Besluit van 12 oktober 2006, houdende regels tot uitvoering van diverse bepalingen van hoofdstuk 5.4 van de Wet op het financieel toezicht (Besluit marktmisbruik Wft)

Besluit marktmisbruik Wft

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 20 april 2006, nr. FM 2006-00969 M;
Gelet op richtlijn nr. 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (PbEU L 96), richtlijn nr. 2003/124/EG van de Europese Commissie van 22 december 2003 tot uitvoering van richtlijn nr. 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de definitie en openbaarmaking van voorwetenschap en de definitie van marktmanipulatie betreft (PbEU L 339), richtlijn nr. 2003/125/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 22 december 2003 tot uitvoering van richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de juiste voorstelling van beleggingsaanbevelingen en de bekendmaking van belangenconflicten betreft (PbEU L 339), richtlijn nr. 2004/72/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 29 april 2004 tot uitvoering van richtlijn nr. 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat gebruikelijke marktpraktijken, de definitie van voorwetenschap met betrekking tot van grondstoffen afgeleide instrumenten, het opstellen van lijsten van personen met voorwetenschap, de melding van transacties van leidinggevende personen en de melding van verdachte transacties betreft (PbEU L 162) en richtlijn nr. 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PbEU L 390), alsmede de artikelen 5:56, zesde lid, 5:57, derde lid, 5:58, derde lid, 5:59, vierde en achtste lid, 5:60, eerste lid, aanhef en onderdeel d, derde, vijfde en zesde lid, 5:62, derde lid, 5:64, eerste lid, 5:65 en 5:68, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht;
De Raad van State gehoord (advies van 3 juli 2006, nr. W06.06.0135/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 9 oktober 2006, nr. FM 2006-01695U;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Wet op het financieel toezicht;

  • b.

    koersgevoelige informatie: informatie als bedoeld in artikel 5:53, eerste lid, van de wet;

  • c.

    privé-transactie: transactie in een financieel instrument voor eigen rekening of ten behoeve van een derde op wiens beleggingen de betrokkene, anders dan uit hoofde van het verlenen van een beleggingsdienst, invloed uitoefent.

Hoofdstuk

2

Uitzonderingen op de wettelijke verboden

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 5:56 zesde lid, 5:57, derde lid, en 5:58, derde lid, van de wet

Artikel

2

Artikel 5:56, eerste en derde lid, van de wet is niet van toepassing op de volgende categorieën transacties:

  • a.

    het in het kader van een personeelsregeling aan personen als bedoeld in artikel 5:60, eerste lid, onderdelen a en b, van de wet, of aan werknemers toekennen van financiële instrumenten, indien daarbij een bestendige gedragslijn wordt gehanteerd met betrekking tot de voorwaarden en de periodiciteit van de regeling;

  • b.

    het in het kader van een personeelsregeling als bedoeld in onderdeel a uitoefenen van toegekende opties, omwisselen van converteerbare obligaties of uitoefenen van uitgegeven warrants dan wel soortgelijke rechten op aandelen of certificaten van aandelen, op de expiratiedatum van het desbetreffende recht, dan wel binnen een periode van vijf werkdagen voorafgaande aan die datum, alsmede het verkopen van de met de uitoefening van deze rechten verworven aandelen of certificaten van aandelen binnen deze periode, indien de rechthebbende in dit laatste geval ten minste vier maanden voor de expiratiedatum schriftelijk aan de uitgevende instelling kenbaar heeft gemaakt tot verkoop te zullen overgaan of een onherroepelijke volmacht tot verkoop aan de uitgevende instelling heeft verleend;

  • c.

    een transactie waarvan het verrichten of bewerkstelligen noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan een verplichting tot levering van aandelen of certificaten van aandelen;

  • d.

    het aangaan van een overeenkomst waarbij een rechthebbende op financiële instrumenten zich onherroepelijk jegens een bieder verplicht om in het kader van een voorgenomen of in voorbereiding zijnd openbaar bod, financiële instrumenten waarop het openbaar bod betrekking heeft aan de bieder aan te bieden, indien die rechthebbende het aantal financiële instrumenten waarop de overeenkomst betrekking heeft in een schriftelijke verklaring aan de bieder vastlegt;

  • e.

    het aangaan van een overeenkomst waarbij een rechthebbende op financiële instrumenten of een potentiële rechthebbende op financiële instrumenten zich voorafgaand aan een uitgifte of herplaatsing van die financiële instrumenten onherroepelijk verplicht tot aankoop van een of meer van die financiële instrumenten, indien de rechthebbende of de potentiële rechthebbende het aantal financiële instrumenten of het bedrag waarop de overeenkomst betrekking heeft in een schriftelijke verklaring aan de uitgevende instelling die de financiële instrumenten uitgeeft of herplaatst vastlegt;

  • f.

    het bij wijze van dividenduitkering uitgeven of, anders dan in de vorm van keuzedividend, verkrijgen van aandelen of certificaten van aandelen;

  • g.

    het, slechts beschikkend over voorwetenschap met betrekking tot de handel, te goeder trouw handelen ter bediening van opdrachtgevers door een tussenpersoon;

  • h.

    het door werknemers van een rechtspersoon waarbinnen voorwetenschap aanwezig is verrichten of bewerkstelligen van een transactie indien deze werknemers zelf slechts beschikken over koersgevoelige informatie met betrekking tot de handel;

  • i.

    het in het kader van een terugkoopprogramma of stabilisatie, als bedoeld in hoofdstuk II onderscheidenlijk hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 2273/2003 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 22 december 2003 tot uitvoering van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de uitzonderingsregeling voor terugkoopprogramma’s en voor de stabilisatie van financiële instrumenten betreft (PbEU L 336), verrichten of bewerkstelligen van transacties in financiële instrumenten op een markt in financiële instrumenten, niet zijnde een gereglementeerde markt, waarvan de houder een erkenning heeft als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, van de wet, voor zover die transacties voldoen aan de in de verordening genoemde voorwaarden, met dien verstande dat onder het begrip «gereglementeerde markt» in de verordening mede wordt verstaan: markt in financiële instrumenten, niet zijnde een gereglementeerde markt, waarvan de houder een erkenning heeft als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, van de wet.

Artikel

3

Van meedelen in het kader van de normale uitoefening van werk, beroep of functie als bedoeld in artikel 5:57, eerste lid, onderdeel a, van de wet is in elk geval sprake voorzover:

  • a.

    degene die voornemens is een openbaar bod op financiële instrumenten uit te brengen, aan rechthebbenden op die financiële instrumenten, waarvan bekendheid met hun bereidheid om hun financiële instrumenten aan hem aan te bieden redelijkerwijs noodzakelijk is voor de beslissing tot het uitbrengen van het openbaar bod, informatie verschaft die zij nodig hebben om zich over hun bereidheid uit te kunnen spreken; of

  • b.

    degene die voornemens is financiële instrumenten uit te geven of te herplaatsen, aan rechthebbenden op financiële instrumenten of potentiële rechthebbenden op financiële instrumenten, waarvan bekendheid met hun bereidheid om financiële instrumenten aan te kopen redelijkerwijs noodzakelijk is voor de beslissing tot het uitgeven of herplaatsen van financiële instrumenten, informatie verschaft die zij nodig hebben om zich over hun bereidheid uit te kunnen spreken.

Artikel

4

Hoofdstuk

3

Meldingsveprlichtingen, lijsten van personen die toegang hebben tot koersgevoelige informatie en het reglement

§

3.1

Melding van transacties

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 5:60, eerste lid, aanhef en onderdeel d, derde, vijfde en zesde lid, en 5:62, derde lid, van de wet

Artikel

5

De in artikel 5:60, eerste lid, onderdeel d, van de wet bedoelde categorieën van personen zijn:

Artikel

6

Artikel

8

Artikel 5:60, eerste lid, van de wet, is niet van toepassing op transacties die op grond van een schriftelijke overeenkomst van lastgeving worden verricht of bewerkstelligd door een financiële onderneming waaraan het ingevolge het Deel Markttoegang financiële ondernemingen of het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen van de wet is toegestaan individuele vermogens te beheren, indien bij die overeenkomst is bepaald dat de volmachtgever geen invloed uitoefent op transacties die de financiële onderneming als gevolmachtigde verricht of bewerkstelligt.

Artikel

9

§

3.2

Lijst van personen die op regelmatige of incidentele basis kennis kunnen hebben van koersgevoelige informatie en reglement

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 5:59, achtste lid, en 5:65 van de wet

Artikel

10

Artikel

11

Een reglement als bedoeld in artikel 5:65 van de wet bevat regels ten aanzien van:

Hoofdstuk

4

Openbaarmaking van koersgevoelige informatie

§

4.1

De wijze van openbaarmaking

Bepalingen ter uitvoering van artikel 5:59, achtste lid, van de wet

Artikel

12

Artikel

13

§

4.2

Uitzonderingen op de verplichting tot onverwijlde openbaarmaking

Bepaling ter uitvoering van artikel 5:59, vierde lid, van de wet

Artikel

14

Hoofdstuk

5

Voorkoming van publiekmisleiding door beleggingsaanbevelingen

Bepalingen ter uitvoering van artikel 5:64, eerste lid, van de wet

Artikel

15

Een ieder die beleggingsaanbevelingen uitbrengt, vermeldt in de beleggingsaanbeveling duidelijk en opvallend:

  • a.

    de naam en functie van de natuurlijke persoon die de beleggingsaanbeveling heeft opgesteld; en

  • b.

    de naam van de persoon die verantwoordelijk is voor het uitbrengen van de beleggingsaanbeveling.

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Hoofdstuk

6

Optreden op markten in financiële instrumenten

§

6.1

Algemene bepalingen

Bepalingen ter uitvoering van artikel 5:68, eerste lid, van de wet

Artikel

20

Een onderneming als bedoeld in artikel 5:68, eerste lid, van de wet, treft adequate maatregelen teneinde belangenconflicten met betrekking tot transacties in financiële instrumenten te beheersen.

Artikel

21

Een onderneming als bedoeld in artikel 5:68, eerste lid, van de wet, treft adequate maatregelen teneinde:

  • a.

    te vermijden dat koersgevoelige informatie bekend wordt buiten de kring van personen die uit hoofde van de uitoefening van werk, beroep of functie daarmee bekend dienen te zijn;

  • b.

    te waarborgen dat aan de onderneming verbonden personen de uiterste zorgvuldigheid betrachten in de behandeling van informatie waarvan zij weten of redelijkerwijs moeten vermoeden dat deze informatie moet worden aangemerkt als koersgevoelig.

Artikel

22

Een onderneming als bedoeld in artikel 5:68, eerste lid, van de wet, wijst een persoon aan die belast is met het interne toezicht op de naleving van het in dit hoofdstuk bepaalde en stelt regels ten aanzien van de uitoefening van dat toezicht.

Artikel

23

Een onderneming als bedoeld in artikel 5:68, eerste lid, van de wet, houdt van de door haar voor eigen rekening verrichte transacties in financiële instrumenten een administratie bij, die de volgende gegevens bevat:

  • a.

    de per dag verrichte transacties;

  • b.

    de financiële instrumenten waarop elke transactie betrekking heeft;

  • c.

    de datum en het tijdstip waarop elke transactie is uitgevoerd;

  • d.

    voor zover van toepassing, de identiteit van de derde die de transactie heeft uitgevoerd;

  • e.

    de koers of de koersen waartegen de transacties zijn uitgevoerd.

§

6.2

Gedragscode voor privé-transacties

Bepalingen ter uitvoering van artikel 5:68, eerste lid, van de wet

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

De gedragscode, bedoeld in artikel 24, eerste lid, bepaalt dat een in dat lid bedoelde persoon iedere vermenging van zakelijke en privé-belangen, respectievelijk de redelijkerwijs voorzienbare schijn daarvan, die te maken heeft met transacties in financiële instrumenten, vermijdt.

Artikel

27

Artikel

28

De gedragscode, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van een beleggingsonderneming bepaalt dat een insider als bedoeld in artikel 25, tweede lid, privé-transacties in financiële instrumenten, niet zijnde financiële instrumenten als bedoeld in artikel 27, tweede lid, slechts mag verrichten:

  • a.

    indien hij daarvoor uitsluitend gebruik maakt van de diensten van de beleggingsonderneming waaraan hij is verbonden;

  • b.

    indien hij een overeenkomst van lastgeving sluit met een andere beleggingsonderneming waarin is bepaald dat de insider geen invloed kan uitoefenen op de transacties die worden verricht of bewerkstelligd door die beleggingsonderneming als gevolmachtigde; of

  • c.

    op andere door de gedragscode voorgeschreven of toegelaten wijze die controle van de privé-transacties door de beleggingsonderneming mogelijk maakt.

Artikel

29

De gedragscode, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van een beleggingsonderneming, bepaalt dat het een insider als bedoeld in artikel 25, tweede lid:

  • a.

    die betrokken is bij activiteiten van de beleggingsonderneming die voorvloeien uit de verplichting ten aanzien van bepaalde financiële instrumenten voortdurend bied- en laatprijzen af te geven dan wel anderszins een markt te onderhouden, slechts is toegestaan privé-transacties in die financiële instrumenten te verrichten met een beleggingsoogmerk, waarbij de beleggingstermijn ten minste drie maanden bedraagt;

  • b.

    die werkzaam is bij de organisatorische eenheid van de beleggingsonderneming die een functie vervult bij een uitgifte van financiële instrumenten of anderszins uit hoofde van zijn functie daarbij betrokken is, niet is toegestaan in te schrijven op die uitgifte;

  • c.

    op wie onderdeel b niet van toepassing is, die inschrijft op een uitgifte van financiële instrumenten waarbij de beleggingsonderneming waaraan hij is verbonden een functie vervult, niet is toegestaan de aldus verkregen financiële instrumenten te verkopen binnen zes maanden na de stortingsdatum.

Hoofdstuk

7

Slotbepalingen

Artikel

31

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

32

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit marktmisbruik Wft.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Financiën, G. Zalm
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin