Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 30 juni 2005, nr. KvI2005126511, houdende regels met betrekking tot het uitvoeren van metingen van emissies (Regeling meetmethoden emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A 2005)
Regeling meetmethoden emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A 2005
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
brandstofdebiet: de hoeveelheid brandstof per tijdseenheid, uitgedrukt in kilogram, kubieke meter of liter per uur.
§
2
Meetmethoden
Artikel
2
Een continue meting van een grootheid, genoemd in tabel A in de bij deze regeling behorende bijlage, wordt uitgevoerd overeenkomstig de in die tabel voor die grootheid aangewezen norm.
Artikel
3
In afwijking van artikel 2 kan bij het continu meten van de concentratie van stikstofoxiden worden volstaan met het continu meten van de concentratie van stikstofmonoxide in het rookgas indien een kalibratie is uitgevoerd ten opzichte van de meting van de totale concentratie stikstofoxiden in het rookgas.
Artikel
4
Een afzonderlijke meting en een parallelmeting van een grootheid, genoemd in tabel B in de bij deze regeling behorende bijlage, worden uitgevoerd overeenkomstig de in die tabel voor die grootheid aangewezen norm.
Artikel
5
De kwaliteit van een afzonderlijke meting en een parallelmeting wordt geborgd overeenkomstig de in tabel C in de bij deze regeling behorende bijlage aangewezen normen.
Artikel
6
1
De bepaling van het stikstofgehalte, het asgehalte en de stookwaarde van brandstoffen geschiedt overeenkomstig de in tabel D in de bij deze regeling behorende bijlage aangewezen normen.
Met de krachtens deze regeling aangewezen normen worden gelijkgesteld normen die worden vastgesteld of aangewezen in een andere lidstaat van de Europese Unie, Turkije dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte, die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de in de bij deze regeling behorende bijlage aangewezen normen wordt nagestreefd.
Artikel
8
In afwijking van de voor de meting van het rookgasdebiet in tabel A en B in de bij deze regeling behorende bijlage voorgeschreven meetnorm mag het rookgasdebiet worden berekend aan de hand van het brandstofdebiet, de brandstofsamenstelling en de zuurstofconcentratie in het rookgas.
Artikel
9
Bij een meting worden tevens alle parameters die noodzakelijk zijn om vast te stellen of aan de ingevolge het besluit van toepassing zijnde emissie-eis is voldaan, gelijktijdig gemeten.
Artikel
10
Indien bij continue metingen meer dan eenderde deel van de gemeten concentraties waaruit een gemiddelde wordt berekend, ontbreekt, wordt het op basis van die waarden gemeten gemiddelde buiten beschouwing gelaten bij de toetsing aan de van toepassing zijnde emissie-eis.
Artikel
11
Het omrekenen van gemeten concentraties naar de te toetsen waarden geschiedt volgens de gangbare meetpraktijk.
Artikel
12
Bij een stookinstallatie worden de voorzieningen aangebracht die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de krachtens het besluit en deze regeling voorgeschreven metingen.
Artikel
13
Indien de bij een stookinstallatie geïnstalleerde meetapparatuur voor continue metingen niet goed functioneert:
a.
worden de nodige maatregelen genomen opdat die apparatuur zo spoedig mogelijk weer goed functioneert;
b.
wordt de werking van de rookgasreinigingsinstallatie niet verminderd, tenzij dit op technische gronden onvermijdelijk is;
c.
wordt, zodra deze situatie langer duurt dan 24 uur, het bevoegd gezag zo spoedig mogelijk hiervan op de hoogte gesteld.
Artikel
14
1
Het bevoegd gezag wordt ten minste twee weken van tevoren op de hoogte gesteld van de datum en het tijdstip waarop een afzonderlijke meting of een parallelmeting zal worden uitgevoerd.
2
Indien een afzonderlijke meting of parallelmeting geen doorgang vindt, wordt het bevoegd gezag uiterlijk op de datum, bedoeld in het eerste lid, hiervan op de hoogte gesteld.
Artikel
15
1
Een afzonderlijke meting bestaat uit een serie van tenminste drie deelmetingen.
2
De duur van een deelmeting bedraagt een half uur. Wanneer het meettechnisch niet mogelijk is de deelmeting in die tijd uit te voeren, mag de deelmeting ten hoogste twee uur bedragen.
3
De duur van een parallelmeting die wordt uitgevoerd ten behoeve van de kalibratie of verificatie van de meetapparatuur voor continue metingen, bedraagt tenminste een half uur.
De serie van negen deelmetingen, bedoeld in het eerste lid, wordt binnen een periode van een week uitgevoerd. Artikel 17, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
3
Bij de metingen, bedoeld in het eerste lid, gelden de emissie-eisen als in acht genomen, indien:
a.
het gemiddelde van de verkregen meetuitkomsten lager ligt dan de waarde van de emissie-eis, en
b.
acht van de negen meetuitkomsten, bedoeld in het eerste lid, lager liggen dan de waarde van de emissie-eis.
Artikel
17
1
Bij een continue meting worden de meetresultaten continu geregistreerd.
2
Tevens worden hierbij geregistreerd:
a.
de voor de componenten toegepaste meetmethodes;
b.
voor zover van toepassing: de vastgestelde uitworpkarakteristiek alsmede de voor de parameters van de uitworpkarakteristiek toegepaste meetmethodes;
c.
de bedrijfscondities van de stookinstallatie, voor zover die gegevens noodzakelijk zijn voor de vaststelling of aan de van toepassing zijnde emissie-eis wordt voldaan.
Artikel
18
De ingevolge artikel 17 geregistreerde gegevens worden op een dusdanige wijze uitgewerkt dat het bevoegd gezag kan beoordelen of in overeenstemming met het besluit en deze regeling is gehandeld.
Artikel
19
1
Indien bij een stookinstallatie een rookgasontzwavelingsinstallatie is geïnstalleerd, wordt het ontzwavelingspercentage dagelijks bepaald op basis van het etmaalgemiddelde van de met de brandstof toegevoerde massahoeveelheid zwavelverbindingen, berekend als zwavel, en het etmaalgemiddelde van de met het rookgas uitgeworpen massahoeveelheid zwavelverbindingen, berekend als zwavel.
2
Bij een stookinstallatie voor kolen mag, indien dat nodig is voor de berekening van het ontzwavelingspercentage, de hoeveelheid zwavelverbindingen in de as worden gemeten met een methode in overeenstemming met de algemeen aanvaarde meetpraktijk, of worden gelijkgesteld aan 5% van de hoeveelheid zwavelverbindingen in de kolen, berekend als zwavel.
indien de uitworp van een stookinstallatie wordt bepaald door een afzonderlijke meting: op basis van de in een kalenderjaar gemiddelde belasting en het aantal bedrijfsuren van de stookinstallatie, alsmede van het resultaat van de meest recente afzonderlijke meting die ter voldoening aan het besluit is uitgevoerd;
b.
indien de uitworp van een stookinstallatie wordt bepaald met toepassing van artikel 33 of 37, tweede lid, van het besluit: op basis van de in het kalenderjaar ingezette hoeveelheid van elke brandstof en het zwavelgehalte daarvan.
2
Met betrekking tot de raming van de uitgeworpen massahoeveelheid stikstofdioxide en stof, bedoeld in artikel 43a, tweede lid, van het besluit, is het eerste lid, onder a, van overeenkomstige toepassing.
Artikel
21
1
De meetresultaten en bedrijfscondities van de ter voldoening aan de voorschriften van het besluit en deze regeling uitgevoerde afzonderlijke metingen en parallelmetingen en de bewerking daarvan worden in een rapport vastgelegd. Deze vastlegging wordt op een dusdanige wijze uitgevoerd dat het bevoegd gezag kan beoordelen of in overeenstemming met het besluit en deze regeling is gehandeld.
2
Het in het eerste lid bedoelde rapport wordt binnen drie maanden nadat een afzonderlijke meting of parallelmeting is uitgevoerd, aan het bevoegd gezag gezonden.
Artikel
22
Indien geen gebruik wordt gemaakt van de resultaten van een afzonderlijke meting of een parallelmeting, wordt dit met opgave van redenen gemeld aan het bevoegd gezag. Bij deze melding worden die meetresultaten gevoegd.
Artikel
23
1
Voor de herleiding van de uitworp van zuigermotoren, gasturbines en gasturbine-installaties naar ISO-luchtcondities, bedoeld in de artikelen 20, 20a, 23 en 23a van het besluit, wordt de volgende formule toegepast:
E = Em ∙ √(101,3/Pm) ∙ (Tm/288)-1,53 ∙ e19(Xm - 0,0063),
waarbij wordt verstaan onder:
E = stikstofoxidenuitworp (g/GJ) herleid tot ISO-luchtcondities;
Em = gemeten stikstofoxidenuitworp (g/GJ);
Pm = gemeten atmosferische druk bij de inlaat van de compressor (kPa);
Tm = temperatuur van de inlaatlucht (Kelvin);
xm = gemeten vochtgehalte van de inlaatlucht (in kg water per kg droge lucht).
2
In afwijking van het eerste lid mag een andere formule worden toegepast indien kan worden aangetoond dat toepassing daarvan een nauwkeuriger resultaat oplevert dan toepassing van de in het eerste lid bedoelde formule.
Artikel
24
1
Bij een zuigermotor mag, in afwijking van artikel 23:
a.
indien tijdens een afzonderlijke meting de temperatuur van de aangezogen lucht lager is dan 288 Kelvin en de vochtigheid van de aangezogen lucht hoger is dan 0,0063 kg water per kg lucht, de gemeten waarde worden gelijkgesteld aan de naar ISO-luchtcondities gecorrigeerde waarde;
b.
in andere gevallen dan die, bedoeld onder a: 95% van de gemeten waarde worden gelijkgesteld aan de naar ISO-luchtcondities gecorrigeerde waarde.
2
In afwijking van het eerste lid mag de herleiding naar ISO-luchtcondities geschieden op een andere wijze, indien kan worden aangetoond dat zulks een nauwkeuriger resultaat oplevert dan toepassing van het eerste lid.
§
3
Slotbepalingen
Artikel
25
De in de bij deze regeling behorende bijlage aangewezen normen alsmede de aanvullingen en correctiebladen met betrekking tot deze normen worden ter inzage gelegd bij de bibliotheek van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer te Den Haag.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Artikel
28
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling meetmethoden emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A 2005.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P.L.B.A. vanGeel
Bijlage
–
ISO: door de International Organisation for Standardization uitgegeven norm;
–
NEN-ISO: door de International Organisation for Standardization opgestelde en door het Nederlands Normalisatie Instituut als Nederlandse norm aanvaarde en uitgegeven norm;
–
EPA: door de U.S. Environmental Protection Agency uitgegeven norm;
–
ASTM: door de American Society for Testing and Materials uitgegeven norm.
Tabel A. Meetnormen voor continue metingen als bedoeld in artikel 2
SO2-concentratie
NEN-ISO
7935
2001
Stationary source emissions – Determination of the mass concentration of sulfur dioxide – performance characteristics of automated measuring methods
O2-concentratie
NEN-ISO
12039
2001
Stationary source emissions – Determination of carbon monoxide, carbon dioxide and oxygen – performance characteristics and calibration of automated measuring systems
NOx-concentratie
NEN-ISO
10849
1998
Stationary source emissions – Determination of the mass concentration of nitrogen oxides – performance characteristics of automated measuring systems
Debiet
NEN-ISO
14164
1999
Stationary source emissions – Determination of the volume flowrate of gas streams in ducts – automated method
Tabel B. Meetnormen voor afzonderlijke metingen en parallelmetingen als bedoeld in artikel 4
Debiet
ISO
10780
1994
Stationary source emissions – Measurement of velocity and volume flow rate of gas streams in ducts
H2O-concentratie
EPA method
4
2000
Determination of moisture content in stack gases
O2-concentratie
NEN-ISO
12039
2001
Stationary source emissions – Determination of carbon monoxide, carbon dioxide and oxygen – performance characteristics and calibration of automated measuring systems
SO2-concentratie
ISO
7934
1998
Stationary source emissions – Determination of the mass concentration of sulfur dioxide – Hydrogen peroxide/barium perchlorate/Thorin method
NOx-concentratie
NEN-ISO
10849
1998
Stationary source emissions – Determination of the mass concentration of nitrogen oxides – performance characteristics of automated measuring systems
Tabel C. Algemene normen voor kwaliteitsborging van afzonderlijke en parallelmetingen als bedoeld in artikel 5
Prestatiekenmerken meetmethoden luchtkwaliteit
ISO
6879
1995
Air quality – Performance characteristics and related concepts for air quality measuring methods
Prestatiekenmerken meetmethoden luchtkwaliteit
ISO
9169
1994
Air quality – Determination of performance characteristics of measurement methods
Monsterneming geautomatiseerde metingssystemen
NEN-ISO
10396
1999
Stationary source emissions – Sampling for the automated determination of gas concentrations
Tabel D. Normen voor het vaststellen van de brandstofeigenschappen, bedoeld in artikel 6
Stikstofgehalte van een vloeibare brandstof
ASTM
D 3228
03
Test Method for Total Nitrogen in Lubricating Oils and Fuel Oils by modified Kjeldahl Method
Asgehalte van een vloeibare brandstof
ASTM
D 482
04
Standard Test Method for Ash from Petroleum Products
Stookwaarde van een vaste brandstof
NEN-ISO
1928
1995
Vaste brandstoffen – Bepaling van de verbrandingswarmte met behulp van de bomcalorimeter en berekening van de stookwaarde
Stookwaarde van vloeibare brandstoffen
NEN
1884
1980
Vloeibare brandstoffen – Bepaling van de verbrandingswarmte met behulp van een adiabatische calorimeter en afleiding van de stookwaarde
Stookwaarde van een gasvormige brandstof
NEN-ISO
6976
C1
C2
C3
1996
Aardgas – Berekening van de verbrandingswarmte, de stookwaarde, de dichtheid, de relatieve dichtheid en de Wobbe-index uit de samenstelling