Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 26 februari 2008, nr. WJZ/8021460, houdende nieuwe regels voor het gebruik van frequentieruimte zonder vergunning en tot wijziging van de Examenregeling frequentiegebruik (Regeling gebruik van frequentieruimte zonder vergunning 2008)

Regeling gebruik van frequentieruimte zonder vergunning 2008

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    besluit: Frequentiebesluit;

  • b.

    frequentieplan: het in artikel 3.1 van de wet bedoelde frequentieplan;

  • c.

    Radioreglement: Radioreglement 1979 met bijlagen, behorende bij de op 22 december 1989 te Nice tot stand gekomen Internationale Constitutie en Conventie van de Internationale Telecommunicatie Unie (Trb. 2001, 159);

  • d.

    Regionale Regeling: Regionale Regeling betreffende het radiotelefonieverkeer op de binnenwateren, tot stand gekomen in Basel op 6 april 2000 (Stcrt. 2003, 153);

  • e.

    radiozendamateur: degene die vanuit een persoonlijke belangstelling en zonder financieel oogmerk gebruik maakt van frequentieruimte ten behoeve van het opdoen van vaardigheden, het communiceren via de radio en het doen van technisch onderzoekingen;

  • f.

    pleziervaart: scheepvaart voor sportbeoefening of vrijetijdsbesteding;

  • g.

    binnenvaart: scheepvaart op de binnenwateren, niet zijnde pleziervaart;

  • h.

    zeevaart: scheepvaart, niet zijnde binnenvaart of pleziervaart;

  • i.

    frequentiegebruik met een primaire status: gebruik van frequentieruimte voor de uitoefening van een radiodienst die ingevolge het frequentieplan een primaire status heeft;

  • j.

    frequentiegebruik met een secundaire status: gebruik van frequentieruimte voor de uitoefening van een radiodienst die ingevolge het frequentieplan een secundaire status heeft;

  • k.

    frequentiegebruik met een NIB-status: gebruik van frequentieruimte voor de uitoefening van een radiodienst die ingevolge het frequentieplan een NIB-status heeft;

  • l.

    radiostation: een of meer radiozendapparaten met de daartoe behorende antenne-inrichtingen, noodzakelijk voor het op een locatie uitvoeren van een radiocommunicatiedienst in de zin van artikel 1.19 van het Radioreglement;

  • m.

    maritiemmobiele communicatie: radiocommunicatie tussen radiostations op schepen onderling en tussen radiostations op schepen en op land, met inbegrip van het gebruik van noodbakens;

  • n.

    EPIRB (Emergency Position Indicating Radio Beacon): radiozendapparaat bestemd voor noodalarmering en voor het lokaliseren van het baken in de 406 MHz of 1.6 GHz band;

  • o.

    marifoon: radiozendapparaat bestemd voor gebruik in de maritieme VHF frequentieband;

  • p.

    portofoon: radiozendapparaat bestemd voor draagbaar gebruik in de maritieme VHF en UHF frequentieband;

  • q.

    MMSI: de Maritime Mobile Service Identity, omschreven in paragraaf 6 van artikel 19 van het Radioreglement;

  • r.

    uitzendingsklasse: uitzendingsklasse zoals bedoeld in bijlage 1 van deel 2 van het Radioreglement.

Artikel

2

Artikel

4

Een rechtspersoon kan slechts gebruik maken van frequentieruimte die ingevolge het frequentieplan de bestemming ‘amateur’ of ‘amateursatelliet’ heeft, indien het betreft:

  • a.

    een rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging van radiozendamateurs waarvan het ledental en de samenstelling voldoende representatief zijn voor de door de vereniging te behartigen belangen;

  • b.

    een rechtspersoon waarvan een onderwijsinstelling uitgaat die van rijkswege wordt gefinancierd of een onderwijsinstelling die door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is erkend, voor zover het doen van onderzoekingen met radiozendapparaten essentieel is voor het geven van onderwijs door deze instelling.

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Bij het gebruik van frequentieruimte wordt voldaan aan de beperkingen en voorschriften ten aanzien van de beschikbare frequentieruimte, de toepassingen, het zendvermogen en de bekwaamheid die:

  • a.

    ten aanzien van frequentieruimte met de bestemming ‘amateur’ of ‘amateursatelliet’ zijn opgenomen in bijlage 10;

  • b.

    ten aanzien van frequentieruimte met de bestemming ‘maritiemmobiele communicatie’ zijn opgenomen in bijlage 11.

Artikel

9

Bij frequentiegebruik wordt voldaan aan de volgende voorschriften:

  • a.

    het bewijs van registratie en, in geval van maritiemmobiele communicatie, het certificaat van bediening zijn aanwezig bij het radiozendapparaat;

  • b.

    bij frequentiegebruik met een secundaire status wordt te allen tijde voorrang verleend aan frequentiegebruik met een primaire status;

  • c.

    bij frequentiegebruik met een NIB-status wordt te allen tijde voorrang verleend aan frequentiegebruik met een primaire status of met een secundaire status;

  • d.

    er wordt zo weinig mogelijk storing of belemmering veroorzaakt in het gebruik van frequentieruimte door anderen;

  • e.

    er worden geen valse of bedrieglijke alarmeringen, noodseinen, -oproepen of -berichten uitgezonden.

Artikel

10

Bij gebruik van frequentieruimte met de bestemming ‘maritiemmobiele communicatie’ aan boord van een schip is het radiozendapparaat dat aan boord van het schip gebruikt wordt, geregistreerd voor gebruik aan boord van dat schip en wordt, onverlet artikel 9, voldaan aan de volgende voorschriften:

  • a.

    het berichtenverkeer wordt kort en zakelijk gehouden en het zendgedeelte van het radiozendapparaat wordt niet onnodig ingeschakeld;

  • b.

    bij een radiozendapparaat met een alarmeringsfunctie dat abusievelijk in werking is getreden, herroept de geregistreerde de melding voor zover daartoe communicatiemiddelen beschikbaar zijn;

  • c.

    een EPIRB wordt uitsluitend gebruikt voor alarmering indien sprake is van onmiddellijk dreigend gevaar voor bemanning en schip en indien alarmering met andere middelen niet of niet meer mogelijk is;

  • d.

    radiozendapparaten die een alarmerings- of noodfunctie hebben, zijn zodanig geprogrammeerd dat zij bij gebruik automatisch het MMSI-nummer uitzenden;

  • e.

    versleutelde radiocommunicatie door middel van een MF- of MF/HF-radiozendapparaat vindt uitsluitend plaats op frequenties bestemd voor radiotelefonieverkeer tussen schepen onderling, zij het dat aan boord van vissersschepen versleuteling bovendien kan plaatsvinden op de frequenties 155.775 MHz en 155.825 MHz;

  • f.

    bij versleutelde radiocommunicatie door middel van een MF of MF/HF-radiozendapparaat wordt tijdens de uitzending en ten minste eenmaal per periode van vijf minuten de in artikel 7, derde lid, bedoelde combinatie van letters of cijfers uitgezonden;

  • g.

    bij gebruik van een marifoon of portofoon is de antenne hiervan verticaal polariserend en rondstralend;

  • h.

    bij frequentiegebruik in het werkingsgebied van de Regionale Regeling zijn de marifoon en de portofoon voorzien van een systeem voor automatische zenderidentificatie en geprogrammeerd met de toegewezen combinatie van letters of cijfers;

  • i.

    een portofoon in de VHF-band wordt alleen gebruikt in combinatie met een marifoon, met dien verstande dat de pleziervaart in het werkingsgebied van de Regionale Regeling kan volstaan met het gebruik van alleen een portofoon.

Artikel

11

Artikel

13

Artikel

14

Wijzigt de Regeling aanvraag en toelating vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte.

Artikel

15

Wijzigt de Examenregeling frequentiegebruik.

Artikel

17

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling gebruik van frequentieruimte zonder vergunning 2008.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag
De Staatssecretaris van Economische Zaken, F.Heemskerk

Bijlagen

Bijlage

1

behorend bij artikel 2, tweede lid, onder c

(zie voor opmerkingen voor een goed begrip van de tabellen het aanhangsel bij de bijlagen 1 tot en met 9)

Koordloze telefoons

A

Vast gedeelte

Draagbaar gedeelte

Kanaal

nr.

31,0375

39,9375

1

10 mW e.r.p.

25 kHz

Fase of frequentie-modulatie (F3E en G3E)

31,0625

39,9625

2

31,0875

39,9875

3

31.1125

40,0125

4

31,1375

40,0375

5

31,1625

40,0625

6

31,1875

40,0875

7

31,2125

40,1125

8

31,2375

40,1375

9

31,2625

40,1625

10

31,2875

40,1875

11

31,3125

40,2125

12

B1

Vast gedeelte

Draagbaar gedeelte

Kanaal

nr.

Vermogen

Kanaalbreedte

Modulatie

914,0125

959,0125

1

10 mW e.r.p.

25 kHz

Fase of frequentie-modulatie (F3E en G3E)

914,0375

959,0375

2

914,0625

959,0625

3

^

I

^

I

^

I

v

v

v

914,9375

959,9375

38

914,9625

959,9625

39

914,9875

959,9875

40

C1

Werkfrequentie

(MHz)

Kanaal

nr.

Vermogen

Kanaalbreedte

Modulatie

864,150

1

10 mW e.r.p.

100 kHz

2-level FSK

864,250

2

864,350

3

^

I

I

^

I

v

v

v

867,850

38

867,950

39

868,050

40

D

Werkfrequentie (MHz)

Vermogen

Kanaalbreedte

Modulatie

1881,792

250 mW e.r.p.

1,728 MHz

GFSK

of

Π/2-DBPSK of

Π/4-DQPSK of

Π/8-D8PSK

of

16-QAM

of

64-QAM

1883,520

1885,248

1886,976

1888,704

1890,432

1892,160

1893,888

1895,616

1897,344

1 Na 31 december 2008 zijn de frequenties onder bijlage 1 sub B en C niet meer beschikbaar voor koordloze telefoons.

Bijlage

2

behorend bij artikel 2, tweede lid, onder d

(zie voor opmerkingen voor een goed begrip van de tabellen het aanhangsel bij de bijlagen 1 tot en met 9)

CB-apparatuur

A

26,965

26,975

26,985

27,005

27,015

27,025

27,035

27,055

27,065

27,075

27,085

27,105

27,115

27,125

27,135

27,155

27,165

27,175

27,185

27,205

27,215

27,225

27,235

27,245

27,255

27,265

27,275

27,285

27,295

27,305

27,315

27,325

27,335

27,345

27,355

27,365

27,375

27,385

27,395

27,405

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

24

25

23

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

40

4 W Peak

Envelope Power (DSB: 1 Watt

carrier power)

10 kHz

FM, DSB, SSB (F3E of G3E, A3E en J3E)

Bijlage

3

behorend bij artikel 2, tweede lid, onder g

(zie voor opmerkingen voor een goed begrip van de tabellen het aanhangsel bij de bijlagen 1 tot en met 9)

Apparatuur die onderdeel is van een besloten digitaal netwerk ten behoeve van trunking

Indien de radiozendapparaten behoren tot een digitaal radionetwerk met dynamische frequentietoewijzing ten behoeve waarvan een vergunning is verleend voor het gebruik van frequentieruimte is het toegestaan om voor directe communicatie tussen de radiozendapparaten onderling gebruik te maken van:

A

445,2 – 445,3 MHz

1 W e.r.p.

25 kHz

Bijlage

4

behorend bij artikel 2, tweede lid, onder h

(zie voor opmerkingen voor een goed begrip van de tabellen het aanhangsel bij de bijlagen 1 tot en met 9)

PMR 446-apparatuur'

A

446,0 – 446,2 MHz

500 mW e.r.p.

6,25 of 12,5 kHz

Bijlage

5

behorend bij artikel 2, tweede lid, onder i

(zie voor opmerkingen voor een goed begrip van de tabellen het aanhangsel bij de bijlagen 1 tot en met 9)

Randapparaten, zijnde satellietgrondstations

A

14,00 – 14,50 GHz1, 2

50 dBW e.i.r.p.3

29,50 – 30,00 GHz4

1 De randapparaten mogen uitsluitend gebruikt worden op een afstand van ten minste 500 meter buiten de begrenzing van een luchtvaartterrein als bedoeld in de Luchtvaartwet.

2 Voor randapparaten aan boord van vliegtuigen geldt:

– dat gebruik niet is toegestaan tijdens opstijgen, landen en taxiën van het vliegtuig;

– dat het gebruik aan de gate van de luchthaven is toegestaan.

3 Het maximaal toegestane uitgangsvermogen van het randapparaat is 2 Watt.

4 De randapparaten mogen uitsluitend gebruikt worden op een afstand van ten minste 500 meter buiten de begrenzing van een luchtvaartterrein als bedoeld in de Luchtvaartwet.

Bijlage

6

behorend bij artikel 2, tweede lid, onder j

(zie voor opmerkingen voor een goed begrip van de tabellen het aanhangsel bij de bijlagen 1 tot en met 9)

Randapparaten voor mobiele communicatie via ionisatiesporen van meteoren

A

39,00 – 39,20 MHz

50 W e.r.p.

25 kHz

1

1 Een maximale uitzendtijd van 100 milliseconden en een minimale wachttijd van 10 seconden met een totaal van 24 uitzendingen per 24 uur.

Bijlage

7

behorend bij artikel 2, eerste lid, onder k

GSM basisstations aan boord van vliegtuigen

A

1805 – 1880 MHz

B

1710 – 1785 MHz

Bijlage

8

behorend bij artikel 2, tweede lid, onder l

(zie voor opmerkingen voor een goed begrip van de tabellen het aanhangsel bij de bijlagen 1 tot en met 9)

Categorie 1

Radiozendapparaten bestemd voor telemetrie, telecommand, alarmering, data in het algemeen, en andere soortgelijke toepassingen

A

6765 – 6795 kHz

42 dBµA/m op

10 m afstand

B

13,553 – 13,567 MHz

42 dBµA/m op

10 m afstand

C

26,957 – 27,283 MHz

42 dBµA/m op

10 m afstand of

10 mW e.r.p.

D

40,660 – 40,700 MHz

10 mW e.r.p.

E

433,050 – 434,790 MHz

10 mW e.r.p.

< 10 %

e1

433,050 – 434,790 MHz

1 mW e.r.p.1

e2

434,040 – 434,790 MHz

10 mW e.r.p.

25 kHz

F

868,000 – 868,600 MHz

25 mW e.r.p.

< 1,0 %

G

868,700 – 869,200 MHz

25 mW e.r.p.

< 0,1 %

H

869,300 – 869,400 MHz

10 mW e.r.p.

25 kHz

I

869,400 – 869,650 MHz

500 mW e.r.p.

25 kHz2

< 10 %

K

869,700 – 870,000 MHz

5 mW e.r.p.

L

2400 – 2483,5 MHz

10 mW e.i.r.p.

M

5725 – 5875 MHz

25 mW e.i.r.p.

N

24,00 – 24,25 GHz

100 mW e.i.r.p.

O

61,0 – 61,5 GHz

100 mW e.i.r.p.

P

122 – 123 GHz

100 mW e.i.r.p.

Q

244 – 246 GHz

100 mW e.i.r.p.

1 Voor breedband kanalen is de vermogensdichtheid begrensd op –13 dBm/10 kHz.

2 De gehele frequentieband mag eveneens worden gebruikt als 1 enkel kanaal voor dataoverdracht met hoge transmissiesnelheid.

Categorie 2

Radiozendapparaten bestemd voor spoorweg gerelateerde toepassingen (Automatic Vehicle Identification (AVI))

A

2446 – 2454 MHz1

500 mW e.i.r.p.

2

B

27,095 MHz3

42 dBµA/m op

10 m afstand

C

4515 kHz4, 5

7 dBµA/m op

10 m afstand

1 Uitzendingen mogen alleen plaatsvinden ter identificatie van een trein.

2 5 kanalen, elk van 1,5 MHz breed, in de band 2446 – 2454 MHz.

3 De signalen mogen worden uitgezonden in het frequentiegebied zoals is weergegeven in figuur 1 met de daarbij behorende vermogenslimieten voor magnetische veldsterkte.

4 Uitzendingen mogen alleen plaatsvinden ter identificatie van een trein.

5 De signalen mogen worden uitgezonden in het frequentiegebied zoals is weergegeven in figuur 2 met de daarbij behorende vermogenslimieten voor magnetische veldsterkte.

Figuur 1: Maximale magnetische veldsterkte op 10 meter meetafstand (o.a. Eurobalise).

Figuur 2: Maximale magnetische veldsterkte op 10 meter meetafstand gemeten in een 10 kHz bandbreedte (o.a. Euroloop uplink).

Categorie 3

Radiozendapparaten bestemd voor breedband datasystemen

A

2400 – 2483,5 MHz

100 mW e.i.r.p.1

1 Voor ‘direct sequence spread spectrum’ is de maximum spectrale vermogensdichtheid begrensd op –⁠20dBW/1 MHz. Voor ‘frequency hopping spread spectrum’ is de maximale vermogensdichtheid begrensd op –10 dBW/100 kHz.

Categorie 4

Radiozendapparaten bestemd voor breedband toegangssystemen (data) inclusief Local Area Netwerken, RLANs

A

5150 – 5250 MHz1

200 mW e.i.r.p.2

10 mW/MHz

B

5250 – 5350 MHz3, 4 

200 mW e.i.r.p.5

10 mW/MHz

C

5470 – 5725 MHz6

1 W e.i.r.p.7

50 mW/Mhz

D

17,1 – 17,3 GHz

100 mW e.i.r.p.

1 Alleen het gebruik binnenshuis is toegestaan, dat wil zeggen het gebruik in een gebouw met inbegrip van hiermee gelijk te stellen ruimten, zoals vliegtuigen, waarbinnen een signaal normaliter dermate wordt afgeschermd dat in de nodige mitigatie wordt voorzien om frequentiedeling met andere diensten mogelijk te maken.

2 Dit is het maximum gemiddelde e.i.r.p., hiermee wordt het e.i.r.p. bedoeld van een burst uitzending met de hoogste instelling van het uitgangsvermogen van de zender indien een vorm van Transmitter Power Control is geïmplementeerd.

3 Het zendvermogen wordt met TPC (Transmitter Power Control) geregeld, waardoor er gemiddeld een mitigatiefactor wordt verkregen van ten minste 3 dB op het maximale toegestane outputvermogen van een systeem. Indien er geen gebruik van TPC wordt gemaakt, wordt de maximaal toegestane gemiddelde e.i.r.p. en de corresponderende maximale dichtheid van de gemiddelde e.i.r.p. met 3 dB gereduceerd. Er dienen mitigatietechnieken te worden gehanteerd die ten minste dezelfde mate van bescherming geven als de detectie-, operationele- en responsvereisten zoals beschreven in de norm EN 301 893, ten einde een werking te verzekeren die met radiodeterminatiesystemen verenigbaar is.

4 Alleen het gebruik binnenshuis is toegestaan, dat wil zeggen het gebruik in een gebouw met inbegrip van hiermee gelijk te stellen ruimten, zoals vliegtuigen, waarbinnen een signaal normaliter dermate wordt afgeschermd dat in de nodige mitigatie wordt voorzien om frequentiedeling met andere diensten mogelijk te maken.

5 Dit is het maximum gemiddelde e.i.r.p., hiermee wordt het e.i.r.p. bedoeld van een burst uitzending met de hoogste instelling van het uitgangsvermogen van de zender indien een vorm van Transmitter Power Control is geïmplementeerd.

6 Het zendvermogen wordt met TPC (Transmitter Power Control) geregeld, waardoor er gemiddeld een mitigatiefactor wordt verkregen van ten minste 3 dB op het maximale toegestane outputvermogen van een systeem. Indien er geen gebruik van TPC wordt gemaakt, wordt de maximaal toegestane gemiddelde e.i.r.p. en de corresponderende maximale dichtheid van de gemiddelde e.i.r.p. met 3 dB gereduceerd. Er dienen mitigatietechnieken te worden gehanteerd die ten minste dezelfde mate van bescherming geven als de detectie-, operationele- en responsvereisten zoals beschreven in de norm EN 301 893, ten einde een werking te verzekeren die met radiodeterminatiesystemen verenigbaar is.

7 Dit is het maximum gemiddelde e.i.r.p., hiermee wordt het e.i.r.p. bedoeld van een burst uitzending met de hoogste instelling van het uitgangsvermogen van de zender indien een vorm van Transmitter Power Control is geïmplementeerd.

Categorie 5

Radiozendapparaten bestemd voor wegtransport en verkeerstelematica

A

63 – 64 GHz1

Nog vast te stellen

B

76 – 77 GHz2

315 W (55 dBm)

e.i.r.p. piek

vermogen3

1 Beschikbaar voor ‘voertuig naar voertuig’ en ‘weg naar voertuig’ systemen.

2 Beschikbaar voor voertuig radarsystemen.

3 Het gemiddelde vermogen mag maximaal 100 W (50 dBm) e.i.r.p. bedragen en voor een pulserende radar mag het gemiddelde vermogen maximaal 223 mW (23,5 dBm) bedragen.

Categorie 6

Radiozendapparaten bestemd voor bewegingsdetectie en signalering

A

2400 – 2483,5 MHz

25 mW e.i.r.p.

B

9200 – 9500 MHz

25 mW e.i.r.p.

C

9500 – 9975 MHz

25 mW e.i.r.p.

D

10,5 – 10,6 GHz

500 mW e.i.r.p.

E

13,4 – 14,0 GHz

25 mW e.i.r.p.

F

24,05 – 24,25 GHz

100 mW e.i.r.p.

Categorie 7

Radiozendapparaten bestemd voor alarmering

Alarmering voor beveiliging en veiligheid

A

868,60 – 868,70 MHz

10 mW e.r.p.

25 kHz1

< 0,1 %

B

869,25 – 869,30 MHz

10 mW e.r.p.

25 kHz

< 0,1 %

C

869,65 – 869,70 MHz

25 mW e.r.p.

25 kHz

< 10 %

1 De gehele frequentieband mag eveneens worden gebruikt als 1 enkel kanaal voor dataoverdracht met hoge transmissiesnelheid.

Sociale Alarmering

D

869,20 – 869,25 MHz

10 mW e.r.p.

25 kHz

< 0,1 %

E

169,4750 – 169,4875 MHz

500 mW e.r.p.

12,5 kHz

F

169,5875 – 169,6000 MHz

500 mW e.r.p.

12,5 kHz

Categorie 8

Radiozendapparaten bestemd voor actieve medische implantaten met een extreem laag vermogen

A

402 – 405 MHz

25 µW e.r.p.

25 kHz1

B

9 – 315 kHz

30 dBµA/m op

10 m afstand

< 10 %

C

30,0 – 37,5 MHz2

1 mW e.r.p.

< 10 %

1 Andere kanaalbeperking: individuele zenders kunnen aangrenzende kanalen combineren voor meer bandbreedte met geavanceerde onderdrukkingstechnieken.

2 Deze band is voor medische implantaten om de bloeddruk te meten.

Implantaten in dieren

D

12,5 – 20 MHz1

–7 dBµA/m op

10 m afstand2

< 10 %

E

315 – 600 kHz

–5 dBµA/m op

10 m afstand

< 10 %

1 Het radiozendapparaat mag alleen binnenshuis worden gebruikt.

2 De maximale veldsterkte is gedefinieerd voor een bandbreedte van 10 kHz.

Categorie 9

Radiozendapparaten bestemd voor draadloze audio-overdracht

A

863 – 865 MHz

10 mW e.r.p.

B

864,8 – 865 MHz

10 mW e.r.p.

50 kHz

C

87,5 – 108 MHz

50 nW e.r.p.

200 kHz

Categorie 10

Radiozendapparaten bestemd voor oproepsystemen

A

26,500

500 mW e.r.p.

25 kHz

26,600

26,700

26,800

26,900

Categorie 11

Radiozendapparaten bestemd voor laagvermogen draadloze audioverbindingen

A

36,600 – 36,800

37,000 – 37,200

37,480 – 37,6001

37,800 – 38,000

38,200 – 38,400

38,600 – 38,800

10 mW e.r.p.

200 kHz

Fase- of frequentie modulatie of amplitude modulatie met constante draaggolf.

B

863 – 865

10 mW e.r.p.

C

195 – 202

50 mW e.r.p.

200 kHz

FM2

D

470 – 557

630 – 637

638 – 701

702 – 862

50 mW e.r.p.

200kHz

FM2

E

1785 – 1800

50 mW e.r.p.

600 kHz

1 Voor deze frequentieband geldt een maximale kanaalbreedte van 50 kHz.

2 Frequentie Modulatie (FM) of een vergelijkbare modulatietechniek met een constante draaggolf zoals Gaussian Filtered Minimum Shift Keying (GMSK) of Generalized Tamed Frequency Modulation (GTFM).

Microfonen voor hulpbehoevende

F

173,965 – 174,015 MHz

2 mW e.r.p.

50 kHz

G

169,4000 – 169,4750 MHz

500 mW e.r.p.

12,5 of 50 kHz

H

169,4875 – 169,5875 MHz

500 mW e.r.p.

50 kHz

Categorie 12

Radiozendapparaten bestemd voor modelbesturing

A

26,995

27,045

27,095

27,145

27,195

100 mW e.r.p.

10 kHz

B

40,665

40,675

40,685

40,695

100 mW e.r.p.

10 kHz

C

30,085

30,095

30,105

30,115

30,185

30,195

100 mW e.r.p.

10 kHz

D

40,715

40,725

40,735

40,765

40,775

40,785

40,815

40,825

40,835

40,865

40,875

40,885

40,915

40,925

40,935

40,965

40,976

40,985

100 mW e.r.p.

10 kHz

Frequentieband

Vermogen

Kanaalraster

Duty-cycle

E

34,995 – 35,225 MHz1

100 mW e.r.p.

10 kHz

1 Het gebruik van deze frequentieband is exclusief voorbehouden aan de besturing van vliegende modellen.

Categorie 13

Radiozendapparaten bestemd voor inductieve systemen

A

9 – 59,750 kHz

72 dBµA/m op

10 m afstand1

B

59,750 – 60,250 kHz

42 dBµA/m op

10 m afstand

C

60,250 – 70 kHz

72 dBµA/m op

10 m afstand1

D

70 – 119 kHz

42 dBµA/m op

10 m afstand

E

119 – 135 kHz

72 dBµA/m op

10 m afstand1

E1

135 – 140 kHz

42 dBµA/m op

10 m afstand

E2

140 – 148,5 kHz

37,7 dBµA/m op

10 m afstand

F1

6615 – 6765 kHz

9 dBµA/m op

10 m afstand

F2

6765 – 6795 kHz

42 dBµA/m op

10 m afstand

F3

6795 – 6945 kHz

9 dBµA/m op

10 m afstand

G

7400 – 8800 kHz

9 dBµA/m op

10 m afstand

H1

13,403 – 13,553 MHz

9 dBµA/m op

10 m afstand

H2

13,553 – 13,567 MHz

42 dBµA/m op

10 m afstand

H3

13,553 – 13,567 MHz2

60 dBµA/m op

10 m afstand

H4

13,567 – 13,712 MHz

9 dBµA/m op

10 m afstand

I

26,957 – 27,283 MHz

42 dBµA/m op

10 m afstand

J

10,2 – 11 MHz

9 dBµA/m op

10 m afstand

K

3155 – 3400 kHz

13,5 dBµA/m op

10 m afstand

L

148,5 – 5000 kHz

–15 dBµA/m per

10 kHz op 10 m afstand3

M

5 – 30 MHz

–20 dBµA/m per 10 kHz op 10 m afstand3

N

400 – 600 kHz2

–8 dBµA/m per 10 kHz op 10 m afstand3, 4

1 Vanaf 30 kHz met een afname van 3 dB/octaaf.

2 Alleen voor identificatie toepassingen (RFID).

3 De maximaal toelaatbare veldsterkte voor toepassingen met een bandbreedte groter dan 10 kHz is –5 dBµA/m op een afstand van 10 meter. Daarbij moet de vermogensdichtheid altijd kleiner zijn dan –15 dBµA/m per 10 kHz op 10 meter afstand.

4 De maximaal gebruikte bandbreedte moet groter zijn dan 30 kHz.

Categorie 14

Radiozendapparaten bestemd voor identificatie toepassingen (RFID)

A

2446 – 2454 MHz

500 mW e.i.r.p.

B

2446 – 2454 MHz

4 W e.i.r.p.1

< 15 %2

C

865 – 865,6 MHz

100 mW e.r.p.

200 kHz

3

D

865,6 – 867,6 MHz

2 W e.r.p.

200 kHz

3

E

867,6 – 868 MHz

500 mW e.r.p.

200 kHz

3

1 Alleen binnenshuis. De veldsterkte op 10 m afstand van het gebouw mag niet groter zijn dan de veldsterkte die geproduceerd zou worden door een zendapparaat met 500 mW e.i.r.p. gemonteerd buiten op het gebouw en eveneens gemeten op 10 m afstand. Indien het gebouw bestaat uit diverse panden zoals bijvoorbeeld een winkelcentrum dan wordt de referentie veldsterkte bepaald buiten het pand van de gebruiker.

2 Gemeten over een periode van 200 ms (30 ms aan / 170 ms uit).

3 Het gebruik van de radiozendapparaten dient zodanig te zijn dat geen ontoelaatbare belemmeringen worden veroorzaakt aan andere frequentiegebruikers in die band. Daartoe dienen passende storingsbeperkende methodieken, zoals bijvoorbeeld ‘Listen Before Talk’, te worden toegepast.

Categorie 15

Radiozendapparaten bestemd voor het opsporen van lawineslachtoffers

A

457 kHz

7 dBµA/m op

10 m afstand

Categorie 16

Radiozendapparaten bestemd voor vaste verbindingen

A

57,2 – 58,2 GHz

15 dBW e.i.r.p.

Categorie 17

Radiozendapparaten bestemd voor korte afstandsradarsystemen in voertuigen

A

77 – 81 GHz

55 dBm e.i.r.p.

piekvermogen

– 3 dBm/MHz e.i.r.p.2

B

22 – 26,65 GHz

–41,3 dBm/MHz e.i.r.p. 3,4

C

21,65 – 22 GHz

–61,3 dBm/MHz e.i.r.p.5

D

24,05 – 24,25 GHz

20 dBm e.i.r.p.

piekvermogen6

1 Dit is de maximum gemiddelde spectrale vermogensdichtheid.

2 De maximum gemiddelde spectrale vermogensdichtheid van 1 korte afstandsradarsysteem is buiten het voertuig begrensd op –9 dBm/MHz e.i.r.p.

3 De piekvermogensdichtheid is maximaal 0 dBm/50 MHz e.i.r.p.

4 In de band 23,6 – 24 GHz moet het signaalniveau 30 graden boven horizontale vlak minimaal 25 dB onderdrukt zijn voor apparatuur die voor 2010 op de markt is gebracht. Voor apparatuur die later op de markt is gebracht geldt een onderdrukking van 30 dB.

5 De piekvermogensdichtheid is maximaal 0 dBm/50 MHz e.i.r.p.

6 Voor piekvermogens groter dan –10 dBm e.i.r.p. is de duty-cycle beperkt tot maximaal 10 %.

Categorie 18

Radiozendapparaten bestemd voor toezicht, meting en besturing van nutssystemen

A

169,4000 – 169,4750 MHz

500 mW e.r.p.

12,5 kHz

< 10 %

Categorie 19

Radiozendapparaten bestemd voor opsporing- en goederenvolgsystemen

A

169,4000 – 169,4750 MHz

500 mW e.r.p.

12,5 kHz

< 1 %

Categorie 20

Maritiemmobiele radar, RTE (Radar Target Enhancer) en SART (Search And rescue Radar Transponder)

Radar (S-band)

2920 – 3266 MHz

5 kW e.i.r.p.

Radar (X-band)

9,3 – 9,5 GHz

5 kW e.i.r.p.

RTE (X-band)

9,3 – 9,5 GHZ

10 Watt e.i.r.p.

SART

9,3 – 9,5 GHz

Bijlage

9

behorend bij artikel 2, eerste lid, onder m

Radiozendapparaten die gebruikmaken van ultrawidebandtechnologie (UWB)

De apparatuur moet voldoen aan de vermelde voorwaarden in de tabel en wordt binnenshuis gebruikt of, als hij buitenshuis wordt gebruikt, zonder te zijn bevestigd aan een vaste installatie, een vaste infrastructuur, een vaste buitenantenne, een voertuig of een spoorwegvoertuig.

A

Lager dan 1,6

–90,0

–50,0

B

1,6 tot 3,4

–85,0

–45,0

C

3,4 tot 3,8

–85,0

–45,0

D

3,8 tot 4,2

–70,0

–30,0

E

4,2 tot 4,8

–41,3 (tot 31 december 2010)

–70,0 (na 31 december 2010)

0,0 (tot 31 december 2010)

–30,0 (na 31 december 2010)

F

4,8 tot 6,0

–70,0

–30,0

G

6,0 tot 8,5

–41,3

0,0

H

8,5 tot 10,6

–65,0

–25,0

I

Hoger dan 10,6

–85,0

–45,0

Passende mitigatietechnieken:

Een maximale gemiddelde e.i.r.p.-dichtheid van –41,3 dBm/MHz is toegestaan in de banden 3,4 – 4,8 GHz voor zover een ‘low duty cycle’-beperking wordt toegepast waarin de som van alle verzonden signalen elke seconde minder dan 5 % en elk uur minder dan 0,5 % van de tijd in beslag neemt, en voor zover elk verzonden signaal niet meer dan 5 ms in beslag neemt.

Apparatuur die gebruikmaakt van de ultrawidebandtechnologie mag het radiospectrum ook gebruiken met andere dan de in de tabel vermelde e.i.r.p.-beperkingen, voor zover andere dan de in de eerste alinea vermelde passende mitigatietechnieken, die tot gevolg hebben dat de apparatuur een beschermingsniveau bereikt dat minstens gelijkwaardig is aan het niveau dat door de beperkingen in de tabel wordt bereikt, worden toegepast.

Aanhangsel

bij de bijlagen 1 tot en met 9

Opmerkingen bij de tabellen

– e.r.p. (Effective Radiated Power) is het effectief uitgestraald vermogen van de zendinrichting ten opzichte van een halve golf dipool.

– e.i.r.p. (Equivalent Isotropically Radiated Power) is het effectief uitgestraald vermogen van de zendinrichting ten opzichte van een isotrope straler.

Kanaalraster

– Indien er een kanaalraster binnen een frequentieband van toepassing is, grenst het eerste kanaal aan de laagst genoemde frequentie. De centrale frequentie van het eerste radiokanaal bevindt zich een half raster-kanaal hoger in frequentie.

– De breedte van het kanaal is gelijk aan de gestelde waarde voor het kanaalraster.

Kanaalbreedte

– De maximale kanaalbreedte wordt gespecificeerd, kleinere kanaalbreedten zijn dus toegestaan

– Binnen de gestelde frequentieband mag de gebruiker zelf de werkfrequenties bepalen, daarbij rekening houdend met de gekozen kanaalbreedte.

Duty-cycle

De duty-cycle is gedefinieerd als de verhouding, uitgedrukt in een percentage, tussen de maximale uitzendtijd op 1 of meer frequenties relatief ten opzichte van een periode van 1 uur.

Indien erg geen duty-cycle is genoemd dan is iedere duty-cycle mogelijk.

< 0,1%

0,72

0,72

Bijvoorbeeld: 5 uitzendingen van 0,72 seconden binnen het uur

< 1,0%

3,6

1,8

Bijvoorbeeld: 10 uitzendingen van 3,6 seconden binnen het uur

< 10%

36

3,6

Bijvoorbeeld: 10 uitzendingen van 36 seconden binnen het uur

Deze bijlagen behoren bij artikelen 5 en 8

Bijlage

10

Radiozendamateurs

Beperkingen en voorschriften als bedoeld in artikel 8, onder a, en examenvereiste als bedoeld in artikel 5, tweede lid

F

400

0,1357

0,1378

Alleen de klasse A1A

400

1,81

1,85

400

1,85

1,88

400

3,5

3,8

400

7,0

7,1

250

7,1

7,2

400

10,1

10,15

Alleen A1A, F1A, G1A, J2A; contesten zijn niet toegestaan toegestaantoegestaan

400

10,14

10,15

Data, bandbreedte max, 500 Hz

400

14,0

14,35

400

18,068

18,168

400

21,0

21,45

400

24,89

24,99

400

28,0

29,7

120

50,0

50,45

Alleen A1A en J3E

30

50,0

50,45

30

50,45

52,0

Crossband- en duplexverbindingen zijn niet toegestaan

400

144,0

146,0

400

430,0

436,0

400

436,0

440,0

120

1240,0

1300,0

120

2320,0

2400,0

120

2400,0

2450,0

Uitsluitend satellietverkeer

120

3400,0

3410,0

120

5650,0

5850,0

120

10000,0

10500,0

120

24000,0

24050,0

120

24050,0

24250,0

120

47000,0

47200,0

120

75500,0

76000,0

120

76000,0

77500,0

120

77500,0

78000,0

120

78000,0

81500,0

120

122250,0

123000,0

120

134000,0

136000,0

120

136000,0

141000,0

120

241000,0

248000,0

120

248000,0

250000,0

N

25

7,050

7,1

25

14,0

14,25

25

28,0

29,7

25

144,0

146,0

25

430,0

436,0

25

436,0

440,0

1 zendvermogen: het door de direct met de antenne-inrichting te koppelen trap van het radiozendapparaat afgegeven gemiddeld vermogen, gerekend over één periode van de hoogfrequente uitgangswissel-spanning tijdens het maximum van de omhullende (Peak Envelope Power);

(2) Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Examenregeling frequentiegebruik worden de examens voor radiozendamateurs onderscheiden in twee categorieën, radiotechniek en voorschriften I, en radiotechniek en voorschriften II. Het met een goed gevolg afgelegd hebben van examen I is vereist voor volledige toegang van de voor radiozendamateurs beschikbare frequentieruimte.

Radiozendamateurs die examen II met goed gevolg hebben afgelegd kunnen slechts frequentieruimte gebruiken onder de in de tabel vermelde beperkingen. Een registratie met volledige toegang wordt aangemerkt als F (full), terwijl een registratie met beperkte toegang wordt aangemerkt als N (novice). Degene aan wie in het verleden een zogenaamde A- of C-vergunning was verleend, had dezelfde rechten als vergunninghouders van de categorie F en zal derhalve thans, bij de omzetting van vergunningen in registraties, een F-registratie verkrijgen.

(3) De gebruiker van een zelfgebouwd radiozendapparaat voorkomt dat een vermogen wordt geproduceerd dat de onderstaande limieten overschrijdt van de ETSI-norm EN 301 783-1 voor de onderdrukking van ongewenste hoogfrequente uitstralingen.

9 kHz - < 30 MHz

43 + 10 log (PEP), of 50 dB

30 MHz – 110 GHz

43 + 10 log (PEP), of 70 dB

(PEP is het daadwerkelijke toegepaste zendvermogen;

ongewenste hoogfrequente uitstralingen zijn:

alle uitstralingen op andere frequenties dan:

  • a.

    de zendfrequentie;

  • b.

    de frequenties die noodzakelijkerwijs in verband met het modulatieproces in beslag worden genomen).

II Spellingsalfabet als bedoeld in artikel 11, onderdeel h

Bij het spellen van de roepletters dient gebruik te worden gemaakt van het volgende spellingsalfabet:

B

Bravo

O

Oscar

C

Charlie

P

Papa

D

Delta

Q

Quebec

E

Echo

R

Romeo

F

Foxtrot

S

Sierra

G

Golf

T

Tango

H

Hotel

U

Uniform

I

India

V

Victor

J

Juliett

W

Whiskey

K

Kilo

X

X-ray

L

Lima

Y

Yankee

M

Mike

Z

Zulu

Bijlage

11

Maritiemmobiele communicatie

Beperkingen en voorschriften als bedoeld in artikel 8, onder b, en examenvereiste als bedoeld in artikel 5, eerste lid

1. Frequentiegebruik in de MF/HF-banden

1.1 Frequenties voor het nood- , spoed- en veiligheidsverkeer (GMDSS) en internationale (DSC) aanroepfrequenties

Gebruik in de MF/HF-band is alleen toegestaan buiten het werkingsgebied van de Regionale Regeling, in de volgende frequentiebanden.

VHF

kanaal 70

kanaal 70

Internationaal Noodkanaal DSC

kanaal 16

kanaal 16

Radiotelefonie Noodkanaal

kanaal 67

kanaal 67

SAR kanaal (on-scene)

MF 2 MHz

2182,0

2182,0

Radiotelefonie Noodfrequentie

2174,5

2174,5

Radiotelex Noodfrequentie

2187,5

2187,5

DSC Nood- aanroepfrequentie

2177,0

DSC Aanroepfrequentie (internationaal schip/schip)

2189,5

2177,0

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

HF 4 MHz

4125,0

4125,0

Radiotelefonie Noodfrequentie

4177,5

4177,5

Radiotelex Noodfrequentie

4207,5

4207,5

DSC Noodfrequentie

4208,0

4219,5

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

4208,5

4220,0

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

4209,0

4220,5

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

HF 6 MHz

6215,0

6215,0

Radiotelefonie Noodfrequentie

6268,0

6268,0

Radiotelex Noodfrequentie

6312,0

6312,0

DSC Noodfrequentie

6312,5

6331,0

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

6313,0

6331,5

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

6313,5

6332,0

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

HF 8 MHz

8291,0

8291,0

Radiotelefonie Noodfrequentie

8376,5

8376,5

Radiotelex Noodfrequentie

8414,5

8414,5

DSC Noodfrequentie

8415,0

8436,5

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

8415,5

8437,0

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

8416,0

8437,5

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

HF 12 MHz

12290,0

12290,0

Radiotelefonie Noodfrequentie

12520,0

12520,0

Radiotelex Noodfrequentie

12577,0

12577,0

DSC Noodfrequentie (radiotelefonie)

12577,5

12657,0

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

12578,0

12657,5

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

12578,5

12658,0

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

HF 16 MHz

16420,0

16420,0

Radiotelefonie Noodfrequentie

16695,0

16695,0

Radiotelex Noodfrequentie

16804,5

16804,5

DSC Noodfrequentie

16805,0

16903,0

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

16805,5

16903,5

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

16806,0

16904,0

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

HF 18/19 MHz

18898,5

19703,5

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

18899,0

19704,0

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

18899,5

19704,5

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

HF 22 MHz

22374,5

22444,0

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

22375,0

22444,5

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

22375,5

22445,0

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

HF 25/26 MHz

25208,5

26121,0

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

25209,0

26121,5

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

252095,5

26122,0

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

1.2 Internationale telefoniefrequenties

1.1.1 Voor het internationale verkeer bestaan de volgende mogelijkheden.

1.1.2

2045

1

J3E

Buitenlandse kuststations

2048

1

J3E

Buitenlandse schepen en buitenlandse kuststations

2051

1

J3E

Buitenlandse kuststations

2054

1

J3E

Buitenlandse kuststations

2057

1

J3E

Buitenlandse kuststations

2635

2 en 3

J3E

Schepen onderling

2638

2 en 3

J3E

Schepen onderling

1.1.3 Opmerkingen

1.1.4 Regio 1 omvat Europa, Afrika en de voormalige U.S.S.R. met aangrenzende zeegebieden

1.1.5 Regio 2 omvat Noord- en Zuid-Amerika met aangrenzende zeegebieden

1.1.6 Regio 3 omvat de overige gebieden

1.3 Frequenties voor radiotelefonieverkeer tussen schepen onderling

Hiervoor mogen uitsluitend de volgende frequenties in de korte golf en de middengolf worden gebruikt. De genoemde frequenties zijn de draaggolf-frequenties in kHz.

Gebruik in de MF/HF-band is alleen toegestaan buiten het werkingsgebied van de Regionale Regeling

2 MHz band

2263

2266

2269

2272

2275

2278

2281

2284

2287

2290

2293

2296

2299

2302

2305

2308

2311

2314

2317

2320

2323

2326

2329

2332

2335

2338

2341

2344

2347

2350

2353

2356

2359

2362

2365

2368

2371

2374

2377

2380

2383

2386

2389

2392

2395

2398

2401

2404

2407

2410

2413

2416

2419

2422

2425

2428

2431

2434

2437

2440

2443

2446

2449

2452

2455

2458

2461

2464

2467

2470

2473

2476

2479

2482

2485

2488

2491

2494

3 MHz band

3340

3343

3346

3349

3352

3355

3358

3361

3364

3367

3370

3373

3376

3379

3382

3385

3388

3391

3394

3397

4146

6224

8294

12353

4149

6227

8297

12356

6230

12359

12362

12365

16528

18825

22159

25100

16531

18828

22162

25103

16534

18831

22165

25106

16537

18834

22168

25109

16540

18837

22171

25112

16543

18840

22174

25115

16546

18843

22177

25118

2. Frequentiegebruik in de VHF-banden

Overzicht van VHF kanalen/frequenties die beschikbaar zijn voor maritiemmobiele communicatie, met vermelding van de toegestane toepassingen (frequenties in MHz):

60

156,025

160,625

Verkeersbegeleiding

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

01

156,050

160,650

Verkeersbegeleiding

Openbare correspondentie

61

156,075

160,675

Verkeersbegeleiding

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

02

156,100

160,700

Verkeersbegeleiding

Openbare correspondentie

62

156,125

160,725

Verkeersbegeleiding

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

03

156,150

160,750

Verkeersbegeleiding

Openbare correspondentie

63

156,175

160,775

Verkeersbegeleiding

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

04

156,200

160,800

Verkeersbegeleiding

Openbare correspondentie

64

156,225

160,825

Nautische informatie

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

05

156,250

160,850

Verkeersbegeleiding

Openbare correspondentie

65

156,275

160,875

Verkeersbegeleiding

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

06 (7)

156,300

156,300

Nautisch intership verkeer

Intership

66

156,325

160,925

Nautische informatie

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

07

156,350

160,950

Verkeersbegeleiding

Openbare correspondentie

67 (9)

156,375

156,375

Opsporing/redding

Intership

08

156,400

156,400

Nautisch intership verkeer

Intership

68

156,425

156,425

Verkeersbegeleiding

Havenoperaties Scheepsbeweging

09

156,450

156,450

Divers nautisch gebruik

Intership / simplex Havenoperaties Scheepsbeweging

69

156,475

156,475

Verkeersbegeleiding

Intership / simplex Havenoperaties Scheepsbeweging

10 (1, 9))

156,500

156,500

Nautisch intership verkeer

Intership / simplex Havenoperaties Scheepsbeweging

70

156,525

156,525

DSC

Digital Selective Calling voor nood spoed, veiligheid en aanroep

11

156,550

156,550

Havenoperaties

Havenoperaties Scheepsbeweging

71

156,575

156,575

Havenoperaties

Havenoperaties Scheepsbeweging

12

156,600

156,600

Havenoperaties

Havenoperaties Scheepsbeweging

72

156,625

156,625

Nautisch intership verkeer tbv bergings- en sleepactiviteiten

Sociaal verkeer

Intership / Havenoperaties Scheepsbeweging

13 (2, 10))

156,650

156,650

Nautisch intership verkeer

Intership / Havenoperaties Scheepsbeweging

73 (9)

156,675

156,675

Nautisch informatie tbv bestrijding verontreinigingen

Intership / Havenoperaties Scheepsbeweging

14

156,700

156,700

Havenoperaties

Havenoperaties Scheepsbeweging

74

156,725

156,725

Havenoperaties

Havenoperaties Scheepsbeweging

15 (8)

156,750

156,750

Intraschip

Intership / Havenoperaties Scheepsbeweging

75 (11)

156,775

156,775

Havenoperaties

Havenoperaties Scheepsbeweging

16 (3)

156,800

156,800

Nood, spoed, veiligheid en aanroepkanaal

Nood, spoed / veiligheid en aanroep

76 (11)

156,825

156,825

Divers nautisch gebruik

Havenoperaties Scheepsbeweging

17 (8)

156,850

156,850

Intraschip

Intership / Havenoperaties Scheepsbeweging (g

77

156,875

156,875

Sociaal verkeer/proviandering

Intership

18

156,900

161,500

Bruggen en sluizen

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

78

156,925

161,525

Nautische informatie

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

19

156,950

161,550

Nautische informatie

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

79

156,975

161,575

Verkeersbegeleiding

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

20

157,000

161,600

Bruggen en sluizen

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

80

157,025

161,625

Verkeersbegeleiding

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

21

157,050

161,650

Verkeersbegeleiding

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

81

157,075

161,675

Verkeersbegeleiding

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

22

157,100

161,700

Bruggen en sluizen

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

82

157,125

161,725

Bunkering/proviandering

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

23

157,150

161,750

Kustwacht

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

83

157,175

161,775

Kustwacht

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

24

157,200

161,800

Nautische informatie

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

84

157,225

161,825

Bruggen en sluizen

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

25

157,250

161,850

Verkeersbegeleiding

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

85

157,275

161,875

Bruggen en sluizen

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

26

157,300

161,900

Nautische informatie

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

86

157,325

161,925

Nautische informatie

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

27

157,350

161,950

Verkeersbegeleiding

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

87

157,375

157,375

Divers nautische gebruik

Havenoperaties Scheepsbeweging

28

157,400

162,000

Nautische informatie

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

88

157,425

157,425

Tijdelijke maritieme evenementen

Havenoperaties Scheepsbeweging

31

157,550

162,150

Marinakanaal

Internationaal niet gebruiken

AIS 1

161,975

161,975

Transponder

AIS1

AIS 2

162,025

162,025

Transponder

AIS2

Zie onderdeel 6 voor een toelichting op de in de kolom ‘toepassing’ gebruikte begrippen

Voorschriften bij frequentiegebruik in de VHF-banden binnen het werkingsgebied van de Regionale Regeling (op de binnenwateren)

  • 1) Kanaal 10 wordt tevens gebruikt voor de binnenwateren ten behoeve van veiligheidsverkeer en als aanroepkanaal.

  • 2) Kanaal 13 is voor de binnenwateren het uitwijkkanaal voor kanaal 10

  • 3) Kanaal 16 is tevens afhandelingskanaal na DSC alarmering.

  • 4) Binnen het werkingsgebied van de Regionale Regeling dient de gebruiker van een marifoon, waarvan het zendvermogen op de kanalen 1 t/m 5, 7, 9, 18 t/m 28, 60 t/m 69, 73, 78 t/m 88 niet automatisch wordt gereduceerd, het zendvermogen op de genoemde kanalen in Nederland handmatig op een waarde tussen 0,5 en 1 watt te reduceren.

  • 5) De VHF portofoon mag uitzenden met een vermogen tussen 0,1 en 1 Watt ERP.

  • 6) Indien een externe marifoonantenne op de portofoon wordt aangesloten, dan dient het vermogen op de kanalen 1 t/m 15, 17 t/m 28 en 60 t/m 88 gereduceerd te worden tot 1 Watt. Deze bepaling is niet van toepassing op de kanalen 23 en 83 voor communicatie met de Kustwacht.

Voorschriften bij frequentiegebruik in de VHF-banden buiten het werkingsgebied van de Regionale Regeling (op zee)

  • 7) De frequentie 156,300 MHz (kanaal 06) kan ook gebruikt worden voor communicatie tussen schepen en luchtvaartuigen betrokken bij gecoördineerde SAR-operaties. Scheepsstations dienen storing van dergelijke communicatie op kanaal 06 te voorkomen, evenals van communicatie tussen luchtvaartuigen, ijsbrekers en assisterende vaartuigen in het ijsseizoen.

  • 8) De kanalen 15 en 17 mogen ook gebruikt worden voor on-board communicatie mits het effectief uitgestraalde vermogen niet groter is dan 1 Watt. Landen mogen nadere regels stellen bij gebruik van deze frequenties in hun territoriale wateren.

  • 9) Binnen de Europese maritieme regio en Canada kunnen, indien administraties dit noodzakelijk achten, de kanalen 10, 67 en 73 gebruikt worden voor communicatie tussen scheepsstations, luchtvaartuigen en stations aan de wal die betrokken zijn bij gecoördineerde SAR-operaties en schoonmaakoperaties.

  • 10) Kanaal 13 is bestemd voor wereldwijd gebruik als veiligheids- en navigatiekanaal; primair voor intership veiligheids- en navigatiecommunicatie. Het kan ook gebruikt worden voor scheepsbewegingen en havenoperaties, afhankelijk van nationale regelgeving van de betreffende administraties.

  • 11) Het gebruik van de kanalen 75 en 76 moet beperkt blijven tot navigatie-gerelateerde communicatie en alle voorzorgsmaatregelen moeten genomen worden om storing op kanaal 16 te voorkomen, bijvoorbeeld door beperking van het effectief uitgestraalde vermogen tot

  • 1 Watt of geografische scheiding.

  • 12) Buiten het werkingsgebied van de Regionale Regeling mag de automatische vermogensreductie en ATIS van de marifoon buiten gebruik zijn. Gebruik van een combi-marifoon is hierbij toegestaan.

  • Gebruik van VHF-kanalen/frequenties in de zeevisserij:

    De frequenties 155,775, 155,825, 161,300 en 161,400 MHz mogen uitsluitend worden toegepast door vissersschepen voor onderling verkeer, waarbij:

    • a.

      de frequenties 155,775 en 155,825 MHz niet mogen worden gebruikt binnen 25 km van de Nederlandse kust;

    • b.

      vissersschepen die (beroepsmatig) sportvisserij bedrijven, uitsluitend gebruik mogen maken van frequentie 161,400 MHz.

3. Frequentiegebruik in de UHF-banden

Overzicht van UHF kanalen/frequenties die beschikbaar zijn voor maritiemmobiele communicatie, met vermelding van de toegestane toepassingen (frequenties in MHz):

1

457,525

x

2

457,5375

x

x

3

457,550

x

4

457,5625

x

x

5

457,575

x

6

467,525

x

7

467,5375

x

8

467,550

x

9

46,5625

x

10

467,575

x

Noot UHF

a) sociaal verkeer alleen in Nederland

  • zie onderdeel 6 voor een toelichting op de gebruikte begrippen

  • De UHF portofoon mag uitzenden met een vermogen tussen 0,2 en 2 watt ERP.

4. Frequentiegebruik mobiele satellietverbindingen

EPIRB (homing ten behoeve van uitpeilen)

121,500 MHz

200 mW

EPIRB (alarmering)

406,000 – 406,100 MHz

5 W e.r.p.

INMARSAT A, B, C, F, M en Mini M

1626,500 – 1645,500 MHz

0 dBW e.r.p.

5. Overzicht ten aanzien van het certificaat van bediening dat per radiozendapparaat is vereist voor maritiemmobiele radiocommunicatie (zeevaart en binnenvaart/pleziervaart)

Dit overzicht bevat alle apparatuur die onder de noemer ‘scheepsstation’ vergunningvrij met melding kan worden gebruikt.

Marifoon Binnenvaart

X

X

X

Marifoon Zeevaart

X

X

Combi-marifoon

X

X

DSC Klasse C

X

X

X

DSC Alle andere klassen

X

X

MF/HF- apparatuur

X

Portofoon GMDSS

X

X

Portofoon met alle marifoonkanalen

X

X

X

Portofoon beroepsbinnenvaart Kanalen 15 en 17

X

X

X

Satelliet EPIRB 406 MHz

X

X

INMARSAT A, B, C, F, M en Mini M indien voorzien van alarmeringsmogelijkheid binnen het GMDSS

X

X

INMARSAT C_VMS en _SSAS indien voorzien van alarmeringsmogelijkheid binnen het GMDSS

X

X

X

Telex over Radio (SELCAL)

X

Scrambler

X

X

Automatic Identification System (AIS)

X

X

X

6. Toelichting op gebruikte terminologie

De begrippen in de kolom ‘toepassing’ van onderdelen 2 en 3 hebben de volgende betekenis:

Aanroepkanaal: kanaal voor het aanroepen en het verstrekken van korte mededelingen, met uitzondering van sociaal verkeer;

Bruggen en sluizen: radioverkeer inzake het geven van mededelingen aan en het ontvangen van aanwijzingen van brug- en sluispersoneel;

Bunkering: radioverkeer in het kader van de bunkering van schepen;

Divers nautisch gebruik: zakelijk radioverkeer tussen bedrijven, organisaties en internationale (zee)schepen;

Havenoperaties: radioverkeer inzake het geven van mededelingen aan en het ontvangen van aanwijzingen van havenautoriteiten met betrekking tot de veiligheid van scheepsbewegingen;

Intraschip: radioverkeer tussen personen aan boord van het schip betreffende de werkzaamheden op of in de directe omgeving van het schip;

Kustwacht: Het Nederlandse reddingscoördinatiecentrum te Den Helder;

Marinakanaal: kanaal ten behoeve van communicatie inzake jachthavenbeheer;

Nautische informatie: radioverkeer ten behoeve van het geven van mededelingen aan en het ontvangen van aanwijzingen van verkeersbegeleidingsstations;

Nautisch intership verkeer: radioverkeer ten behoeve van de communicatie tussen schepen onderling;

Nood- en/of spoedverkeer: radioverkeer betreffende de veiligheid van een schip, luchtvaartuig of ander vervoermiddel, dan wel van een persoon;

On board communicatie: communicatie tussen radiozendapparaten op hetzelfde schip;

Opsporing/redding: radioverkeer betreffende het leiden en uitvoeren van opsporings- en reddingsacties (on scene);

Proviandering: radioverkeer in het kader van de proviandering van schepen;

Sociaal verkeer: radioverkeer van algemene aard tussen schepen onderling;

Transponder: automatisch systeem voor het ontvangen en verzenden van scheepsidentificatie en nautische gegevens;

Verkeersbegeleiding: radioverkeer voor het begeleiden van de scheepvaart onder radardekking in een vooraf bepaald gebied, waarbij een walorganisatie assistentie verleent voor een vlotte en veilige scheepvaart;

Veiligheidsverkeer: radioverkeer houdende belangrijke waarschuwingen betreffende de navigatie of meteorologische zaken.