-
1.
verkeersveiligheidsrisico’s en invloedfactoren in relatie tot de bestuurder en kan deze aan de hand van praktijkvoorbeelden over drugs, alcohol, medicijnen, het afleiden tijdens het rijden, ziekte of gebreken, vermoeidheid, irritatie, stress en haast, wensen van de klant herkennen; ook kan de kandidaat de maatregelen noemen om de risico’s en de negatieve invloed van genoemde risicofactoren te vermijden;
-
2.
verkeersveiligheidsrisico’s en invloedfactoren in relatie tot andere weggebruikers en kan deze aan de hand van praktijkvoorbeelden over kwetsbaarheid van bepaalde groepen verkeersdeelnemers, regelovertredend gedrag, gebruik van alcohol, drugs en medicijnen, risicogroepen waaronder voetgangers, gehandicapten, ouderen, kinderen, fietsers, snorfietsers en bromfietsers, zelfoverschatting van bijvoorbeeld beginnende bestuurders, afleiding, ziekte of gebreken, vermoeidheid, irritatie en stress herkennen; ook kan de kandidaat de maatregelen noemen om de risico’s en de negatieve invloed van genoemde risicofactoren te vermijden;
-
3.
het belang, de inhoud en de uitvoering van veilig, comfortabel, vlot en energiezuinig rijden en de relatie daarvan met onnodige slijtage en brandstofgebruik van het voertuig zoals het starten zonder gas geven, de wijze van accelereren en schakelen, het anticiperen, het rijden met een gelijkmatige snelheid, het aanhouden van een ruimtekussen en het vergroten van de reactietijd of de ruimte, en de wijze van vertragen of het afzetten van de motor bij korte stops;
-
4.
de relatie tussen comfortabel en veilig rijden, het comfort van de passagiers en de beeldvorming van de branche.