Besluit van 22 november 2005, houdende regels inzake de verstrekking van borgstellingen ter zake van kredieten voor scheepsnieuwbouw (Besluit borgstelling scheepsnieuwbouw)

Besluit borgstelling scheepsnieuwbouw

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 25 april 2005, nr. WJZ 5022793;
De Raad van State gehoord (advies van 22 juli 2005, nr. W10.05.0157/II);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 21 november 2005, nr. WJZ 5716536;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;

  • b.

    ondernemer: natuurlijke persoon of rechtspersoon, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, die een onderneming in stand houdt;

  • c.

    groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • 1°.

      een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:

      • meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • volledig aansprakelijk vennoot is van, of

      • overwegende zeggenschap heeft over,

      een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

    • 2°.

      laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

  • d.

    scheepswerf: een ondernemer die schepen ontwerpt, ontwikkelt, bouwt en uitrust, hetzij zelfstandig, hetzij deel uitmakend van een groep;

  • e.

    bank:

  • f.

    schip: een zichzelf voortstuwend schip, met een minimaal vermogen van 365 kW of een minimaal tonnage van 500 bruto ton, niet zijnde een schip dat overeenkomstig zijn fundamentele en technisch vermogen is bedoeld om voor militaire doeleinden te worden gebruikt;

  • g.

    contractprijs: de tussen opdrachtgever en scheepswerf overeengekomen prijs voor de bouw van een schip, met inbegrip van stelposten voor zover daarvoor in het contract vaste of geschatte bedragen zijn opgenomen en met uitzondering van de eventueel verschuldigde omzetbelasting;

  • h.

    kredietovereenkomst: schriftelijke overeenkomst tussen een scheepswerf en een bank waarbij de bank krediet verstrekt aan de scheepswerf voor de bouw in Nederland van een nieuw schip;

  • i.

    kredietbedrag: het bedrag dat op grond van de kredietovereenkomst als krediet wordt verstrekt voor de bouw in Nederland van een nieuw schip;

  • j.

    opdrachtgever: natuurlijke persoon of rechtspersoon die opdracht heeft gegeven tot de bouw van een schip.

Artikel

2

Onze Minister kan ten behoeve van de financiering van de bouw in Nederland van een nieuw schip op aanvraag van een bank een subsidie verlenen aan een bank in de vorm van een borgstelling voor de terugbetaling van een krediet dat de bank op grond van een kredietovereenkomst aan een in Nederland gevestigde scheepswerf heeft verstrekt.

Artikel

3

Artikel

4

§

2

Aanvraag en beslissing op de aanvraag

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Onze Minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag indien:

  • a.

    de aanvraag niet voldoet aan dit besluit;

  • b.

    de Staat ten behoeve van de scheepswerf reeds een garantie, borgstelling, verzekering of herverzekering voor de financiering van de bouw van het schip heeft afgegeven;

  • c.

    de contractprijs minder dan € 3.000.000 of meer dan € 100.000.000 bedraagt;

  • d.

    onvoldoende vertrouwen bestaat in de technische en economische haalbaarheid van de bouw van het schip;

  • e.

    het kredietbedrag meer dan 80 procent van de contractprijs betreft;

  • f.

    de kredietovereenkomst ten aanzien van het kredietbedrag een looptijd heeft van meer dan 36 maanden;

  • g.

    de bank onvoldoende de naar normaal bankgebruik maximaal mogelijke zekerheden heeft gevestigd of zal vestigen bij de verstrekking van het kredietbedrag aan de scheepswerf;

  • h.

    de bank op het moment van het verstrekken van het kredietbedrag waarvoor de Staat borg staat een lopende financieringsfaciliteit verlaagt;

  • i.

    door de verlening van de borgstelling het totaal van de op grond van dit besluit verleende borgstellingen ten behoeve van de scheepswerf of van de groep, waartoe deze scheepswerf behoort, meer zou bedragen dan 30 procent van het bij of krachtens artikel 4 vastgestelde bedrag;

  • j.

    gegronde vrees bestaat dat de scheepswerf zich in financiële moeilijkheden bevindt;

  • k.

    onvoldoende vertrouwen bestaat dat de scheepswerf de capaciteiten heeft om de bouw van het schip naar behoren uit te voeren;

  • l.

    uit het contract, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel c, niet blijkt dat de opdrachtgever, terzake van de opdracht waarvoor de scheepswerf een kredietovereenkomst heeft afgesloten, voorafgaand aan een uitbetaling van krediet op grond van de kredietovereenkomst, een of meer aanbetalingen doet ter hoogte van tenminste 5 procent van de contractprijs;

  • m.

    uit het contract, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel c, niet blijkt dat de aanbetaling door de opdrachtgever, terzake van de opdracht waarvoor de scheepswerf een kredietovereenkomst heeft afgesloten, oploopt tot tenminste 20 procent van de contractprijs tot aflevering van het schip;

  • n.

    van de bouw van het schip onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn.

Artikel

8

Onze Minister verdeelt het bij of krachtens artikel 4 vastgestelde bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag voldoet aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

Artikel

9

De beschikking tot het verlenen van een borgstelling bevat de opschortende voorwaarde dat binnen twee weken na de beschikking een overeenkomst van borgtocht, overeenkomstig het model, bedoeld in artikel 10, tot stand is gekomen tussen de Staat en de bank. Daartoe wordt een aanbod overeenkomstig het model, bedoeld in artikel 10, bij de beschikking tot het verlenen van een borgstelling gevoegd.

§

3

Overeenkomst van borgtocht en provisie

Artikel

10

Artikel

11

§

4

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

12

Onze Minister beziet eenmaal per jaar of de bij of krachtens dit besluit gestelde voorwaarden moeten worden herzien.

Artikel

13

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

Artikel

14

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit borgstelling scheepsnieuwbouw.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken , C. E. G. van Gennip
De Minister van Justitie , J. P. H. Donner