Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 1 februari 2006, nr. LMV 2006.229362, Directie Lokale Milieukwaliteit en Verkeer, Afdeling Sturing Bodemsaneringsoperatie, houdende nadere regels voor uniforme saneringen (Regeling uniforme saneringen)

Regeling uniforme saneringen

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Besluit:

Paragraaf

1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1

Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    besluit: het Besluit uniforme saneringen;

  • b.

    streefwaarde: de getalsmatige invulling van het concentratieniveau aan de hand waarvan kan worden getoetst of sprake is van een relatief onbelaste bodem/sediment (Circulaire streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering, Stcrt. 2000, 39);

  • c.

    interventiewaarde: de getalsmatige invulling van het concentratieniveau waarboven sprake is van een geval van ernstige verontreiniging (Circulaire streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering, Stcrt. 2000, 39);

  • d.

    tussenwaarde: het rekenkundig gemiddelde van de streefwaarde en de interventiewaarde van een verontreinigende stof;

  • e.

    immobiele verontreinigingssituatie: een situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich tot ten hoogste de tussenwaarde hebben verspreid naar het grondwater;

  • f.

    mobiele verontreinigingssituatie: een situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich tot meer dan de tussenwaarde hebben verspreid naar het grondwater;

  • g.

    achtergrondwaarden: het rekenkundig gemiddelde van de concentraties aan verontreinigende stoffen in de bodem, die diffuus verspreid binnen een afgebakend gebied voorkomen;

  • h.

    VROM-protocol: VROM-protocol: kwaliteit uitvoering en begeleiding uniforme saneringen (www.vrom.nl);

  • i.

    projectgebied de Kempen: het gebied bedoeld in bijlage 3;

  • j.

    NVN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven voornorm;

  • k.

    NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm;

  • l.

    NVN 5725: Bodem – Leidraad voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend, oriënterend en nader onderzoek, oktober 1999;

  • m.

    NEN 5740: Bodem – Onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond, oktober 1999;

  • n.

    NEN 5707: 2003: ‘Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem;

  • o.

    Richtlijn nader onderzoek deel 1: nader onderzoek voor specifieke categorieën van gevallen van bodemverontreiniging, Sdu 1995.

Artikel

1.2

Aanwijzing van categorieën van uniforme saneringen

Als categorieën van uniforme saneringen, bedoeld in artikel 39b van de wet, worden aangewezen:

  • a.

    immobiel;

  • b.

    mobiel;

  • c.

    tijdelijk uitplaatsen;

  • d.

    projectgebied de Kempen.

Artikel

1.3

Melding uniforme sanering

Artikel

1.4

Melding wijziging

Artikel

1.5

Wederzijdse erkenning

Met de in deze regeling bedoelde eisen aan de uitvoering van vooronderzoek, verkennend onderzoek, nader onderzoek of milieukundige begeleiding worden gelijkgesteld de eisen die daaraan worden gesteld in een andere lidstaat van de Europese Unie, dan wel in een staat die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte, en die ten minste een gelijkwaardig onderzoeksniveau onderscheidenlijk een gelijkwaardig niveau van milieukundige begeleiding waarborgen.

Paragraaf

2

Uitvoeringsbepalingen

Artikel

2.1

Melding aanvang saneringswerkzaamheden

Degene die saneert, meldt aan het bevoegd gezag schriftelijk de datum en het tijdstip van de feitelijke aanvang van de saneringswerkzaamheden uiterlijk vijf werkdagen voorafgaande aan de aanvang, voorzover deze gegevens niet al eerder zijn verstrekt bij de melding bedoeld in artikel 1.3 dan wel 1.4.

Artikel

2.2

Saneringsuitvoering

Artikel

2.3

Milieukundige begeleiding

Artikel

2.4

Opslag van grond

Het tijdelijk opslaan van bij de sanering vrijkomende verontreinigde grond en bodemvreemd materiaal dient te voldoen aan de volgende eisen, tenzij in paragraaf 3 anders is bepaald:

  • a.

    de tijdelijke opslag is toegestaan binnen het geval van verontreiniging;

  • b.

    depots en containers voor tijdelijke opslag dienen op deugdelijke wijze te worden afgedekt met een lekdicht folie;

  • c.

    het is niet toegestaan de opslag te laten voortduren:

    • 1°.

      na het beëindigen van de grondsanering, of

    • 2°.

      langer dan zes maanden na de aanvang van de sanering.

  • d.

    partijen verontreinigde grond worden naar aard, samenstelling en verontreiniging in te onderscheiden deelpartijen opgeslagen, zonder dat de grond een bewerking heeft ondergaan. De deelpartijen dienen fysiek te worden gescheiden.

Artikel

2.5

Afvoer van grond

Vrijgekomen asbesthoudende grond of bodemmateriaal wordt uiterlijk binnen vier weken na het vrijkomen ervan afgevoerd.

Paragraaf

3

Categorieën van uniforme saneringen

Paragraaf

3.1

Categorie: immobiel

Artikel

3.1.1

Reikwijdte

Tot de categorie van uniforme saneringen, bedoeld in artikel 1.2, onder a, behoren saneringen die voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de saneringslocatie betreft een landbodem;

  • b.

    de sanering heeft betrekking op een immobiele verontreinigingssituatie;

  • c.

    toegepast wordt ten hoogste één van de saneringsaanpakken beschreven in de artikelen 3.1.2 tot en met 3.1.5;

  • d.

    de oppervlakte van de saneringslocatie bedraagt ten hoogste 5.000 m2;

  • e.

    bij toepassing van de saneringsaanpak aanbrengen van een isolatielaag, bedoeld in artikel 3.1.3 en 3.1.4, geldt dat uit de melding en het evaluatieverslag, bedoeld in de artikelen 1.3 en 4.2, blijkt dat de hoeveelheid verontreinigde grond die van de saneringslocatie wordt afgevoerd ten hoogste 500 m3 in profiel gemeten bedraagt;

  • f.

    bij toepassing van de saneringsaanpak open ontgraving, bedoeld in de artikelen 3.1.2 en 3.1.5, geldt dat uit de melding, bedoeld in artikel 1.3, blijkt dat het verontreinigde bodemvolume, met gehalten aan te saneren verontreinigende stoffen boven de terugsaneerwaarde bedoeld in artikel 3.1.6, ten hoogste 500 m3 bedraagt;

  • g.

    de eventuele verspreiding van verontreinigende stoffen uit de grond van de saneringslocatie heeft niet geleid tot een overschrijding van de tussenwaarde voor die stoffen in het grondwater; en

  • h.

    de eventuele grondwateronttrekking ten behoeve van de saneringswerkzaamheden is niet vergunningplichtig in het kader van de Grondwaterwet.

Artikel

3.1.2

Saneringsaanpak: open ontgraving tot niveau terugsaneerwaarde

De saneringsaanpak bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van het besluit bestaat bij deze categorie uniforme saneringen uit:

  • a.

    het ontgraven van de aanwezige verontreinigde grond tot minimaal het niveau van de terugsaneerwaarde als bedoeld in artikel 3.1.6; en

  • b.

    het van de saneringslocatie afvoeren van de ontgraven grond;

  • c.

    het eventueel aanvullen van de ontgraving met grond van een kwaliteit van ten hoogste het concentratieniveau voor stoffen bedoeld in artikel 3.1.7.

Artikel

3.1.3

Saneringsaanpak: aanbrengen isolatielaag

De saneringsaanpak bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c, van het besluit, bestaat bij deze categorie uniforme saneringen uit:

  • a.

    in geval van het aanbrengen van een leeflaag dat:

    • 1°.

      deze bestaat uit een laag grond met een op de gebruiksfunctie afgestemde kwaliteit die ten hoogste gelijk is aan het concentratieniveau voor stoffen bedoeld in artikel 3.1.7;

    • 2°.

      deze een standaarddikte heeft van één meter; dan wel in bijzondere situaties waarbij als gevolg van de situering van het gebied waarbinnen de saneringslocatie is gelegen al gebruiksbeperkingen gelden, deze een minimum dikte heeft van 50 centimeter; en

    • 3°.

      tussen de grond in de leeflaag en de onderliggende verontreinigde bodem een signaallaag aanwezig is.

  • b.

    in geval van het aanbrengen van een duurzame aaneengesloten afdeklaag, dat deze in zijn geheel bestaat uit beton, asfalt, asfaltbeton, stelconplaten of bestrating met klinkers of tegels;

  • c.

    dat de verontreinigde grond die moet worden afgegraven om de isolatielaag te kunnen aanbrengen, moet worden afgevoerd, indien herschikken binnen de saneringslocatie niet tot de mogelijkheden behoort.

Artikel

3.1.4

Saneringsaanpak: open ontgraving in combinatie met aanbrengen isolatielaag

Artikel

3.1.5

Saneringsaanpak: open ontgraving in combinatie met aanbrengen aanvullaag

Artikel

3.1.6

Terugsaneerwaarde

Artikel

3.1.7

Kwaliteit leeflaag en aanvulgrond

Het concentratieniveau voor stoffen in de leeflaag en de laag aanvulgrond is, ingeval van de saneringsaanpakken bedoeld in de artikelen 3.1.2, 3.1.3, onder a, 3.1.4 en 3.1.5, ten hoogste gelijk aan de bodemgebruikswaarden die gelden voor het gebied waarin de saneringslocatie is gelegen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1.6.

Artikel

3.1.8

Vooronderzoek

Artikel

3.1.9

Verkennend onderzoek

Artikel

3.1.10

Nader onderzoek bij saneringsaanpak open ontgraving

Artikel

3.1.11

Nazorg isolatielaag

Paragraaf

3.2

Categorie: mobiel

Artikel

3.2.1

Reikwijdte

Tot de categorie van uniforme saneringen, bedoeld in artikel 1.2, onder b, behoren saneringen die voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de saneringslocatie betreft een landbodem;

  • b.

    de sanering heeft betrekking op een op zichzelf staande mobiele verontreinigingssituatie;

  • c.

    toegepast wordt een saneringsaanpak bedoeld in artikel 3.2.2 of 3.2.3 of een combinatie hiervan;

  • d.

    het betreft verontreinigingen in de vorm van minerale olieproducten;

  • e.

    de verontreinigde bodemoppervlakte met gehalten aan te saneren verontreinigende stoffen boven de streefwaarde is ten hoogste gelijk aan 500 m2;

  • f.

    uit de melding, bedoeld in artikel 1.3, blijkt dat het verontreinigde bodemvolume voor grond en grondwater, met gehalten aan te saneren verontreinigende stoffen boven de streefwaarde ten hoogste gelijk is aan 500 m3; en

  • g.

    de eventuele grondwateronttrekking ten behoeve van de saneringswerkzaamheden is niet vergunningplichtig in het kader van de Grondwaterwet.

Artikel

3.2.2

Saneringsaanpak: open ontgraving tot niveau terugsaneerwaarde

De saneringsaanpak, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van het besluit bestaat bij deze categorie uniforme saneringen uit:

  • a.

    het ontgraven van de aanwezige verontreinigde grond tot minimaal het niveau van de terugsaneerwaarde bedoeld in artikel 3.2.4;

  • b.

    het van de saneringslocatie afvoeren van deze grond;

  • c.

    het aanvullen van de ontgraving met grond van een kwaliteit van ten hoogste het concentratieniveau voor stoffen bedoeld in artikel 3.2.5.

Artikel

3.2.3

Saneringsaanpak: saneren verontreinigd grondwater tot niveau terugsaneerwaarde

De saneringsaanpak, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder d, van het besluit, bestaat bij deze categorie uniforme saneringen uit:

  • a.

    het onttrekken van verontreinigd grondwater tot minimaal het niveau van de terugsaneerwaarde bedoeld in artikel 3.2.4 en het behandelen van het hierbij vrijkomende water; of

  • b.

    de inzet van in de saneringspraktijk gangbare en bewezen in-situ technieken, waarmee de in artikel 3.2.4 bedoelde terugsaneerwaarde kan worden gerealiseerd, zoals onder meer beschreven in:

    • 1°.

      de Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit (www.bodemrichtlijn.nl);

    • 2°.

      het VROM-protocol.

Artikel

3.2.4

Terugsaneerwaarde

Artikel

3.2.5

Kwaliteit aanvulgrond

Artikel

3.2.6

Vooronderzoek

Artikel

3.2.7

Verkennend onderzoek

Artikel

3.2.8

Nader onderzoek

Artikel

3.2.9

Melding datum einddiepte ontgraving

De datum waarop de einddiepte van de ontgraving zal worden bereikt wordt door de saneerder dan wel degene die de sanering uitvoert uiterlijk één werkdag voorafgaande aan het bereiken van dat punt aan het bevoegd gezag gemeld.

Artikel

3.2.10

Opslag van verontreinigde grond

Paragraaf

3.3

Categorie: tijdelijk uitplaatsen

Artikel

3.3.1

Reikwijdte

Tot de categorie van uniforme saneringen, bedoeld in artikel 1.2, onder c, behoren saneringen die voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de saneringslocatie betreft een landbodem;

  • b.

    de sanering betreft een immobiele verontreinigingssituatie;

  • c.

    toegepast wordt een saneringsaanpak bedoeld in artikel 3.3.2;

  • d.

    het tijdelijk uitplaatsen is noodzakelijk voor de uitvoering van civieltechnische werkzaamheden zoals voor de aanleg, het onderhoud of de verwijdering van ondergrondse infrastructuur, waaronder wordt begrepen kabels, leidingen, rioleringen, duikers, funderingen en vergelijkbare activiteiten binnen een geval van verontreiniging; en

  • e.

    uit de melding en het evaluatieverslag, bedoeld in de artikelen 1.3 en 4.2, blijkt dat de hoeveelheid verontreinigde grond die van de saneringslocatie wordt afgevoerd ten hoogste 500 m3 in profiel gemeten bedraagt;

  • f.

    artikel 1.3, derde lid is niet van toepassing.

Artikel

3.3.2

Saneringsaanpak: het verplaatsen van verontreinigde grond

De saneringsaanpak, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, van het besluit bestaat bij deze categorie uniforme saneringen uit:

  • a.

    het na uitplaatsen zoveel mogelijk terug brengen van de tijdelijk uitgeplaatste grond in het hetzelfde ontgravingsprofiel onder dezelfde bodemomstandigheden zonder dat de grond een bewerking heeft ondergaan; en

  • b.

    eventueel het van de locatie afvoeren van de overtollige verontreinigde grond.

Artikel

3.3.3

Verkennend onderzoek

Artikel

3.3.4

Nadere regels eenvoudige saneringen tijdelijk uitplaatsen

Voor saneringen die binnen de termijn, bedoeld in artikel 7 van het besluit aanvangen, geldt dat de kwaliteit van de terug te plaatsen grond niet verschilt met die van de aansluitende bodem.

Artikel

3.3.5

Milieukundige begeleiding

De sanering wordt milieukundig begeleid voorzover het situaties betreft waarbij:

  • a.

    een deel van de verontreinigde grond niet wordt teruggebracht in het profiel van ontgraving, maar zal worden afgevoerd;

  • b.

    op de saneringslocatie reeds een isolatielaag in de vorm van een leeflaag of andere duurzame afdeklaag aanwezig is en de ontgraving dieper reikt dan deze isolatielaag;

  • c.

    de ontgraving dieper reikt dan de verontreinigde bodemlaag en daardoor selectief moet worden ontgraven.

Paragraaf

3.4

Categorie: projectgebied de Kempen

Artikel

3.4.1

Reikwijdte

Artikel

3.4.2

Saneringsaanpak: open ontgraving tot niveau terugsaneerwaarde

De saneringsaanpak, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van het besluit, bestaat bij deze categorie uniforme saneringen uit:

  • a.

    het ontgraven van de aanwezige verontreinigde grond en zinkassen tot minimaal het niveau van de terugsaneerwaarde bedoeld in artikel 3.4.3;

  • b.

    het van de saneringslocatie afvoeren van de ontgraven verontreinigde grond en zinkassen; en

  • c.

    het aanvullen van de ontgraving met grond met een kwaliteit bedoeld in artikel 3.4.4.

Artikel

3.4.3

Terugsaneerwaarde

De terugsaneerwaarden bedoeld in artikel 3.4.2 zijn ten hoogste gelijk aan de gebiedsgerichte bodemgebruikswaarden, genoemd in bijlage 3.

Artikel

3.4.4

Kwaliteit aanvulgrond

Het concentratieniveau voor stoffen in de laag aanvulgrond, in geval van de saneringsaanpak bedoeld in artikel 3.4.2, is ten hoogste gelijk aan de bodemgebruikswaarden voor bodemgebruikfunctie I bedoeld in bijlage 1.

Artikel

3.4.5

Onderzoek

De saneerder voert een bodemonderzoek uit overeenkomstig het Protocol Bodemonderzoek Zivest/zinkassenerven.

Artikel

3.4.6

Tijdelijke opslag van verontreinigde grond met of tengevolge van zinkassen

Paragraaf

4

Afronding sanering

Artikel

4.1

Melding afronding sanering

Degene die saneert, meldt de datum van afronding van de sanering aan het bevoegd gezag schriftelijk binnen twee weken na de datum van beëindiging van de saneringswerkzaamheden.

Artikel

4.2

Evaluatieverslag

Paragraaf

5

Slotbepalingen

Artikel

5.1

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit uniforme saneringen in werking treedt. Indien de dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst later is gelegen dan de tweede dag vóór genoemd tijdstip, treedt deze regeling in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

5.2

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling uniforme saneringen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen 4 en 5, die ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van VROM en op internet worden geplaatst op www.vrom.nl.

Den Haag
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P.L.B.A. vanGeel

Bijlage

1

, behorende bij de artikelen 3.1.6 en 3.4.4

Functieafhankelijke bodemgebruikswaarden

Bodemgebruikswaarden per bodemgebruikfunctie, in relatie tot streefwaarden en interventiewaarden voor een standaardbodem (25% lutum en 10% organisch stof (1))(mg/kg).

Antimoon

3

3

15

15

Arseen

29

40

40

55

Barium

160

160

625

625

Cadmium

0,8

1

12

12

Chroom

100

300

380

380

Cobalt

9

9

240

240

Koper

36

80

190

190

Kwik

0,3

2

10

10

Lood

85

85

290

530

Molybdeen

0,5

0,5

200

200

Nikkel

35

50

210

210

Tin

20

20

Zink

140

350

720

720

PAK (10-VROM)

1

2

40

40

DDT/DDD/DDE (2)som DDT/DDD/DDE

0,01

2,5

4

4

Drins (3)som aldrin, dieldrin, endrin

0,005

0,2

4

4

Minerale Olie

50

50

5000

5000

Andere stoffen

sw

iw

Voor het gebruik van de concentraties in de tabel geldt, dat voor andere bodems dan de standaard bodem een bodemtype correctie moet worden uitgevoerd conform de bestaande formules voor het corrigeren van streef- en interventiewaarden, inclusief de bestaande uitzondering voor PAK (zie Circulaire streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering, 4 februari 2000, kenmerk DBO 1999226863, bijlage A, pagina 13 en 14).

Bijlage

2

, behorende bij artikel 3.1.6, tweede lid

Gebiedsgerichte bodemgebruikswaarden

Deze bijlage bevat een overzicht van verwijzingen naar door gemeenteraden vastgestelde documenten. In deze documenten is per gebied onder meer een tabel opgenomen met gebiedsgerichte bodemgebruikswaarden voor één of meer stoffen die afwijken van de waarden uit de tabel van bijlage 1.

Er zijn thans geen documenten opgenomen.

Bijlage

3

, behorende bij artikel 3.4.3

Gebiedsgerichte bodemgebruikswaarden in het projectgebied de Kempen

Gebiedsgerichte bodemgebruikswaarden voor de bodemgebruikfuncties moestuin en siertuin, in relatie tot streefwaarden en interventiewaarden voor een standaardbodem (25% lutum en 10% organisch stof (1))(mg/kg).

Antimoon

3

3

15

Arseen

29

55

55

55

Barium

160

160

625

Cadmium

0,8

3,7

12

12

Chroom

100

300

380

Cobalt

9

9

240

Koper

36

190

190

190

Kwik

0,3

2

10

Lood

85

85

276

530

Molybdeen

0,5

0,5

200

Nikkel

35

50

210

Tin

20

20

Zink

140

720

720

720

PAK (10-VROM)

1

2

40

DDT/DDD/DDE (2)som DDT/DDD/DDE

0,01

2,5

4

Drins (3)som aldrin, dieldrin, endrin

0,005

0,2

4

Minerale Olie

50

50

5000

Andere stoffen

streefwaarde

Voor het gebruik van de concentraties in de tabel geldt, dat voor andere bodems dan de standaard bodem een bodemtype correctie moet worden uitgevoerd conform de bestaande formules voor het corrigeren van streef- en interventiewaarden, inclusief de bestaande uitzondering voor PAK (zie Circulaire streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering, 4 februari 2000, kenmerk DBO 1999226863, bijlage A, pagina 13 en 14).

Met bovenstaande gebiedsgerichte verbijzondering is door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant ingestemd op 6 april 2004 onder nummer 982886 en door Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg op 1 juni 2004 onder besluit 2004/30014.

De situering en omvang van het projectgebied van Actief Bodembeheer de Kempen staat weergegeven in de volgende tekening.

Figuur 1. Overzicht projectgebied de Kempen.

Het projectgebied van ABdK betreft de volgende gemeenten:

Asten

Someren

Bergeijk

Nederweert

Best

Gemert–Bakel

Bladel

Helmond

Boxtel

Mierlo–Geldrop

Cranendonck

Waalre

Deurne

Valkenswaard

Eindhoven

Veldhoven

Eersel

Reusel–De Mierden

Hilvarenbeek

Oirschot

Heeze-Leende

Son en Breugel

Horst aan de Maas

Nuenen ca

Helden–Panningen

Veghel

Meijel

Sint-Oedenrode

Maasbree

Sint-Michielsgestel

Kessel

Vught

Roggel en Neer

Heel

Haelen

Thorn

Swalmen

Laarbeek

Heythuysen

Sevenum

Hunsel

Weert

Bijlage

4

Ligt ter inzage bij het Ministerie van VROM.

Bijlage

5

Ligt ter inzage bij het Ministerie van VROM.