Wet van 27 september 2007 tot implementatie van het kaderbesluit nr. 2005/214/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties (PbEG L 76) (Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties)

Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de implementatie van het kaderbesluit nr. 2005/214/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties (PbEG L 76) noodzaakt tot het stellen van regels voor de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van geldelijke sancties en voorts dat het wenselijk is een algemeen kader op te stellen waarin toekomstige kaderbesluiten inzake de wederzijdse erkenning van einduitspraken kunnen worden geïmplementeerd;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

(begripsbepalingen)

In deze wet wordt verstaan onder:

  • a.

    rechterlijke uitspraak: een onherroepelijke beslissing van een rechter wegens een strafbaar feit;

  • b.

    beschikking: een onherroepelijke beslissing van een bestuurlijke autoriteit wegens een strafbaar feit of een feit dat wordt bestraft als vergrijp tegen de voorschriften betreffende de orde, voor zover tegen de beslissing beroep op een met name in strafzaken bevoegde rechter is opengesteld;

  • c.

    uitvaardigende lidstaat: lidstaat van de Europese Unie waarin een rechterlijke uitspraak of beschikking is gewezen;

  • d.

    uitvoerende lidstaat: lidstaat van de Europese Unie waaraan een rechterlijke uitspraak of beschikking met het oog op tenuitvoerlegging is of wordt toegezonden;

  • e.

    sanctie: een bij rechterlijke uitspraak of beschikking opgelegde straf of maatregel;

  • f.

    geldelijke sanctie: sanctie houdende de verplichting tot betaling van:

    • 1°.

      een geldboete;

    • 2°.

      een geldbedrag ten behoeve van het slachtoffer van het strafbare feit, voor zover deze verplichting is opgelegd door de strafrechter;

    • 3°.

      een geldbedrag voor een schadefonds of instelling ten behoeve van slachtoffers van strafbare feiten voor zover deze verplichting is opgelegd bij rechterlijke uitspraak of beschikking;

    • 4°.

      proceskosten.

  • g.

    voorwerpen: alle zaken en alle vermogensrechten ten aanzien waarvan de rechter van de uitvaardigende lidstaat heeft beslist dat zij:

    • 1°.

      de opbrengst zijn van een strafbaar feit dan wel met de gehele of gedeeltelijke waarde van die opbrengst overeenstemmen, of

    • 2°.

      een hulpmiddel voor dat strafbaar feit vormen, of

    • 3°.

      vatbaar zijn voor confiscatie door de toepassing, in de uitvaardigende lidstaat, van een van de verruimde confiscatiebevoegdheden in de zin van artikel 3, eerste en tweede lid, van het Kaderbesluit 2005/212/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de confiscatie van opbrengsten van misdrijven, alsmede van de daarbij gebruikte hulpmiddelen en de door middel daarvan verkregen voorwerpen (PbEU L 68 van 15 maart 2005), of

    • 4°.

      vatbaar zijn voor confiscatie op grond van andere rechtsvoorschriften van de uitvaardigende lidstaat betreffende verruimde confiscatiebevoegdheden;

  • h.

    opbrengst: elk economisch voordeel dat uit strafbare feiten is verkregen. Dit kunnen alle voorwerpen zijn;

  • i.

    hulpmiddelen: alle voorwerpen die op enigerlei wijze, geheel of gedeeltelijk, zijn gebruikt of bestemd om te worden gebruikt om één of meer strafbare feiten te begaan;

  • j.

    cultuurgoederen: cultuurgoederen als bedoeld in artikel 3:86a, eerste lid, BW;

  • k.

    beslissing, houdende een geldelijke sanctie: een rechterlijke uitspraak of een beschikking, waarbij een geldelijke sanctie als bedoeld in onderdeel f van dit artikel is opgelegd;

  • l.

    beslissing tot confiscatie: een rechterlijke uitspraak die leidt tot het blijvend ontnemen van een voorwerp;

  • m.

    veroordeelde: degene aan wie een sanctie is opgelegd;

  • n.

    officier van justitie: de ingevolge de artikelen 4 en 5 bevoegde officier van justitie;

  • o.

    Onze Minister: Onze Minister van Justitie en Veiligheid;

  • p.

    Verordening 2018/1805: Verordening (EU) nr. 2018/1805 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 inzake de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen (PbEU 2018, L 303/1);

  • q.

    confiscatiebevel: bevel als bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, van Verordening 2018/1805;

  • r.

    uitvaardigende autoriteit: autoriteit, bedoeld in artikel 2, onderdeel 8, subonderdeel b, van Verordening 2018/1805;

  • s.

    uitvoerende autoriteit: autoriteit, bedoeld in artikel 2, onderdeel 9, van Verordening 2018/1805.

Artikel

2

(beginsel wederzijdse erkenning buitenlandse sancties)

Rechterlijke uitspraken en beschikkingen gewezen in een andere lidstaat van de Europese Unie en aan Nederland gezonden worden overeenkomstig de bepalingen van deze wet in Nederland erkend en ten uitvoer gelegd.

Artikel

3

(beginsel erkenning Nederlandse sancties)

In Nederland gewezen rechterlijke uitspraken en beschikkingen kunnen overeenkomstig de bepalingen van deze wet worden gezonden aan een andere lidstaat van de Europese Unie met het oog op de tenuitvoerlegging aldaar.

Artikel

4

(bevoegde autoriteiten inkomend)

Artikel

5

(bevoegde autoriteiten uitgaand)

Onze Minister is bevoegd tot het verzenden van een in Nederland opgelegde beslissing, houdende een geldelijke sanctie, een beslissing tot confiscatie of een confiscatiebevel, aan een andere lidstaat van de Europese Unie met het oog op de tenuitvoerlegging aldaar.

Artikel

6

(voor erkenning en tenuitvoerlegging vatbare sancties)

Artikel

7

(toezending aan bevoegde autoriteit)

Artikel

8

(wisselkoers)

Indien een beslissing als bedoeld in artikel 6, eerste lid, is uitgedrukt in vreemde valuta, bepaalt de officier van justitie de hoogte van het bedrag in euro’s volgens de wisselkoers die gold op het tijdstip waarop de beslissing werd genomen.

Artikel

9

(voltooiing en beëindiging van tenuitvoerlegging)

Artikel

10

(vatbaar voor erkenning en tenuitvoerlegging in een andere lidstaat)

Hoofdstuk

II

Beslissingen, houdende een geldelijke sanctie

Afdeling

1

Erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen, houdende een geldelijke sanctie

Artikel

11

(erkenning en tenuitvoerlegging)

Artikel

12

(verlaging van het verschuldigde bedrag)

Artikel

13

(verplichte weigeringsgronden)

Artikel

13a

(aanvullende verplichte weigeringsgrond)

Artikel

14

(facultatieve weigeringsgronden)

De officier van justitie kan de erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing, houdende een geldelijke sanctie, weigeren indien:

  • a.

    het feit waarvoor de geldelijke sanctie is opgelegd:

    • 1°.

      geacht wordt geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied of buiten Nederland aan boord van een Nederlands vaartuig of luchtvaartuig te zijn gepleegd; of

    • 2°.

      buiten het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat is gepleegd, terwijl naar Nederlands recht geen vervolging zou kunnen worden ingesteld indien het feit buiten Nederland zou zijn gepleegd;

  • b.

    de hoogte van de geldelijke sanctie 70 euro of minder bedraagt.

Artikel

14a

(mededeling)

Indien de officier van justitie op grond van een van de in de artikelen 13, 13a en 14 genoemde gronden de tenuitvoerlegging van de geldelijke sanctie weigert, stelt hij de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat daarvan onverwijld, schriftelijk en met redenen omkleed in kennis.

Artikel

16

(vervangende hechtenis)

Afdeling

2

Erkenning en tenuitvoerlegging van Nederlandse beslissingen, houdende een geldelijke sanctie

Artikel

17

(toezending stukken)

Artikel

18

(recht op tenuitvoerlegging)

Artikel

19

(kennisgeving vrijwillige betaling)

Indien na toezending van een beslissing aan de uitvoerende lidstaat een geldsom is ontvangen ter voldoening van het verschuldigde bedrag, wordt de bevoegde autoriteit van de uitvoerende lidstaat hiervan door of vanwege Onze Minister onverwijld in kennis gesteld.

Artikel

20

(uitkering slachtoffer)

Ingeval de aan de uitvoerende lidstaat toegezonden beslissing strekt tot betaling aan de staat van een geldsom ten behoeve van het slachtoffer, keert de staat, zodra van de uitvoerende lidstaat een kennisgeving is ontvangen dat een bedrag is ontvangen, dat bedrag uit aan het slachtoffer.

Artikel

21

(kennisgeving staking tenuitvoerlegging)

Indien de officier van justitie of Onze Minister beslist dat de tenuitvoerlegging van de beslissing in de uitvoerende lidstaat moet worden gestaakt, wordt de bevoegde autoriteit in de uitvoerende lidstaat hiervan onverwijld schriftelijk in kennis gesteld.

Hoofdstuk

III

Confiscatie

Afdeling

1

Erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen tot confiscatie

Artikel

22

(erkenning en tenuitvoerlegging)

Artikel

23

(samenloop)

Artikel

24

(verplichte weigeringsgronden)

Artikel

24a

(aanvullende verplichte weigeringsgrond)

Artikel

25

(facultatieve weigeringsgronden)

Artikel

26

(opschorting)

Artikel

27

(rechtsmiddelen)

Artikel

28

(verdeling van geconfisqueerde voorwerpen)

Artikel

29

(mededelingen)

Artikel

30

(inbeslagneming)

Afdeling

2

Erkenning en tenuitvoerlegging van Nederlandse beslissingen tot confiscatie

Artikel

31

(toezending stukken)

Artikel

32

(recht van tenuitvoerlegging)

Het recht van tenuitvoerlegging in Nederland van de aan de uitvoerende lidstaat toegezonden beslissing blijft bestaan, onverminderd de toepassing van de bepalingen in artikel 31.

Artikel

33

(mededelingen)

Afdeling

3

Confiscatiebevelen op grond van Verordening 2018/1805

Artikel

34

(toepassingsbereik)

Deze afdeling is van toepassing op een confiscatiebevel van een andere lidstaat van de Europese Unie die is gebonden door Verordening 2018/1805.

Artikel

35

(erkenning en tenuitvoerlegging confiscatiebevel)

Artikel

36

(weigeringsgronden)

De officier van justitie of Onze Minister kan de erkenning onderscheidenlijk de tenuitvoerlegging van een confiscatiebevel weigeren als één van de gronden, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van Verordening 2018/1805, van toepassing is.

Artikel

37

(prioritering)

Indien de officier van justitie twee of meer bevelen tot confiscatie of bevriezing uit verschillende lidstaten ontvangt die zijn uitgevaardigd tegen dezelfde persoon of betrekking hebben op hetzelfde voorwerp, beslist de officier van justitie welk van de bevelen ten uitvoer moet worden gelegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 26 van Verordening 2018/1805.

Artikel

38

(beslag ten behoeve van tenuitvoerlegging)

Artikel

39

(rechtsmiddelen erkenning en tenuitvoerlegging confiscatiebevel)

Hoofdstuk

IV

Slotbepalingen

Artikel

40

(kosten)

Artikel

41

(baten)

Artikel

43

(gratie)

Indien met toepassing van artikel 6:7:1, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering gratie is verleend van een sanctie die met toepassing van de bepalingen van deze wet in Nederland is erkend en ten uitvoer wordt gelegd, wordt de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat hiervan onverwijld schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel

44

Deze wet wordt aangehaald als: Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin