Besluit van 4 mei 2006, houdende nadere regels omtrent het ruilplan en de lijst der geldelijke regelingen (Besluit herverkaveling reconstructie concentratiegebieden)

Besluit inrichting landelijk gebied

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 17 november 2005, nr. TRCJZ/2005/3429, Directie Juridische Zaken;
De Raad van State gehoord (advies van 9 februari 2006, no. W11.05.0527/V);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 25 april 2006, nr. TRCJZ/2006/998, Directie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Definities

Artikel

1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a.

wet:

Wet inrichting landelijk gebied;

b.

landbouwgrond:

landbouwgrond als bedoeld in artikel 1 van de Wet agrarisch grondverkeer;

c.

bureau beheer landbouwgronden:

bureau, bedoeld in artikel 28 van de Wet agrarisch grondverkeer;

d.

huiskavel:

kavel met een woonhuis;

e.

bedrijfskavel:

kavel met een gebouw of een complex van gebouwen, dienende voor de uitoefening van een landbouwbedrijf;

f.

veldkavel:

kavel, die geen huis- of bedrijfskavel is;

g.

gebouw:

gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Woningwet;

h.

vlakligging:

mate van egaliteit van het maaiveld;

i.

natuurterrein:

natuurterrein als bedoeld in artikel 1 van de Wet agrarisch grondverkeer;

j.

particuliere terreinbeherende natuurbeschermings-organisaties:

organisaties aangewezen bij koninklijk besluit als bedoeld in artikel 388 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

k.

LAC-signaalwaarde:

laagste gehalte van een stof in de bodem dat bij overschrijding aanleiding kan geven tot het optreden van nadelige effecten voor de opbrengst en kwaliteit van agrarische producten en de gezondheid van mens en dier;

l.

inrichtingsplan:

inrichtingsplan als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de wet;

m.

reconstructie:

voorbereiding, vaststelling en uitvoering van een onderling samenhangend complex van maatregelen en voorzieningen ter verwezenlijk van de doelstellingen van de Reconstructiewet concentratiegebieden.

Hoofdstuk

2

Het ruilplan

Paragraaf

1

Voorbereiding

Artikel

2

Artikel

3

Gedeputeerde staten stellen in verband met de toepassing van artikel 58, tweede lid, van de wet vast tot welke grootte van de inbreng een eigenaar in plaats van toedeling van grond een algehele vergoeding in geld ontvangt.

Artikel

4

Gedeputeerde staten stellen per blok of gedeelte van een blok uitgangspunten vast ten aanzien van:

  • a.

    de kavelconcentratie;

  • b.

    de afstand van de veldkavels tot de bedrijfskavel;

  • c.

    het maximum aantal kavels per bedrijfstype;

  • d.

    de grootte van de kavels; of

  • e.

    de vorm van de kavels.

Paragraaf

2

Begrenzing openbare voorzieningen en gronden met gebouwen

Artikel

5

De begrenzing van een openbare voorziening wordt zodanig vastgesteld, dat de openbare voorziening doelmatig gebruikt en beheerd kan worden.

Artikel

6

De grens van een perceel waarop zich een gebouw bevindt, kan bij toewijzing van een naastgelegen perceel slechts na overleg met de eigenaar en gebruiker worden aangepast, tenzij het gebouw niet in gebruik is of zich niet in de nabijheid van de perceelsgrens bevindt.

Paragraaf

3

Uitruilbaarheid

Artikel

7

Gronden die ingevolge een vastgesteld bestemmingsplan, een ontwerpbestemmingsplan of een vastgesteld inrichtingsplan een bestemming hebben of krijgen die overeenkomt met de functie van landbouw, natuur, bos of landschap zijn uitruilbaar, voor zover artikel 23 van de wet niet anders bepaalt.

Artikel

8

Artikel

9

Een openbare weg als bedoeld in artikel 4 van de Wegenwet alsmede een weg die anderszins een openbaar karakter heeft is in zijn geheel uitruilbaar tegen een nihil inbreng.

Artikel

10

Gronden waarop zich een openbare weg als bedoeld in artikel 4 van de Wegenwet bevindt, die op grond van het inrichtingsplan het openbare karakter verliest, zijn uitruilbaar.

Artikel

11

Wanneer de openbare functie van een waterloop volgens het inrichtingsplan vervalt, zijn de gronden waarop deze waterloop zich bevindt uitruilbaar.

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Niet uitruilbaar zijn:

  • a.

    gronden met een uitzonderlijk slechte cultuurtoestand;

  • b.

    gronden met een zeer ongelijke vlakligging;

  • c.

    natuurterreinen, die niet als cultuurgrond in gebruik zijn;

  • d.

    te diep ontgronde percelen;

  • e.

    gronden waarop zich sport- of recreatieterreinen bevinden;

  • f.

    gronden waarop zich spoorwegen bevinden;

  • g.

    gronden met een houtopstand die groter is dan 10 are of gronden waarop een houtopstand die groter is dan 10 are heeft gestaan en waarvoor een herbeplantingsplicht als bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van de Wet natuurbescherming geldt, of

  • h.

    boomgaarden en andere gronden met meerjarige gewassen.

Paragraaf

4

Wijze van toedeling

Artikel

15

Artikel

16

Samenvoeging van kavels die ten dienste staan van één gebruiker vindt niet plaats, indien die samenvoeging voor een betrokken eigenaar leidt tot een versnippering van zijn eigendom die in redelijkheid niet van hem gevergd kan worden.

Artikel

17

De grens van een huis- of bedrijfskavel kan bij toedeling slechts na overeenstemming met de eigenaar en na overleg met de gebruikers worden aangepast, tenzij het gebouw op die kavel niet meer in gebruik is of zich niet in de nabijheid van de perceelsgrens bevindt.

Artikel

18

Gedeputeerde staten vermelden in het plan van toedeling met welk percentage op grond van artikel 56, eerste lid, van de wet de totale oppervlakte van alle in het blok opgenomen gronden is verminderd.

Artikel

19

Indien een eigenaar met betrekking tot een onroerende zaak een recht krijgt toegedeeld van een andere hoedanigheid of gebruiksbestemming dan door hem is ingebracht, kunnen gedeputeerde staten de betrokken eigenaar compenseren door ten aanzien van de betrokken onroerende zaak een oppervlaktecorrectie toe te passen of door hem een geldsom te betalen.

Artikel

20

Paragraaf

5

Ingebruikneming kavels

Artikel

21

De ingebruikneming van de kavels vindt plaats met inachtneming van een doelmatige uitvoering van werken.

Artikel

22

In het plan van toedeling kan in verband met de uitvoering van werken worden bepaald dat gronden na vaststelling van het ruilplan gefaseerd in gebruik worden genomen.

Artikel

23

Het plan van toedeling kan nadere regels bevatten voor de ingebruikneming van kavels, die in tijdelijk gebruik worden gegeven bij een andere eigenaar dan de eigenaar aan wie de kavels zijn toegedeeld.

Hoofdstuk

3

De lijst der geldelijke regelingen

Artikel

24

De lijst der geldelijke regelingen vermeldt alle aan de betrokken eigenaren toe te rekenen kosten en toe te kennen vergoedingen, waaronder kosten en vergoedingen die zijn overeengekomen met eigenaren van gronden, die buiten het blok zijn gelegen.

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Gedeputeerde staten waarderen de objectieve en subjectieve factoren teneinde de bijdrage van een eigenaar in de kosten, bedoeld in artikel 90, derde lid, van de wet te berekenen.

Artikel

29

Gedeputeerde staten waarderen de verrekenposten op basis van de waarde in het maatschappelijk verkeer.

Artikel

30

Een verrekenpost, die het gevolg is van de overgang van een zaak of een recht naar een andere eigenaar, wordt voor de inbrengende eigenaar en de eigenaar, die de zaak of het recht krijgt toegedeeld op dezelfde waarde geschat, tenzij een andere waardering noodzakelijk is vanwege de bijzondere omstandigheden van het geval.

Artikel

31

Hoofdstuk

4

Ruilverkaveling bij overeenkomst

Artikel

31a

Een overeenkomst als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van de wet heeft geen betrekking op:

  • a.

    kavels die deel uitmaken van de bebouwde kom;

  • b.

    kavels die deel uitmaken van een ruimtelijk aaneengesloten of functioneel verbonden samenstel van kavels dat:

    • 1°.

      in gebruik is voor woningbouw, daaronder begrepen recreatiewoningen, of de huisvesting van bedrijven met een niet-agrarische bestemming;

    • 2°.

      voor een dergelijk gebruik is bestemd ingevolge plannen of besluiten op grond van de Wet ruimtelijke ordening; of

    • 3°.

      daarvoor zal worden bestemd blijkens bekendgemaakte ontwerpen voor dergelijke plannen of besluiten;

  • c.

    kavels waar ontgronding plaatsvindt, tenzij daaraan overeenkomstig de voorwaarden die het bevoegd gezag heeft verbonden aan de vergunning tot ontgronding na de ontgronding de bestemming landbouw of ontwikkeling van natuur of kleinschalige recreatie wordt gegeven; of

  • d.

    de beperkte rechten met betrekking tot de kavels, bedoeld in de onderdelen a tot en met c.

Hoofdstuk

5

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

32

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

33

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit inrichting landelijk gebied.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit , C. P.Veerman
De Minister van Justitie , J. P. H.Donner