Regeling van de Minister van Economische Zaken van 29 januari 2006, nr. WJZ 6007061, houdende regels inzake de verstrekking van subsidies in het kader van innovatieprogramma’s (Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten)

Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten

De Minister van Economische Zaken,

Besluit:

Hoofdstuk

1

Definities en toepassingsbereik

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    minister: de Minister van Economische Zaken;

  • b.

    innovatieproject: een samenhangend geheel van activiteiten, dat is gericht op innovatie voor Nederland en een bijdrage kan leveren aan duurzame economische groei in Nederland;

  • c.

    ondernemer: natuurlijk persoon of rechtspersoon, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, die een onderneming in stand houdt;

  • d.

    MKB-ondernemer: een ondernemer die een onderneming in stand houdt in de zin van verordening (EG) nr. 364/2004 van de Commissie van 25 februari 2004 (PbEG L 63) tot wijziging van verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen;

  • e.

    kennisinstelling:

  • f.

    groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • 1°.

      een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:

      • meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • volledig aansprakelijk vennoot is van of

      • overwegende zeggenschap heeft over

      een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

    • 2°.

      laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

  • g.

    innovatie-samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste twee niet in een groep verbonden partijen, dat is opgericht ten behoeve van de uitvoering van een innovatieproject;

  • h.

    fundamenteel onderzoek: de uitbreiding van de algemene wetenschappelijke en technische kennis, zonder industriële of commerciële doelstellingen;

  • i.

    industrieel onderzoek: onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis met het doel deze te gebruiken bij de ontwikkeling van nieuwe producten, processen of diensten of om bestaande producten, processen of diensten aanmerkelijk te verbeteren;

  • j.

    preconcurrentiële ontwikkeling: het omzetten van de resultaten van industrieel onderzoek in plannen, schema’s of ontwerpen voor nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, processen of diensten.

Artikel

2

Bepalingen uit deze regeling kunnen van toepassing worden verklaard op subsidies die de minister verstrekt voor de uitvoering van een innovatieproject.

Hoofdstuk

2

Hoogte subsidie, subsidiabele kosten en adviescommissie

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Hoofdstuk

3

Procedure algemeen

Titel

3.1

Aanvraag en beslissing op de aanvraag

Afdeling

3.1.1

Aanvraag

Artikel

7

Afdeling

3.1.2

Beslissing op de aanvraag per verdelingsmechanisme

§

3.1.2.1

Verdeling op volgorde van binnenkomst

Artikel

8

Ieder begrotingsjaar wordt bij ministeriële regeling een subsidieplafond vastgesteld voor het in dat jaar verlenen van subsidies. Daarbij kunnen afzonderlijke subsidieplafonds worden vastgesteld voor bepaalde categorieën aanvragers en voor bepaalde categorieën innovatieprojecten.

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

De minister geeft een beschikking binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

§

3.1.2.2

Verdeling door middel van een tendersysteem

Artikel

12

Bij ministeriële regeling wordt een subsidieplafond vastgesteld voor het verlenen van subsidies op de in een vastgestelde periode ontvangen aanvragen. Daarbij kunnen afzonderlijke subsidieplafonds worden vastgesteld voor bepaalde categorieën aanvragers en voor bepaalde categorieën innovatieprojecten.

Artikel

13

Artikel

14

De minister geeft een beschikking binnen dertien weken na de laatste dag van de voor de tender vastgestelde periode om aanvragen in te dienen.

Afdeling

3.1.3

Afwijzingsgronden

Artikel

15

De minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag indien:

  • a.

    de aanvraag niet voldoet aan de hiervoor geldende regelgeving;

  • b.

    onvoldoende vertrouwen bestaat dat de betrokkenen het innovatieproject kunnen financieren;

  • c.

    het onaannemelijk wordt geacht, dat het innovatieproject binnen de bij ministeriële regeling vastgestelde termijn kan worden voltooid;

  • d.

    aannemelijk is, dat het innovatieproject ook zonder de subsidie zonder belangrijke vertraging zou worden uitgevoerd;

  • e.

    onvoldoende vertrouwen bestaat in de technische en economische haalbaarheid van het innovatieproject;

  • f.

    onvoldoende vertrouwen bestaat dat de betrokkenen de capaciteiten hebben om het innovatieproject naar behoren uit te voeren;

  • g.

    van het innovatieproject onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn;

Titel

3.2

Voorschotten

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

De minister beschikt afwijzend op een aanvraag om een voorschot, indien de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan ingevolge de subsidieverlening voor hem geldende verplichtingen, indien hij failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Titel

3.3

Vaststelling

Artikel

19

Artikel

20

De minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag daartoe dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken.

Titel

3.4

Innovatie-samenwerkingsverbanden

Artikel

21

Indien sprake is van een innovatie-samenwerkingsverband, wijst dit samenwerkingsverband één deelnemer aan als penvoerder.

Artikel

22

Indien subsidie wordt verstrekt voor een innovatieproject dat wordt uitgevoerd door een innovatie-samenwerkingsverband, vermeldt de beschikking tot subsidieverlening een raming van de subsidiabele kosten per deelnemer in het innovatie-samenwerkingsverband.

Artikel

23

Indien de subsidie-ontvangers in een innovatie-samenwerkingsverband verplicht zijn tot terugbetaling van de subsidie, is elke deelnemer in het innovatie-samenwerkingsverband tot ten hoogste het naar rato van de voor hem geraamde subsidiabele kosten aansprakelijk voor terugbetaling van de subsidie.

Hoofdstuk

4

Procedure bij subsidie in de vorm van krediet en in de vorm van garantie

Titel

4.1

Procedure bij subsidie in de vorm van krediet

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

Titel

4.2

Procedure bij subsidie in de vorm van garantie

Artikel

27

Hoofdstuk

5

Verplichtingen voor de subsidie-ontvanger algemeen

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

33

Artikel

34

De minister kan bij de subsidieverlening nadere verplichtingen opleggen.

Hoofdstuk

6

Verplichtingen voor de subsidie-ontvanger bij subsidie in de vorm van krediet

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

37

Bij de subsidieverlening wordt de verplichting opgelegd tot indiening van één of meer tussenrapportages over de uitvoering van het project, met inbegrip van een vergelijking van die uitvoering met het projectplan en de gerealiseerde kosten ten opzichte van de bij de subsidieverlening vermelde begroting.

Artikel

38

Hoofdstuk

7

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

39

Deze regeling treedt in werking op de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

40

Deze regeling wordt aangehaald als: Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag
De Minister van Economische Zaken, L.J.Brinkhorst