Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 1 februari 2006, nr. LMV 2006.229362, Directie Lokale Milieukwaliteit en Verkeer, Afdeling Sturing Bodemsaneringsoperatie, houdende nadere regels voor uniforme saneringen (Regeling uniforme saneringen)

Regeling uniforme saneringen

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Besluit:

Paragraaf

1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1

Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    besluit: het Besluit uniforme saneringen;

  • b.

    streefwaarde: de getalsmatige invulling van het gehalte aan chemische stoffen in grondwater, zoals vermeld in tabel 1 van bijlage 1 bij de Circulaire bodemsanering 2009;

  • c.

    interventiewaarde: de getalsmatige invulling van het gehalte aan chemische stoffen in grond en grondwater, zoals vermeld in tabel 1 van bijlage 1 bij de Circulaire bodemsanering 2009;

  • d.

    tussenwaarde: het rekenkundig gemiddelde van de streefwaarde en de interventiewaarde van een verontreinigende stof in het grondwater;

  • e.

    immobiele verontreinigingssituatie: een situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich tot ten hoogste de tussenwaarde hebben verspreid naar het grondwater;

  • f.

    mobiele verontreinigingssituatie: een situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich tot meer dan de tussenwaarde hebben verspreid naar het grondwater;

  • g.

    achtergrondwaarden: de getalsmatige invulling van het gehalte aan chemische stoffen in de bodem, zoals opgenomen in tabel 1 van bijlage B bij de Regeling bodemkwaliteit;

  • h.

    maximale waarden: de getalsmatige invulling van het gehalte aan chemische stoffen in de bodem, zoals opgenomen in tabel 1 van bijlage B bij de Regeling bodemkwaliteit;

  • i.

    lokale maximale waarden: de getalsmatige invulling van het gehalte aan chemische stoffen in de bodem, bedoeld in artikel 44 van het Besluit bodemkwaliteit;

  • j.

    bodemfuncties: bodemfuncties als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit en artikel 4.7.1 van de Regeling bodemkwaliteit;

  • k.

    bodemfunctieklassen wonen of industrie: bodemfunctieklassen wonen of industrie als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Besluit bodemkwaliteit;

  • l.

    gebiedsspecifiek toetsingskader: toetsingskader als bedoeld in hoofdstuk 4, afdeling 2, van het Besluit bodemkwaliteit;

  • m.

    projectgebied de Kempen: het gebied bedoeld in bijlage 3;

  • n.

    NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm;

  • o.

    NEN 5725: 2017, Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch vooronderzoek;

  • p.

    NEN 5740: Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond, januari 2009, met wijzigingsblad van 1 februari 2016;

  • q.

    NEN 5707, Bodem – Inspectie en monsterneming van asbest in bodem en partijen grond, augustus 2015, met correctieblad van augustus 2016 en correctieblad C2:2017;

  • r.

    NTA: door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven technische afspraak;

  • s.

    NTA 5755: Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van nader onderzoek – Onderzoek naar de aard en omvang van bodemverontreiniging, juli 2010.

Artikel

1.2

Aanwijzing van categorieën van uniforme saneringen

Als categorieën van uniforme saneringen, bedoeld in artikel 39b van de wet, worden aangewezen:

  • a.

    immobiel;

  • b.

    mobiel;

  • c.

    tijdelijk uitplaatsen;

  • d.

    projectgebied de Kempen.

Artikel

1.3

Melding uniforme sanering

Artikel

1.4

Melding wijziging

Artikel

1.5

Onderzoek

Paragraaf

2

Uitvoeringsbepalingen

Artikel

2.1

Melding aanvang saneringswerkzaamheden

Degene die saneert, meldt aan het bevoegd gezag schriftelijk de datum en het tijdstip van de feitelijke aanvang van de saneringswerkzaamheden uiterlijk vijf werkdagen voorafgaande aan de aanvang.

Artikel

2.2

Saneringsuitvoering

Artikel

2.3

Milieukundige begeleiding

Artikel

2.4

Opslag van grond

Het tijdelijk opslaan van bij de sanering vrijkomende verontreinigde grond en bodemvreemd materiaal dient te voldoen aan de volgende eisen, tenzij in paragraaf 3 anders is bepaald:

  • a.

    de tijdelijke opslag is toegestaan binnen het geval van verontreiniging;

  • b.

    depots en containers voor tijdelijke opslag dienen op deugdelijke wijze te worden afgedekt met een lekdicht folie;

  • c.

    het is niet toegestaan de opslag te laten voortduren:

    • 1°.

      na het beëindigen van de grondsanering, of

    • 2°.

      langer dan zes maanden na de aanvang van de sanering.

  • d.

    partijen verontreinigde grond worden naar aard, samenstelling en verontreiniging in te onderscheiden deelpartijen opgeslagen, zonder dat de grond een bewerking heeft ondergaan. De deelpartijen dienen fysiek te worden gescheiden.

Artikel

2.5

Afvoer van grond

Vrijgekomen asbesthoudende grond of bodemmateriaal wordt uiterlijk binnen vier weken na het vrijkomen ervan afgevoerd.

Paragraaf

3

Categorieën van uniforme saneringen

Paragraaf

3.1

Categorie: immobiel

Artikel

3.1.1

Reikwijdte

Tot de categorie van uniforme saneringen, bedoeld in artikel 1.2, onder a, behoren saneringen die voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de saneringslocatie betreft een landbodem;

  • b.

    de sanering heeft betrekking op een immobiele verontreinigingssituatie;

  • c.

    toegepast wordt ten hoogste één van de saneringsaanpakken beschreven in de artikelen 3.1.2 tot en met 3.1.5;

  • d.

    de eventuele verspreiding van verontreinigende stoffen uit de grond van de saneringslocatie heeft niet geleid tot een overschrijding van de tussenwaarde voor die stoffen in het grondwater; en

  • e.

    het betreft een verontreiniging met stoffen als bedoeld in bijlage 6 onder categorie Immobiel waarop het besluit van toepassing is.

Artikel

3.1.2

Saneringsaanpak: open ontgraving tot niveau terugsaneerwaarde

De saneringsaanpak bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van het besluit bestaat bij deze categorie uniforme saneringen uit:

  • a.

    het ontgraven van de aanwezige verontreinigde grond tot minimaal het niveau van de terugsaneerwaarde als bedoeld in artikel 3.1.6; en

  • b.

    het van de saneringslocatie afvoeren van de ontgraven verontreinigde grond;

  • c.

    het eventueel aanvullen van de ontgraving met grond van een kwaliteit van ten hoogste het concentratieniveau voor stoffen bedoeld in artikel 3.1.7.

Artikel

3.1.3

Saneringsaanpak: aanbrengen isolatielaag

De saneringsaanpak bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c, van het besluit, bestaat bij deze categorie uniforme saneringen uit:

  • a.

    in geval van het aanbrengen van een leeflaag dat:

    • 1°.

      deze bestaat uit een laag grond met een op de bodemfunctie afgestemde kwaliteit die ten hoogste gelijk is aan het concentratieniveau voor stoffen bedoeld in artikel 3.1.7;

    • 2e.

      deze een standaarddikte heeft van mimimaal één meter;

    • 3e.

      deze, in afwijking van het bepaalde onder 2e, een dikte heeft van minimaal 50 centimeter in geval van bijzondere situaties waarbij als gevolg van de situering van het gebied waarbinnen de saneringslocatie is gelegen al beperkingen in het gebruik gelden; en

    • 4e.

      tussen de grond in de leeflaag en de onderliggende verontreinigde bodem een signaallaag aanwezig is.

  • b.

    in geval van het aanbrengen van een duurzame aaneengesloten afdeklaag, dat deze in zijn geheel bestaat uit beton, asfalt, asfaltbeton, stelconplaten of bestrating met klinkers of tegels;

  • c.

    in afwijking van onderdeel b geldt voor spoorwegterreinen die zich bevinden op kadastrale percelen die in eigendom zijn van NS Vastgoed BV en Railinfratrust BV, dat een aaneengesloten duurzame afdeklaag tevens kan bestaan uit:

    • 1e.

      een laag ballastmateriaal met een minimum dikte van 25 centimeter met daaronder een aaneengesloten waterdoorlatend geotextiel;

    • 2e.

      een splitbed met een minimum dikte van 25 centimeter met daaronder een aaneengesloten waterdoorlatend geotextiel op een fundatielaag bestaande uit zand.

  • d.

    dat de verontreinigde grond die moet worden afgegraven om de isolatielaag te kunnen aanbrengen, moet worden afgevoerd, indien herschikken binnen de saneringslocatie niet tot de mogelijkheden behoort.

Artikel

3.1.4

Saneringsaanpak: open ontgraving in combinatie met aanbrengen isolatielaag

Artikel

3.1.5

Saneringsaanpak: open ontgraving in combinatie met aanbrengen aanvullaag

Artikel

3.1.6

Terugsaneerwaarde

De terugsaneerwaarden voor de saneringsaanpak, bedoeld in artikel 3.1.2, zijn ten hoogste gelijk aan:

  • a.

    de achtergrondwaarden voor situaties waarvoor geen bodemfunctieklassenkaart is vastgesteld of voor gebieden die niet zijn ingedeeld in een bodemfunctieklasse;

  • b.

    de maximale waarden voor de bodemfunctieklasse wonen of industrie van het gebied waarbinnen de saneringslocatie is gelegen; of

  • c.

    indien de saneringslocatie is gelegen in een gebied waarvoor een gebiedsspecifiek toetsingskader is vastgesteld, de hierin vastgelegde lokale maximale waarden voor de met de sanering te realiseren bodemfunctie.

Artikel

3.1.7

Kwaliteit leeflaag en aanvulgrond

De kwaliteit van de grond in de leeflaag en de laag aanvulgrond komt, bij de saneringsaanpakken bedoeld in de artikelen 3.1.2, 3.1.3, onder a, 3.1.4 en 3.1.5, ten minste overeen met:

  • a.

    de achtergrondwaarden voor situaties waarvoor geen bodemfunctieklassenkaart is vastgesteld of voor gebieden die niet zijn ingedeeld in een bodemfunctieklasse;

  • b.

    de maximale waarden voor de kwaliteitsklasse die behoort bij de bodemfunctie van het gebied waarbinnen de saneringslocatie is gelegen; of

  • c.

    indien de saneringslocatie is gelegen in een gebied waarvoor een gebiedsspecifiek toetsingskader is vastgesteld, de hierin vastgelegde lokale maximale waarden voor de kwaliteitsklasse die behoort bij de met de sanering te realiseren bodemfunctie.

Artikel

3.1.9

Nazorg isolatielaag

Paragraaf

3.2

Categorie: mobiel

Artikel

3.2.1

Reikwijdte

Artikel

3.2.2

Saneringsaanpak: open ontgraving tot niveau terugsaneerwaarde

De saneringsaanpak, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van het besluit bestaat bij deze categorie uniforme saneringen uit:

  • a.

    het ontgraven van de verontreinigde grond en het daarin aanwezige verontreinigde grondwater tot minimaal het niveau van de terugsaneerwaarde bedoeld in artikel 3.2.4;

  • b.

    het van de saneringslocatie afvoeren van deze grond;

  • c.

    het aanvullen van de ontgraving met grond van een kwaliteit van ten hoogste het concentratieniveau voor stoffen bedoeld in artikel 3.2.5.

Artikel

3.2.2a

Saneringsaanpak: open ontgraving tot niveau terugsaneerwaarde (combi)

Artikel

3.2.2b

Saneringsaanpak: saneren verontreinigde grond en verontreinigd grondwater tot niveau terugsaneerwaarde

De saneringsaanpak, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b en d, van het besluit, bestaat bij deze categorie uniforme saneringen uit:

  • a.

    het ontgraven van de aanwezige verontreinigde grond in de bronzone tot ten minste het niveau van de terugsaneerwaarde bedoeld in artikel 3.2.4;

  • b.

    het van de saneringslocatie afvoeren van deze grond;

  • c.

    het aanvullen van de ontgraving met grond van een kwaliteit van ten hoogste het concentratieniveau voor stoffen bedoeld in artikel 3.2.5;

  • d.

    het onttrekken van het aanwezige verontreinigde grondwater uit de pluim tot minimaal het niveau van de terugsaneerwaarde, bedoeld in artikel 3.2.4, en het behandelen van het hierbij vrijkomende water, dan wel de inzet van in de saneringspraktijk gangbare en bewezen intensieve in-situ technieken voor sanering van de pluim, waarmee de in artikel 3.2.4 bedoelde terugsaneerwaarde kan worden gerealiseerd, zoals beschreven in de Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit(www.bodemrichtlijn.nl).

Artikel

3.2.3

Saneringsaanpak: saneren verontreinigd grondwater tot niveau terugsaneerwaarde

De saneringsaanpak, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder d, van het besluit, bestaat bij deze categorie uniforme saneringen uit:

  • a.

    het onttrekken van verontreinigd grondwater tot minimaal het niveau van de terugsaneerwaarde bedoeld in artikel 3.2.4 en het behandelen van het hierbij vrijkomende water; of

  • b.

    de inzet van in de saneringspraktijk gangbare en bewezen intensieve in-situ technieken, waarmee de in artikel 3.2.4 bedoelde terugsaneerwaarde kan worden gerealiseerd, zoals beschreven in de Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit (www.bodemrichtlijn.nl).

Artikel

3.2.4

Terugsaneerwaarde

Artikel

3.2.5

Kwaliteit aanvulgrond

Artikel

3.2.6

Melding datum einddiepte ontgraving

De datum waarop de einddiepte van de ontgraving zal worden bereikt wordt door de saneerder dan wel degene die de sanering uitvoert uiterlijk één werkdag voorafgaande aan het bereiken van dat punt aan het bevoegd gezag gemeld.

Artikel

3.2.7

Opslag van verontreinigde grond

Artikel

3.2.8

Voorzieningen in geval van achterblijvende verontreinigingen

In geval van een sanering van een verontreinigingssituatie, bedoeld in artikel 3.2.1, tweede lid, geldt dat de saneerder een isolerende voorziening aanbrengt. Horizontale monitoringsdrains worden aangemerkt als isolerende voorziening.

Paragraaf

3.3

Categorie: tijdelijk uitplaatsen

Artikel

3.3.1

Reikwijdte

Tot de categorie van uniforme saneringen, bedoeld in artikel 1.2, onder c, behoren saneringen die voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de saneringslocatie betreft een landbodem;

  • b.

    de sanering betreft een immobiele verontreinigingssituatie;

  • c.

    toegepast wordt een saneringsaanpak bedoeld in artikel 3.3.2;

  • d.

    het tijdelijk uitplaatsen is noodzakelijk voor de uitvoering van civieltechnische werkzaamheden zoals voor de aanleg, het onderhoud of de verwijdering van ondergrondse infrastructuur, waaronder wordt begrepen kabels, leidingen, rioleringen, duikers, funderingen en vergelijkbare activiteiten binnen een geval van verontreiniging; en

  • e.

    het betreft een verontreiniging met stoffen bedoeld in bijlage 6 onder categorie Tijdelijk uitplaatsen waarop het besluit van toepassing is.

Artikel

3.3.2

Saneringsaanpak: het verplaatsen van verontreinigde grond

De saneringsaanpak, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, van het besluit bestaat bij deze categorie uniforme saneringen uit:

  • a.

    het na uitplaatsen zoveel mogelijk terug brengen van de tijdelijk uitgeplaatste grond in het hetzelfde ontgravingsprofiel onder dezelfde bodemomstandigheden zonder dat de grond een bewerking heeft ondergaan; en

  • b.

    eventueel het van de locatie afvoeren van de overtollige verontreinigde grond.

Artikel

3.3.4

Nadere regels eenvoudige saneringen tijdelijk uitplaatsen

Voor saneringen die binnen de termijn, bedoeld in artikel 7 van het besluit aanvangen, geldt dat de kwaliteit van de terug te plaatsen grond niet verschilt met die van de aansluitende bodem.

Artikel

3.3.5

Milieukundige begeleiding

Milieukundige begeleiding is slechts van toepassing op situaties waarbij:

  • a.

    een deel van de verontreinigde grond niet wordt teruggebracht in het profiel van ontgraving, maar zal worden afgevoerd;

  • b.

    op de saneringslocatie reeds een isolatielaag in de vorm van een leeflaag of andere duurzame afdeklaag aanwezig is en de ontgraving dieper reikt dan deze isolatielaag;

  • c.

    de ontgraving dieper reikt dan de verontreinigde bodemlaag en daardoor selectief moet worden ontgraven.

Paragraaf

3.4

Categorie: projectgebied de Kempen

Artikel

3.4.1

Reikwijdte

Artikel

3.4.2

Saneringsaanpak: open ontgraving tot niveau terugsaneerwaarde

De saneringsaanpak, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van het besluit, bestaat bij deze categorie uniforme saneringen uit:

  • a.

    het ontgraven van de aanwezige verontreinigde grond en zinkassen tot minimaal het niveau van de terugsaneerwaarde bedoeld in artikel 3.4.3;

  • b.

    het van de saneringslocatie afvoeren van de ontgraven verontreinigde grond en zinkassen; en

  • c.

    het aanvullen van de ontgraving met grond met een kwaliteit bedoeld in artikel 3.4.4.

Artikel

3.4.3

Terugsaneerwaarde

De terugsaneerwaarden bedoeld in artikel 3.4.2 zijn ten hoogste gelijk aan de lokale maximale waarden voor de betreffende bodemfunctieklasse, genoemd in bijlage 3.

Artikel

3.4.4

Kwaliteit aanvulgrond

Het concentratieniveau voor stoffen in de laag aanvulgrond, in geval van de saneringsaanpak bedoeld in artikel 3.4.2, is ten hoogste gelijk aan de maximale waarden voor kwaliteitsklasse wonen bij de functieklassen ‘wonen met moestuin’ en ‘wonen met siertuin’ en de kwaliteitsklasse industrie bij de functieklasse industrie, genoemd in bijlage 3.

Artikel

3.4.6

Tijdelijke opslag van verontreinigde grond met of tengevolge van zinkassen

Paragraaf

4

Afronding sanering

Artikel

4.1

Melding afronding sanering

Degene die saneert, meldt de datum van afronding van de sanering aan het bevoegd gezag schriftelijk binnen twee weken na de datum van beëindiging van de saneringswerkzaamheden.

Artikel

4.2

Evaluatieverslag

Paragraaf

5

Slotbepalingen

Artikel

5.1

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit uniforme saneringen in werking treedt. Indien de dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst later is gelegen dan de tweede dag vóór genoemd tijdstip, treedt deze regeling in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

5.2

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling uniforme saneringen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen 4 en 5, die ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van VROM en op internet worden geplaatst op www.vrom.nl.

Den Haag
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P.L.B.A. vanGeel

Bijlage

1

behorende bij de artikelen 3.1.6 en 3.4.4 van de Regeling uniforme saneringen

Vervallen

Bijlage

2

, behorende bij artikel 3.1.6, tweede lid

Vervallen

Bijlage

3

behorende bij de artikelen 3.4.1 en 3.4.3 van de Regeling uniforme saneringen

Lokale maximale waarden in het projectgebied de Kempen

Waarden in relatie tot achtergrondwaarden en interventiewaarden voor een standaardbodem (25% lutum en 10% organisch stof) uitgedrukt in mg/kg ds.

Antimoon

4

15

15

15

22

22

Arseen

20

55*

55*

27

76

76

Barium

Cadmium

0,6

3,7*

12*

1,2

12**

13

Chroom

55

62

62

62

180

180 (Cr III)

Cobalt

15

35

35

35

190

190

Koper

40

190*

190*

54

190

190

Kwik

0,15

0,83

0,83

0,83

4,8

36 (anorg)

Lood

50

85

276*

210

530

530

Molybdeen

1,5

88

88

88

190

190

Nikkel

35

39

39

39

100

100

Tin

6,5

180

180

180

900

900

Vanadium

80

97

97

97

250

250

Zink

140

720*

720*

200

720

720

PAK (10-VROM)

1,5

6,8

6,8

6,8

40

40

DDT (som)

0,20

0,20

0,20

0,20

1

1,7

DDD (som)

0,10

0,13

0,13

0,13

1,3

2,3

DDE (som)

0,02

0,84

0,84

0,84

34

34

Drins (som)1

0,015

0,04

0,04

0,04

0,14

4,0

Aldrin

0,32

Minerale Olie

190

190

190

190

500

5000

Asbest

--

100

100

100

100

100

Andere stoffen

2

2

2

2

1 Som aldrin, dieldrin, endrin

2 Zie tabel 1 van bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit voor de generieke maximale waarden wonen en industrie.

* De bodemfunctieklasse wonen en bodemkwaliteitsklasse wonen zoals opgenomen in de bijlagen bij de Regeling bodemkwaliteit is alleen voor het projectgebied De Kempen verbijzonderd in het gebruik als moestuin en als siertuin voor zover sprake is van een beïnvloeding door zinkassen. De verbijzondering geldt binnen het projectgebied alleen voor de stoffen Arseen, Cadmium, Koper, Lood en Zink. Indien niet sprake is van een aantoonbare beïnvloeding door zinkassen dan gelden de generieke waarden voor de bodemfunctieklasse en kwaliteitsklasse wonen van tabel 1, bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit.

** Voor de bodemfunctie- en bodemkwaliteitsklasse industrie is binnen het projectgebied De Kempen uitsluitend voor de stof cadmium een verbijzondering van toepassing. Indien niet sprake is van een aantoonbare beïnvloeding door zinkassen dan gelden de generieke waarden voor de bodemfunctieklasse en kwaliteitsklasse industrie van tabel 1, Bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit.

Met bovenstaande gebiedsgerichte verbijzondering voor moestuin en siertuin is door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant ingestemd op 6 april 2004 onder nummer 982886 en door Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg op 1 juni 2004 onder besluit 2004/30014.

Voor het gebruik van de concentraties in de tabel geldt, dat voor andere bodems dan de standaard bodem een bodemtype correctie moet worden uitgevoerd conform de bestaande formules voor het corrigeren van genoemde waarden.

De situering en omvang van het projectgebied van Actief Bodembeheer de Kempen staat weergegeven in de volgende tekening (in kleur).

Figuur 1 . Overzicht projectgebied De Kempen

Het Projectgebied De Kempen betreft de volgende gemeenten:

Asten

Maasbree

Bergeijk

Maasgouw

Best

Meijel

Bladel

Nederweert

Boxtel

Nuenen ca

Cranendonck

Oirschot

Deurne

Reusel – De Mierden

Eersel

Schijndel

Eindhoven

Sevenum

Geldrop-Mierlo

Sint-Michielsgestel

Gemert-Bakel

Sint-Oedenrode

Heeze-Leende

Someren

Helden – Panningen

Son en Breugel

Helmond

Tilburg

Hilvarenbeek

Valkenswaard

Horst aan de Maas

Veghel

Kessel

Veldhoven

Laarbeek

Vught

Leudal

Waalre

Weert

Bijlage

5

behorende bij artikel 4.2 van de Regeling uniforme saneringen

Bijlage

6

behorende bij de artikelen 3.1.1, 3.2.1, 3.2.4, 3.3.1 en 3.4.1 van de Regeling uniforme saneringen

Reikwijdte stoffen in de regeling uniforme saneringen waarbij sanering noodzakelijk is

1. metalen

JA

JA

2. overige anorganische stoffen

JA

JA

3. aromatische stoffen

JA

NEE

4. pak’s

JA

JA

5. gechloreerde koolwaterstoffen

NEE

NEE

a. (vluchtige) chloorkoolwaterstoffen

b. chloorbenzenen

c. chloorfenolen

d. PCB’s

e. overige gechloreerde kws

6. bestrijdingsmiddelen

NEE

a. organochloorbestrijdingsmiddelen

JA

b. organofosforpesticiden

NEE

c. organotinbestrijdingsmiddelen

NEE

d. MCPA

NEE

e. overige bestrijdingsmiddelen

NEE

7. minerale olie

JA

JA

8. asbest

n.v.t.

JA

9. overige stoffen

NEE

NEE

* JA = BUS is van toepassing.

NEE = BUS is niet van toepassing.