Besluit van 15 juni 2005, houdende regels met betrekking tot de minimumopslagcapaciteit voor dierlijke meststoffen (Besluit opslagcapaciteit dierlijke meststoffen Meststoffenwet)

Besluit opslagcapaciteit dierlijke meststoffen Meststoffenwet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van 14 september 2004, nr. TRCJZ/2004/5069, Directie Juridische Zaken, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
Gelet op artikel 5, vierde lid, in samenhang met Bijlage III, onderdeel 1, onder 2, van richtlijn nr. 91/676/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PbEG L 375);
De Raad van State gehoord (advies van 20 oktober 2004, nr. W11.04.0457/V);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van 9 juni 2005, nr. TRCJZ/2005/1696, Directie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    producent van dierlijke meststoffen: persoon of rechtspersoon die, of samenwerkingsverband van personen of rechtspersonen dat dierlijke meststoffen produceert;

  • b.

    opslagruimte voor dierlijke meststoffen: ruimte voor de opslag van dierlijke meststoffen waarvoor een vergunning geldt als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer, of waarop een algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 8.40 van de Wet milieubeheer van toepassing is.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Ingeval de producent kan aantonen dat, als gevolg van bijzondere omstandigheden betreffende de soort of de categorie van de gehouden dieren, het huisvestingssysteem, het drinkwatersysteem, de samenstelling van het diervoeder of andere aspecten van het bedrijfssysteem, de hoeveelheid dierlijke meststoffen per dier lager is dan de krachtens artikel 2, tweede lid, onderdeel b, vastgestelde norm, geldt deze lagere waarde voor de toepassing van de artikelen 2 en 3.

Artikel

5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel

6

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit opslagcapaciteit dierlijke meststoffen Meststoffenwet.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit , C. P. Veerman
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer , P. L. B. A. van Geel
De Minister van Justitie , J. P. H. Donner