 (in geval van > 20% bodemvreemd materiaal), aangevuld met in-situ bodemonderzoeksgegevens van overige chemische en fysische parameters.
Een beoordeling in het kader van het Bssa c.q. afgifte van een verklaring van niet-reinigbaarheid door Bodem+ is kosteloos. De termijn van een beoordeling bedraagt maximaal vier weken, indien de gegevens volledig en correct zijn aangeleverd.
Wij raden u aan om al tijdens de voorbereiding van de ontgraving rekening te houden met de melding aan Bodem+ en het verwerkingstraject van de grondstromen. Bij het uitvoeren van bodemonderzoek en het opstellen van een saneringsplan en -bestek kunt u denken aan het volgende:
–
scheiding aan de bron, namelijk het gescheiden ontgraven van partijen met depotbemonstering is vaak de beste methode; de hogere ontgravings- en handlingskosten worden vaak goedgemaakt door de lagere transport-, reinigings- en stortkosten en het elimineren van risico’s. Met behulp van het programma K-SOIL (kosteloos verkrijgbaar bij Bodem+) kunt u op basis van het saneringsonderzoek een rationele inschatting van de beoogde eindverwerking van partijen maken.
–
inrichting van depots ten behoeve van een correcte en uniforme kwalificatie van een partij grond. Bij voorkeur op de saneringslocaties en indien dit onmogelijk c.q. onwenselijk is bij de beoogde verwerkingslocatie van de grond of op een Tijdelijke Opslag Plaats (TOP).
A
Gegevens saneerder/ontdoener
01 Onder saneerder verstaat Bodem+ de opdrachtgever voor een sanering. Onder ontdoener verstaat Bodem+ een aanbieder van een partij grond/afval. Bodem+ kent aan de saneerder/ontdoener een blijvend relatienummer toe. Bij volgende aanmeldingen of wijzigingen volstaat vermelding van dit relatienummer. De nummers 02 t/m 10 kunt u dan open laten mits er geen veranderingen zijn opgetreden.
02 t/m 08 Algemene gegevens van de saneerder/ontdoener.
9 en 10 Contactpersoon van de saneerder/ontdoener voor algemene zaken/hoofd van de afdeling.
B
Projectgegevens
11 Het projectnummer wordt door Bodem+ toegekend. Als dit nummer bekend is, kunt u het hier invullen. De gegevens bij 12 t/m 20 hoeft u dan niet in te vullen mits er geen veranderingen zijn opgetreden.
12 De naam die door de saneerder/ontdoener aan het project is gegeven.
13 Geef hier aan of de financiering van het project plaatsvindt door de overheid ingevolge de Wbb. De code is het nummer waaronder dit project bij het bevoegd gezag bekend is.
14 Adres, postcode en plaats van de projectlocatie.
15 De X- en de Y-coördinaat van de locatie zoals deze op de topografische kaart zijn te vinden.
16 t/m 20 De naam en gegevens van de projectleider van de saneerder/ontdoener (dus niet van de projectadviseur die de melding verzorgt).
Projectadviseur
21 t/m 26 Onder projectadviseur verstaat Bodem+ de persoon/instantie/het adviesbureau die namens de saneerder/ontdoener de melding verzorgt en al dan niet als correspondentieadres fungeert. Bodem+ kent aan de projectadviseur een blijvend relatienummer toe. Bij volgende aanmeldingen, wijzigingen of uitbreidingen volstaat vermelding van dit relatienummer. De gegevens bij 22 t/m 26 kunt u dan open laten mits er geen veranderingen zijn opgetreden.
27 t/m 29 De contactpersoon, het toestelnummer en het e-mail adres van de projectadviseur die de melding verzorgt.
30 Hier kunt u aangeven of de projectadviseur de correspondentie wenst te ontvangen.
Aanvullende informatie en toelichting
31 Hier vermeldt u de relevante rapporten met titel, nummer, datum en plaats waar deze rapporten ter inzage liggen en zonodig de naam van de daarvoor te benaderen persoon. Steekproefsgewijs en bij onduidelijkheden kan Bodem+ deze rapporten opvragen ten behoeve van de beoordeling van een partij. Stuur in alle gevallen de volledige rapportage van de partijkeuring toe!
32 Bij de toelichting verstrekt u algemene achtergrondinformatie met betrekking tot historie, bedrijfsvoering, enzovoort. Eventueel gebruikt u hiervoor een kopie van de samenvatting van het nader onderzoek of het saneringsonderzoek.
C
Partijgegevens
Dit onderdeel (kopiëren en) invullen per depot c.q. te onderscheiden partij (zie brochure ‘Indelen in partijen’). Bij een aanvraag voor een niet-reinigbaarheidsverklaring moeten partijen groter dan 2.000 ton zijn opgesplitst in deelpartijen van maximaal 2.000 ton.
33 en 34 Naast het partijnummer van de saneerder/ontdoener, kent Bodem+ aan elke partij een eigen uniek partijnummer toe.
35 Hier geeft u de totale hoeveelheid materiaal inclusief puin en afval zo goed mogelijk aan, zowel in tonnen als in kubieke meters. Geef tevens de gehanteerde omrekenfactor van tonnen naar kubieke meters aan. Zijn puin en afval vóór levering op een bepaalde diameter afgezeefd, dan het afgezeefde deel niet aanmelden. Eventueel bij 46 de gebruikte zeefdiameter aangeven.
36 Geef hier aan wanneer de partij vermoedelijk wordt afgevoerd.
37 en 38 In principe wordt gebruik gemaakt van één grondsoortaanduiding. Alleen in bijzondere omstandigheden, in geval van een sterk heterogene bodemlaag of een sterk heterogeen depot, kunt u één partij met twee verschillende grondsoorten aanmelden.
Naast de indeling van partijen op basis van de grondsoort, dient u vóór ontgraving de partijen ook te scheiden op basis van combinaties van verontreinigingen, de mate van verontreiniging en de aanwezigheid van bodemvreemde stoffen (afval, puin). Het indelen van partijen is beschreven in de brochure ‘Indelen in partijen’ en in de handleiding van het programma K-SOIL.
De grondsoort geeft u aan met de volgende codes (zie ook de figuren 1 en 2):
31
zwak tot matig siltig zand
0–5
0–17,5
82,5–100
0–20
21
kleiig zand
5–8
0–12,5
82,5–95
0–20
22
sterk siltig zand tot zwak zandige leem
0–25
9,5–100
0–82,5
0–25
32
sterk zandig tot zwak siltige klei
8–100
0–75
0–92
0–30
41
zwak tot sterk zandig veen
0–8
55–85
15–40
42
zwak tot sterk kleiig veen
5–70
0–75
15–70
43
mineraalarm veen
0–30
0–65
35–100
Partijen met meer dan 50% bodemvreemd materiaal worden door Bodem+ gekwalificeerd als partijen niet-zijnde grond. Voor dergelijke partijen wordt géén niet-reinigbaarheidsverklaring verstrekt. Bodem+ gebruikt de volgende codes als een partij voor minder dan 50% uit grond bestaat (zie 43):
61
Huisvuil
67
Bodemsaneringsmateriaal
62
Bedrijfs- of industrieel afval
81
Slakken
63
Bouw- en sloopafval, puin
82
Sintels, (kolen)as, -gruis
64
Gecombineerde stort
39 Geef het gemiddelde vochtgehalte aan (100 – % droge stof, bepaald volgens NEN 5748).
40 Geef het gemiddelde humusgehalte aan, bepaald volgens NEN 5754. De pH pH (0,01 M CaCl 2) bepalen volgens NEN 5750. Het gehalte calciumcarbonaat bepalen volgens NEN 5757.
41 Geef het gemiddelde lutumgehalte en de fractieverdeling van de minerale delen (0 – 2000 μm) aan. Het lutumgehalte (uitgedrukt in % d.s.) bepalen volgens NEN 5753. De fractieverdeling eveneens bepalen volgens NEN 5753 (met destructie, met behulp van zeef en pipet, inclusief de fractie > 2 mm) en berekenen als massapercentage van de som van de minerale delen (zie bijlage C.3 van NEN 5753). Minimaal één fractieverdeling bepalen per (deel)partij van maximaal 2.000 ton.
42 Dit betreft de minerale delen < 2 mm. samen met humus en CaCO3 en eventueel aanwezige grind met een diameter van 2 tot 63 mm. en schelpen; dit is een bepaald percentage van de totale hoeveelheid droge stof.
43 Bodem+ gaat ervan uit dat de partij zo mogelijk wordt gezeefd op 32 mm en in ieder geval op 80 mm. Vermeld derhalve op basis van visuele waarnemingen, de zeefcurve en boorstaten een schatting van de gehaltes voor de fracties van 2–32, 32–80 en >80 mm. Met puin wordt het gehalte aan steenachtig materiaal bedoeld.
44 en 45 Onder afval verstaat Bodem+ bodemvreemde stoffen (uitgezonderd puin) zoals slakken, sintels en kooldeeltjes, ijzerdelen, boomstronken, begroeiingsresten, plastics, huisvuil e.d.
Het percentage bodemvreemd materiaal (b) kan worden aangegeven door sommatie van het percentage puin en afval. Als het percentage bodemvreemd materiaal is aangegeven, dan is de totale partij bestaande uit grond (a) en bodemvreemd materiaal (b) voor 100% benoemd. Deze 100% is dan de totaal bij 35 aangemelde hoeveelheid.
46 Bij de omschrijving afval geeft u een beschrijving van het afval, bijvoorbeeld soort, verspreiding, grootte, uitzeefbaarheid en dergelijke. Eventueel de gebruikte zeefdiameter aangeven.
47 Hier geeft u de verontreinigingen van de partij aan:
Verontreinigingstype
Bij elk verontreinigingstype (Vt.) hoort een code; deze codes staan vermeld op bijgaande lijst. Voor PAK’s geldt: naast het PAK-totaal (de 10 van VROM) o.a. in verband met de toetsing van hergebruiksmogelijkheden ook altijd de overige op het formulier aangegeven PAK’s invullen.
Concentratie
Bij de concentratie (Conc.) geeft u de gemeten concentraties op van de verontreinigende stoffen (in mg/kg d.s.). Deze concentratie is het ‘gewogen gemiddelde’ van de analyses van de partij. In geval van een depotkeuringen met twee mengmonsters is het gewogen gemiddelde identiek aan het rekenkundig gemiddelde.
Minimum/maximum
Hier geeft u de gemeten minimale (Min.) en maximale (Max.) waarden (in mg/kg d.s.) aan.
Aantal analyses
Bij Nan vermeldt u het aantal analyses dat op de partij betrekking heeft. Bij Nmm vermeldt u het aantal grepen per monster van het depotonderzoek of in geval van een bodemonderzoek het aantal deelmonsters per samengesteld monster.
Uitloging
Bij U vermeldt u eventueel de bepaalde uitloging, gemeten met de proef voor korrelvormige materialen (NEN 7343): de cumulatieve uitloging, uitgedrukt in mg/kg bij L/S=10. Dit uitsluitend voor partijen met een gehalte aan organische stoffen kleiner dan de samenstellingswaarden voor hergebruik van grond (bijlage 2 Bsb) én een gehalte aan anorganische stoffen groter dan de samenstellingswaarden voor schone grond (bijlage 1 Bsb) maar kleiner dan de samenstellingswaarden voor hergebruik van grond (bijlage 2 Bsb).
In de toelichting kunt u bijvoorbeeld aangeven in welke vorm en verspreiding de verontreiniging in de grond voorkomt (bijvoorbeeld wel of niet geïoniseerd) enzovoort.
48 Hier kunt u aangeven welke monsternemingsstrategie is gehanteerd en met welke kwaliteitsniveau de monstervoorbehandeling en -analyses zijn uitgevoerd.
Een aanvraag inzake het Bssa ten behoeve van een niet-reinigbaarheidsverklaring moet altijd (m.u.v. grond met een gemiddeld gewogen asbestgehalte hoger of gelijk dan 100 mg/kg droge stof) ex-situ in depot worden gekeurd conform protocol VKB-1001 ‘Monsterneming grond voor het procescertificaat partijkeuringen bouwstoffenbesluit’ (2 x 50 grepen van ca. 180 gram per deelpartij van maximaal 2.000 ton) en monstervoorbehandeling en -analyse conform AP04.
49 Per partij ondertekenen. Bodem+ neemt alleen volledig ingevulde en ondertekende formulieren in behandeling. Formulieren kunnen per post of fax worden verstuurd aan Bodem+, Postbus 93144, 2509 AC, Den Haag. Fax: 070 – 3735 100.
Naast het ingevulde formulier ‘Aanvraag verklaring grond’ dient u bij iedere partij standaard een aantal begeleidende documenten mee te sturen, te weten:
–
Kopie van het certificaat VKB-1001 van de monsternemende instantie;
–
Kopie van het monsternameplan;
–
Kopie van het monsternameformulier;
–
Kopieën van de analysecertificaten van het laboratorium;
–
Plattegrond van de depotlocatie;
–
Foto’s van de bemonsterde depots.
In geval van asbesthoudende grond die op basis van een in-situ bodemonderzoek wordt aangemeld dient u altijd een volledig exemplaar van het rapport asbestonderzoek mee te sturen.
Bijlage
2
A
Gegevens saneerder
–
Relatienummer van Bodem+ of:
–
Naam, afdeling
–
Adres, postcode, plaats
–
Provincie
–
Telefoon en faxnummers, e-mail adres
–
Contactpersoon en toestelnummer
B
Projectgegevens
–
Projectnummer van het Bodem+ of:
–
Projectnaam
–
Projectfinanciering door overheid of anders
–
Projectcode met adres, postcode en plaats
–
X- en Y-coördinaat
–
Projectleider met telefoon en faxnummer en e-mail adres
–
Overzicht van uitgevoerde in-situ bodemonderzoeken en partijkeuringen
–
Een beschrijving van de historie van de locatie en het ontstaan van de verontreiniging op de locatie
–
Een beschrijving van het uitgevoerde grondverzet op de locatie
–
Toelichting
C1
Partijgegevens (in geval van bemonstering van een depot van maximaal 2.000 ton)
De bemonstering van de depots moet zijn uitgevoerd overeenkomstig het protocol VKB-1001 ‘Monsterneming grond voor het procescertificaat partijkeuringen bouwstoffenbesluit’ volgens de strategie 2 maal 50 grepen of conform het accreditatieprogramma bouwstoffenbesluit (AP04) voor de monstername conform het schema voor de monsterneming ten behoeve van het handhavingsprotocol grond.
–
Depotnummer saneerder
–
Geraamde hoeveelheid in ton en m3 inclusief onderbouwing
–
Vermoedelijke afvoerdatum
–
Percentage puin en afval
–
Grondsoort met omschrijving (NEN 5104)
–
Korrelverdeling van de minerale delen tot 2 mm (NEN 5753)
Per geanalyseerd monster:
–
Gehalten aan vocht (NEN 5748), humus (NEN 5754), lutum (NEN 5753), CaCO3 (NEN 5757) en de pH (KCl) (NEN 5750)
–
Verontreinigingen (gehalten in mg/kg d.s.) onder vermelding van de stof, de concentratie, de minimum en maximum concentraties, het aantal analyses en eventueel de uitloging. (diverse NEN’s; zie AP04)
Het accreditatieprogramma bouwstoffenbesluit (AP04) voor voorbewerking van monsters en laboratoriumonderzoek is van toepassing op de bovenstaande partijgegevens.
C2
Partijgegevens (in geval van grond verontreinigd met asbest tot boven de samenstellingswaarde voor herbruikbare grond)
–
Partijnummer saneerder
–
Geraamde hoeveelheid in ton en m3 inclusief onderbouwing
–
Vermoedelijke afvoerdatum
–
Percentage puin en afval
–
Grondsoort met omschrijving (NEN 5104)
–
Korrelverdeling van de minerale delen tot 2 mm
–
Gehalten aan vocht (NEN 5748), humus (NEN 5754), lutum (NEN 5753), CaCO3 (NEN 5757) en de pH (KCl) (NEN 5750)
–
Verontreinigingen (gehalten in mg/kg d.s.) onder vermelding van de stof, de concentratie, de minimum en maximum concentraties, het aantal analyses en eventueel de uitloging.
–
Asbestonderzoek inclusief de rapportage overeenkomstig NEN 5707 of (o)-NEN 5897
D
Bemonsteringsgegevens depotkeuring
–
Kopie van het certificaat VKB-1001 van de monsternemende instantie
–
Kopie van het monsternameplan
–
Kopie van het monsternameformulier
–
Plattegrond van de locatie met de ligging van de bemonsterde depots
–
Eventueel aanwezige foto’s van de bemonsterde depots
–
Kopieën van de analysecertificaten van het laboratorium (AP04)
geen van de samenstellingswaarden voor grond uit bijlage 2 van het Bsb overschrijdt en
3.
op zodanige wijze kan worden gebruikt dat, ook indien geen isolatiemaatregelen worden genomen, geen van de immissiewaarden voor anorganische verontreinigingen wordt overschreden.
geen van de samenstellingswaarden voor grond uit bijlage 2 van het Bsb overschrijdt en
3.
op zodanige wijze kan worden gebruikt dat, slechts indien isolatiemaatregelen worden genomen, geen van de immissiewaarden voor anorganische verontreinigingen wordt overschreden.
Ernstig verontreinigde grond
Grond die de interventiewaarden overschrijdt.
Niet ernstig verontreinigde grond, niet zijnde schone- of categorie 1 of 2 grond
Grond die niet behoort tot de categorieën schone grond, categorie 1-grond, categorie 2-grond of ernstig verontreinigde grond.
In figuur 1 is voor anorganische verontreinigingen de indeling in categorieën grafisch weergegeven. De immissiewaarde is in figuur 1 vervangen door een emissie ongeïsoleerd en een emissie geïsoleerd, zodat het onderscheid tussen categorie 1-grond en categorie 2-grond duidelijk wordt. In figuur 2 is voor organische verontreinigingen de indeling in categorieën grafisch weergegeven.
Indelen in partijen
Versie maart 2005
Om een zo doelmatig mogelijke verwerking te realiseren is het van belang dat, indien relevant, een partij-indeling wordt gemaakt. Een project dient u zodanig in partijen in te delen dat elke partij (binnen bepaalde marges) redelijk homogeen is zowel voor wat betreft grondsoort als verontreinigingen, rekening houdend met de verwerkingsmogelijkheden. De wijze van indelen kan in sterke mate de kosten van verwerken beïnvloeden. Hoe beter de indeling, hoe goedkoper de verwerking. Als handleiding is het navolgende opgesteld hetgeen tevens fungeert als aanvulling op de toelichting formulier aanvraag verklaring verontreinigde grond.
Voor de indeling geldt dat deze niet alleen theoretisch, maar ook praktisch uitvoerbaar moet zijn. Voorwaarden tijdens de sanering hiervoor zijn veelal:
–
milieukundige begeleiding;
–
depotvorming (op of nabij de locatie);
–
en aanvullende bemonstering.
Grote projecten
Voor grote projecten raden wij u aan om voorafgaand aan de aanvraag over de wijze van indelen in overleg te treden met Bodem+.
Homogene eenheden
De locatie dient u in te delen in homogene eenheden: de partijen. Bij de indeling van partijen dient u achtereenvolgens rekening te houden met:
1.
grondsoort
2.
verontreinigingsgraad:
a.
categorieën;
b.
zware metalen;
c.
asbest;
d.
overige verontreinigingen.
Daarnaast is het zinvol om rekening te houden met gevaarlijk en niet-gevaarlijk afval (de Europese lijst van gevaarlijke afvalstoffen).
1
Indelen op grondsoort
Te onderscheiden bodemlagen/grondsoorten geven meestal een verschil in aard en mate van verontreiniging en daarmee ook een verschil in verwerkingsmogelijkheden. De hoeveelheid fijne delen van de grond is met name van belang voor het bepalen van de reinigingskosten en de keuze van de reinigingstechnieken. Voor hergebruik is de fysische samenstelling van de grond evenwel ook van belang.
Minder dan 20% fijne delen (fractie < 32 tot 63 μm)
Des te minder fijne delen de grond bevat des te minder residu ontstaat bij natte of ‘extractieve’ reiniging. Grond met minder dan 20% aan fijne delen is in het algemeen nat reinigbaar. Zwak siltig, matig siltig en kleiig zand kan daarom vrijwel altijd nat worden gereinigd. De grondsoorten sterk siltig zand, uiterst siltig zand en sterk tot zwak zandige klei zijn mogelijk nat reinigbaar.
Meer dan 20% fijne delen (fractie < 32 tot 63 μm)
Natte reiniging van grond met meer dan 20% aan fijne delen is over het algemeen minder doelmatig. Bij thermische reiniging is de hoeveelheid fijne delen in mindere mate van belang; deze is wel bepalend voor de doorvoersnelheid in de installatie en in samenhang met het vochtgehalte de belangrijkste kostenfactor.
Bijmengingen
De aanwezigheid van puin en/of afval kan de kosten en/of het resultaat van de reiniging beïnvloeden. In veel gevallen verdient het daarom aanbeveling om puin en afval op de locatie af te zeven op maximaal 32 mm. Als afzeven niet mogelijk is, dan een indeling maken van partijen mèt en partijen zonder puin en/of afval. Partijen met meer dan 50% bodemvreemd materiaal niet aanmelden.
2
Indelen op verontreinigingsgraad
a
Categorieën
Schone grond (< samenstellingswaarden schone grond uit bijlage 1 van het Bouwstoffenbesluit (Bsb)) is multifunctioneel toepasbaar. Categorie 1-grond is ongeïsoleerd toepasbaar. Categorie 2-grond is geïsoleerd toepasbaar. Alle overige grond dient te worden gereinigd of gestort. Voor de definities van schone grond, categorie 1-grond en categorie 2-grond zie de brochure ‘Indelen in categorieën’.
b
Zware metalen
Na de indeling op grondsoort en categorieën is voor de verontreinigde grond een indeling nodig op zware metaalgehalten om een beoordeling van de reinigingsmogelijkheden mogelijk te maken. Bij deze indeling spelen de samenstellingswaarden voor schone grond (bijlage 1 Bsb) en samenstellingswaarden voor herbruikbare grond (bijlage 2 Bsb) een belangrijke rol.
De volgende partijen zijn te onderscheiden:
1.
gehalte aan zware metalen onder de samenstellingswaarden schone grond (bijlage 1 Bsb);
2.
gehalte aan zware metalen onder de samenstellingswaarden herbruikbare grond (bijlage 2 Bsb);
3.
gehalte aan zware metalen boven de samenstellingswaarden herbruikbare grond (bijlage 2 Bsb).
c
Asbest
Na indeling op grondsoort en categorieën is voor verontreinigde asbesthoudende grond een indeling nodig op asbestgehalten om een beoordeling van de reinigingsmogelijkheden te maken. Bij deze indeling spelen de restconcentratienorm voor asbesthoudende grond (100 mg/kg droge stof gewogen) en de interventiewaarde voor asbesthoudende grond (eveneens 100 mg/kg droge stof gewogen) een belangrijke rol. De restconcentratienorm en interventiewaarde voor asbesthoudende grond, zijnde 100 mg/kg droge stof, betreft een gewogen norm. Deze gewogen norm kan worden berekend op basis van de formule: 1 x serpentijnasbestgehalte + 10 x amfiboolasbestgehalte.
De volgende partijen zijn te onderscheiden:
1.
gewogen gehalte asbest onder de restconcentratienorm c.q. de interventiewaarde;
2.
gewogen gehalte asbest gelijk aan of boven de restconcentratienorm c.q. de interventiewaarde.
d
Overige verontreinigingen
De verwerkingskosten van thermische reiniging nemen stapsgewijs toe voor olie, PAK/cyanide en chloorkoolwaterstoffen (CKW’s). Daarom dient de verontreinigde grond te worden onderscheiden (na de indeling op zware metalen) in partijen verontreinigd met alleen olie (PAK < 50mg/kg ds., cyanide < 25mg/kg ds., CKW’s < 20mg/kg ds.), partijen met PAK > 50mg/kg ds. en/of cyanide > 25mg/kg ds. (al dan niet met olie doch zonder CKW’s > 20mg/kg ds.) en partijen met CKW’s > 20mg/kg ds. (al dan niet met olie en/of PAK en/of cyanide); anders gelden voor de gehele partij de hoogste verwerkingskosten.
Voor natte reiniging nemen de reinigingskosten toe als de verontreinigingen meer dan een factor 5 boven de samenstellingswaarden herbruikbare grond (bijlage 2 Bsb) liggen. Daarom dient de verontreinigde grond te worden onderscheiden (na het indelen op zware metalen) in grond met verontreinigingen beneden 5 maal de samenstellingswaarde herbruikbare grond en grond met verontreinigingen boven 5 maal de samenstellingswaarde herbruikbare grond.