Besluit van 10 maart 2008, houdende vaststelling van het Besluit Patentreglement Rijn

Patentreglement Rijn

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1.01

Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • 1.

    schip: een binnenschip, een zeeschip of een drijvend werktuig;

  • 2.

    binnenschip: een schip dat uitsluitend of overwegend bestemd is voor de vaart op de binnenwateren;

  • 3.

    zeeschip: een schip dat is toegelaten voor de zee- of kustvaart en overwegend daartoe bestemd is;

  • 4.

    drijvend werktuig: een drijvend bouwsel waarop zich werkinstallaties bevinden (zoals kranen, baggermolens, hei-installaties, drijvende bokken, elevatoren, enz.);

  • 5.

    veerpont: een schip dat een veerdienst onderhoudt, waarbij de vaarweg wordt overgestoken, en dat door de bevoegde autoriteit als veerpont wordt aangemerkt;

  • 6.

    passagiersschip: een schip dat is gebouwd en ingericht voor het vervoer van meer dan 12 passagiers;

  • 7.

    pleziervaartuig: een schip dat is bestemd voor sportieve of recreatieve doeleinden en dat geen passagiersschip is;

  • 8.

    sleepboot: een schip dat speciaal is gebouwd om te slepen;

  • 9.

    duwboot: een schip dat speciaal is gebouwd voor het voortbewegen van een duwstel;

  • 10.

    gekoppeld samenstel: een hecht samenstel van langszijde van elkaar vastgemaakte schepen, waarvan er geen is geplaatst vóór het motorschip dat dient voor het voortbewegen van het samenstel;

  • 11.

    overheidsvaartuig: een schip waarvan de lengte niet meer dan 25 m bedraagt en dat ter uitvoering van overheidstaken wordt ingezet;

  • 12.

    brandweerboot: een schip waarvan de lengte 15 m of meer bedraagt en dat ter uitvoering van brandweerdiensten wordt ingezet;

  • 13.

    lengte: de grootste lengte van de scheepsromp in m, het roer en de boegspriet niet inbegrepen.

  • 14.

    breedte: de grootste breedte van de scheepsromp in m, gemeten op de buitenkant van de huidbeplating (schoepraderen, schuurlijsten en dergelijke niet inbegrepen);

  • 15.

    dekbemanning: de minimum bemanning met uitzondering van machinisten;

  • 16.

    matroos, matroos-motordrijver, volmatroos, stuurman: een persoon, die de bekwaamheid bedoeld in de bemanningsvoorschriften van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn bezit;

  • 17.

    vaartijd: de tijd aan boord van een schip, dat een reis maakt;

  • 18.

    radarvaart: de vaart bij slecht zicht, waarbij de radar voor het voeren het schip wordt gebruikt;

  • 19.

    marifoonbedieningscertificaat: een op basis van bijlage 5 van de Regionale regeling betreffende de marifoondienst in de binnenvaart afgegeven certificaat;

  • 20.

    Rijnpatent: een bevoegdheidsbewijs voor het voeren van schepen op de Rijn;

  • 21.

    Schipperspatent: een Rijnpatent of een ander bevoegdheidsbewijs voor het voeren van schepen in de binnenvaart;

  • 22.

    Radarpatent: een bevoegdheidsbewijs voor de radarvaart;

  • 23.

    bewijs voor riviergedeelten: een aan de houder, van een door de CCR als gelijkwaardig erkend vaarbevoegdheidsbewijs, afgegeven bewijs, waarmee wordt bevestigd, dat de schipper de voor de Rijn vereiste kennis van bepaalde riviergedeelten bezit.

Artikel

1.02

Toepasselijkheid van het reglement

Dit reglement regelt de verplichting tot het hebben van een patent voor de scheepvaart op de Rijn voor het betreffende scheepstype en -afmetingen en voor de te bevaren riviergedeelten alsmede de voorwaarden betreffende het verkrijgen van een patent.

Artikel

1.03

Verplichting tot het hebben van een schipperspatent

Artikel

1.04

Verplichting tot het hebben van een radarpatent

Artikel

1.05

Soorten patent

Ingevolge dit reglement zijn te onderscheiden

De hiervoor aangehaalde patenten mogen eveneens worden gebruikt voor het voeren van een schip als bedoeld in artikel 1.03, vierde lid.

Artikel

1.06

Richtlijnen

De Centrale Commissie voor de Rijnvaart kan voor de toepassing van dit reglement richtlijnen vaststellen. De bevoegde autoriteiten dienen zich aan deze richtlijnen te houden.

Artikel

1.07

Wijzigingen door voorschriften van tijdelijke aard

De Centrale Commissie voor de Rijnvaart kan voorschriften van tijdelijke aard vaststellen, wanneer het voor een aanpassing aan de technische ontwikkeling van de binnenscheepvaart noodzakelijk wordt geacht om in dringende gevallen afwijkingen van dit reglement toe te laten dan wel proefnemingen mogelijk te maken, waardoor de veiligheid en de vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer niet worden benadeeld. Deze voorschriften van tijdelijke aard worden door de bevoegde autoriteit gepubliceerd en hebben een geldigheidsduur van ten hoogste drie jaren. Zij worden in alle Oeverstaten en België op hetzelfde tijdstip in werking gesteld en worden onder dezelfde voorwaarden buiten werking gesteld.

Hoofdstuk

2

Bepalingen betreffende de Rijnpatenten

Paragraaf

1

: Voorwaarden voor het verkrijgen van een Rijnpatent

Subparagraaf

1

: Algemene eisen

Artikel

2.01

Groot patent

Artikel

2.02

Klein patent

Artikel

2.03

Sportpatent

Artikel

2.04

Overheidspatent

Subparagraaf

2

: Speciale kennis van riviergedeelten

Artikel

2.05

Bedoeld riviergedeelte

Ongeacht het soort patent is specifieke kennis van riviergedeelten daarenboven verplicht tussen de sluizen te Iffezheim (km 335,92) en het Spijksche Veer (km 857,40).

Artikel

2.06

Verkrijging van de kennis van riviergedeelten

Artikel

2.07

Bewijs voor riviergedeelten

Paragraaf

2

: Vaartijd

Artikel

2.08

Berekening van de vaartijd

Artikel

2.09

Bewijs van vaartijd en reizen op bepaalde riviergedeelten

Paragraaf

3

Toelatings- en examenprocedure

Artikel

2.10

Examencommissie

Artikel

2.11

Aanvraag voor het verkrijgen of uitbreiden van een Rijnpatent

Artikel

2.12

Aanvraag voor het verkrijgen of uitbreiden van een bewijs voor riviergedeelten

Artikel

2.13

Toelating tot het examen

Artikel

2.14

Examen

Artikel

2.15

Vrijstellingen en verlaging van de eisen bij het examen

Artikel

2.16

Afgifte en uitbreiding van patenten

Artikel

2.17

Afgifte van een bewijs voor riviergedeelten

De bevoegde autoriteit geeft aan degene die het examen voor de riviergedeelten ingevolge artikel 2.06, tweede lid, met goed gevolg heeft afgelegd een bewijs voor riviergedeelten af volgens het model van de bijlage A3.

Artikel

2.18

Kosten

Het examen, de afgifte, de uitbreiding en het verstrekken van het Rijnpatent of een bewijs voor riviergedeelten, evenals het vervangen en het omruilen worden gedaan tegen een redelijke vergoeding van de kosten door de aanvrager. De hoogte van de kosten wordt door de bevoegde autoriteit vastgesteld. Deze kan de kosten geheel of ten dele vanaf het tijdstip van aanvraag vorderen.

Artikel

2.19

Regelmatige controle van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid

Artikel

2.20

Bewijs van lichamelijke en geestelijke geschiktheid door houders van een Rijnpatent vanaf de leeftijd van 50 jaar

Artikel

2.21

Bewijs van lichamelijke en geestelijke geschiktheid door houders van een als gelijkwaardig erkend vaarbevoegdheidsbewijs vanaf de leeftijd van 50 jaar

Paragraaf

4

: Opschorten en intrekken

Artikel

2.22

Opschorten van de geldigheid van het patent

Artikel

2.23

Opschorten van de geldigheid van een als gelijkwaardig erkend vaarbevoegdheidsbewijs

Het door de CCR als gelijkwaardig erkend vaarbevoegdheidsbewijs verliest, ook zonder beschikking, of zonder dat daarvoor een bijzondere beslissing nodig is, de geldigheid op de Rijn, wanneer het bewijs van lichamelijke en geestelijke geschiktheid conform bijlage B3 niet wordt getoond, of binnen drie maanden na de in artikel 2.19, eerste lid, bedoelde verlengingstermijn niet wordt voorgelegd of vernieuwd.

Artikel

2.24

Intrekken van het Rijnpatent

Artikel

2.25

Vaarverbod voor de houder van een als gelijkwaardig erkend vaarbevoegdheidsbewijs

Artikel

2.26

Invordering van een Rijnpatent

Artikel

2.27

Invordering van een als gelijkwaardig erkend vaarbevoegdheidsbewijs

Hoofdstuk

3

Voorwaarden voor het verkrijgen van een radarpatent

Artikel

3.01

Algemene bepalingen

Degene die een radarpatent wil verkrijgen moet:

  • a.

    ten minste 18 jaar oud,

  • b.

    houder van een schipperspatent, en

  • c.

    houder van een marifoonbedieningscertificaat zijn.

Artikel

3.02

Aanvraag en toelating tot het examen

Artikel

3.03

Examencommissie

Artikel

3.04

Examen

Artikel

3.05

Afgifte van het radarpatent

Artikel

3.06

Intrekken van het radarpatent

Het radarpatent kan door de bevoegde autoriteit worden ingetrokken, wanneer de houder bij het voeren van een schip met behulp van radar een voor de scheepvaart gevaar veroorzakende onbekwaamheid aan de dag heeft gelegd. Het radarpatent kan tijdelijk dan wel permanent worden ingetrokken.

Artikel

3.07

Verbod voor de houder van een als gelijkwaardig erkend radargetuigschrift voor het voeren van een schip met radar

Artikel

3.08

Kosten

Het examen, de afgifte, het vervangen en het omruilen van het radarpatent worden gedaan tegen een redelijke vergoeding van de kosten door de aanvrager. De hoogte van de kosten wordt door de bevoegde autoriteit vastgesteld. Deze kan de kosten geheel of ten dele vanaf het tijdstip van aanvraag vorderen.

Hoofdstuk

4

Overgangsvoorschriften

Artikel

4.01

Geldigheid van bestaande patenten

Artikel

4.02

Indeling van de verschillende patenten

Artikel

4.03

Berekenen van de vaartijd

De vaartijd en de reizen op bepaalde riviergedeelten, die vóór de inwerkingtreding van dit reglement zijn gemaakt, worden volgens de normen van de voorafgaande voorschriften berekend.

Bijlage

A1

Bijlage

A2

Bijlage

A3

Bijlage

A4

Bijlage

B1

Minimumeisen ten aanzien van de lichamelijke geschiktheid van gegadigden voor het Rijnpatent

I Gezichtsvermogen:

  • 1.

    Gezichtsscherpte bij daglicht:

    Met of zonder optische hulpmiddelen, ten minste 0,8 met beide ogen gezamenlijk of met het beste oog. Met één oog zien is toegestaan.

  • 2.

    Nachtblindheid:

    Alleen in twijfelgevallen te onderzoeken. Mesotest zonder verblinding bij een helderheidsniveau van 0,032 cd/m2, Resultaat: Contrast 1 : 2,7.

  • 3.

    Gewenning aan de duisternis:

    Alleen in twijfelgevallen te onderzoeken.

    Het resultaat mag niet meer dan een log-eenheid van de normaal kromme afwijken.

  • 4.

    Gezichtsveld:

    Afwijkingen in het gezichtsveld van het oog met de beste gezichtsscherpte zijn niet toegestaan. In geval van twijfel dient perimetrisch onderzoek verricht te worden.

  • 5.

    Kleurenonderscheidingsvermogen:

    Het kleurenonderscheidingsvermogen wordt als voldoende beschouwd wanneer de gegadigde voldoet aan de Farnsworth Panel D15 test of een erkende test met kleurplaten. In geval van twijfel onderzoeken met de anomaloscoop, waarbij de Anomaal quotiënt bij een normale trichromasie moet liggen tussen 0,7 en 1,4 of met een andere gelijkwaardige test.

    Erkende kleurplatentests zijn:

    • a.

      Ishihara volgens de platen 12 tot 14,

    • b.

      Stilling/Velhagen,

    • c.

      Boström,

    • d.

      HRR (resultaat tenminste «mild»),

    • e.

      TMC (resultaat tenminste «second degree»),

    • f.

      Holmer-Wright B (Resultaat ten hoogte 8 fouten bij «small»).

  • 6.

    Motiliteit:

    Onbelemmerde beweeglijkheid van beide ogen; geen dubbelzien.

II Gehoorvermogen:

Het gehoor is als voldoende te beschouwen, indien het gemiddeld gehoorverlies van beide oren bij de frequenties 500, 1000, 2000 en 3000 Hz de waarde van 40 dB(A) niet overschrijdt. Indien de waarde van 40 dB wordt overschreden, is het gehoorvermogen toch als voldoende aan te merken, als de conversatiespraak met een hoortoestel op 2 m met elk oor afzonderlijk duidelijk wordt verstaan.

III Er mogen geen andere bevindingen uit medische keuring aanwezig zijn die de lichamelijke geschiktheid uitsluiten.

Indien de navolgende ziekten of lichamelijke gebreken voorkomen kan dit aanleiding geven tot twijfel aan de lichamelijke geschiktheid van de gegadigde als schipper:

  • 1.

    Aandoeningen die gepaard gaan met bewustzijn- of evenwichtsstoornissen;

  • 2.

    Aandoeningen of laesies van het centrale of perifere zenuwstelsel, gepaard gaande met duidelijke functionele stoornissen; in het bijzonder organische aandoeningen van de hersenen of het ruggenmerg en de daarbij optredende restverschijnselen, functionele stoornissen na schedel- of hersenletsel, cerebrale doorbloedingsstoornissen;

  • 3.

    Geestesziekten;

  • 4.

    Suikerziekte met niet goed instelbare, aanzienlijke schommelingen van de bloedglucose-waarden;

  • 5.

    Manifeste endocriene stoornissen;

  • 6.

    Ernstige aandoeningen van de bloedvormende orgaansystemen;

  • 7.

    Astmatische bronchitis met aanvallen;

  • 8.

    Aandoeningen of veranderingen in het hart of de bloedsomloop resulterend in een verminderde belastbaarheid;

  • 9.

    Aandoeningen of gevolgen na een ongeval, die leiden tot een aanzienlijke bewegingsbeperking, verlies of sterke vermindering van de kracht in een der ledematen die voor de uit te oefenen arbeid van belang zijn;

  • 10.

    Chronisch alcoholisme, alsmede verslaving aan verdovende middelen, of andere vormen van verslaving.

Bijlage

B2

Bijlage

B3

Bijlage

C1

Als gelijkwaardig erkend Vaarbevoegdheidsbewijs

Bijlage

C2

Als gelijkwaardig erkend radargetuigschrift

Bijlage

D1

Examenprogramma

ter verkrijging van een Rijnpatent

Opmerking vooraf:

Soorten patent (kolom 4 tot en met 7)

A - Groot patent

B - Klein patent

C - Sportpatent

D - Overheidspatent

Vereiste kennis (kolom 3)

1 - Gedetailleerde kennis

2 - Basiskennis

1.

Kennis van de reglementen, gidsen en handboeken

1.1

Rijnvaartpolitiereglement 1995

(inclusief de tijdelijke wijzigingen)

Hoofdstuk 1 tot en met 7, 15

1

x

x

x

x

Hoofdstuk 8:

1

x

x

Hoofdstuk 9, 10, 12, 14 (voor de betreffende riviergedeelten)

1

x

x

x

x

Hoofdstuk 11:

1

x

Bijlagen

3. Optische tekens van schepen

1

x

x

x

x

6. Geluidsseinen

1

x

x

x

x

7. Verkeerstekens

1

x

x

x

x

8. Verkeerstekens ter markering van de vaarweg

1

x

x

x

x

10. Olie-afgifteboekje

1

x

x

x

x

Gidsen/Handboeken

Marifonie in de binnenvaart

2

x

x

x

x

Afvalverwijdering

2

x

x

x

x

1.2

Verkeersvoorschriften voor zeescheepvaartwegen als bedoeld in hoofdstuk 10 van het Binnenvaartpolitiereglement

1

x

x

x

(Optische tekens van schepen, geluidsseinen, verkeerstekens, navigatiehulpmiddelen en betonnings-systemen, vaarregels)

1.3

Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995

Opzet en inhoud

2

x

x

x

x

Inhoud certificaat van onderzoek

2

x

x

x

x

Bemanningsvoorschriften, hoofdstuk 23

1

x

x

x

1.4

Reglement voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijn (ADNR)

Opzet

2

x

x

x

Documenten/instructies

2

x

x

x

Aangeven van de voorgeschreven blauwe kegels/lichten

1

x

x

x

Opzoeken van operationele voorschriften

2

x

x

x

1.5

Patentreglement Rijn

Soorten patent

2

x

x

x

x

Criteria voor het intrekken van een patent en voor het opschorten van de geldigheid

1

x

x

x

x

1.6

Voorkoming van ongevallen

2

x

x

x

x

2.

Nautische kennis en kennis van Riviergedeelten

(aan de hand van kaarten)

2.1

Rijn en nevenwateren

2

x

x

x

x

(belangrijkste geografische, hydrologische, meteorologische en morfologische kenmerken)

2.2

Plaatselijke kennis van de gewenste riviergedeelten van de Rijn

Beschrijving van de vaarweg in de op- en afvaart

1

x

x

x

x

Afmetingen van de vaarweg

1

x

x

x

x

2.3

Navigatie op zeescheepvaartwegen als bedoeld in hoofdstuk 10 van het Binnenvaartpolitiereglement

2

x

x

x

(koersbepaling, peilingen en plaatsbepaling, het gebruik van zeekaarten, procedures voor het controleren van het kompas, basiskennis inzake getijdewerking)

3.

Praktijkkennis

(Nautische zaken, scheepvaarttechnische zaken, praktische vaardigheden)

3.1

Voeren van het schip

Praktijk van het sturen, manoeuvreereigenschappen

2

x

x

x

x

Functie van de stuurinrichtingen en de aandrijving

2

x

x

x

x

Invloed van stroom, wind en zuiging

2

x

x

x

x

Drijfvermogen, stabiliteit en praktisch gebruik daarvan

2

x

x

x

x

Ankeren en meren

2

x

x

x

x

3.2

Motorenkennis

Bouw, werking van de motoren, functie van de elektrische inrichtingen

2

x

x

x

x

Bediening, bedrijfscontrole

2

x

x

x

x

Maatregelen bij bedrijfsstoringen

2

x

x

x

x

3.3

Laden en lossen

Bepalen van het gewicht van de lading aan de hand van de meetbrief

2

x

x

Gebruik van de diepgangsschaal

2

x

x

Stuwen van de lading

2

x

x

x

3.4

Handelen onder bijzondere omstandigheden

Maatregelen bij schade, eerste hulp, stoppen van lekkage

2

x

x

x

x

Bediening van reddingsmiddelen

2

x

x

x

x

Bijzonderheden bij schade op zeescheepvaartwegen als bedoeld in hoofdstuk 10 van het Binnenvaartpolitiereglement

2

x

x

x

Behandeling van afval en voorkomen van verontreiniging van de waterwegen

2

x

x

x

x

Informeren van de bevoegde autoriteiten

2

x

x

x

x

Brandbestrijding

2

x

x

x

x

Bijlage

D2

Examenprogramma ter verkrijging van een radarpatent

DEEL A

– Theoretisch gedeelte

1.

Theorie omtrent radar

1.1

Radiogolven, algemeen

1.2

Voortplantingssnelheid van de radiogolven

1.3

Terugkaatsing van de radiogolven (radarreflectoren)

1.4

Beginsel van de werking van radar

1.5

Kengetallen van radarapparatuur voor de binnenvaart

1.5.1

Frequentie

1.5.2

Zendvermogen

1.5.3

Duur van de zendpuls

1.5.4

Omwentelingen van de antenne

1.5.5

Eigenschappen van de antenne

1.5.6

Beeldscherm (indicatie en bediening)

1.5.7

Beeldschermdoorsnede

1.5.8

Ingesteld bereik

1.5.9

Onderscheiding voor dichtbij

1.5.10

Radiale onderscheiding

1.5.11

Azimuthale onderscheiding

2.

Interpretatie van het radarbeeld

2.1

Plaats van de antenne op het beeldscherm; koerslijn

2.2

Vaststellen van ligging, koers en draaiing van het eigen schip

2.3

Bepalen van afstanden en bereik

2.4

Onderscheiden van het gedrag van andere verkeersdeelnemers (stilliggende, tegemoetkomende en in dezelfde richting varende schepen)

2.5

Betekenis van hulpmiddelen en interpretatie van het radarbeeld (koerslijn, afstandsringen, nalichtspoor, decentreren)

2.6

Beperking van informatie verkregen door radar

2.7

Verschillen tussen de gebruikelijke en daglicht radarapparatuur

3.

Verstoringen van het radarbeeld

3.1

Storingen die vanuit het eigen schip komen en mogelijke maatregelen tot vermindering daarvan

3.1.1

Uiteenvallen van de antennebundel

3.1.2

Schaduwvorming (blinde sektoren)

3.1.3

Meervoudige reflectie (bijv. in het gebied van de laadruimte)

3.2

Storingen die vanuit de omgeving komen en mogelijke maatregelen tot vermindering daarvan

3.2.1

Storingen door regen of golfslag

3.2.2

Strooivelden (bv. bij bruggen)

3.2.3

Meervoudige reflectie

3.2.4

Schijndoelen

3.2.5

Schaduwvorming (blinde sektoren)

3.2.6

Schaduwvorming

3.3

Verschijningsvorm van de van andere radarapparaten uitgaande storingen en maatregelen tegen het opheffen daarvan

4.

Bediening van het radarapparaat

4.1

Tijd nodig voor inwerkingstelling, gereedheid

4.2

Basisinstelling, afstemming

4.3

Afstemming van contrast en helderheid

4.4

Afstemming van de versterking

4.5

Afstemming van de verzwakking en filter

4.6

Beoordeling van de beeldkwaliteit

5.

Bochtaanwijzer

5.1

Functioneren

5.2

Gebruiksmogelijkheden

6.

Bijzondere politievoorschriften

6.1

Gebruik van marifoon, geluidsseinen en koersafspraken

6.2

Materiële minimum uitrusting van het schip voor het varen met behulp van radar

6.3

Personele minimum bezetting en bevoegdheden voor het varen met behulp van radar

DEEL B

– Praktisch gedeelte

1.

Voor het vertrek te nemen maatregelen

1.1

Inwerkingstelling, afstemming en controle op het functioneren van het apparaat

1.2

Interpretatie van het radarbeeld

1.3

Taakverdeling aan boord

2.

Het varen met behulp van radar

2.1

Varen en keren op stilstaand en stromend water

2.2

In- en uitvaren van een haven of van een smal vaarwater, met afspraken via de marifoon en geluidsseinen

2.3

Ontmoeten en oplopen

2.4

Stoppen op een aangewezen plaats

2.5

Toelichten van het radarbeeld

2.6

Geven van commando’s aan de roerganger

2.7

Gedrag in bijzondere situaties (bijvoorbeeld: gevaarlijke verkeerssituaties of uitval van apparaten)