Wet van 2 februari 2006, houdende regels omtrent meeteenheden en omtrent het in de handel brengen en het gebruik van meetinstrumenten (Metrologiewet)

Metrologiewet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regels met betrekking tot meeteenheden en het in de handel brengen en het gebruik van meetinstrumenten op een aan de eisen van deze tijd aangepaste en overzichtelijke wijze vast te stellen, daarbij onder meer rekening houdend met de implementatie van EG-regelgeving op het terrein van de metrologie en in het bijzonder van richtlijn 2004/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende meetinstrumenten (PbEU L 135);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;

  • b.

    EG-besluit: bindend besluit van de Raad van de Europese Unie, van het Europese Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Commissie van de Europese Gemeenschappen;

  • c.

    meetinstrument: apparaat of systeem met een meetfunctie;

  • d.

    onderdeel: apparaat dat onafhankelijk functioneert en dat samen met andere compatibele onderdelen of een compatibel meetinstrument, een meetinstrument vormt;

  • e.

    geregelde meettaak: meettaak ten behoeve van een specifieke toepassing, bedoeld in artikel 5, eerste lid;

  • f.

    geregeld meetinstrument: meetinstrument bestemd voor een geregelde meettaak ten aanzien waarvan krachtens artikel 5, eerste lid, regels zijn gesteld;

  • g.

    overeenstemmingsbeoordeling: beoordeling van de overeenstemming van een meetinstrument of van een onderdeel, met de gestelde eisen;

  • h.

    in de handel brengen: voor het eerst al dan niet tegen betaling beschikbaar stellen van een voor een eindgebruiker bestemd meetinstrument;

  • i.

    in gebruik nemen: eerste gebruik van een voor een eindgebruiker bestemd meetinstrument voor het doel waarvoor het was bestemd;

  • j.

    aangewezen instantie: ingevolge artikel 12 aangewezen instantie;

  • k.

    toezichthoudende instantie: op grond van artikel 27, eerste lid, aangewezen rechtspersoon.

Hoofdstuk

2

Meeteenheden en standaarden

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Hoofdstuk

3

Meetinstrumenten

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Een in gebruik genomen geregeld meetinstrument ondergaat een op grond van artikel 5 voor dat meetinstrument voorgeschreven overeenstemmingsbeoordeling:

  • a.

    voordat het meetinstrument weer wordt gebruikt na een reparatie of een verandering die van invloed kan zijn op de meetfunctie;

  • b.

    na schending van de merktekens;

  • c.

    op verzoek van de eigenaar of de gebruiker.

Artikel

8

Een meetinstrument dat bij de overeenstemmingsbeoordeling voldoet aan de aan dat meetinstrument gestelde eisen, wordt overeenkomstig de krachtens artikel 5 gestelde regels voorzien van de voor dat meetinstrument vastgestelde merktekens en opschriften.

Artikel

9

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van het in de handel brengen, verhandelen of in gebruik nemen van andere meetinstrumenten dan geregelde meetinstrumenten, in verband met de uitvoering van een EG-besluit, regels als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdelen a tot en met d, en tweede lid, worden vastgesteld.

Hoofdstuk

4

Toetsende instanties bij overeenstemmingsbeoordelingen

Paragraaf

1

Aangewezen instanties en erkenningen

Artikel

10

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de eisen vastgesteld waaraan instanties moeten voldoen die een toetsende taak in het kader van een overeenstemmingsbeoordeling uitvoeren.

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Onze Minister kan regels stellen met betrekking tot de taakuitoefening en de werkwijze van aangewezen instanties en van personen aan wie een erkenning als bedoeld in artikel 11 is verleend.

Artikel

15

Onze Minister kan ook na de aanwijzing van een instantie voorschriften verbinden aan de aanwijzing of de daaraan verbonden voorschriften wijzigen, indien dat als gevolg van een EG-besluit of de technische ontwikkeling noodzakelijk is.

Artikel

16

Artikel

17

Met een aangewezen instantie als bedoeld in artikel 12 wordt gelijkgesteld een door een andere lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen aangemelde instantie die bevoegd is tot het uitvoeren van toetsende werkzaamheden in het kader van dezelfde procedures van overeenstemmingsbeoordeling van het desbetreffende meetinstrument.

Paragraaf

2

Aanwijzing ingevolge wederzijdse erkenningsovereenkomst

Artikel

18

Paragraaf

3

Tarieven en jaarverslag

Artikel

19

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld inzake de vergoeding door de aangewezen instantie van de kosten voor de werkzaamheden voortvloeiende uit de toepassing van de artikelen 12 en 16, tweede lid.

Artikel

20

Artikel

21

Hoofdstuk

5

Verboden

Paragraaf

1

Verboden

Artikel

22

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

De in artikel 9 bedoelde regels kunnen een verbod inhouden om meetinstrumenten die niet aan de daarin gestelde eisen voldoen, in de handel te brengen, in gebruik te nemen of te verhandelen.

Hoofdstuk

6

Toezicht en maatregelen

Paragraaf

1

Toezichthoudende instantie

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

Onze Minister kan, indien een EG-besluit daartoe noodzaakt, de toezichthoudende instantie opdragen gebruik te maken van haar bevoegdheden om de naleving van deze wet af te dwingen.

Artikel

32

Onze Minister kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot de uitoefening van de aan de toezichthoudende instantie toegekende bevoegdheden.

Artikel

33

Paragraaf

2

Maatregelen

Artikel

34

Artikel

36

Hoofdstuk

7

Rechtsbescherming

Artikel

37

Beslissingen van een aangewezen instantie of van een natuurlijke persoon of een rechtspersoon aan wie op grond van artikel 11 een erkenning is verleend, bij de uitvoering van toetsende werkzaamheden in het kader van een overeenstemmingsbeoordeling van een meetinstrument, die als gevolg of als strekking hebben dat het instrument niet voldoet aan de gestelde eisen, worden aan de betrokkenen schriftelijk en onder opgave van redenen medegedeeld.

Artikel

38

Tegen een op grond van deze wet genomen besluit kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Hoofdstuk

8

Overige bepalingen

Artikel

39

Indien krachtens artikel 5 regels zijn gesteld ten aanzien van een onderdeel van een meetinstrument, zijn de hoofdstukken 3, 4, 5 en 6 van overeenkomstige toepassing op dat onderdeel.

Artikel

40

Hoofdstuk

9

Wijziging andere wetten

Artikel

41

Wijzigt de Wet op de economische delicten.

Artikel

42

Wijzigt de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel

43

Wijzigt het Wetboek van Strafrecht.

Artikel

44

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Hoofdstuk

10

Overgangs- en slotbepalingen

Paragraaf

1

Overgangsbepalingen

Artikel

45

Artikel

46

Artikel

47

Artikel

48

Artikel

49

Artikel

50

Artikel

51

Indien een of meer van de artikelen 1 tot en met 42 eerder in werking treden dan artikel 44, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met het oog op de afstemming van uit de IJkwet en uit deze wet voortvloeiende taken, rechten en verplichtingen.

Paragraaf

2

Slotbepalingen

Artikel

52

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

53

Deze wet wordt aangehaald als: Metrologiewet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Economische Zaken , L. J. Brinkhorst
De Minister van Justitie , J. P. H. Donner