Wet van 25 maart 2009, houdende regels inzake de volledige liberalisering van de postmarkt en de garantie van de universele postdienstverlening (Postwet 2009)

Postwet 2009

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, rekening houdend met richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst (PbEG 1998 L 15), wenselijk is de bepalingen met betrekking tot het postvervoer aan te passen aan een volledig geliberaliseerde markt voor postdiensten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

§

1.1

Begripsbepalingen

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Hoofdstuk

2

Regels voor postvervoerbedrijven

§

2.1

Briefgeheim

Artikel

4

Een postvervoerbedrijf zorgt ervoor dat bij de uitvoering van postvervoerdiensten het grondwettelijk briefgeheim niet wordt geschonden.

Artikel

5

Gesloten poststukken die in het kader van postvervoerdiensten als onbestelbaar zijn aan te merken en niet aan de afzender kunnen worden teruggegeven, kunnen slechts worden geopend op last van de kantonrechter te ’s-Gravenhage, zulks uitsluitend ter opsporing van de voor teruggave of aflevering nodige gegevens omtrent de afzender of de geadresseerde.

Artikel

6

Beslag op poststukken welke in het kader van postvervoerdiensten aan een postvervoerbedrijf zijn toevertrouwd, is slechts toegelaten in de gevallen dat de wet een zodanig beslag uitdrukkelijk regelt.

§

2.2

Klachtbehandeling door postvervoerbedrijven

Artikel

7

§

2.3

Arbeidsvoorwaarden

Artikel

8

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gesteld over in acht te nemen arbeidsvoorwaarden indien:

  • a.

    tegen sociaal onaanvaardbare arbeidsvoorwaarden arbeid wordt verricht,

  • b.

    er sprake is van een tijdelijk zich tot de postsector beperkend probleem, en

  • c.

    voor zover het probleem niet kan worden opgelost door aanpassing van algemeen geldende voorschriften of bij overeenkomst tussen de desbetreffende werkgever en vertegenwoordigers van werknemersorganisaties.

Hoofdstuk

3

Onderlinge dienstverlening

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Een ieder die een systeem met adresgegevens, betreffende de verhuisgegevens van een geadresseerde of de gegevens over het tijdelijk stopzetten van de postbezorging op verzoek van de geadresseerde, exploiteert of beheert is verplicht binnen redelijke termijn en tegen redelijke, objectief gerechtvaardigde, transparante en non-discriminatoire voorwaarden en tarieven de voor doelmatige postbezorging benodigde gegevens uit dit systeem aan postvervoerbedrijven te verstrekken.

Artikel

12

Artikel

13

Een ieder die postbussen exploiteert, is verplicht aan postvervoerbedrijven toegang te verlenen tot zijn postbussen tegen redelijke, objectief gerechtvaardigde, transparante en non-discriminatoire voorwaarden en tarieven.

Hoofdstuk

4

Universele postdienst

§

4.1

Algemeen

Artikel

14

Dit hoofdstuk is van toepassing op de verlener van de universele postdienst voor zover deze postvervoerdiensten verricht die tot de universele postdienst behoren.

§

4.2

Aanwijzing verlener van universele postdienst

Artikel

15

§

4.3

Omvang universele postdienst

Artikel

16

Artikel

17

§

4.4

Verplichtingen voor de universele postdienstverlener

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Een verlener van de universele postdienst kan gedeelten van de universele postdienst door anderen onder zijn verantwoordelijkheid doen uitvoeren.

Artikel

22

Artikel

23

§

4.5

Voorwaarden en tarieven voor de universele postdienst

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

In afwijking van de artikelen 24 en 25 worden de kosten van het vervoer van poststukken die in hoofdzaak tekst bevatten in voor blinden bestemde tekens en die elk afzonderlijk ten hoogste zeven kilogram wegen door de verlener van de universele postdienst gedragen.

Artikel

27

Artikel

28

§

4.6

Aansprakelijkheid verlener van de universele postdienst

Artikel

29

§

4.7

Financiering van de universele postdienst

Artikel

30

Artikel

31

Hoofdstuk

5

Wereldpostunie

Artikel

32

Hoofdstuk

6

Overige bepalingen

Artikel

33

Artikel

34

De gemeenteraad kan voor de plaatsing van brievenbussen aan de openbare weg regels stellen, tenzij door het stellen van regels:

  • a.

    de verlener van de universele postdienst de universele postdienst niet kan verrichten;

  • b.

    postvervoerbedrijven, niet zijnde een verlener van de universele postdienst, hun diensten niet onder voor deze bedrijven vergelijkbare voorwaarden kunnen aanbieden.

Artikel

35

De afbeelding van de Koning op een postzegel of postzegelafdruk behoeft Diens goedkeuring.

Artikel

36

Hoofdstuk

7

Toezicht en handhaving

§

7.1

Algemeen

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

39

Artikel

40

§

7.2

Registratie

Artikel

41

Een postvervoerbedrijf deelt aan het college in ieder geval de naam, het adres, de vestigingsplaats en een beschrijving van de aangeboden postvervoerdiensten mee.

Artikel

42

Artikel

43

Artikel

44

Artikel

45

§

7.3

Aanwijzingen

Artikel

47

§

7.4

Bestuursdwang

Artikel

48

§

7.5

Bestuurlijke boete

Artikel

49

Artikel

50

Artikel

51

Artikel

52

Artikel

53

Artikel

54

Artikel

55

Artikel

56

Artikel

57

Hoofdstuk

8

Geschillenbeslechting

Artikel

58

Artikel

59

Artikel

60

Artikel

61

Een postvervoerbedrijf volgt het door het college op grond van artikel 60 genomen besluit op. Het college kan daarbij een termijn stellen.

Artikel

62

Het college doet mededeling in de Staatscourant van een besluit als bedoeld in artikel 60.

Artikel

63

Hoofdstuk

9

Kosten werkzaamheden college

Artikel

64

Artikel

65

Hoofdstuk

10

Implementatie van Europese richtlijnen en verordeningen

Artikel

66

Hoofdstuk

11

Buitengewone omstandigheden

Artikel

67

In bijzondere omstandigheden in verband met de handhaving van de internationale rechtsorde of met de internationale betrekkingen is Onze Minister bevoegd om in overeenstemming met Onze Minister van Buitenlandse Zaken aan een verlener van de universele postdienst en zo nodig aan een ander postvervoerbedrijf aanwijzingen te geven met betrekking tot het postvervoer van of naar gebieden buiten Nederland.

Artikel

68

Artikel

70

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

71

Artikel

72

Onze Minister geeft aan een verlener van de universele postdienst voorschriften ten aanzien van de door deze te nemen organisatorische en personele maatregelen met betrekking tot de voorbereiding van de uitvoering van de universele postdienst in buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 68 en de door deze daarover aan Onze Minister te verstrekken informatie. Onze Minister bepaalt in die voorschriften welke kosten van de uitvoering redelijkerwijs ten laste van een verlener van de universele postdienst komen.

Hoofdstuk

12

Beroep

Hoofdstuk

13

Wijziging in andere wetten

§

13.1

Ministerie van Justitie

Artikel

74

Wijzigt het Burgerlijk Wetboek Boek 8.

Artikel

75

Wijzigt de Faillissementswet.

Artikel

76

Wijzigt de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie.

Artikel

77

Wijzigt het Wetboek van Strafrecht.

Artikel

78

Wijzigt het Wetboek van Strafvordering.

§

13.2

Ministerie van Binnenlandse Zaken

Artikel

79

Wijzigt de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden.

§

13.3

Ministerie van Financiën

Artikel

80

Wijzigt de Postbankwet.

Artikel

81

Wijzigt de Wet op de omzetbelasting 1968.

§

13.4

Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Artikel

82

Wijzigt de Luchtvaartwet.

§

13.5

Ministerie van Economische Zaken

Artikel

83

Wijzigt de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit.

Hoofdstuk

14

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

84

In afwijking van artikel 15, eerste lid, wordt met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 15, eerste lid, een bij besluit van Onze Minister te bepalen rechtspersoon aangewezen als verlener van de universele postdienst.

Artikel

85

Onze Minister zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet en vervolgens telkens na vier jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel

87

De Postwet wordt ingetrokken.

Artikel

88

Artikel

89

Wijzigt deze wet.

Artikel

90

Deze wet wordt aangehaald als: Postwet met vermelding van het jaartal van het Staatsblad waarin zij zal worden geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken, F. Heemskerk
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin