Artikel
1
Onze Minister van Veiligheid en Justitie is belast met de taken en de uitoefening van de daaruit voortvloeiende bevoegdheden die ingevolge de in de bijlage bij dit besluit genoemde bepalingen toekomen aan een andere minister, voorzover de onverwijlde uitoefening daarvan noodzakelijk is om maatregelen te nemen ter voorkoming van een terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht of om op voorhand de gevolgen daarvan te beperken en indien overleg of overeenstemming over die maatregelen tussen Onze Minister van Veiligheid en Justitie en die andere minister niet mogelijk is binnen de beschikbare tijd.