Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 8 november 2007, nr. LMV 2007.109578, houdende regels met betrekking tot het beoordelen van de luchtkwaliteit (Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007)

Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Gelet op richtlijn nr. 96/62/EG van de Raad van de Europese Unie van 27 september 1996 inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit (PbEG L 296), richtlijn nr. 1999/30/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 april 1999, betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht (PbEG L 163), richtlijn nr. 2000/69/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 november 2000 betreffende grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht (PbEG L 313), richtlijn nr. 2002/3/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 februari 2002 betreffende ozon in de lucht (PbEG L 67), richtlijn nr. 2004/107/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht (PbEG L 23), de artikelen 5.15, tweede lid, 5.17, tweede lid, 5.19, vijfde lid, 5.20, eerste en tweede lid, en 5.22 van de Wet milieubeheer en artikel 6, tweede lid, van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);

Besluit:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

beoordelen van de luchtkwaliteit: vaststellen van het kwaliteitsniveau en het bepalen van de mate waarin dat voldoet aan de grenswaarden, richtwaarden, plandrempels, alarmdrempels en informatiedrempels, bedoeld in bijlage 2 van de wet;

depositie: de neerslag van een luchtverontreinigende stof, uitgedrukt als de massa van die stof die neerslaat op een oppervlak van een bepaalde omvang gedurende een bepaalde tijd;

emissiefactor: factor die de uitstoot van een luchtverontreinigende stof per voertuigkilometer weergeeft;

grootschalige concentratiegegevens: gegevens met betrekking tot de gemiddelde concentraties op een schaalniveau van één bij één kilometer;

meetmethode: procedure van het bemonsteren van de buitenlucht, het analyseren van aldus verkregen monsters, het kalibreren van daartoe te gebruiken apparatuur, alsmede de verwerking van het signaal tot een concentratie dan wel depositie;

Minister: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

polycyclische aromatische koolwaterstoffen: organische verbindingen die bestaan uit ten minste twee versmolten aromatische ringen die volledig uit koolstof en waterstof bestaan;

referentiewaarde: in bijlage 3 opgenomen concentratie bepaald met behulp van de in die bijlage omschreven situaties;

ruwheidskaart: kaart, houdende een overzicht van de gemiddelde ruwheidslengte op een schaalniveau van één bij één km;

ruwheidslengte: parameter voor de mechanische wrijving tussen luchtstromen en het landoppervlak;

totaal gasvormig kwik: elementaire kwikdamp (Hg0) en reactief gasvormig kwik, ofwel in water oplosbare kwikverbindingen met een voldoende hoge dampdruk om in de gasfase te bestaan;

totale depositie: depositie van alle luchtverontreinigende stoffen gezamenlijk;

vaststellen van het kwaliteitsniveau: door middel van meting of berekening bepalen of prognosticeren van de concentratie van een verontreinigende stof in de buitenlucht of van de depositie van die stof;

verkeersintensiteit: aantal motorvoertuigen dat gemiddeld gedurende een bepaald tijdvak een waarneempunt bij een weg passeert;

vluchtige organische stoffen: antropogene en biogene organische verbindingen, met uitzondering van methaan, die onder invloed van zonlicht door reactie met stikstofoxiden fotochemische oxidanten kunnen vormen;

wet: Wet milieubeheer.

Hoofdstuk

2

Algemene bepalingen inzake het vaststellen van het kwaliteitsniveau

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Burgemeester en wethouders stellen de concentraties van koolmonoxide in de buitenlucht vast door middel van meting op vaste meetpunten op plaatsen waar, blijkens de ingevolge artikel 4, eerste lid, verrichte inventarisatie en de ingevolge artikel 4, tweede, derde en vierde lid, verrichte vaststelling, mensen worden blootgesteld aan een concentratie van koolmonoxide die hoger is dan 3600 microgram per m3 als 98-percentiel van acht-uurgemiddelde concentraties.

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Als de agglomeraties, bedoeld in artikel 5.22, eerste lid, van de wet, worden aangewezen:

  • a.

    de agglomeratie Amsterdam/Haarlem, omvattend de gemeenten Amsterdam, Aalsmeer, Amstelveen, Uithoorn, Ouder-Amstel, Diemen, Zaanstad, Heemskerk, Beverwijk, Velsen, Haarlem, Bloemendaal, Zandvoort, Heemstede, Bennebroek, Haarlemmerliede, Spaarnwoude en Haarlemmermeer;

  • b.

    de agglomeratie Den Haag/Leiden, omvattend de gemeenten Den Haag, Westland, Midden-Delfland, Delft, Rijswijk, Leidschendam-Voorburg, Wassenaar, Voorschoten, Leiden, Oegstgeest, Katwijk, en Leiderdorp;

  • c.

    de agglomeratie Rotterdam/Dordrecht, omvattend de gemeenten Rotterdam, Schiedam, Vlaardingen, Maassluis, Rozenburg, Spijkenisse, Albrandswaard, Capelle aan de IJssel, Ridderkerk, Barendrecht, Zwijndrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Dordrecht, Papendrecht en Sliedrecht;

  • d.

    de agglomeratie Utrecht, omvattend de gemeenten Utrecht, Houten, Nieuwegein, IJsselstein en Maarssen;

  • e.

    de agglomeratie Eindhoven, omvattend de gemeenten Eindhoven, Best, Veldhoven, Geldrop-Mierlo, Nuenen en Helmond;

  • f.

    de agglomeratie Heerlen/Kerkrade, omvattend de gemeenten Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Brunssum, Voerendaal en Nuth.

Artikel

9

Als de zones, bedoeld in artikel 5.22, eerste lid, van de wet, worden aangewezen:

  • a.

    de zone noord, omvattend de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel en Flevoland;

  • b.

    de zone midden, omvattend de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en Gelderland, met uitzondering van de zich in dit gebied bevindende agglomeraties, genoemd in artikel 8;

  • c.

    de zone zuid, omvattend de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg, met uitzondering van de zich in dit gebied bevindende agglomeraties, genoemd in artikel 8.

Hoofdstuk

3

Het door middel van meting vaststellen van het kwaliteitsniveau

Paragraaf

3.1

Aantal meetpunten

Artikel

10

De agglomeratie Amsterdam/Haarlem bevat voor de meting van de concentratie van verontreinigende stoffen in de buitenlucht, ten minste:

  • a.

    twee vaste meetpunten voor zwaveldioxide;

  • b.

    vier vaste meetpunten voor stikstofdioxide;

  • c.

    vier vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM10);

  • d.

    vijf vaste meetpunten voor koolmonoxide;

  • e.

    vijf vaste meetpunten voor benzeen;

  • f.

    drie vaste meetpunten voor ozon, waarvan er twee in voorstedelijk gebied worden geplaatst; twee van de bedoelde meetpunten voor ozon worden tevens als meetpunten voor stikstofdioxide gebruikt, en

  • g.

    één vast meetpunt voor benzo(a)pyreen.

Artikel

11

De agglomeratie Den Haag/Leiden bevat voor de meting van de concentratie van verontreinigende stoffen in de buitenlucht, ten minste:

  • a.

    twee vaste meetpunten voor zwaveldioxide;

  • b.

    vier vaste meetpunten voor stikstofdioxide;

  • c.

    vier vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM10);

  • d.

    twee vaste meetpunten voor koolmonoxide;

  • e.

    twee vaste meetpunten voor benzeen, en

  • f.

    drie vaste meetpunten voor ozon, waarvan er twee in voorstedelijk gebied worden geplaatst; twee van de bedoelde meetpunten voor ozon worden tevens als meetpunten voor stikstofdioxide gebruikt.

Artikel

12

De agglomeratie Rotterdam/Dordrecht bevat voor de meting van de concentratie van verontreinigende stoffen in de buitenlucht, ten minste:

  • a.

    twee vaste meetpunten voor zwaveldioxide;

  • b.

    vier vaste meetpunten voor stikstofdioxide;

  • c.

    vier vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM10);

  • d.

    één vast meetpunt voor lood;

  • e.

    twee vaste meetpunten voor koolmonoxide;

  • f.

    twee vaste meetpunten voor benzeen;

  • g.

    drie vaste meetpunten voor ozon, waarvan er twee in voorstedelijk gebied worden geplaatst; twee van de bedoelde meetpunten voor ozon worden tevens als meetpunten voor stikstofdioxide gebruikt;

  • h.

    één vast meetpunt voor benzo(a)pyreen.

Artikel

13

De agglomeratie Utrecht bevat voor de meting van de concentratie van verontreinigende stoffen in de buitenlucht, ten minste:

  • a.

    twee vaste meetpunten voor zwaveldioxide;

  • b.

    twee vaste meetpunten voor stikstofdioxide;

  • c.

    twee vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM10);

  • d.

    één vast meetpunt voor koolmonoxide;

  • e.

    één vast meetpunt voor benzeen;

  • f.

    één vast meetpunt voor ozon, dat in voorstedelijk gebied wordt geplaatst en tevens als meetpunt voor stikstofdioxide wordt gebruikt.

Artikel

14

De agglomeratie Eindhoven bevat voor de meting van de concentratie van verontreinigende stoffen in de buitenlucht, ten minste:

  • a.

    twee vaste meetpunten voor zwaveldioxide;

  • b.

    twee vaste meetpunten voor stikstofdioxide;

  • c.

    twee vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM10);

  • d.

    één vast meetpunt voor koolmonoxide;

  • e.

    één vast meetpunt voor benzeen;

  • f.

    één vast meetpunt voor ozon, dat in voorstedelijk gebied wordt geplaatst en tevens als meetpunt voor stikstofdioxide wordt gebruikt.

Artikel

15

De agglomeratie Heerlen/Kerkrade bevat voor de meting van de concentratie van verontreinigende stoffen in de buitenlucht, ten minste:

  • a.

    twee vaste meetpunten voor zwaveldioxide;

  • b.

    twee vaste meetpunten voor stikstofdioxide;

  • c.

    twee vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM10);

  • d.

    één vast meetpunt voor koolmonoxide;

  • e.

    één vast meetpunt voor benzeen;

  • f.

    één vast meetpunt voor ozon, dat in voorstedelijk gebied wordt geplaatst en tevens als meetpunt voor stikstofdioxide wordt gebruikt.

Artikel

16

De zone noord bevat voor de meting van de concentratie van verontreinigende stoffen in de buitenlucht, ten minste:

  • a.

    twee vaste meetpunten voor zwaveldioxide;

  • b.

    twee vaste meetpunten voor stikstofdioxide, waarvan er één tevens als meetpunt voor stikstofoxiden wordt gebruikt;

  • c.

    zeven vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM10);

  • d.

    één vast meetpunt voor lood;

  • e.

    één vast meetpunt voor koolmonoxide;

  • f.

    één vast meetpunt voor benzeen;

  • g.

    zes vaste meetpunten voor ozon, waarvan er één in voorstedelijk gebied wordt geplaatst en drie tevens als meetpunt voor stikstofdioxide worden gebruikt.

Artikel

17

De zone midden bevat voor de meting van de concentratie van verontreinigende stoffen in de buitenlucht, ten minste:

  • a.

    twee vaste meetpunten voor zwaveldioxide;

  • b.

    acht vaste meetpunten voor stikstofdioxide;

  • c.

    acht vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM10);

  • d.

    één vast meetpunt voor lood;

  • e.

    één vast meetpunt voor koolmonoxide;

  • f.

    vier vaste meetpunten voor benzeen;

  • g.

    zeven vaste meetpunten voor ozon, waarvan er één in voorstedelijk gebied wordt geplaatst en vier tevens als meetpunt voor stikstofdioxide worden gebruikt.

Artikel

18

De zone zuid bevat voor de meting van de concentratie van verontreinigende stoffen in de buitenlucht, ten minste:

  • a.

    twee vaste meetpunten voor zwaveldioxide;

  • b.

    drie vaste meetpunten voor stikstofdioxide;

  • c.

    zeven vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM10);

  • d.

    één vast meetpunt voor lood;

  • e.

    drie vaste meetpunten voor koolmonoxide;

  • f.

    drie vaste meetpunten voor benzeen;

  • g.

    zes vaste meetpunten voor ozon, waarvan er één in voorstedelijk gebied wordt geplaatst en drie tevens als meetpunt voor stikstofdioxide worden gebruikt.

Artikel

19

Artikel

20

Paragraaf

3.2

Plaatsing van meetpunten

Artikel

21

Meetpunten voor de meting van concentraties in de buitenlucht van zwaveldioxide en stikstofoxiden ter beoordeling van de luchtkwaliteit voor de betreffende stoffen waarvoor de grenswaarden, bedoeld in bijlage 2, respectievelijk voorschrift 1.2 en 3.1, van de wet gelden, worden geplaatst op een zodanig punt dat door middel van metingen op dat punt gegevens worden verkregen over concentraties van de betreffende verontreinigende stof die representatief zijn voor gebieden met een oppervlakte van ten minste 1000 km2, die geheel gelegen zijn:

  • a.

    op een afstand van ten minste 20 kilometer van agglomeraties of

  • b.

    op een afstand van ten minste vijf kilometer van andere gebieden met bebouwing, van inrichtingen of van autosnelwegen.

Artikel

22

Artikel

23

Paragraaf

3.3

Monsterneming

Artikel

24

Monsterneming bij de in de artikelen 21 en 22 bedoelde meetpunten gebeurt, voor zover mogelijk, op zodanige wijze dat:

  • a.

    de lucht rond de inlaatbuis vrij kan stromen en er geen voorwerpen zijn die de luchtstroom in de omgeving van de monsternemer beïnvloeden;

  • b.

    de hoogte van de inlaatbuis tussen anderhalf en vier meter boven de grond ligt;

  • c.

    door situering van de inlaatbuis wordt voorkomen dat de uitstoot van bronnen rechtstreeks en zonder menging met de buitenlucht in de inlaatbuis terechtkomt;

  • d.

    de uitlaatbuis op een zodanige plaats is gesitueerd dat de lucht daaruit niet opnieuw in de inlaatbuis kan komen.

Artikel

25

Monsterneming bij de in artikel 22 bedoelde meetpunten op plaatsen die sterk door het verkeer worden beïnvloed, gebeurt, voor zover mogelijk, op zodanige wijze dat:

  • a.

    de inlaatbuizen voor stikstofdioxide en koolmonoxide zijn gesitueerd binnen vijf meter van de wegrand;

  • b.

    de inlaatbuizen voor zwevende deeltjes (PM10), lood, benzeen, arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen zijn gesitueerd op een plaats die representatief is voor de luchtkwaliteit in de nabijheid van de rooilijn.

Paragraaf

3.4

Het door middel van meting vaststellen van concentraties van zwaveldioxide in de buitenlucht

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

Voor de meting van zwaveldioxide wordt gebruik gemaakt van:

  • a.

    de methode beschreven in ISO/FDIS 10498, (Bepaling van zwaveldioxide, UV-fluorescentiemethode), dan wel

  • b.

    een andere methode met behulp waarvan resultaten kunnen worden verkregen die gelijkwaardig zijn aan de resultaten, verkregen met gebruikmaking van de onder a genoemde methode.

Paragraaf

3.5

Het door middel van meting vaststellen van concentraties van stikstofdioxide en stikstofoxiden in de buitenlucht

Artikel

30

Voor de meting van concentraties van stikstofdioxide in de buitenlucht wordt gebruik gemaakt van een meetmethode waarvan de bovenste analysegrens ten minste 500 microgram per m3 bedraagt en waarbij de onder operationele condities verkregen meetwaarden zodanig zijn dat met een waarschijnlijkheid van 95 procent de totale afwijking tussen de gemeten en de werkelijke concentratie minder is dan 15 procent voor uurgemiddelde concentraties, groter dan 32 microgram per m3.

Artikel

31

Voor de meting van concentraties van stikstofoxiden in de buitenlucht wordt gebruik gemaakt van een meetmethode waarvan de bovenste analysegrens ten minste 500 microgram per m3 bedraagt en waarbij de onder operationele condities verkregen meetwaarden zodanig zijn dat met een waarschijnlijkheid van 95 procent de totale afwijking tussen de gemeten en de werkelijke concentratie minder is dan 15 procent voor jaargemiddelde concentraties, groter dan 24 microgram per m3.

Artikel

32

Artikel

33

Voor de meting van stikstofdioxide en stikstofoxiden wordt gebruik gemaakt van

  • a.

    de methode beschreven in ISO 7996: 1985 Lucht, (Bepaling van massaconcentraties van stikstofoxiden, chemoluminescentiemethode), dan wel van

  • b.

    een andere methode met behulp waarvan resultaten kunnen worden verkregen die gelijkwaardig zijn aan de resultaten, verkregen met gebruikmaking van de onder a genoemde methode.

Paragraaf

3.6

Het door middel van meting vaststellen van concentraties van zwevende deeltjes (PM10) in de buitenlucht

Artikel

34

Voor de meting van concentraties van zwevende deeltjes (PM10) in de buitenlucht wordt gebruik gemaakt van een meetmethode waarvan de bovenste analysegrens ten minste 400 microgram per m3 bedraagt en waarbij de onder operationele condities verkregen meetwaarden zodanig zijn dat met een waarschijnlijkheid van 95 procent de totale afwijking tussen de gemeten en de werkelijke concentratie minder is dan 25 procent voor vierentwintig-uurgemiddelde concentraties, groter dan 30 microgram per m3.

Artikel

35

Artikel

36

Voor de meting van zwevende deeltjes (PM10) wordt gebruik gemaakt van:

  • a.

    de methode beschreven in NEN-EN 12341:1998 en (Bepaling van de PM10 fractie van zwevend stof – referentiemethode en veldonderzoek om de referentie-gelijkwaardigheid aan te tonen van meetmethoden),

  • b.

    een andere methode met behulp waarvan resultaten kunnen worden verkregen die gelijkwaardig zijn aan de, met gebruikmaking van de onder a genoemde methode, verkregen resultaten, of

  • c.

    een andere methode die een constante samenhang heeft met de onder a genoemde methode. Op de met deze methode verkregen resultaten wordt een correctiefactor toegepast, teneinde resultaten te verkrijgen die gelijkwaardig zijn aan de resultaten, verkregen met gebruikmaking van de onder a genoemde methode.

Paragraaf

3.7

Het door middel van meting vaststellen van concentraties van lood in de buitenlucht

Artikel

37

Voor de meting van concentraties van lood in de buitenlucht wordt gebruik gemaakt van een meetmethode waarvan de bovenste analysegrens ten minste 1 microgram per m3 bedraagt en waarbij de onder operationele condities verkregen meetwaarden zodanig zijn dat met een waarschijnlijkheid van 95 procent de totale afwijking tussen de gemeten en de werkelijke concentratie minder is dan 50 procent voor concentraties, groter dan 0,25 microgram per m3.

Artikel

38

Artikel

39

Voor de monsterneming van lood wordt gebruik gemaakt van:

  • a.

    de methode beschreven in NEN-EN 12341:1998 en (Bepaling van de PM10 fractie van zwevend stof – referentiemethode en veldonderzoek om de referentie-gelijkwaardigheid aan te tonen van meetmethoden), dan wel van

  • b.

    een andere methode met behulp waarvan resultaten kunnen worden verkregen die gelijkwaardig zijn aan de resultaten, verkregen met gebruikmaking van de onder a genoemde methode.

Artikel

40

Voor de analyse van lood wordt gebruik gemaakt van:

  • a.

    de methode beschreven in ISO 9855: 1993 Lucht, (Bepaling van het gehalte aan zwevende looddeeltjes in in filters opgevangen aërosolen, Methode van de atomaire absorptiespectroscopie), dan wel

  • b.

    een andere methode met behulp waarvan resultaten kunnen worden verkregen die gelijkwaardig zijn aan de resultaten, verkregen met gebruikmaking van de onder a genoemde methode.

Paragraaf

3.8

Het door middel van meting vaststellen van concentraties van koolmonoxide in de buitenlucht

Artikel

41

Voor de meting van concentraties van koolmonoxide in de buitenlucht wordt gebruik gemaakt van een meetmethode waarvan de bovenste analysegrens ten minste 50.000 microgram per m3 bedraagt en waarbij de onder operationele condities verkregen meetwaarden zodanig zijn dat met een waarschijnlijkheid van 95 procent de totale afwijking tussen de gemeten en de werkelijke concentratie minder is dan 15 procent voor uurgemiddelde concentraties, groter dan 7.000 microgram per m3.

Artikel

42

Artikel

43

Voor de meting van koolmonoxide wordt gebruik gemaakt van:

  • a.

    de methode beschreven in NEN-EN 14626:2005 en (Standaard methode voor het meten van de concentratie koolstofmonoxide door middel van niet-dispersieve infraroodspectroscopie), dan wel

  • b.

    een andere methode met behulp waarvan resultaten kunnen worden verkregen die gelijkwaardig zijn aan de resultaten, verkregen met gebruikmaking van de onder a genoemde methode.

Paragraaf

3.9

Het door middel van meting vaststellen van concentraties van benzeen in de buitenlucht

Artikel

44

Voor de meting van concentraties van benzeen in de buitenlucht wordt gebruik gemaakt van een meetmethode waarvan de bovenste analysegrens ten minste 100 microgram per m3 bedraagt en waarbij de onder operationele condities verkregen meetwaarden zodanig zijn dat met een waarschijnlijkheid van 95 procent de totale afwijking tussen de gemeten en de werkelijke concentratie minder is dan 25 procent voor jaargemiddelde concentraties, groter dan 3,5 microgram per m3.

Artikel

45

Artikel

46

Voor de meting van benzeen wordt gebruik gemaakt van:

  • a.

    de methode beschreven in NEN-EN 14662:2005 en (deel 1, 2 en 3), dan wel van

  • b.

    een andere methode met behulp waarvan resultaten kunnen worden verkregen die gelijkwaardig zijn aan de resultaten, verkregen met gebruikmaking van de onder a genoemde methode.

Paragraaf

3.10

Het door middel van meting vaststellen van concentraties van ozon in de buitenlucht

Artikel

47

Voor de meting van concentraties van ozon in de buitenlucht wordt gebruik gemaakt van een meetmethode waarvan de bovenste analysegrens ten minste 1000 microgram per m3 bedraagt en waarbij de onder operationele condities verkregen meetwaarden zodanig zijn dat met een waarschijnlijkheid van 95 procent de totale afwijking tussen de gemeten en de werkelijke concentratie minder is dan 15 procent voor uurgemiddelde concentraties tussen 70 microgram per m3 en 500 microgram per m3.

Artikel

48

Artikel

49

Voor de meting van ozon wordt gebruik gemaakt van:

  • a.

    de methode beschreven in NEN-EN 14625:2005 en (Standaard methode voor het meten van de concentratie ozon door middel van ultraviolette fotometrische methode), of

  • b.

    een andere methode met behulp waarvan resultaten kunnen worden verkregen die gelijkwaardig zijn aan de resultaten, verkregen met gebruikmaking van de onder a genoemde methode.

Paragraaf

3.11

Het door middel van meting vaststellen van concentraties in de buitenlucht van arseen, cadmium en nikkel

Artikel

50

Artikel

51

Artikel

52

Voor de meting van arseen, cadmium en nikkel wordt gebruik gemaakt van:

  • a.

    de methode beschreven in NEN-EN 14902:2005/C1:2006 (Standaard methode voor de meting van Pb, Cd, As, en Ni in de PM10 fractie van zwevend stof), of

  • b.

    een andere methode met behulp waarvan resultaten kunnen worden verkregen die gelijkwaardig zijn aan de resultaten, verkregen met gebruikmaking van de onder a genoemde methode.

Paragraaf

3.12

Het door middel van meting vaststellen van concentraties van totaal gasvormig kwik in de buitenlucht

Artikel

53

Voor de meting van concentraties van totaal gasvormig kwik in de buitenlucht wordt gebruik gemaakt van een meetmethode waarbij de onder operationele condities verkregen meetwaarden zodanig zijn dat met een waarschijnlijkheid van 95 procent de totale afwijking tussen de gemeten en de werkelijke concentratie minder is dan 50 procent.

Artikel

54

Artikel

55

Voor de meting van totaal gasvormig kwik wordt gebruik gemaakt van:

  • a.

    een geautomatiseerd nationale- of ISO-standaardmethode, op basis van atoomabsorptiespectrometrie of atoomfluorescentiespectrometrie, of

  • b.

    een andere methode met behulp waarvan resultaten kunnen worden verkregen die gelijkwaardig zijn aan de resultaten, verkregen met gebruikmaking van de onder a genoemde methode.

Paragraaf

3.13

Het door middel van meting vaststellen van concentraties van benzo(a)pyreen in de buitenlucht

Artikel

56

Voor de meting van concentraties van benzo(a)pyreen in de buitenlucht wordt gebruik gemaakt van een meetmethode waarvan de onderste analysegrens 0.01 nanogram per m3 bedraagt en waarbij de onder operationele condities verkregen meetwaarden zodanig zijn dat met een waarschijnlijkheid van 95 procent de totale afwijking tussen de gemeten en de werkelijke concentratie minder is dan 50 procent.

Artikel

57

Artikel

58

Voor de bemonstering en analyse van benzo(a)pyreen wordt gebruik gemaakt van:

  • a.

    een nationale standaardmethode of ISO-methode zoals ISO 12884, of

  • b.

    een andere methode met behulp waarvan resultaten kunnen worden verkregen die gelijkwaardig zijn aan de resultaten, verkregen met gebruikmaking van de onder a genoemde methode.

Paragraaf

3.14

Het door middel van meting vaststellen van concentraties van andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen dan benzo(a)pyreen in de buitenlucht

Artikel

59

Voor de meting van concentraties van andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen dan benzo(a)pyreen in de buitenlucht wordt gebruik gemaakt van een meetmethode waarbij de onder operationele condities verkregen meetwaarden zodanig zijn dat met een waarschijnlijkheid van 95 procent de totale afwijking tussen de gemeten en de werkelijke concentratie minder is dan 50 procent.

Artikel

60

Artikel

61

Voor de bemonstering en analyse van andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen dan benzo(a)pyreen wordt gebruik gemaakt van:

  • a.

    een nationale standaardmethode of ISO-methode zoals ISO 12884, of

  • b.

    een andere methode met behulp waarvan resultaten kunnen worden verkregen die gelijkwaardig zijn aan de resultaten, verkregen met gebruikmaking van de onder a genoemde methode.

Paragraaf

3.15

Het door middel van meting vaststellen van de totale depositie van arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen

Artikel

62

Voor de meting van de totale depositie van arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen wordt gebruik gemaakt van een meetmethode waarbij de onder operationele condities verkregen meetwaarden zodanig zijn dat met een waarschijnlijkheid van 95 procent de totale afwijking tussen de gemeten en de werkelijke depositie minder is dan 70 procent.

Artikel

63

Artikel

64

Voor de meting van depositie van arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen wordt gebruik gemaakt van:

  • a.

    een nationale standaardmethode of

  • b.

    een andere methode met behulp waarvan resultaten kunnen worden verkregen die gelijkwaardig zijn aan de resultaten, verkregen met gebruikmaking van de onder a genoemde methode.

Hoofdstuk

4

Het door middel van berekening vaststellen van het kwaliteitsniveau

Paragraaf

4.1

Algemeen

Artikel

65

Bij het door middel van berekening vaststellen van concentraties van verontreinigende stoffen in de buitenlucht, wordt gebruik gemaakt van een methode met behulp waarvan concentraties op een zodanige wijze vastgesteld kunnen worden, dat deze:

  • a.

    voor zwaveldioxide niet meer dan 60 procent van de werkelijke uurgemiddelde concentraties afwijken;

  • b.

    voor stikstofdioxide bij wegen niet meer dan 30 procent van de werkelijke jaargemiddelde concentraties afwijken;

  • c.

    voor stikstofdioxide bij inrichtingen niet meer dan 60 procent van de werkelijke uurgemiddelde concentraties afwijken;

  • d.

    voor zwevende deeltjes (PM10) niet meer dan 50 procent van de werkelijke jaargemiddelde concentraties en niet meer dan een factor twee van de werkelijke vierentwintig-uurgemiddelde concentraties afwijken;

  • e.

    voor lood niet meer dan 50 procent van de werkelijke jaargemiddelde concentraties afwijken;

  • f.

    voor koolmonoxide niet meer dan 50 procent van de werkelijke acht-uurgemiddelde concentraties afwijken;

  • g.

    voor benzeen niet meer dan 50 procent van de werkelijke jaargemiddelde concentraties afwijken;

  • h.

    voor arseen, cadmium en nikkel niet meer dan 60 procent van de werkelijke jaargemiddelde concentraties afwijken;

  • i.

    voor totaal gasvormig kwik niet meer dan 60 procent van de werkelijke jaargemiddelde concentraties afwijken;

  • j.

    voor benzo(a)pyreen niet meer dan 60 procent van de werkelijke jaargemiddelde concentraties afwijken;

  • k.

    voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen, anders dan benzo(a)pyreen niet meer dan 60 procent van de werkelijke jaargemiddelde concentraties afwijken.

Artikel

66

Vóór 15 maart van ieder kalenderjaar maakt de Minister de volgende gegevens bekend:

  • a.

    een overzicht van de grootschalige concentratiegegevens van zwaveldioxide, stikstofdioxide, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide, ozon en benzeen van het voorafgaande kalenderjaar;

  • b.

    een overzicht van de prognoses van de grootschalige concentratiegegevens van zwaveldioxide, stikstofdioxide, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide, ozon en benzeen van het tiende kalenderjaar volgend op het voorafgaande kalenderjaar en van de jaren 2010 en 2020;

  • c.

    een overzicht van de emissiefactoren van zwaveldioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), koolmonoxide en benzeen van het voorafgaande kalenderjaar;

  • d.

    een overzicht van de prognoses van de emissiefactoren van zwaveldioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen van het tiende kalenderjaar volgend op het voorafgaande kalenderjaar en van de jaren 2010 en 2020;

  • e.

    de meteorologische gegevens van het voorafgaande kalenderjaar en de vijfjarige gemiddelde meteorologische gegevens;

  • f.

    de ruwheidskaart.

Artikel

67

Artikel

68

Paragraaf

4.2

Het door middel van berekening vaststellen van concentraties van verontreinigende stoffen in de buitenlucht bij wegen

Artikel

69

Bij het door middel van berekening vaststellen van concentraties van verontreinigende stoffen in de buitenlucht bij wegen wordt, naast de gegevens, bedoeld in artikel 66, gebruik gemaakt van gegevens met betrekking tot de:

  • a.

    verkeersintensiteit van de onderscheidenlijke categorieën van motorvoertuigen;

  • b.

    wijze waarop het verkeer zich afwikkelt;

  • c.

    kenmerken van de betreffende weg, en

  • d.

    kenmerken van de omgeving.

Artikel

70

Artikel

71

Artikel

72

Paragraaf

4.3

Het door middel van berekening vaststellen van concentraties van verontreinigende stoffen in de buitenlucht bij inrichtingen

Artikel

73

Bij het door middel van berekening vaststellen van concentraties van verontreinigende stoffen in de buitenlucht bij inrichtingen wordt, naast de gegevens, bedoeld in artikel 66, gebruik gemaakt van gegevens met betrekking tot de:

  • a.

    fysieke kenmerken van de bron;

  • b.

    kenmerken van de emissie, en

  • c.

    kenmerken van de omgeving.

Artikel

74

Bij het door middel van berekening vaststellen van concentraties van verontreinigende stoffen in de buitenlucht bij inrichtingen worden concentraties bepaald vanaf de grens van het terrein van de betreffende inrichting.

Artikel

75

Artikel

76

Hoofdstuk

5

Beoordelingsmethoden in het kader van een programma als bedoeld in artikel 5.12 of 5.13 van de wet

Artikel

77

Voor het vaststellen van kwaliteitsniveaus als bedoeld in artikel 5.12, derde lid, onder a, van de wet of artikel 5.13, derde lid, van de wet, het in samenhang bepalen van de effecten van ontwikkelingen, besluiten en maatregelen als bedoeld in artikel 5.12, tweede of derde lid, of 5.13, derde lid, van de wet en het bepalen van het bereiken van de grenswaarden, bedoeld in artikel 5.12, eerste of derde lid, of 5.13, eerste of derde lid, van de wet, wordt gebruik gemaakt van de standaardrekenmethoden, bedoeld in de artikelen 71 en artikel 75.

Hoofdstuk

6

Verslaglegging

Artikel

78

Artikel

79

Artikel

80

Hoofdstuk

7

Maatregelen

Artikel

81

Slotbepalingen

Artikel

83

Artikel

84

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking treedt.

Artikel

85

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J.M.Cramer

Bijlage

1

Standaardrekenmethode 1

Bijlage

2

Standaardrekenmethode 2

Bijlage

3

Referentiewaarde

Bijlage behorend bij artikel 1 en artikel 71 van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007

1. Referentiewaarde in een situatie die valt binnen het toepassingsbereik van standaardrekenmethode 1

a. concentraties

De referentiewaarden voor de jaargemiddelde concentraties van NO2 en PM10 zijn gedefinieerd voor een typische street-canyon situatie. De referentiewaarde is het gemiddelde van de concentratieberekening met drie modellen, die stadssituaties als toepassingsgebied hebben. De berekening is op 5 meter van de wegrand aan de kant met de hoogste concentratie genomen. De waarden van de concentraties zijn 40,4 µg/m3 voor NO2 en 29,5 µg/m3 voor PM10.

b. situatie

Kenmerken street-canyon situatie:

  • Een grafische weergave van de situatie staat in figuur 1;

  • Meteorologische gegevens van 2004;

  • Grootschalige concentratiegegevens: GCN waarden Breukelen 2004;

  • Emissies op basis van: 15.000 voertuigen per etmaal, 3% middelzwaar vrachtverkeer, 5% zwaar vrachtverkeer;

  • Emissiefactoren (g/km): Licht verkeer: 0,62 NOx en 0,065 PM10, Middelzwaar: 10,46 NOx en 0,419 PM10, Zwaar: 15,25 NOx en 0,515 PM10;

  • 5% directe NO2 uitstoot;

  • De verdeling van de weekdaggemiddelde verkeersintensiteit over het etmaal zie figuur 2.

Uitgangspunten concentratieberekening:

  • Rekenafstand: 5 meter van wegrand;

  • Weglengte: 2 km. De locatie van het dwarsprofiel ligt daarbij precies in het midden;

  • Receptorhoogte: 1,5 meter;

  • Hoogte van de weg: maaiveld.

2. Referentiewaarde in een situatie die valt binnen het toepassingsbereik van standaardrekenmethode 2

a. concentraties

De referentiewaarde voor de snelwegsituatie van de jaargemiddelde concentratie van NO2 en PM10 is gedefinieerd voor een realistische snelwegsituatie. De referentiewaarde is het gemiddelde van de berekeningen van vier modellen, die snelwegsituaties als toepassingsgebied hebben. De referentiewaarde van de concentratie op een aantal receptorpunten loodrecht op de weg staan in de figuren 3 en 4.

b. situaties

Kenmerken snelwegsituatie:

  • Een grafische weergave van de situatie staat in figuur 5;

  • Meteorologische gegevens van 2003;

  • Grootschalige concentratiegegevens: GCN Breukelen 2003;

  • Oriëntatie weg: noord-zuid;

  • Twee rijstroken;

  • Geen geluidsschermen;

  • Ruwheidslengte omgeving: 0,3 m;

  • Emissies op basis van: 120.000 voertuigen per etmaal, 4% middelzwaar vrachtverkeer, 6% zwaar vrachtverkeer;

  • Emissiefactoren (in g/km): licht verkeer: 0,76 NOx en 0,055 PM10, middelzwaar: 7,01 NOx en 0,195 PM10, zwaar: 9,64 NOx en 0,266 PM10;

  • 5% directe NO2 emissie;

  • De verdeling van de verkeersintensiteit over het etmaal zie figuur 6.

Uitgangspunten concentratieberekening:

  • Dwarsprofielberekeningen op afstanden tot de wegrand van 5, 10, 20, 50, 100, 200, 300 en 500 meter;

  • Weglengte: 2 km. De locatie van het dwarsprofiel ligt daarbij precies in het midden;

  • Receptorhoogte: 1,5 meter;

  • Hoogte van de weg: maaiveld.

Weergave snelwegsituatie

Bijlage

4

Correctie jaargemiddelde concentraties van zwevende deeltjes (PM10)

Bijlage behorend bij artikel 35, zesde lid

Jaargemiddelde concentratie

Voor zwevende deeltjes (PM10) geldt een grenswaarde van 40 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie (bijlage 2, voorschrift 4.1, onder b, van de wet).

Het aandeel zeezout in de jaargemiddelde concentratie van zwevende deeltjes (PM10) varieert van circa 7 µg/m3 langs de westkust tot circa 3 µg/m3 in het oostelijk deel van Nederland. Om een voor zeezout gecorrigeerde jaargemiddelde concentratie te bepalen, is een plaatsafhankelijke correctie nodig. In bijgevoegde tabel is per gemeente aangegeven met welke getalswaarde de op de gebruikelijke wijze bepaalde jaargemiddelde concentratie van zwevende deeltjes (PM10) gecorrigeerd dient te worden, om te komen tot een voor zeezout gecorrigeerde jaargemiddelde waarde.

Aa en Hunze

4

Bladel

3

Aalburg

4

Blaricum

5

Aalsmeer

6

Bloemendaal

7

Aalten

3

Boarnsterhim

6

Abcoude

5

Bodegraven

5

Achtkarspelen

6

Boekel

3

Alblasserdam

5

Bolsward

6

Albrandswaard

5

Borger - Odoorn

4

Alkemade

6

Borne

3

Alkmaar

6

Borsele

5

Almelo

3

Boskoop

6

Almere

5

Boxmeer

3

Alphen aan den Rijn

6

Boxtel

3

Alphen-Chaam

3

Breda

3

Ambt-Montfort

3

Breukelen

5

Ameland

6

Brielle

6

Amerongen

4

Bronckhorst

3

Amersfoort

4

Brummen

4

Amstelveen

6

Brunssum

3

Amsterdam

6

Buitenland

3

Andijk

6

Bunnik

4

Anna Paulowna

6

Bunschoten

4

Apeldoorn

4

Buren

4

Appingedam

5

Bussum

5

Arcen en Velden

3

Capelle a/ d IJssel

5

Arnhem

4

Castricum

6

Assen

4

Coevorden

4

Asten

3

Cranendonck

3

Baarle-Nassau

3

Cromstrijen

5

Baarn

4

Cuijk

3

Barendrecht

5

Culemborg

4

Barneveld

4

Dalfsen

4

Bedum

6

Dantumadeel

6

Beek

3

De Bilt

4

Beemster

6

De Ronde Venen

5

Beesel

3

De Wolden

4

Bellingwedde

4

Delft

6

Bennebroek

7

Delfzijl

5

Bergambacht

5

Den Helder

6

Bergeijk

3

Deurne

3

Bergen L

3

Deventer

4

Bergen NH

6

Diemen

5

Bergen op Zoom

4

Dinkelland

3

Bergschenhoek

6

Dirksland

6

Berkelland

3

Doesburg

4

Bernheze

3

Doetinchem

3

Bernisse

6

Dongen

3

Best

3

Dongeradeel

6

Beuningen

4

Doorn

4

Beverwijk

6

Dordrecht

4

Binnenmaas

5

Drechterland

6

Driebergen-Rijsenburg

4

Harderwijk

4

Drimmelen

4

Hardinxveld-Giessendam

4

Dronten

4

Haren

5

Druten

4

Harenkarspel

6

Duiven

4

Harlingen

6

Echt-Susteren

3

Hattem

4

Edam-Volendam

6

Heel

3

Ede

4

Heemskerk

6

Eemnes

5

Heemstede

7

Eemsmond

6

Heerde

4

Eersel

3

Heerenveen

5

Eijsden

3

Heerhugowaard

6

Eindhoven

3

Heerlen

3

Elburg

4

Heeze-Leende

3

Emmen

4

Heiloo

6

Enkhuizen

6

Helden

3

Enschede

3

Hellendoorn

3

Epe

4

Hellevoetsluis

6

Ermelo

4

Helmond

3

Etten-Leur

4

Hendrik-Ido-Ambacht

5

Ferwerderadiel

6

Hengelo Ov

3

Franekeradeel

6

het Bildt

6

Gaasterlan-Sleat

6

Heumen

4

Geertruidenberg

3

Heusden

3

Geldermalsen

4

Heythuysen

3

Geldrop-Mierlo

3

Hillegom

6

Gemert-Bakel

3

Hilvarenbeek

3

Gendringen

3

Hilversum

5

Gennep

3

Hof van Twente

3

Giessenlanden

4

Hoogeveen

4

Gilze en Rijen

3

Hoogezand-Sappemeer

5

Goedereede

6

Hoorn

6

Goes

6

Horst aan de Maas

3

Goirle

3

Houten

4

Gorinchem

4

Huizen

5

Gouda

5

Hulst

5

Graafstroom

4

Hunsel

3

Graft-De Rijp

6

IJsselstein

4

Grave

3

Jacobswoude

6

Groenlo

3

Kampen

4

Groesbeek

3

Kapelle

5

Groningen

6

Katwijk

6

Grootegast

6

Kerkrade

3

Gulpen-Wittem

3

Kessel

3

Haaksbergen

3

Kollumerland en

6

Haaren

3

Nieuwkruisland

Haarlem

6

Korendijk

5

Haarlemmerliede en

6

Krimpen aan den IJssel

5

Spaarnwoude

Laarbeek

3

Haarlemmermeer

6

Landerd

3

Haelen

3

Landgraaf

3

Halderberge

4

Landsmeer

6

Hardenberg

4

Langedijk

6

Lansingerland

6

Mook en Middelaar

3

Laren

5

Moordrecht

5

Leek

5

Muiden

5

Leerdam

4

Naarden

5

Leersum

4

Neder-Betuwe

4

Leeuwarden

6

Nederlek

5

Leeuwarderadeel

6

Nederweert

3

Leiden

6

Neerijnen

4

Leiderdorp

6

Niedorp

6

Leidschendam-Voorburg

6

niet gemeentelijk ingedeeld

5

Lelystad

5

Nieuwegein

4

Lemsterland

5

Nieuwerkerk aan den IJssel

5

Leusden

4

Nieuwkoop

6

Liesveld

5

Nieuw-Lekkerland

5

Lingewaal

4

Nijefurd

6

Lingewaard

4

Nijkerk

4

Lisse

6

Nijmegen

4

Lith

4

Noord-Beveland

6

Littenseradiel

6

Noordenveld

5

Lochem

3

Noorder-Koggenland

6

Loenen

5

Noordoostpolder

5

Loon op Zand

3

Noordwijk

7

Lopik

5

Noordwijkerhout

6

Loppersum

6

Nuenen c.a.

3

Losser

3

Nunspeet

4

Maarn

4

Nuth

3

Maarssen

5

Obdam

6

Maasbracht

3

Oegstgeest

6

Maasbree

3

Oirschot

3

Maasdonk

4

Oisterwijk

3

Maasdriel

4

Oldebroek

4

Maassluis

6

Oldenzaal

3

Maastricht

3

Olst-Wijhe

4

Margraten

3

Ommen

4

Marne De

6

Onderbanken

3

Marum

6

Oosterhout

3

Medemblik

6

Oostflakkee

5

Meerlo-Wanssum

3

Ooststellingwerf

5

Meerssen

3

Oostzaan

6

Meijel

3

Opmeer

6

Menaldumadeel

6

Opsterland

5

Menterwolde

5

Oss

4

Meppel

4

Oud-Beijerland

5

Middelburg

6

Oude IJsselstreek

3

Middelharnis

6

Ouder-Amstel

6

Midden-Delfland

6

Ouderkerk

5

Midden-Drenthe

4

Overbetuwe

4

Mill en Sint Hubert

3

Oudewater

5

Millingen aan de Rijn

4

Papendrecht

4

Moerdijk

4

Pekela

4

Montferland

3

Pijnacker-Nootdorp

6

Montfoort

5

Purmerend

6

Putten

4

Stadskanaal

4

Raalte

4

Staphorst

4

Reeuwijk

5

Stede Broec

6

Reiderland

5

Steenbergen

4

Reimerswaal

5

Steenwijkerland

4

Renkum

4

Stein

3

Renswoude

4

Strijen

5

Reusel-De Mierden

3

Swalmen

3

Rheden

4

Ten Boer

6

Rhenen

4

Terneuzen

5

Ridderkerk

5

Terschelling

6

Rijnwaarden

4

Texel

6

Rijnwoude

6

Teylingen

6

Rijssen-Holten

3

Tholen

5

Rijswijk

6

Thorn

3

Roerdalen

3

Tiel

4

Roermond

3

Tilburg

3

Roggel en Neer

3

Tubbergen

3

Roosendaal

4

Twenterand

3

Rotterdam

6

Tynaarlo

5

Rozenburg

6

Tytsjerksteradiel

6

Rozendaal

4

Ubbergen

4

Rucphen

4

Uden

3

Schagen

6

Uitgeest

6

Scheemda

5

Uithoorn

6

Schermer

6

Urk

5

Scherpenzeel

4

Utrecht

5

Schiedam

6

Vaals

3

Schiermonnikoog

6

Valkenburg aan de Geul

3

Schijndel

3

Valkenswaard

3

Schinnen

3

Veendam

4

Schoonhoven

5

Veenendaal

4

Schouwen-Duiveland

6

Veere

6

Sevenum

3

Veghel

3

's-Gravenhage

6

Veldhoven

3

's-Hertogenbosch

4

Velsen

6

Simpelveld

3

Venhuizen

6

Sint Anthonis

3

Venlo

3

Sint Michielsgestel

3

Venray

3

Sint-Oedenrode

3

Vlagtwedde

4

Sittard-Geleen

3

Vlieland

6

Sliedrecht

4

Vlissingen

6

Slochteren

5

Vlist

5

Sluis

5

Voerendaal

3

Smallingerland

6

Voorschoten

6

Sneek

6

Voorst

4

Soest

4

Vught

3

Someren

3

Waalre

3

Son en Breugel

3

Waalwijk

3

Spijkenisse

6

Waddinxveen

6

Skarsterlan

5

Vianen

4

Vlaardingen

6

Wageningen

4

Woerden

5

Wassenaar

6

Wognum

6

Waterland

5

Wormerland

6

Weert

3

Woudenberg

4

Weesp

5

Woudrichem

4

Werkendam

4

Wunseradiel

6

Wervershoof

6

Wymbritseradiel

6

West Maas en Waal

4

Zaanstad

6

Wester-Koggenland

6

Zaltbommel

4

Westerveld

4

Zandvoort

7

Westervoort

4

Zederik

4

Westland

7

Zeevang

6

Weststellingwerf

5

Zeewolde

4

Westvoorne

6

Zeist

4

Wierden

3

Zevenaar

4

Wieringen

6

Zevenhuizen-Moerkapelle

6

Wieringermeer

6

Zijpe

6

Wijchen

4

Zoetermeer

6

Wijdemeren

5

Zoeterwoude

6

Wijk bij Duurstede

4

Zuidhorn

6

Winschoten

4

Zundert

4

Winsum

6

Zutphen

3

Winterswijk

3

Zwartewaterland

4

Wisch

3

Zwijndrecht

5

Woensdrecht

4

Zwolle

4

Vierentwintig-uurgemiddelde concentratie

Voor zwevende deeltjes (PM10) geldt een grenswaarde van 50 microgram per m3 als vierentwintig-uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze waarde maximaal vijfendertig maal per kalenderjaar mag worden overschreden (Bijlage 2, voorschrift 4.1, onder b, van de wet). Uit meetgevens blijkt dat overschrijding van de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie van 50 μg/m3 met name plaats vindt bij oostelijke en zuidelijke windrichtingen, als de concentratiebijdrage van zeezout relatief beperkt is. Zeezout speelt dus vrijwel geen rol in het veroorzaken van de overschrijdingsdagen in een jaar. Dit leidt er toe dat voor de correctie van het aantal overschrijdingsdagen in verband met zeezout een andere berekeningswijze nodig is dan voor de correctie van de jaargemiddelde concentratie van zwevende deeltjes (PM10)

Het blijkt dat de invloed van de in de buitenlucht aanwezige concentratie zeezout op het aantal dagen waarop de concentratie van zwevende deeltjes (PM10) de waarde van 50 µg/m3 overschrijdt, voor geheel Nederland nagenoeg gelijk is.

Uitgaande van de niet voor zeezout gecorrigeerde jaargemiddelde concentratie van zwevende deeltjes PM10), wordt het voor zeezout gecorrigeerde aantal overschrijdingsdagen van de vierentwintig-uurgemiddelde grenswaarde van 50 microgram per m3 verkregen, door het op de gebruikelijke wijze bepaalde aantal overschrijdingsdagen met 6 dagen te verminderen.