Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 25 januari 2007, nr. WJZ 7009735, houdende regels inzake de verstrekking van subsidies in het kader van ondernemerschap en onderwijs (Subsidieregeling ondernemerschap en onderwijs 2007)

Subsidieregeling ondernemerschap en onderwijs 2007

De Staatssecretaris van Economische Zaken,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en na overleg met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Besluit:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

Hoofdstuk

2

Ondernemerschapsonderwijsprojecten

§

1

Hoogte subsidie en subsidiabele kosten

Artikel

3

Artikel

4

De subsidie voor een ondernemerschapsonderwijsproject bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten.

Artikel

5

Als subsidiabele kosten worden uitsluitend in aanmerking genomen de volgende rechtstreeks aan het ondernemerschapsonderwijsproject toe te rekenen, na de indiening van de aanvraag gemaakte en betaalde kosten:

  • a.

    loonkosten van het personeel van de bij het ondernemerschapsonderwijsproject betrokken onderwijsinstellingen, met dien verstande dat deze loonkosten worden bepaald op basis van een door de onderwijsinstelling voor dat personeel gehanteerd integraal uurtarief;

  • b.

    aan derden verschuldigde kosten voor verrichte arbeid;

  • c.

    materiaalkosten voor de aanschaf van middelen of materialen die een functionele relatie tot het ondernemerschapsonderwijsproject hebben met dien verstande dat deze kosten niet meer dan 25 procent van de totale subsidiabele kosten bedragen, voor zover deze niet zijn opgenomen in het integrale uurtarief;

  • d.

    kosten voor overhead, met dien verstande dat deze kosten niet meer dan 50 procent van de loonkosten, bedoeld onder a, bedragen, voor zover deze niet zijn opgenomen in het integrale uurtarief;

  • e.

    de kosten voor projectmanagement, met dien verstande dat deze kosten niet meer dan 5 procent van de loonkosten, bedoeld onder a, bedragen, voor zover deze niet zijn opgenomen in het integrale uurtarief.

Artikel

6

Indien voor de subsidiabele kosten of een deel daarvan reeds door de Commissie van de Europese Gemeenschappen dan wel een bestuursorgaan van een provincie of gemeente subsidie is verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt, dat het totale bedrag aan subsidie niet meer bedraagt dan 75 procent van de subsidiabele kosten.

Artikel

7

§

2

Aanvraag en beslissing op de aanvraag

Artikel

8

Artikel

9

Binnen dertien weken na de laatste dag van de krachtens artikel 7, eerste lid, vastgestelde periode geeft de minister een beschikking omtrent de in die periode ontvangen aanvragen om subsidie.

Artikel

10

De minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag indien de aanvraag niet voldoet aan deze regeling.

Artikel

11

Artikel

12

Hoofdstuk

3

Centres of Entrepreneurship

§

1

Hoogte subsidie en subsidiabele kosten

Artikel

13

Artikel

14

De subsidie voor een CE-project bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten, maar niet meer dan € 3.000.000.

Artikel

15

Als subsidiabele kosten worden uitsluitend in aanmerking genomen de volgende rechtstreeks aan het CE-project toe te rekenen, na de indiening van de aanvraag gemaakte en betaalde kosten:

  • a.

    loonkosten van het personeel van de bij het CE-project betrokken hoger onderwijsinstellingen, met dien verstande dat deze loonkosten worden bepaald op basis van een door de hoger onderwijsinstellingen voor dat personeel gehanteerd integraal uurtarief;

  • b.

    aan derden verschuldigde kosten voor verrichte arbeid;

  • c.

    materiaalkosten voor de aanschaf van middelen of materialen die een functionele relatie tot het CE-project hebben met dien verstande dat deze kosten niet meer dan 25 procent van de totale subsidiabele kosten bedragen, voor zover deze niet zijn opgenomen in het integrale uurtarief;

  • d.

    kosten voor overhead, met dien verstande dat deze kosten niet meer dan 50 procent van de loonkosten, bedoeld onder a, bedragen, voor zover deze niet zijn opgenomen in het integrale uurtarief;

  • e.

    de kosten voor projectmanagement, met dien verstande dat deze kosten niet meer dan 5 procent van de loonkosten, bedoeld onder a, bedragen, voor zover deze niet zijn opgenomen in het integrale uurtarief.

Artikel

16

Indien voor de subsidiabele kosten of een deel daarvan reeds door de Commissie van de Europese Gemeenschappen dan wel een bestuursorgaan van een provincie of gemeente subsidie is verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt, dat het totale bedrag aan subsidie niet meer bedraagt dan 75 procent van de subsidiabele kosten.

Artikel

17

§

2

Aanvraag en beslissing op de aanvraag

Artikel

18

Artikel

19

De minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag indien de aanvraag niet voldoet aan deze regeling.

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

De minister geeft een beschikking binnen dertien weken na de in artikel 21, tweede lid, bedoelde datum.

Artikel

23

Artikel

24

Hoofdstuk

4

Subsidieverplichtingen, voorschotten en subsidievaststelling voor ondernemerschapsonderwijsprojecten en CE-projecten

§

1

Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

De subsidieontvanger voert een zodanige administratie dat daaruit op eenvoudige en duidelijke wijze is af te leiden:

  • a.

    de aard, inhoud en voortgang van de verrichte werkzaamheden;

  • b.

    het aantal uren dat per werknemer is besteed aan het project;

  • c.

    de berekening en samenstelling van het door de onderwijsinstelling gehanteerde integrale uurtarief voor de loonkosten en de specifiek ten behoeve van het project gemaakte en betaalde subsidiabele kosten.

Artikel

28

Bij de beschikking tot subsidieverlening kan de verplichting worden opgelegd tot indiening van één of meer tussenrapportages over de uitvoering van het project, met inbegrip van een vergelijking van die uitvoering met het in het projectplan en de gerealiseerde kosten ten opzichte van de bij de subsidieverlening vermelde begroting.

Artikel

29

De subsidieontvanger doet onverwijld mededeling aan de minister van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surseance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.

Artikel

30

De subsidieontvanger draagt zorg voor een verantwoord gebruik van de uit het project voortvloeiende resultaten, waaronder mede begrepen intellectuele eigendom, die zijn opgedaan uit hoofde van het project.

§

2

Voorschotten

Artikel

31

§

3

Subsidievaststelling

Artikel

32

Artikel

33

De minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag daartoe dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken.

Hoofdstuk

5

Slotbepalingen

Artikel

35

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

36

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling ondernemerschap en onderwijs 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij SenterNovem, Juliana van Stolberglaan 3, ’s-Gravenhage.

Den Haag
De Staatssecretaris van Economische Zaken,C.E.G. vanGennip

Bijlage

1

Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.

Bijlage

2

Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.

Bijlage

3

Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.

Bijlage

4

Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.

Bijlage

5

Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.