Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 23 oktober 2006, nr. LMV 2006.309882, houdende regels voor het meten en berekenen van de gevolgen voor de luchtkwaliteit, bedoeld in artikel 7 van het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit)

Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Besluit:

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Besluit: Besluit luchtkwaliteit 2005;

emissiefactor: factor die de uitstoot van een luchtverontreinigende stof per voertuigkilometer weergeeft;

grootschalige concentratiegegevens: gegevens met betrekking tot de gemiddelde concentraties op een schaalniveau van één bij één km;

referentiewaarde: in bijlage IC opgenomen concentraties bepaald met behulp van de in die bijlage omschreven situaties;

ruwheidskaart: kaart, houdende een overzicht van de gemiddelde ruwheidslengte op een schaalniveau van één bij één km;

ruwheidslengte: parameter voor de mechanische wrijving tussen luchtstromen en het landoppervlak;

verkeersintensiteit: aantal motorvoertuigen dat gemiddeld gedurende een bepaald tijdvak een waarneempunt bij een weg passeert.

§

2

Algemene regels voor het bepalen van de gevolgen voor de luchtkwaliteit

Artikel

2

Artikel

3

Vóór 15 maart van ieder kalenderjaar worden de volgende gegevens bekendgemaakt:

  • a.

    een overzicht van de grootschalige concentratiegegevens van zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide, ozon en benzeen van het voorafgaande kalenderjaar;

  • b.

    een overzicht van de prognoses van de grootschalige concentratiegegevens van zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide, ozon en benzeen van het tiende kalenderjaar volgend op het voorafgaande kalenderjaar en de jaren 2010 en 2020;

  • c.

    een overzicht van de emissiefactoren van zwaveldioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen van het voorafgaande kalenderjaar;

  • d.

    een overzicht van de prognoses van de emissiefactoren van zwaveldioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen van het tiende kalenderjaar volgend op het voorafgaande kalenderjaar en de jaren 2010 en 2020;

  • e.

    de meteorologische gegevens van het voorafgaande kalenderjaar en de vijfjarige gemiddelde meteorologische gegevens;

  • f.

    de ruwheidskaart.

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Wanneer de waarde van een door middel van berekeningen bepaalde concentratie aan een grenswaarde als genoemd in paragraaf 2 van het Besluit wordt getoetst, wordt die waarde afgerond naar het dichtstbijzijnde hele getal, waarbij een halve eenheid wordt afgerond naar het dichtstbijzijnde even getal.

§

3

Algemene regels voor het door middel van berekeningen bepalen van de gevolgen voor de luchtkwaliteit bij wegen

Artikel

7

Bij het door middel van berekeningen bepalen van de gevolgen voor de luchtkwaliteit, bedoeld in artikel 2, eerste lid, bij een weg wordt, naast de gegevens, bedoeld in artikel 4, gebruik gemaakt van gegevens met betrekking tot de te verwachten:

  • a.

    verkeersintensiteit van de onderscheidenlijke categorieën van motorvoertuigen;

  • b.

    wijze waarop het verkeer zich afwikkelt;

  • c.

    kenmerken van de betreffende weg, en

  • d.

    kenmerken van de omgeving.

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Van een andere methode als bedoeld in artikel 9, tweede of derde lid, kunnen bestuursorganen gebruik maken indien die methode is goedgekeurd door de Minister. De goedkeuring wordt in elk geval onthouden indien:

  • a.

    de methode of het toepassingsbereik daarvan niet op een deugdelijke wijze is beschreven, of

  • b.

    de resultaten van de toepassing van een andere methode als bedoeld in artikel 9, tweede lid, in een situatie die valt binnen het toepassingsbereik van standaardrekenmethode 1, meer dan 15 procent afwijken van de referentiewaarde voor zover deze betrekking hebben op de concentraties van stikstofdioxide, of meer dan 10 procent afwijken van de referentiewaarde voor zover deze betrekking hebben op de concentraties van zwevende deeltjes (PM10) of

  • c.

    de resultaten van de toepassing van een andere methode als bedoeld in artikel 9, tweede lid, in een situatie die valt binnen het toepassingsbereik van standaardrekenmethode 2, meer dan 10 procent afwijken van de referentiewaarde.

§

4

Algemene regels voor het door middel van berekeningen bepalen van de gevolgen voor de luchtkwaliteit bij inrichtingen

Artikel

11

Bij het bepalen, door middel van berekeningen, van de gevolgen voor de luchtkwaliteit, bedoeld in artikel 2, eerste lid, bij een inrichting wordt, naast de gegevens bedoeld in artikel 4, gebruik gemaakt van gegevens met betrekking tot de te verwachten:

  • a.

    fysieke kenmerken van de bron;

  • b.

    kenmerken van de emissie, en

  • c.

    kenmerken van de omgeving.

Artikel

12

De gevolgen voor de luchtkwaliteit, bedoeld in artikel 2, eerste lid, bij een inrichting worden bepaald vanaf de grens van het terrein van die inrichting.

Artikel

13

Artikel

14

Van een andere methode als bedoeld in artikel 13, tweede of derde lid, kunnen bestuursorganen gebruik maken indien de andere methode is goedgekeurd door de Minister. De goedkeuring wordt in elk geval onthouden indien de methode of het toepassingsbereik daarvan niet op een deugdelijke wijze is beschreven.

§

5

Verslaglegging

Artikel

15

§

6

Slotbepalingen

Artikel

16

In afwijking van artikel 3 worden de in dat artikel bedoelde gegevens in het jaar 2006 binnen twee weken na de inwerkingtreding van deze regeling bekendgemaakt.

Artikel

17

Deze regeling is niet van toepassing op besluiten die zijn voortgevloeid uit de uitoefening van bevoegdheden als bedoeld in artikel 7 van het Besluit, noch op de uit die besluiten voortvloeiende rechts- en feitelijke handelingen, voor zover het ontwerp van een dergelijk besluit voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling ter inzage is gelegd of een dergelijk besluit voor dat tijdstip is vastgesteld.

Artikel

18

Deze regeling treedt in werking met ingang van de vierde week na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

19

Deze regeling wordt aangehaald als: Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,P.L.B.A. vanGeel

Bijlage

IA

Standaardrekenmethode 1

Bijlage bij artikel 9 van de regeling

1. Begrippen

Rekenafstand: de afstand tussen het rekenpunt en de wegas in meters;

Rekenpunt: het punt waar de luchtkwaliteit wordt berekend;

Wegas: lijn in het midden van de weg.

2. Toepassingsbereik

De methode is bedoeld voor het berekenen van de gevolgen voor de luchtkwaliteit bij een weg. Bij toepassing van deze methode voldoet de beschouwde situatie aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de weg ligt in een stedelijke omgeving;

  • b.

    de maximale rekenafstand is de afstand tot de bebouwing, met een maximum van 30 meter ten opzichte van de wegas;

  • c.

    er is niet of nauwelijks sprake van een hoogteverschil tussen de weg en de omgeving;

  • d.

    langs de weg bevinden zich geen afschermende constructies;

  • e.

    de weg is vrij van tunnels.

Deze methode maakt onderscheid tussen vier typen wegen. De wegtypen worden beschreven aan de hand van de bebouwing langs de weg:

  • 1.

    beide zijden van de weg min of meer aaneengesloten bebouwing, afstand tussen wegas en gevel is kleiner dan 3 maal de hoogte van de bebouwing, maar groter dan 1,5 maal de hoogte van de bebouwing;

  • 2.

    beide zijden van de weg min of meer aaneengesloten bebouwing, afstand tussen wegas en gevel is kleiner dan 1,5 maal de hoogte van de bebouwing;

  • 3.

    éénzijdige bebouwing, weg met aan één zijde min of meer aaneengesloten bebouwing op een afstand van minder dan 3 maal de hoogte van de bebouwing;

  • 4.

    alle wegen in een stedelijke omgeving, anders dan wegtype 1, 2 en 3.

3. Rekenmethode

Het rekenmodel maakt het mogelijk om berekeningen uit te voeren van:

  • a.

    de jaargemiddelde concentraties zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen;

  • b.

    het aantal maal dat de 24-uurgemiddelde concentratie zwevende deeltjes (PM10) hoger is dan de grenswaarde van 50 μg/m3;

  • c.

    het 98-percentiel van de 8-uurgemiddelde concentratie koolmonoxide;

  • d.

    het aantal maal dat de 24-uurgemiddelde concentratie zwaveldioxide hoger is dan de grenswaarde van 125 μg/m3;

  • e.

    het aantal maal dat de uurgemiddelde concentratie stikstofdioxide hoger is dan de grenswaarde van 200 μg/m3.

a. jaargemiddelde concentratie

De jaargemiddelde concentratie zwaveldioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen wordt met de volgende formule berekend:

De jaargemiddelde concentratiebijdrage verkeer voor zwaveldioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen wordt met de volgende formule berekend:

De jaargemiddelde concentratiebijdrage verkeer voor stikstofdioxide is afhankelijk van:

  • de jaargemiddelde bijdrage door het verkeer aan de concentratie stikstofoxiden (NOx);

  • de chemische reacties in de atmosfeer waardoor een deel van de NO wordt omgezet in NO2.

De jaargemiddelde concentratiebijdrage verkeer voor stikstofdioxide wordt bepaald aan de hand van de volgende formule:

b. aantal overschrijdingen grenswaarde 24-uurgemiddelde concentratie zwevende deeltjes (PM10)

De grenswaarde voor de 24-uurgemiddelde concentratie zwevende deeltjes (PM10) is 50 μg/m3. Deze grenswaarde mag maximaal 35 maal per jaar worden overschreden.

Het aantal dagen dat de 24-uurgemiddelde concentratie zwevende deeltjes (PM10) hoger is dan de grenswaarde van 50 μg/m3, wordt berekend aan de hand van de totale jaargemiddelde concentratie zwevende deeltjes (PM10). De formule die gebruikt wordt, is afhankelijk van de hoogte van de jaargemiddelde concentratie zwevende deeltjes (PM10):

c. 8-uurgemiddelde concentratie koolmonoxide

Het resultaat van de concentratieberekening is voor koolmonoxide (CO) het 98-percentiel van 8-uurgemiddelde waarden. Het 98-percentiel wordt berekend aan de hand van de jaargemiddelde concentratie met de volgende formule:

d. aantal overschrijdingen grenswaarde 24-uurgemiddelde concentratie zwaveldioxide

De grenswaarde voor de 24-uurgemiddelde concentratie zwaveldioxide is 125 μg/m3. Deze grenswaarde mag maximaal 3 maal per jaar worden overschreden.

Met onderstaande formules kan, op basis van de jaargemiddelde concentratie zwaveldioxide, een berekening worden gemaakt van de 4 hoogste 24-uurgemiddelde concentraties zwaveldioxide:

e. aantal overschrijdingen grenswaarde uurgemiddelde concentratie stikstofdioxide

De grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie stikstofdioxide is 200 μg/m3. Deze grenswaarde mag maximaal 18 maal per jaar worden overschreden.

Met onderstaande formules kan, op basis van de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide, een berekening worden gemaakt van de 19 hoogste 24-uurgemiddelde concentraties stikstofdioxide:

4. Emissiegetal

De emissie door het verkeer wordt voor zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), lood en koolmonoxide berekend met behulp van de volgende formule:

5. Verdunningsfactor

Een variabele in de formule voor de berekening van een jaargemiddelde concentratie (formule 1.2) is de verdunningfactor. De verdunningsfactor wordt berekend met de volgende formule:

6. Fractie direct uitgestoten NO2

Een deel van de NOx wordt uitgestoten als NO2. Het aandeel NO2 dat direct door het verkeer wordt uitgestoten wordt als volgt berekend:

7. Optellen concentratiebijdragen van verschillende bronnen

In formule 1.1 wordt de jaargemiddelde concentratie berekend op basis van de grootschalige concentratiegegevens en de concentratiebijdrage door het wegverkeer in de desbetreffende straat. Indien er naast het wegverkeer in de desbetreffende straat nog andere lokale bronnen een bijdrage leveren aan de concentraties zwaveldioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen op het rekenpunt, is het mogelijk om deze bijdrage op te tellen bij de concentratie die berekend is met formule 1.1.

Bij stikstofdioxide kunnen de bijdrage van meerdere lokale bronnen niet zonder meer bij elkaar worden opgeteld. Om toch tot een optelling te komen worden de volgende stappen doorlopen:

  • 1.

    berekenen jaargemiddelde concentratiebijdrage NOx van elk van de bronnen;

  • 2.

    berekenen van de totale jaargemiddelde concentratiebijdrage NOx;

  • 3.

    berekenen totale jaargemiddelde concentratiebijdrage NO2.

Berekenen jaargemiddelde concentratiebijdrage NOx van elk van de bronnen

Indien voor het rekenpunt de jaargemiddelde concentratiebijdrage NO2 van andere bronnen dan het wegverkeer in de desbetreffende straat bekend is, kan de jaargemiddelde concentratiebijdrage NOx van elk van deze bronnen worden berekend aan de hand van de volgende formule:

Berekenen van de totale jaargemiddelde concentratiebijdrage NOx

Vervolgens worden de jaargemiddelde concentratiebijdragen NOx van de verschillende lokale bronnen bij elkaar opgeteld:

Berekenen totale jaargemiddelde concentratiebijdrage NO2

Op basis van de gesommeerde NOx bijdrage wordt de totale jaargemiddelde concentratiebijdrage NO2 van de verschillende bronnen berekend met formule 1.3, waarbij voor ƒNO2 wordt uitgegaan van een waarde van 0,05.

Bijlage

IB

Standaardrekenmethode 2

Bijlage bij artikel 9 van de regeling

1. Begrippen

Bron: een punt of gebied verantwoordelijk voor de emissie van luchtverontreinigende stoffen;

Pluimhoogte: de hoogte van het verticale middelpunt van de pluim;

Rekenpunt: het punt waar de luchtkwaliteit wordt berekend;

Rekenafstand: de afstand tussen een bron en een rekenpunt;

Tracé: een aaneenschakeling van wegvakken;

Verticale verspreidingscoëfficiënt: een maat voor de verdunning van de concentraties van luchtverontreinigende stoffen

Windroos: dit is een kompasroos waarin de windrichtingen worden aangeduid;

Windsector: een bereik van windrichtingen in de windroos;

Wegas: lijn in het midden van een weg;

Wegsegment: deel van een wegvak;

Wegvak: deel van een weg waarvan de eigenschappen, die van invloed zijn op de concentraties van luchtverontreinigende stoffen, gelijk blijven.

2. Toepassingsbereik

Standaardrekenmethode 2 is bedoeld voor het berekenen van de gevolgen voor de luchtkwaliteit bij wegen. Bij toepassing van deze methode voldoet de beschouwde situatie aan de volgende voorwaarden:

Binnen het toepassingsbereik vallen diverse varianten, welke per wegvak op basis van de volgende eigenschappen van elkaar zijn te onderscheiden (zie onderstaande figuur):

  • 1.

    de aanwezigheid en breedte (b) van een middenberm;

  • 2.

    de configuratie van de rijbanen. De volgende configuraties zijn mogelijk:

    • één rijrichting, bestaande uit één of meerdere banen;

    • twee rijrichtingen, bestaande uit één of meerdere banen;

  • 3.

    de hoogteligging (h) van de weg ten opzichte van het maaiveld;

  • 4.

    de aanwezigheid van schermen of wallen, de locatie (eenzijdig/tweezijdig), de hoogte (h1 of h2), en de afstand (l1 of l2) tot de wegrand, waarbij voor h een een minimale waarde geldt van 1 meter en een maximale waarde 6 meter, en waarbij voor l een maximale waarde van 50 meter.

3. Rekenmethode

Standaard rekenmethode 2 maakt het mogelijk om berekeningen uit te voeren voor:

  • a.

    de jaargemiddelde concentraties voor zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), lood en koolmonoxide;

  • b.

    het aantal keren per jaar dat de 24-uurgemiddelde concentratie PM10 hoger is dan de grenswaarde van 50 μg/m3;

  • c.

    het 98-percentiel van de 8-uurgemiddelde concentratie koolmonoxide;

  • d.

    het aantal maal dat de 24-uurgemiddelde concentratie zwaveldioxide hoger is dan de grenswaarde van 125 μg/m3;

  • e.

    het aantal maal dat de uurgemiddelde concentratie stikstofdioxide hoger is dan de grenswaarde van 200 μg/m3.

a. jaargemiddelde concentratie

Berekening voor zwaveldioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), lood en koolmonoxide

De jaargemiddelde concentratie wordt berekend met de volgende formule:

Voor de jaargemiddelde grootschalige concentratie wordt gebruik gemaakt van de gegevens bedoeld in artikel 3, van de regeling. Voor het berekenen van de jaargemiddelde concentratie bijdrage van het verkeer worden alle concentratiebijdragen per windsector vermenigvuldigd met de fractie van het jaar waarin sprake is van een bijdrage uit de desbetreffende windsector en vervolgens gesommeerd:

Berekening voor stikstofdioxide

De berekening van de jaargemiddelde concentratie voor NO2 geschiedt met behulp van formule 1.1, echter de jaargemiddelde concentratiebijdrage van het verkeer voor stikstofdioxide is afhankelijk van:

  • de jaargemiddelde bijdrage door het verkeer aan de concentratie stikstofoxiden (NOx). Deze wordt berekend zoals de overige stoffen, met formule 1.1;

  • en de chemische reacties in de atmosfeer, onder invloed van ozon, waardoor een deel van de NO wordt omgezet in NO2.

De invloed van de chemische reacties dient te worden verdisconteerd voor een correcte berekening van de jaargemiddelde concentratie bijdrage. De jaargemiddelde concentratiebijdrage verkeer voor stikstofdioxide wordt bepaald aan de hand van de volgende formule:

b. aantal overschrijdingen grenswaarde 24-uurgemiddelde concentratie PM10

De grenswaarde voor de 24-uurgemiddelde concentratie PM10 is 50 μg/m3. Deze grenswaarde mag maximaal 35 maal per jaar worden overschreden.

Het aantal dagen dat de 24-uurgemiddelde concentratie zwevende deeltjes (PM10) hoger is dan de grenswaarde van 50 μg/m3, wordt berekend aan de hand van de totale jaargemiddelde concentratie zwevende deeltjes (PM10). De formule die gebruikt wordt, is afhankelijk van de hoogte van de jaargemiddelde concentratie zwevende deeltjes (PM10):

c. 8-uurgemiddelde concentratie koolmonoxide

Het resultaat van de concentratieberekening is voor koolmonoxide (CO) het 98-percentiel van 8-uurgemiddelde waarden. Het 98-percentiel wordt berekend aan de hand van de jaar gemiddelde concentratie met de volgende formule:

Voor de 98-percentiel 8-uurgemiddelde grootschalige concentratie wordt gebruik gemaakt van de gegevens bedoeld in artikel 3, van de regeling.

d. aantal overschrijdingen grenswaarde 24-uurgemiddelde concentratie zwaveldioxide

De grenswaarde voor de 24-uurgemiddelde concentratie zwaveldioxide (SO2) is 125 μg/m3. Deze grenswaarde mag maximaal 3 maal per jaar worden overschreden. Met onderstaande formules kan, op basis van de jaar gemiddelde concentratie zwaveldioxide, een berekening worden gemaakt van de 4 hoogste 24-uurgemiddelde concentraties zwaveldioxide (Ci24m,max):

e. aantal overschrijdingen grenswaarde uurgemiddelde concentratie stikstofdioxide

De grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie stikstofdioxide is 200 μg/m3. Deze grenswaarde mag maximaal 18 maal per jaar worden overschreden. Met onderstaande formules kan, op basis van de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide, een berekening worden gemaakt van de 19 hoogste 24-uurgemiddelde concentraties stikstofdioxide:

4. Concentratie bijdrage verkeer

De berekeningen voor de concentratie bijdragen van het verkeer worden als volgt uitgevoerd. Binnen een bepaald studiegebied wordt een tracé gedefinieerd. Dit tracé wordt onderverdeeld in wegvakken en ten behoeve van de nauwkeurigheid van deze methode worden de wegvakken weer onderverdeeld in wegsegmenten. Aan elk wegvak kunnen de in paragraaf 2 genoemde eigenschappen worden toegekend.

Onderstaande figuur illustreert een aantal definities welke in deze paragraaf worden gehanteerd:

Figuur 2: Betekenis en plaats van de gebruikte symbolen

Vanuit een zekere bron op positie (B) binnen het wegsegment, en een rekenpunt op locatie (R) binnen of buiten het wegsegment, wordt een denkbeeldige lijn BR getrokken. Op deze lijn wordt de verspreiding van de emissie Gaussisch verondersteld. Aan de hand van de richting van B tot R wordt bepaald tot welke windsector i de concentratie bijdrage Cb,i van bron B aan de concentratie op rekenpunt R behoort. Deze bijdrage wordt vervolgens berekend met behulp van de volgende pluimformule:

Voor elk rekenpunt wordt deze berekening voor alle bron posities uitgevoerd. De variabelen dw, Rb en z zijn eenduidig voor alle combinaties van bronposities en rekenpunten in te vullen. De emissie (E), de correctie factor (C), de verticale verspreidingscoëfficiënt (σz) en de windsnelheid (u) worden hieronder nader toegelicht.

5. Correctie grootschalige concentratie voor dubbeltelling

Dubbeltellingen ontstaan wanneer de bijdrage van de weg aan de grootschalige concentraties significant is. Dubbeltellingen langs wegen kunnen zich alleen voordoen bij snelwegen.

In standaardrekenmethode 2 kunnen de grootschalige concentraties worden gecorrigeerd volgens de vuistregels die beschreven zijn in de notitie ‘Het effect van dubbeltelling bij berekeningen in de buurt van bestaande snelwegen’ [RIVM.2005].

De werkwijze die hierbij gevolgd wordt, is dat voor ieder wegsegment aan beide zijden van het wegsegment een rekenpunt wordt toegevoegd op een afstand van exact 25 meter vanaf de wegas, op een lijn loodrecht op de wegas.

De nauwkeurigheid van de aldus berekende correcties ligt in de orde van grootte van 50%. Voor een snelweg met redelijk hoge verkeersintensiteiten ligt de correctie voor NO2 in de orde van grootte van 1-5 µg/m3. Voor PM10 ligt de correctie in de orde van grootte van 0,1–0,3 µg/m3.

Bijlage

IC

Referentiewaarde

Bijlage bij artikel 1 en 10 van de regeling

1. Referentiewaarde in een situatie die valt binnen het toepassingsbereik van standaardrekenmethode 1

a. concentraties

De referentiewaarden voor de jaargemiddelde concentraties van NO2 en PM10 zijn gedefinieerd voor een typische street-canyon situatie. De referentiewaarde is het gemiddelde van de concentratieberekening met drie modellen, die stadssituaties als toepassingsgebied hebben. De berekening is op 5 meter van de wegrand aan de kant met de hoogste concentratie genomen. De waarden van de concentraties zijn 40,4 µg/m3 voor NO2 en 29,5 µg/m3 voor PM10.

b. situatie

Kenmerken street-canyon situatie:

  • Een grafische weergave van de situatie staat in figuur 1;

  • Meteorologische gegevens van 2004;

  • Grootschalige concentratiegegevens: GCN waarden Breukelen 2004;

  • Emissies op basis van: 15.000 voertuigen per etmaal, 3% middelzwaar vrachtverkeer, 5% zwaar vrachtverkeer;

  • Emissiefactoren (g/km): Licht verkeer: 0,62 NOx en 0,065 PM10, Middelzwaar: 10,46 NOx en 0,419 PM10, Zwaar: 15,25 NOx en 0,515 PM10;

  • De verdeling van de weekdaggemiddelde verkeersintensiteit over het etmaal zie figuur 2.

Uitgangspunten concentratieberekening:

  • Rekenafstand: 5 meter van wegrand;

  • Weglengte: 2 km. De locatie van het dwarsprofiel ligt daarbij precies in het midden;

  • Receptorhoogte: 1,5 meter;

  • Hoogte van de weg: maaiveld.

2. Referentiewaarde in een situatie die valt binnen het toepassingsbereik van standaardrekenmethode 2

a. concentraties

De referentiewaarde voor de snelwegsituatie van de jaargemiddelde concentratie van NO2 en PM10 is gedefinieerd voor een realistische snelwegsituatie. De referentiewaarde is het gemiddelde van de berekeningen van vier modellen, die snelwegsituaties als toepassingsgebied hebben. De referentiewaarde van de concentratie op een aantal receptorpunten loodrecht op de weg staan in de figuren 3 en 4.

b. situaties

Kenmerken snelwegsituatie:

  • Een grafische weergave van de situatie staat in figuur 5;

  • Meteorologische gegevens van 2003;

  • Grootschalige concentratiegegevens: GCN Breukelen 2003;

  • Oriëntatie weg: noord-zuid;

  • Twee rijstroken;

  • Geen geluidsschermen;

  • Ruwheidslengte omgeving: 0,3 m;

  • Emissies op basis van: 120.000 voertuigen per etmaal, 4 % middelzwaar vrachtverkeer, 6 % zwaar vrachtverkeer;

  • Emissiefactoren (in g/km): licht verkeer: 0,76 NOx en 0,055 PM10, middelzwaar: 7,01 NOx en 0,195 PM10, zwaar: 9,64 NOx en 0,266 PM10;

  • De verdeling van de verkeersintensiteit over het etmaal zie figuur 6.

Uitgangspunten concentratieberekening:

  • Dwarsprofielberekeningen op afstanden tot de wegrand van 5, 10, 20, 50, 100, 200, 300 en 500 meter;

  • Weglengte: 2 km. De locatie van het dwarsprofiel ligt daarbij precies in het midden;

  • Receptorhoogte: 1,5 meter;

  • Hoogte van de weg: maaiveld.

Weergave snelwegsituatie