Artikel
1.1
In deze regeling wordt verstaan onder:
besluit: Besluit geluidhinder;
bijlage: bijlage bij deze regeling;
Minister: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
wet: Wet geluidhinder.
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
besluit: Besluit geluidhinder;
bijlage: bijlage bij deze regeling;
Minister: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
wet: Wet geluidhinder.
De resultaten van het akoestisch onderzoek, ter bepaling van het equivalent geluidsniveau, worden vastgelegd in een overeenkomstig hoofdstuk 1 van bijlage I ingericht akoestisch rapport.
Het effect van de samenloop van de verschillende geluidsbronnen, bedoeld in artikel 110f van de wet, wordt bepaald overeenkomstig de in hoofdstuk 2 van bijlage I beschreven rekenmethode.
Bij de bepaling van het equivalente geluidsniveau vanwege een industrieterrein, een weg of een spoorweg, wordt rekening gehouden met:
de verzwakking van het geluid ten gevolge van de geometrische uitbreiding van het geluidsveld;
de verzwakking van het geluid door absorptie van geluidsenergie in de atmosfeer;
de invloed van de bodem op de geluidsoverdracht;
de meteorologische invloeden op de geluidsoverdracht.
Met meetmethoden als bedoeld in deze regeling worden gelijkgesteld meetmethoden die zijn vastgesteld in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt, en een nauwkeurigheid bieden die ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de in deze regeling genoemde meetmethoden wordt nagestreefd.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
geluidsbron: geluidafstralend toestel, apparaat, gebouw of activiteit, dan wel een combinatie hiervan, binnen een inrichting of industrieterrein;
immissiepunt: plaats waarop het equivalent geluidsniveau wordt bepaald;
immissierelevante bronsterkte: geluidsvermogensniveau van een denkbeeldige bron, gelegen in het centrum van de werkelijke geluidsbron, die in de richting van het immissiepunt dezelfde geluiddrukniveaus veroorzaakt als de werkelijke geluidsbron;
representatieve bedrijfssituatie: toestand waarbij de voor de geluidproductie relevante omstandigheden kenmerkend zijn voor een bedrijfsvoering bij volledige capaciteit in het te beschouwen gedeelte van het etmaal.
Bij de bepaling van het equivalente geluidsniveau van een industrieterrein wordt rekening gehouden met:
de over de betreffende periode energetisch gemiddelde immissierelevante bronsterkte bij een representatieve bedrijfssituatie;
de invloed van de vegetatie op de geluidsoverdracht.
Indien de vaststelling van de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein plaats vindt ten behoeve van de vaststelling of wijziging van een geluidszone rond dat terrein, bevindt het immissiepunt zich op een hoogte van vijf meter boven het maaiveld.
Indien de vaststelling van de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein plaats vindt ten behoeve van de vaststelling van de geluidsbelasting van de gevel van woningen, of andere geluidsgevoelige gebouwen, bevindt het immissiepunt zich op het punt van de gevel, waar de hoogste geluidsbelasting optreedt.
Bepaling van het equivalente geluidsniveau vanwege een industrieterrein vindt plaats volgens een van de methoden van de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999, onder de in genoemde handleiding bepaalde voorwaarden.
Op het overeenkomstig het eerste lid bepaalde equivalente geluidsniveau vanwege een industrieterrein kan het bevoegd gezag een aftrek toepassen als bedoeld in bijlage II, onder de in die bijlage genoemde voorwaarden en voor zover het toepassen van de aftrek niet in strijd is met de gewenste optimale akoestische en ruimtelijke indeling op en rond het industrieterrein, zoals onder meer kan blijken uit een:
zonebeheerplan als bedoeld in artikel 164 van de wet;
gemeentelijke nota industrielawaai als bedoeld in de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening, MBG 98065226, 21 oktober 1998;
gemeentelijk milieubeleidsplan als bedoeld in artikel 4.16 van de Wet milieubeheer;
provinciaal milieubeleidsplan als bedoeld in artikel 4.9 van de Wet milieubeheer;
ontwerpbestemmingsplan die reeds ter inzage is gelegd;
ontwerpbesluit voor een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan wordt afgeweken, dat reeds ter inzage is gelegd;
ontwerpbesluit voor een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht dat reeds ter inzage is gelegd.
Indien meer bestuursorganen bevoegd zijn tot het vaststellen van een hogere waarde met betrekking tot de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein op grond van artikel 110a van de wet of tot het verlenen van een vergunning op grond van de Wet milieubeheer of een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor op dat industrieterrein gelegen inrichtingen, kan de aftrek, bedoeld in het tweede lid, slechts worden toegepast na overleg met die bestuursorganen.
Tegelijkertijd met, of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking wordt van een besluit waarin bij de bepaling van het equivalente geluidsniveau vanwege een industrieterrein of een gedeelte daarvan, een aftrek bedoeld in het tweede lid is toegepast, mededeling gedaan aan de bestuursorganen, bedoeld in het derde lid.
Van de in artikel 2.3, eerste lid, bedoelde methode kan, geheel of gedeeltelijk worden afgeweken indien aannemelijk wordt gemaakt dat die werkwijze:
een belangrijke tijdsbesparing of kostenbesparing oplevert en in de betreffende situatie nagenoeg even nauwkeurig is als een van de methoden van de in artikel 2.3, eerste lid, bedoelde handleiding;
in de betreffende situatie belangrijk nauwkeuriger is dan een van de methoden van de in artikel 2.3, eerste lid, bedoelde handleiding, of
voldoende nauwkeurig is en geen van de methoden van de in artikel 2.3, eerste lid, bedoelde handleiding in de betreffende situatie leidt tot een voldoende representatief equivalent geluidsniveau.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
dicht asfaltbeton: typeaanduiding dicht asfaltbeton zoals gespecificeerd in de Standaard RAW-bepalingen 2005, ISBN 90 6628 443 9;
etmaalperiode: gedeelte van een etmaal, waarover het equivalente geluidsniveau wordt bepaald;
maatgevende verkeersintensiteit: verkeersintensiteit, zoals die, in het voor de geluidsbelasting bepalende jaar, gemiddeld over een representatief tijdvak, optreedt;
verkeersintensiteit: aantal motorvoertuigen van een categorie motorvoertuigen als bedoeld in het tweede lid, dat jaarlijks per uur, gemiddeld over een etmaalperiode, een waarneempunt passeert;
verkeerssnelheid: voor het betreffende wegvak representatief te achten gemiddelde snelheid per categorie motorvoertuigen als bedoeld in het tweede lid.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden de volgende categorieën motorvoertuigen onderscheiden:
categorie lv (lichte motorvoertuigen): motorvoertuigen op drie of meer wielen, met uitzondering van de in categorie mv en categorie zv bedoelde motorvoertuigen;
categorie mv (middelzware motorvoertuigen): gelede en ongelede autobussen, alsmede andere motorvoertuigen die ongeleed zijn en voorzien van een enkele achteras waarop vier banden zijn gemonteerd;
categorie zv (zware motorvoertuigen): gelede motorvoertuigen, alsmede motorvoertuigen die zijn voorzien van een dubbele achteras, met uitzondering van autobussen.
Als gebruik wordt gemaakt van automatische telapparatuur met een van het tweede lid afwijkende categorie-indeling, zijn deze tellingen toepasbaar als van deze automatische telapparatuur is aangetoond dat het berekende, op tienden van decibellen afgeronde equivalente geluidsniveau niet meer dan 0,5 dB afwijkt bij voor de betreffende wegtype representatieve verkeerssamenstelling.
Bij de bepaling van het equivalente geluidsniveau vanwege een weg, wordt rekening gehouden met:
de maatgevende verkeersintensiteiten van de onderscheiden categorieën motorvoertuigen;
de verkeerssnelheden van de onderscheiden categorieën motorvoertuigen;
de geluidemissies van de onderscheiden categorieën motorvoertuigen, bepaald op een wegdek van dicht asfaltbeton;
de invloed van het wegdektype op de geluidemissie.
Bij de bepaling van het equivalente geluidsniveau wordt, afhankelijk van de situatie, bovendien rekening gehouden met de effecten op de geluidemissie en geluidsoverdracht, die het gevolg zijn van één of meer:
hellingen in het beschouwde weggedeelte;
met verkeerslichten geregelde kruispunten van wegen;
snelheidsbeperkende maatregelen.
Het equivalente geluidsniveau wordt bepaald volgens de in hoofdstuk 2 van bijlage III beschreven Standaardrekenmethode II.
In afwijking van het eerste lid kan het equivalente geluidsniveau worden bepaald volgens de in hoofdstuk 1 van bijlage III beschreven Standaardrekenmethode I, indien de desbetreffende situatie valt binnen het toepassingsgebied van die Standaardrekenmethode I.
In afwijking van het eerste en tweede lid kan het equivalente geluidsniveau tevens worden bepaald volgens de Standaardmeetmethode, bedoeld in hoofdstuk 3 van bijlage III, indien de desbetreffende situatie valt binnen het toepassingsgebied van die Standaardmeetmethode.
Bij een van dicht asfaltbeton afwijkend wegdektype, wordt het effect van het afwijkende wegdektype op de geluidemissie bepaald overeenkomstig de in hoofdstuk 4 van bijlage III beschreven methode.
Het effect op het equivalente geluidsniveau van de in hoofdstuk 2 van bijlage III beschreven schermtop op de geluidemissie bepaald overeenkomstig de in hoofdstuk 5 van bijlage III beschreven methode.
De ingevolge artikel 110g van de wet toe te passen aftrek op de volgens de artikelen 1.3, eerste lid, en 3.7, onderdeel b en c, bepaalde waarde van het equivalente geluidsniveau, vanwege een weg, van de gevel van woningen of van andere geluidsgevoelige gebouwen of aan de grens van geluidsgevoelige terreinen bedraagt:
2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt;
5 dB voor de overige wegen;
0 dB bij toepassing van de artikelen 3.2 en 3.3 van het Bouwbesluit 2012 en bij toepassing van de artikelen 111, tweede en derde lid, 111a, 112 en 113 van de wet.
Voor de berekening van het akoestisch effect van een wijziging op of aan een weg, worden, in afwijking van artikel 1.3, de volgende uitgangspunten gehanteerd:
indien een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting is vastgesteld, wordt gerekend met het getal van de hogere waarde, zoals deze is vastgesteld;
voor de heersende waarde van de geluidsbelasting wordt gerekend met het onafgeronde getal, waarbij uitvoering is gegeven aan artikel 3.6;
voor de geluidsbelasting in het toekomstige maatgevende jaar wordt gerekend met het onafgeronde getal, waarbij uitvoering is gegeven aan artikel 3.6.
Indien een ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege een weg in dB(A) is vastgesteld, wordt die waarde omgerekend tot de waarde van de geluidsbelasting in dB door de getalswaarde van de vastgestelde waarde te verminderen met het verschil tussen de heersende geluidsbelasting in dB(A) en de heersende geluidsbelasting in dB.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
eenheid: afhankelijk van de spoorvoertuigcategorie een locomotief, een treinstel, een rijtuig of een wagen;
emissiegetal: getal dat de sterkte aangeeft van het geëmitteerde geluid ten gevolge van het gezamenlijk spoorvoertuigverkeer op een bepaald spoorweggedeelte, zonodig gespecificeerd per oktaafband en per onderscheiden bronhoogte;
emissietraject: gedeelte van een spoorweg waarop de geluidemissie constant kan worden verondersteld;
etmaalperiode: gedeelte van een etmaal, waarover het equivalente geluidsniveau wordt bepaald;
snelheid: de voor het betreffende emissietraject, per etmaalperiode, representatief te achten snelheid per categorie spoorvoertuigen, als bedoeld in het tweede lid;
verkeersintensiteit: het aantal eenheden van een categorie spoorvoertuigen, als bedoeld in het tweede lid, dat per uur, gemiddeld over een etmaalperiode, op een bepaald emissietraject passeert.
Elk spoorvoertuig dat op een bepaald traject van de spoorweg gebruik maakt, wordt voor de toepassing van deze regeling toegedeeld aan de desbetreffende spoorvoertuigcategorie, genoemd in hoofdstuk 1 van bijlage IV.
Bij de bepaling van het emissiegetal van een bepaald emissietraject wordt rekening gehouden met:
de verkeersintensiteiten van de onderscheiden categorieën spoorvoertuigen;
de snelheid van de onderscheiden categorieën spoorvoertuigen;
de specifieke geluidemissies van de onderscheiden categorieën spoorvoertuigen;
de bronhoogten die representatief te achten zijn voor de betrokken categorieën spoorvoertuigen;
de mogelijke extra geluidemissie die optreedt bij het remmen van de betrokken categorieën spoorvoertuigen;
de voor het betreffende emissietraject karakteristieke baangesteldheid;
de wijze van spoorstaafoplegging.
De Minister draagt zorg voor de samenstelling en het beheer van een emissieregister, waarin de gegevens, bedoeld in hoofdstuk 7 van bijlage IV, worden vastgelegd.
Bij de bepaling van het equivalente geluidsniveau, vanwege een spoorweg, wordt rekening gehouden met de emissiegegevens zoals vastgelegd in het emissieregister, bedoeld in artikel 4.3, of, indien het een berekening betreft voor het toekomstig maatgevende jaar, met de emissiegetallen van de relevante emissietrajecten bepaald overeenkomstig artikel 4.6.
Het emissiegetal van een bepaald emissietraject en het equivalente geluidsniveau, vanwege een spoorweg, worden bepaald door middel van berekening dan wel meting.
De berekening van het emissiegetal van een bepaald emissietraject wordt uitgevoerd volgens de in hoofdstuk 2 en 3 van bijlage IV beschreven methode.
In gevallen waarin de in het eerste lid genoemde methode leidt tot een voor de betreffende situatie onvoldoende representatief emissiegetal, wordt het emissiegetal bepaald volgens de in hoofdstuk 6 van bijlage IV beschreven methode.
Het equivalente geluidsniveau wordt berekend volgens de Standaardrekenmethode II, bedoeld in hoofdstuk 5 van bijlage IV.
In afwijking van het eerste lid kan het equivalente geluidsniveau worden bepaald volgens de in hoofdstuk 4 van bijlage IV beschreven Standaardrekenmethode I, indien de desbetreffende situatie valt binnen het toepassingsgebied van die Standaardrekenmethode I.
In afwijking van het eerste en tweede lid kan het equivalente geluidsniveau tevens worden bepaald volgens de Standaardmeetmethode, bedoeld in hoofdstuk 6 van bijlage IV, indien de desbetreffende situatie valt binnen het toepassingsgebied van die Standaardmeetmethode.
De in artikel 1b, vierde lid, onder a, van de wet bedoelde gemiddelde emissie wordt berekend volgens
waarin Ej de overeenkomstig formule 2.1 van bijlage IV berekende emissie is in jaar j voorafgaand aan de wijziging.
In afwijking van artikel 1.3, tweede lid, wordt het in artikel 1b, vierde lid, onder a, van de wet bedoelde verschil afgerond op één cijfer achter de komma.
Indien een ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege een spoorweg in dB(A) is vastgesteld, wordt die waarde omgerekend tot de waarde voor de geluidsbelasting in dB door de getalswaarde te verminderen met 2.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder gevel: de uitwendige scheidingsconstructie zoals gedefinieerd in het Bouwbesluit 2012.
Het equivalent geluidsniveau binnen een gebouw ten behoeve van de vaststelling van de geluidsbelasting ter plaatse wordt bepaald door het equivalente geluidsniveau buiten het gebouw, bepaald overeenkomstig de hoofdstukken 2, 3 of 4, te verminderen met de geluidwering van de gevel.
Bij de bepaling van de geluidwering van de gevel wordt rekening gehouden met:
het geluidsspectrum, behorend bij het equivalente geluidsniveau buiten het gebouw;
de structuur van de gevel en de oriëntatie van de geveldelen ten opzichte van de geluidsbron;
de geluidwerende kwaliteit en de afmetingen van de elementen waaruit de gevel is opgebouwd;
het volume van het betreffend vertrek bij berekening, of de nagalmtijd van het betreffend vertrek bij meting;
de geluidwerende kwaliteit van voorzieningen in de gevel voor ventilatie in geopende stand;
geluidlekken.
Bij de bepaling van de geluidwering van de gevel wordt uitgegaan van het A-gewogen referentiespectrum behorend bij het equivalent geluidsniveau buiten de woning of het andere geluidsgevoelige gebouw.
Tenzij anders vermeld en gemotiveerd wordt daarbij voor wegverkeer en spoorwegverkeer uitgegaan van de referentiespectra voor deze twee verkeerssoorten bepaald overeenkomstig NEN 5077.
In afwijking van het tweede lid wordt het referentiespectrum voor wegverkeer toegepast, indien in het maatgevende jaar op een spoorweg meer dan 30% spoorwegvoertuigen passeren behorende tot de categorieën 4 of 5, bedoeld in artikel 4.1, tweede lid.
De meting van de geluidwering van een gevel wordt uitgevoerd volgens de in NEN 5077, hoofdstuk 4 beschreven meetmethode.
De berekening van de geluidwering van een gevel wordt uitgevoerd volgens de in NEN-EN 12354-3 beschreven rekenmethode, toegepast op de wijze zoals beschreven in bijlage V.
De geluidsbelasting, bedoeld in artikel 88, eerste lid, van de wet, en artikel 3.6 van het besluit, wordt bepaald volgens het Reken- en meetvoorschrift verkeerslawaai, zoals dat luidde tot het tijdstip van inwerkingtreding van het Reken- en meetvoorschrift wegverkeerslawaai 2002.
Bij toepassing van het eerste lid bedraagt de toe te passen aftrek ingevolge artikel 110g van de wet 5 dB.
Op de bepaling van de geluidsbelasting, bedoeld in artikel 4.17 van het besluit is, het Reken- en Meetvoorschrift Railverkeerslawaai van toepassing zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling.
Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 5 juli 2006 houdende wijziging van de Wet geluidhinder (modernisering instrumentarium geluidbeleid, eerste fase; Stb. 350) in werking treedt.
Deze regeling wordt aangehaald als: Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Rijnstraat 8, 2515 XP Den Haag.
Gepubliceerd op www.stillerverkeer.nl.
Ligt ter inzage bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
Gepubliceerd op www.stillerverkeer.nl.
Gepubliceerd op www.stillerverkeer.nl.
Ligt ter inzage bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.