Artikel
I
Wijzigt de Wet studiefinanciering 2000.
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Wijzigt de Wet studiefinanciering 2000.
Wijzigt de Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.
Wijzigt de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Wijzigt de Experimentenwet vooropleidingseisen, selectie en collegegeldheffing.
Wijzigt de Wet tot wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met onder meer invoering van leerrechten in het hoger onderwijs, herziening van de collegegeldsystematiek, invoering van het collegegeldkrediet en invoering van een nieuw aflossingssysteem (financiering in het hoger onderwijs).
Wijzigt deze wet.
Studerenden die in 2007 op grond van artikel 3.13 van de Wet studiefinanciering 2000 een aanvullende beurs toegekend hebben gekregen met toepassing van peiljaarverlegging als bedoeld in artikel 3.10 van de Wet studiefinanciering 2000, hebben eenmalig aanspraak op compensatie.
Het bedrag aan compensatie bedraagt het verschil tussen de uitkomst van de berekening, bedoeld in het derde lid, en de toegekende aanvullende beurs in 2007.
De aanvullende beurs wordt opnieuw berekend, waarbij in afwijking van artikel 3.9, derde lid van de Wet studiefinanciering 2000:
voor studerenden waarvoor op grond van artikel 3.10 van de Wet studiefinanciering 2000 wordt uitgegaan van het eerste jaar na het peiljaar, een vrije voet van € 15 601,91 wordt gebruikt,
voor studerenden waarvoor op grond van artikel 3.10 van de Wet studiefinanciering 2000 wordt uitgegaan van het eerste jaar na het peiljaar en waarvoor de laatste volzin van artikel 3.9, derde lid, van de Wet studiefinanciering 2000 toepassing vindt, een vrije voet van € 19 873,17 wordt gebruikt,
voor studerenden waarvoor op grond van artikel 3.10 van de Wet studiefinanciering 2000 wordt uitgegaan van het tweede jaar na het peiljaar, een vrije voet van € 15 754,81 wordt gebruikt, en
voor studerenden waarvoor op grond van artikel 3.10 van de Wet studiefinanciering 2000 wordt uitgegaan van het tweede jaar na het peiljaar en waarvoor de laatste volzin van artikel 3.9, derde lid, van de Wet studiefinanciering 2000 toepassing vindt, een vrije voet van € 20 067,93 wordt gebruikt.
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, met dien verstande dat de artikelen I, II en VII terug kunnen werken tot en met 1 januari 2006.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.