Besluit van 11 december 2006, houdende regels ter voorkoming van verontreiniging door schepen (Besluit voorkoming verontreiniging door schepen)

Besluit voorkoming verontreiniging door schepen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 23 augustus 2006, nr. HDJZ/SCH/2006-1285, Hoofddirectie Juridische Zaken, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
Gelet op het op 2 november 1973 te Londen totstandgekomen Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (Trb. 1975, 147) met het op 17 februari 1978 te Londen totstandgekomen Protocol bij dat Verdrag (Trb. 1978, 188), op Bijlage IV van het op 4 oktober 1991 te Madrid totstandgekomen Protocol betreffende milieubescherming bij het Verdrag inzake Antarctica (Trb. 1992, 110), het op 5 oktober 2001 te Londen totstandgekomen Internationaal Verdrag inzake de beperking van schadelijke aangroeiwerende verfsystemen op schepen (Trb. 2004, 44), richtlijn nr. 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 november 2000 betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen (PbEG L 332), richtlijn nr. 2005/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 juli 2005 tot wijziging van richtlijn 1999/32/EG wat het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen betreft (PbEU L 191), en de artikelen 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 8a, 9, 10, 11, 12c, 12e, 21, 23, en 38 van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen;
De Raad van State gehoord (advies van 12 oktober 2006, nr. W09.06.0362/V);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 5 december 2006, nr. HDJZ/SCH/2006-1806, Hoofddirectie Juridische Zaken, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Inleidende bepalingen

Artikel

1

Begripsbepalingen

Artikel

2

Aanwijzing schadelijke stoffen

Als schadelijke stoffen als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de wet worden aangewezen:

  • a.

    olie en oliehoudende mengsels als bedoeld in voorschrift 1 van Bijlage I van het Verdrag;

  • b.

    schadelijke vloeistoffen, inclusief restanten daarvan, of ballastwater, waswater van tanks of andere mengsels die dergelijke stoffen bevatten;

  • c.

    vloeistoffen die op grond van Bijlage II niet zijn gecategoriseerd, noch voorlopig ingedeeld of geëvalueerd, of ballastwater, waswater van tanks of andere mengsels die dergelijke restanten bevatten;

  • d.

    schadelijke stoffen in verpakte vorm;

  • e.

    sanitair afval;

  • f.

    vuilnis als bedoeld in voorschrift 1 van Bijlage V van het Verdrag.

Artikel

3

Aanwijzing verdragen

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

4

Bouwdatum van een schip

Hoofdstuk

2

Eisen aan schepen

Artikel

5

Eisen aan schepen op grond van het MARPOL-verdrag

Artikel

6

Eisen aan schepen op grond van het Antarctica-verdrag

Aan boord van elk schip dat zich in het Antarctisch gebied bevindt zijn één of meer verzameltanks aanwezig met voldoende capaciteit voor het opslaan van sanitair afval.

Artikel

7

Eisen aan schepen op grond van het AFS-verdrag

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

8

Nadere eisen

Artikel

9

Gelijkwaardige voorzieningen

De inspecteur-generaal kan, met inachtneming van hetgeen dienaangaande in het desbetreffende verdrag of de desbetreffende Code is bepaald, afwijking toestaan van de in artikel 5 bedoelde eisen, indien aan boord van het schip een voorziening wordt getroffen die naar zijn oordeel ten minste gelijkwaardig is aan de in het voorschrift waarvan wordt afgeweken, geëiste voorziening.

Artikel

10

Ontheffingen

Van een ontheffing als bedoeld in artikel 35, tweede lid, van de wet van de in de artikelen 5 en 6 bedoelde eisen wordt, indien deze wordt verleend voor een schip waaraan een certificaat wordt afgegeven als bedoeld in artikel 12, aantekening gemaakt op het certificaat.

Artikel

11

Toelating van uitrusting

Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld betreffende de voorwaarden voor toelating van uitrusting aan boord van schepen, het gebruik van die uitrusting en de documenten waarvan zij in bij die regeling bepaalde gevallen vergezeld gaat.

Hoofdstuk

3

Certificaten en onderzoeken

§

1

Certificaten

Artikel

12

Certificaten op grond van het MARPOL-verdrag

Artikel

13

Certificaten op grond van het AFS-verdrag

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

14

Bij certificaten behorende rapporten, aanhangsels e.d.

De in de artikelen 12 en 13 bedoelde certificaten gaan vergezeld van de bij die certificaten behorende rapporten, aanhangsels en overzichten, alsmede van de in de desbetreffende verdragen of Codes voorgeschreven gegevens met betrekking tot schip of lading.

Artikel

15

Overige certificaten en verklaringen

§

2

Onderzoeken

Artikel

16

Onderzoeken in verband met MARPOL-certificaten

Artikel

17

Onderzoeken in verband met het AFS-certificaat

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

18

Tijdstippen van onderzoek

De in de artikelen 16 en 17 bedoelde onderzoeken vinden plaats op de in de desbetreffende verdragen en Codes voorgeschreven tijdstippen, met dien verstande dat het hernieuwde onderzoek waaraan een schip in verband met de vernieuwing van een certificaat wordt onderworpen, steeds plaatsvindt in de laatste drie maanden van de geldigheidsduur van het desbetreffende certificaat.

Artikel

19

Aantekening van onderzoeken

Van de onderzoeken waaraan een schip ingevolge de artikelen 16 en 17 tijdens de geldigheidsduur van een certificaat wordt onderworpen, wordt door degene die het onderzoek heeft verricht, aantekening geplaatst op het certificaat.

Artikel

20

Overige onderzoeken

Artikel

21

Bevoegdheid aangewezen natuurlijke personen of rechtspersonen

Een ingevolge artikel 8, derde lid, van de wet, aangewezen natuurlijke persoon of rechtspersoon is, indien bij een onderzoek als bedoeld in de artikelen 16 en 17 gebreken aan het schip of zijn uitrusting worden geconstateerd, bevoegd om herstel van deze gebreken te vorderen.

Artikel

22

Handhaving toestand na onderzoek

Nadat een bij of krachtens dit besluit voorgeschreven onderzoek, met uitzondering van het onderzoek, bedoeld in artikel 17, is voltooid, wordt de toestand van het schip en zijn uitrusting gehandhaafd in overeenstemming met de bij of krachtens dit besluit gestelde regels. In deze toestand wordt geen verandering aangebracht zonder voorafgaande toestemming van de inspecteur-generaal of van de ingevolge artikel 8, derde lid, van de wet, aangewezen natuurlijke persoon of rechtspersoon die het onderzoek heeft uitgevoerd.

§

3

Geldigheid van certificaten

Artikel

23

Geldigheidsduur van certificaten

Artikel

24

Vernieuwing van certificaten

Na voltooiing van een hernieuwd onderzoek in verband met de vernieuwing van een certificaat is het nieuwe certificaat, in afwijking van artikel 23, geldig vanaf de datum van voltooiing van het desbetreffende onderzoek tot een datum niet later dan vijf jaren na de vervaldatum van het bestaande certificaat.

Artikel

25

Bijzondere verlengingen van de geldigheidsduur

Artikel

26

Nadere regels

Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de geldigheidsduur van het certificaat en de verklaring, bedoeld in artikel 15, en kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de geldigheidsduur van het in de artikelen 12 en 13 bedoelde certificaat.

Artikel

27

Verval en intrekking van certificaten

Artikel

28

Herstel van vervallen certificaten

De inspecteur-generaal kan de geldigheid van een certificaat dat ingevolge artikel 9, eerste lid, onderdeel e, van de wet is vervallen, herstellen, indien naar zijn mening bij een inspectie voldoende is gebleken dat het schip voldoet aan de desbetreffende eisen.

Hoofdstuk

4

Lozing en overige gedragingen

Artikel

29

Verboden lozingen onder het MARPOL-verdrag

Artikel

30

Verboden lozingen onder het Antarctica-verdrag

Artikel

31

Overige verboden gedragingen onder het MARPOL-verdrag

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

32

Nadere regels

Hoofdstuk

5

Operationele voorschriften

Artikel

33

Vervoer

Artikel

34

Verplichtingen van de kapitein

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

35

Afgifte bij havenontvangstvoorzieningen

Artikel

36

Bijhouden journaals

Artikel

37

Wijze van handelen bij schade

Artikel

38

Nadere regels

Hoofdstuk

6

Losplaatsvoorzieningen

Artikel

39

Losplaatsvoorzieningen

Artikel

40

Nadere regels

Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de in artikel 39 bedoelde voorschriften en verplichtingen.

Hoofdstuk

7

Slotbepalingen

Artikel

41

Bekendmaking van Codes

Artikel

42

Wijzigingen van verdragen en Codes

Artikel

43

Overgangsbepalingen

Artikel

45

Intrekking regelgeving

De navolgende besluiten worden ingetrokken op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen van die besluiten en voor verschillende categorieën van schepen verschillend kan worden vastgesteld;

Artikel

46

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan en voor verschillende categorieën van schepen verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

47

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit voorkoming verontreiniging door schepen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, K. M. H. Peijs
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P. L. B. A. van Geel
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin