Regeling van de Minister van Economische Zaken van 23 november 2006, nr. WJZ 6098739, houdende regels omtrent de eisen bij het gebruik van in Europese richtlijnen opgenomen en in het Meetinstrumentenbesluit I en Meetinstrumentenbesluit II geregelde meetinstrumenten en houdende enkele voorschriften inzake de installatie van die instrumenten (Regeling gebruik en installatie EU-meetinstrumenten)

Regeling gebruik en installatie EU-meetinstrumenten

De Minister van Economische Zaken,

Besluit:

§

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

§

2

Algemene bepalingen

Artikel

2

Meetinstrumenten als bedoeld in artikel 4 van het Meetinstrumentenbesluit I, niet-automatische weegwerktuigen als bedoeld in artikel 5 van het Meetinstrumentenbesluit I en meetinstrumenten als bedoeld in artikel 4 van het Meetinstrumentenbesluit II voldoen na ingebruikneming aan de volgende voorschriften:

  • a.

    zij verkeren in een goede staat van onderhoud;

  • b.

    zij zijn overeenkomstig de instructies van de fabrikant geïnstalleerd en worden dienovereenkomstig gebruikt;

  • c.

    zij worden uitsluitend gebruikt voor metingen overeenkomstig hun bestemming;

  • d.

    zij worden zodanig gejusteerd en gecorrigeerd dat de aanwijzingsfouten zo dicht mogelijk bij nul liggen.

Artikel

5

Indien ten aanzien van het gebruik een specifieke nauwkeurigheidsklasse voor een meetinstrument is voorgeschreven, mag ook een meetinstrument worden gebruikt dat in een hogere nauwkeurigheidsklasse valt.

§

3

Specifieke bepalingen inzake meetinstrumenten van de richtlijn meetinstrumenten

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Vloeistofmeetinstallaties voldoen na ingebruikneming aan de toepasselijke essentiële eisen van bijlage MI-005 van de richtlijn meetinstrumenten.

Artikel

10

Automatische weeginstrumenten met een in artikel 2, onderdeel d, onder 1°, van het Meetinstrumentenbesluit I bedoelde taak voldoen na ingebruikneming aan de toepasselijke essentiële eisen van bijlage MI-006 van de richtlijn meetinstrumenten, met dien verstande dat:

  • a.

    de in hoofdstuk II, onderdeel 4.1, opgenomen gemiddelde fout voor categorie X weeginstrumenten telkens met een factor 2 wordt vermenigvuldigd;

  • b.

    automatische weeginstrumenten voor metingen ter controle van voorverpakkingen die zijn samengesteld volgens de eisen van richtlijn 75/106/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 december 1974 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het voorverpakken naar volume van bepaalde vloeistoffen in voorverpakkingen met bepaalde inhoud (PbEG L 42) en richtlijn 76/211/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 januari 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het voorverpakken naar gewicht of volume van bepaalde producten in voorverpakkingen (PbEG L 46) voldoen aan de eisen voor weeginstrumenten van categorie X, zoals bedoeld in Hoofdstuk II, onderdeel 2.1, met inachtneming van de hiervoor onder a vermelde wijziging van de maximaal toelaatbare gemiddelde fout;

  • c.

    in plaats van de in onderdeel 4.1 opgenomen maximaal toelaatbare fout van ± 1 e, ± 1,5 e en ± 2 e voor categorie Y een maximaal toelaatbare fout geldt van respectievelijk ± 1,5 e, ± 2,5 e en ± 3,5 e;

  • d.

    in plaats van de in onderdeel 4.2 opgenomen tabel inzake standaarddeviatie, de volgende tabel van toepassing is:

m ≤ 50g

0,6 %

50 g < m ≤ 100g

0,3 g

100 g < m ≤ 200g

0,3 %

200 g < m ≤ 300g

0,6 g

300 g < m ≤ 500g

0,2 %

500 g < m ≤ 1000g

1,0 g

1000 g < m ≤ 10.000g

0,1 %

10.000 g < m ≤ 15.000g

10 g

15.000 g < m

0,067 %

Artikel

11

Automatische weeginstrumenten met een in artikel 2, onderdeel d, onder 2°, van het Meetinstrumentenbesluit I bedoelde taak voldoen na ingebruikneming aan de toepasselijke essentiële eisen van bijlage MI-006 van de richtlijn meetinstrumenten, met dien verstande dat:

  • a.

    de in hoofdstuk III, onderdeel 2.2, tabel 5, opgenomen maximaal toelaatbare afwijking van elke vulling van het gemiddelde voor klasse X (1) telkens met een factor 1,25 wordt vermenigvuldigd;

  • b.

    bij de berekening van de instelfout, bedoeld in hoofdstuk III, onderdeel 2.3, uitgegaan wordt van het in hoofdstuk III, onderdeel 2.2, in tabel 5 vermelde percentage, zonder toepassing van de hiervoor in onderdeel a vermelde vermenigvuldigingsfactor.

Artikel

12

Automatische weeginstrumenten met een in artikel 2, onderdeel d, onder 3°, van het Meetinstrumentenbesluit I bedoelde taak voldoen na ingebruikneming aan de toepasselijke essentiële eisen van bijlage MI-006 van de richtlijn meetinstrumenten, met dien verstande dat de in hoofdstuk IV, onderdeel 2, tabel 6, opgenomen maximaal toelaatbare fout van de getotaliseerde last telkens met een factor 2 wordt vermenigvuldigd.

Artikel

13

Automatische weeginstrumenten met een in artikel 2, onderdeel d, onder 4°, van het Meetinstrumentenbesluit I bedoelde taak voldoen na ingebruikneming aan de toepasselijke essentiële eisen van bijlage MI-006 van de richtlijn meetinstrumenten, met dien verstande dat de in hoofdstuk V, onderdeel 3, tabel 8, opgenomen maximaal toelaatbare fout voor de totale last telkens met een factor 2 wordt vermenigvuldigd.

Artikel

14

Automatische weeginstrumenten met een in artikel 2, onderdeel d, onder 5°, van het Meetinstrumentenbesluit I bedoelde taak voldoen na ingebruikneming aan de toepasselijke essentiële eisen van bijlage MI-006 van de richtlijn meetinstrumenten, met dien verstande dat:

  • a.

    de in hoofdstuk VI, onderdeel 2.1, tabel 9, opgenomen maximaal toelaatbare fout telkens met een factor 2 wordt vermenigvuldigd;

  • b.

    bij de berekeningen bedoeld in hoofdstuk VI, onderdeel 2.2, 2.3 en 2.4, uitgegaan wordt van de maximaal toelaatbare fout, zoals vastgesteld na de hiervoor in onderdeel a aangegeven vermenigvuldiging.

Artikel

15

Een automatisch weegwerktuig dat niet in een hogere nauwkeurigheidsklasse valt dan, wat betreft:

  • a.

    automatische vangwegers, nauwkeurigheidsklasse XIV of Y (b), bedoeld in hoofdstuk II, onderdeel 1.2, van bijlage MI-006 van de richtlijn meetinstrumenten,

  • b.

    automatische weegmachines voor afwegen: nauwkeurigheidsklasse X(2), bepaald overeenkomstig hoofdstuk III, onderdeel 1.2, van bijlage MI-006 van de richtlijn meetinstrumenten,

  • c.

    discontinue totalisators: nauwkeurigheidsklasse 1 of 2, bedoeld in hoofdstuk IV, onderdeel 1, van bijlage MI-006 van de richtlijn meetinstrumenten,

  • d.

    continue totalisators: nauwkeurigheidsklasse 1 of 2, bedoeld in hoofdstuk V, onderdeel 1, van bijlage MI-006 van de richtlijn meetinstrumenten,

  • e.

    mag slechts worden gebruikt voor:

    • 1°.

      het bepalen van de vervoerskosten van postpakketten;

    • 2°.

      het bepalen, op terreinen van ondernemingen tot exploitatie van middelen van openbaar vervoer, van de vervoerskosten van goederen;

    • 3°.

      voor het wegen in mortelfabrieken van asfaltbeton, betonmortel, metselspecie en soortgelijke producten, alsmede voor het in die fabrieken bij de vervaardiging van die producten wegen van materialen, waaruit die producten worden samengesteld;

    • 4°.

      het wegen van afvalstoffen en van zand, grind en aarde.

Artikel

16

Artikel

17

Multidimensionale meetinstrumenten voldoen na ingebruikneming aan de toepasselijke essentiële eisen van bijlage MI-009, hoofdstukken I en IV, van de richtlijn meetinstrumenten.

§

4

Specifieke bepalingen inzake niet-automatische weegwerktuigen

Artikel

18

Een niet-automatisch weegwerktuig dat wordt gebruikt voor weging van edele metalen, parels, edelgesteenten of munten voldoet aan de eisen voor weegwerktuigen met een nauwkeurigheidsklasse I of II als bedoeld in onderdeel 2.1 van bijlage I van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen.

Artikel

19

Een niet-automatisch weegwerktuig dat niet voldoet aan een hogere nauwkeurigheidsklasse dan klasse IIII, bedoeld in onderdeel 2.1 van bijlage I van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen, mag slechts worden gebruikt voor:

  • a.

    het bepalen van de vervoerskosten van postpakketten;

  • b.

    het bepalen, op terreinen van ondernemingen tot exploitatie van middelen van openbaar vervoer, van de vervoerskosten van goederen;

  • c.

    voor het wegen in mortelfabrieken van asfaltbeton, betonmortel, metselspecie en soortgelijke producten, alsmede voor het in die fabrieken bij de vervaardiging van die producten wegen van materialen, waaruit die producten worden samengesteld;

  • d.

    het wegen van afvalstoffen en van zand, grind en aarde.

§

5

Specifieke bepalingen inzake korenschalen, alcoholmeters en areometers voor alcohol

Artikel

21

§

6

Slotbepalingen

Artikel

22

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

23

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling gebruik en installatie EU-meetinstrumenten.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag
De Minister van Economische Zaken, J.G.Wijn