Wet van 5 juli 2006, houdende regels betreffende de melding van zeggenschap en kapitaalbelang in, alsmede de melding van het geplaatste kapitaal van effectenuitgevende instellingen (Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in effectenuitgevende instellingen)

Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in effectenuitgevende instellingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de reikwijdte van de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996 te vergroten, alsmede nieuwe regels te stellen met het oog op het vergroten van de doorzichtigheid van de zeggenschap en van het kapitaalbelang in effectenuitgevende instellingen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Inleidende bepaling

Artikel

1

Hoofdstuk

2

Meldingen betreffende het kapitaal en de stemmen

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Een naamloze vennootschap naar Nederlands recht of een rechtspersoon, opgericht naar het recht van een staat die niet een lidstaat is, die een uitgevende instelling wordt meldt onverwijld aan Onze Minister haar kapitaal en haar stemmen, alsmede de aandelen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, onder 2°.

Artikel

5

Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de gegevens die bij een melding als bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 dienen te worden verstrekt en met betrekking tot de wijze van melden.

Hoofdstuk

3

Meldingen betreffende wijzigingen in zeggenschap en kapitaalbelang

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Een ieder die de beschikking krijgt of verliest over een of meer aandelen met een bijzonder statutair recht inzake de zeggenschap in een uitgevende instelling, meldt dat onverwijld aan Onze Minister. Aan de verplichting op grond van de vorige volzin is voldaan, indien terzake van hetzelfde feit een melding is gedaan op grond van artikel 6, eerste lid.

Artikel

9

Artikel

10

Een ieder die ophoudt een dochtermaatschappij te zijn en die beschikt over een substantiële deelneming of een of meer aandelen met een bijzonder statutair recht inzake de zeggenschap in een uitgevende instelling, meldt dit onverwijld aan Onze Minister.

Artikel

11

Artikel

12

Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de gegevens die bij een melding als bedoeld in de artikelen 6 tot en met 11 dienen te worden verstrekt en met betrekking tot de wijze van melden.

Hoofdstuk

4

Bijzondere bepalingen en ontheffingen inzake meldingen betreffende wijzigingen in zeggenschap en kapitaalbelang

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Met betrekking tot aandelen of stemmen in een rechtspersoon, opgericht naar het recht van een staat die niet een lidstaat is, waarvan aandelen zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in Nederland en voor welke aandelen Nederland lidstaat van ontvangst is als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel j, van richtlijn nr. 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PbEU L 390):

  • a.

    zijn de artikelen 8, 9 en 10 niet van toepassing;

  • b.

    gelden, in afwijking van artikel 6, derde lid, voor de in artikel 6, eerste en tweede lid, genoemde meldingsplichten de drempelwaarden 5 procent en 10 procent, voor zover de meldingsplichtige een uitgevende instelling is die meldingsplichtig is als gevolg van het verkrijgen of verliezen van de beschikking over haar eigen aandelen;

  • c.

    gelden voor de in de artikelen 6 en 7 genoemde meldingsplichten de drempelwaarden 5 procent, 10 procent, 15 procent, 20 procent, 25 procent, 30 procent, 50 procent en 75 procent.

Hoofdstuk

5

Meldingen betreffende zeggenschap en kapitaalbelang door bestuurders en commissarissen

Artikel

16

Hoofdstuk

6

Het register

Artikel

17

Hoofdstuk

7

Toezicht en inlichtingen

Artikel

19

Hoofdstuk

8

Bijzondere bepalingen

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Onze Minister kan de kosten die voor de uitvoering van deze wet worden gemaakt volgens door Onze Minister te stellen regels in rekening brengen bij de uitgevende instellingen.

Hoofdstuk

9

Overdracht van toezicht

Artikel

25

Hoofdstuk

10

Vorderingen en beroep

Artikel

26

Hoofdstuk

11

Dwangsom en bestuurlijke boete

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

Degene jegens wie door Onze Minister een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens een overtreding een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht terzake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

Artikel

32

Artikel

33

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

38

De werkzaamheden in verband met het opleggen van een dwangsom of van een boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding en het daaraan voorafgaande onderzoek.

Artikel

39

Met het oog op een adequate functionering van de effectenmarkten of de positie van de beleggers op die markten, kan Onze Minister, onverminderd artikel 20, eerste lid, het feit terzake waarvan de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, het overtreden voorschrift, alsmede de naam, het adres en de woonplaats van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, ter openbare kennis brengen.

Hoofdstuk

12

Openbaarmaking van overtredingen

Artikel

40

Onze Minister kan, in afwijking van artikel 20, eerste lid, teneinde de naleving van deze wet te bevorderen, het feit dat een meldingsplichtige naar zijn oordeel een onjuiste melding heeft gedaan of ten onrechte geen melding heeft gedaan ter openbare kennis brengen.

Artikel

41

Degene jegens wie door Onze Minister een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat Onze Minister zijn handelen of nalaten op grond van artikel 40 ter openbare kennis zal brengen, is niet verplicht terzake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

Artikel

42

De beschikking om op grond van artikel 40 een feit ter openbare kennis te brengen vermeldt in ieder geval:

  • a.

    het feit dat ter openbare kennis wordt gebracht;

  • b.

    de wijze waarop het feit ter openbare kennis wordt gebracht; en

  • c.

    de termijn waarna het feit ter openbare kennis wordt gebracht.

Artikel

43

Tenzij de bevordering van de naleving van deze wet geen uitstel toelaat, wordt de werking van de beschikking om op grond van artikel 40 een feit ter openbare kennis te brengen opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.

Artikel

44

In afwijking van artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht treedt de beschikking in werking op de dag waarop het feit ter openbare kennis is gebracht zonder dat de werking voor de duur van de beroepstermijn of, indien beroep is ingesteld, van het beroep wordt opgeschort, indien van de betrokkene geen adres bekend is en het adres ook niet met een redelijke inspanning kan worden verkregen.

Artikel

45

Artikel

46

Artikel

47

De werkzaamheden in verband met het op grond van artikel 40 ter openbare kennis brengen van een feit worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van het feit en het daaraan voorafgaande onderzoek.

Hoofdstuk

13

Wijzigingen van andere wetten

Artikel

48

Wijzigt de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie.

Artikel

49

Wijzigt de Wet op de economische delicten.

Artikel

50

Wijzigt de Handelsregisterwet 1996.

Artikel

51

Wijzigt het Burgerlijk Wetboek Boek 2.

Artikel

52

Vervallen

Artikel

53

Wijzigt de Wet toezicht effectenverkeer 1995.

Artikel

54

Wijzigt de Wet toezicht kredietwezen 1992.

Artikel

55

Wijzigt de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993.

Artikel

56

Wijzigt de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf.

Artikel

57

Wijzigt de Wet toezicht accountantsorganisaties.

Hoofdstuk

14

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

58

Artikel

59

Artikel

60

Artikel

64

Wijzigt deze wet.

Artikel

66

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

67

Deze wet wordt aangehaald als: Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in effectenuitgevende instellingen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Financiën , G. Zalm
De Minister van Justitie , J. P. H. Donner
De Minister van Justitie a.i. , S. M. Dekker

Bijlage

, bedoeld in artikel 30 van de Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in effectenuitgevende instellingen

Artikel 1

Voor de onderstaande overtredingen, begaan na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, zijn de boetebedragen als volgt vastgesteld:

1

€    453

2

€    907

3

€ 5 445

4

€ 21 781

Overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel:

Tariefnummer:

2

4

3

4

4

4

5

3

6, eerste en tweede lid

4

7, eerste lid

4

8

4

9

4

10

4

11

4

12

3

15

4

16, derde, vierde, vijfde, zesde, zevende en achtste lid

4

16, tiende lid

3

18

1

19, eerste lid

2

19, vierde lid

2

19, vijfde lid

2

19, zevende lid

2

58, eerste lid

4

58, tweede lid

3

59, eerste lid

4

59, tweede lid

3

60, eerste en tweede lid

4

60, derde lid

3

Artikel 2

Op grond van artikel 32, tweede lid, behoeft de betrokkene niet in de gelegenheid te worden gesteld om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd, indien het een overtreding betreft waarvoor tariefnummer 1 of 2 is vastgesteld.