Artikel
I
Wijzigt de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Wijzigt de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Wijzigt de Provinciewet.
Wijzigt de Wet op het BTW-compensatiefonds.
Wijzigt de Huisvestingswet.
Wijzigt de Wet bodembescherming.
Wijzigt de Wet milieubeheer.
Wijzigt de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Wijzigt de Woningwet.
Wijzigt de Planwet verkeer en vervoer.
Wijzigt de Tracéwet.
Wijzigt de Wet bereikbaarheid en mobiliteit.
Wijzigt de Wet infrastructuurfonds.
Wijzigt de Wet personenvervoer 2000.
Wijzigt de Wet houdende regels met betrekking tot enkele specifieke uitkeringen aan provincies en gemeenten op het terrein van Verkeer en Waterstaat.
Wijzigt de Wet BDU verkeer en vervoer.
Wijzigt de Wet op de jeugdzorg.
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Indien voor het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, een aanvraag om een vergunning krachtens artikel 8.1 van de Wet milieubeheer is ingediend bij het dagelijks bestuur van een regionaal openbaar lichaam als bedoeld in de Kaderwet bestuur in verandering en op die aanvraag nog niet is beslist, wordt op de aanvraag beslist door burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de inrichting geheel of in hoofdzaak zal zijn of is gelegen. De behandeling van de aanvraag wordt door burgemeester en wethouders voortgezet in de staat waarin zij zich bevindt.
Een gemeenschappelijke regeling, getroffen krachtens de Kaderwet bestuur in verandering, geldt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet als een regeling, tot stand gekomen op basis van hoofdstuk XI van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Het dagelijks bestuur van een openbaar lichaam, ingesteld bij een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in het tweede lid, wijzigt binnen acht weken na inwerkingtreding van deze wet de gemeenschappelijke regeling voor zover dat noodzakelijk is in verband met de inwerkingtreding van deze wet. De gewijzigde regeling wordt gezonden aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die de regeling opneemt in het register, bedoeld in artikel 109, eerste lid, en aan gedeputeerde staten.
Indien het bestuur van een gemeente die deel uitmaakt van een gemeenschappelijke regeling waarbij een openbaar lichaam als bedoeld in het tweede lid is ingesteld, binnen drie maanden na inwerkingtreding van deze wet gedeputeerde staten meedeelt dat het een besluit als bedoeld in artikel 110, eerste lid, gewenst acht en indien gedeputeerde staten naar aanleiding van deze mededelingen gemeenten uitnodigen tot aanpassing of opheffing van de plusregio over te gaan, vindt de besluitvorming over deze aanpassing of opheffing plaats binnen een jaar na inwerkingtreding van deze wet. De artikelen 114 en 120 zijn van overeenkomstige toepassing.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. In dat besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.
Deze wet wordt aangehaald als: Wijzigingswet Wgr-plus.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.