Wet van 15 juli 2008, houdende samenvoeging van de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties (Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme)

Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties samen te voegen tot één wet, gericht op het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en het financieren van terrorisme;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Inleidende bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

Hoofdstuk

2

Bepalingen betreffende cliëntenonderzoek

§

2.1

Cliëntenonderzoek

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

§

2.2

Vereenvoudigd cliëntenonderzoek

Artikel

6

Artikel

7

§

2.3

Verscherpt cliëntenonderzoek

Artikel

8

§

2.4

Introduceren van cliënten en uitbesteding van identificatie

Artikel

9

Artikel

10

§

2.5

Documenten die voor de verificatie van de identiteit gebruikt kunnen worden

Artikel

11

Hoofdstuk

3

Bepalingen betreffende het melden van ongebruikelijke transacties

§

3.1

Het meldpunt

Artikel

12

Artikel

13

Het meldpunt heeft met het oog op het voorkomen en opsporen van witwassen en financieren van terrorisme tot taak:

  • a.

    het verzamelen, registreren, bewerken en analyseren van de gegevens die het verkrijgt, teneinde te bezien of deze gegevens van belang kunnen zijn voor het voorkomen en opsporen van misdrijven;

  • b.

    het verstrekken van persoonsgegevens en andere gegevens in overeenstemming met deze wet en het bij of krachtens de Wet politiegegevens bepaalde;

  • c.

    de instelling die overeenkomstig artikel 16 een melding heeft gedaan, berichten over de afdoening van de melding;

  • d.

    het verrichten van onderzoek naar ontwikkelingen op het gebied van witwassen en financieren van terrorisme en naar de verbetering van de methoden om witwassen en financieren van terrorisme te voorkomen en op te sporen;

  • e.

    het geven van aanbevelingen voor de bedrijfstakken omtrent de invoering van passende procedures voor interne controle en communicatie en andere te treffen maatregelen tot voorkoming van het gebruik van die bedrijfstakken voor witwassen en financieren van terrorisme;

  • f.

    het geven van voorlichting omtrent het voorkomen en opsporen van witwassen en financieren van terrorisme aan:

    • 1°.

      de bedrijfstakken en beroepsgroepen;

    • 2°.

      de personen die krachtens artikel 24 met het toezicht op de naleving van deze wet zijn belast;

    • 3°.

      het openbaar ministerie en de overige ambtenaren belast met de opsporing van strafbare feiten;

    • 4°.

      het publiek;

  • g.

    het geven van inlichtingen aangaande het meldgedrag van de instellingen aan de personen die krachtens artikel 24 met het toezicht op de naleving van deze wet zijn belast;

  • h.

    het onderhouden van contacten met buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die een vergelijkbare taak hebben als het meldpunt;

  • i.

    het jaarlijks uitbrengen van een verslag met betrekking tot de taakuitoefening en zijn werkzaamheden in het voorafgaande jaar en van zijn voornemens voor het komende jaar, dat wordt aangeboden aan Onze Minister van Justitie en ter kennis gebracht van Onze Minister van Financiën.

Artikel

14

§

3.2

De Meldingsplicht

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Het meldpunt bepaalt de wijze waarop een melding moet worden gedaan, of gegevens of inlichtingen als bedoeld in artikel 17, eerste lid, moeten worden verstrekt.

§

3.3

Vrijwaring

Artikel

19

Artikel

20

De instelling die tot een melding op de voet van artikel 16 is overgegaan, is niet aansprakelijk voor schade die een derde dientengevolge lijdt, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat gelet op alle feiten en omstandigheden in redelijkheid niet tot melding had mogen worden overgegaan.

§

3.4

De Commissie inzake de meldingsplicht ongebruikelijke transacties

Artikel

21

§

3.5

Geheimhouding

Artikel

22

Het is aan een ieder die uit hoofde van de toepassing van deze wet of van krachtens deze wet genomen besluiten enige taak vervult of heeft vervuld verboden van gegevens of inlichtingen, die ingevolge deze wet zijn verstrekt of ontvangen, verder of anders gebruik te maken of daaraan verder of anders bekendheid te geven dan voor de uitoefening van zijn taak of door deze wet wordt geëist.

Artikel

23

Hoofdstuk

4

Bepalingen betreffende toezicht en handhaving

Artikel

24

Artikel

25

Indien de personen die met wettelijk toezicht op instellingen zijn belast bij de uitoefening van hun taak feiten ontdekken die kunnen duiden op witwassen of financieren van terrorisme, lichten zij, zo nodig in afwijking van de toepasselijke wettelijke geheimhoudingsbepalingen, het meldpunt in.

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

28a

Degene jegens wie Onze Minister van Financiën een handeling heeft verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat deze hem wegens een overtreding een bestuurlijke boete zal opleggen, is niet verplicht ter zake daarvan enige inlichting te verstrekken. Hij wordt hiervan door Onze Minister van Financiën in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie met betrekking tot de desbetreffende overtreding wordt gevraagd.

Artikel

28b

Artikel

28c

Artikel

28d

Artikel

28e

Artikel

28f

Artikel

28g

De werkzaamheden in verband met het opleggen van een dwangsom of van een bestuurlijke boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding en het daaraan voorafgegane onderzoek.

Artikel

29

Onze Minister van Financiën kan de bestuurlijke boete invorderen bij dwangbevel.

Artikel

31

Artikel

32

Indien een instelling niet voldoet aan haar verplichtingen ingevolge artikel 16 of 17, tweede lid, kan de op grond van artikel 24, eerste lid, aangewezen persoon door middel van het geven van een aanwijzing de instelling verplichten binnen een door de op grond van artikel 24, eerste lid, aangewezen persoon gestelde termijn een bepaalde gedragslijn te volgen aangaande:

  • a.

    de ontwikkeling van interne procedures en controles ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme; en

  • b.

    de opleiding van werknemers als bedoeld in artikel 35.

Hoofdstuk

5

Bepalingen met betrekking tot het bewaren van bewijsstukken en training

§

5.1

Gegevens met betrekking tot cliëntenonderzoek

Artikel

33

§

5.2

Gegevens met betrekking tot een ongebruikelijke transactie

Artikel

34

Een instelling bewaart de gegevens, bedoeld in artikel 16, tweede lid, op toegankelijke wijze gedurende vijf jaar na het tijdstip van het doen van de melding.

§

5.3

Opleiding

Artikel

35

Een instelling draagt er zorg voor dat haar werknemers, voor zover relevant voor de uitoefening van hun taken, bekend zijn met de bepalingen van deze wet en opleidingen genieten die hen in staat stellen een ongebruikelijke transactie te herkennen.

Hoofdstuk

6

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

36

De rechtsgeldigheid van een privaatrechtelijke rechtshandeling van een instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, welke is verricht in strijd met de bij of krachtens deze wet gestelde regels is niet uit dien hoofde aantastbaar.

Artikel

41

Artikel

43

Wijzigt de Wet inzake de geldtransactiekantoren.

Artikel

44

Wijzigt de Wet op de economische delicten.

Artikel

45

Wijzigt de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel

46

Wijzigt de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek.

Artikel

47

Wijzigt de Wet toezicht trustkantoren.

Artikel

48

Wijzigt de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen.

Artikel

48a

Wijzigt deze wet.

Artikel

48b

Wijzigt de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Artikel

48c

Wijzigt de Invorderingswet 1990.

Artikel

48d

Wijzigt de Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel

48e

Wijzigt de Arbeidsomstandighedenwet.

Artikel

48f

Wijzigt de Wet arbeid vreemdelingen.

Artikel

50

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

51

Deze wet wordt aangehaald als: Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden,

Gegeven te Tavarnelle
Beatrix
De Minister van Financiën a.i., A. Rouvoet
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage

als bedoeld in artikel 28 van de wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme

Categorie-indeling

  • 1.

    Voor de instellingen die onder de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme vallen geldt de volgende categorie-indeling:

    • a.

      voor een kredietinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht:

      Categorie I: met een balanstotaal van minder dan € 45 378 000; factor: 1;

      Categorie II: met een balanstotaal van ten minste € 45 378 000, maar minder dan € 453 780 000; factor: 2;

      Categorie III: met een balanstotaal van ten minste € 453 780 000, maar minder dan € 4 537 800 000; factor: 3;

      Categorie IV: met een balanstotaal van ten minste € 4 537 800 000, maar minder dan € 45 378 020 000; factor: 4;

      Categorie V: met een balanstotaal van ten minste € 45 378 020 000; factor: 5.

    • b.

      voor een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht:

      Categorie I: met een eigen vermogen van minder dan € 453 800; factor: 1;

      Categorie II: met een eigen vermogen van ten minste € 453 800, maar minder dan € 4 538 000; factor: 2;

      Categorie III: met een eigen vermogen van ten minste € 4 538 000, maar minder dan € 45 378 000 ; factor: 3;

      Categorie IV: met een eigen vermogen van ten minste € 45 378 000, maar minder dan € 453 780 000; factor: 4;

      Categorie V: met een eigen vermogen van ten minste € 453 780 000; factor: 5.

    • c.

      Voor een geldtransactiekantoor als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet inzake de geldtransactiekantoren, een speelcasino als bedoeld in artikel 27g, tweede lid, van de Wet op de kansspelen, of een onderneming die creditcards uitgeeft:

      Categorie I: met een opbrengst van minder dan € 45 400; factor: 0,25;

      Categorie II: met een opbrengst van ten minste € 45 400, maar minder dan € 90 800; factor: 0,5;

      Categorie III: met een opbrengst van ten minste € 90 800, maar minder dan € 226 900; factor: 1;

      Categorie IV: ingeschreven geldtransactiekantoren met een opbrengst van ten minste € 226 900, maar minder dan € 453 800; factor: 2;

      Categorie V: ingeschreven geldtransactiekantoren met een opbrengst van ten minste € 453 800; factor: 3.

    • d.

      Voor een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht:

      Categorie I: met een eigen vermogen van minder dan € 136 100; factor: 1;

      Categorie II: met een eigen vermogen van ten minste € 136 100, maar minder dan € 272 300; factor: 2;

      Categorie III: met een eigen vermogen van ten minste € 272 300, maar minder dan € 453 800; factor: 3;

      Categorie IV: met een eigen vermogen van ten minste € 453 800, maar minder dan € 4 538 000; factor: 4;

      Categorie V: met een eigen vermogen van ten minste € 4 538 000; factor: 5.

    • e.

      Voor een verzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht:

      Categorie I: met een balanstotaal van minder dan € 13 613 000; factor: 1;

      Categorie II: met een balanstotaal van ten minste € 13 613 000, maar minder dan € 68 067 000; factor: 2;

      Categorie III: met een balanstotaal van ten minste € 68 067 000, maar minder dan € 340 335 000; factor: 3;

      Categorie IV: met een balanstotaal van ten minste € 340 335 000, maar minder dan € 1 361 340 000; factor: 4;

      Categorie V: met een balanstotaal van ten minste € 1 361 340 000; factor: 6.

    • f.

      Voor instellingen, niet genoemd in de onderdelen a tot en met e:

      Categorie I: instellingen met een omzet van minder dan € 45 400; factor: 0,5;

      Categorie II: instellingen met een omzet van ten minste € 45 400, maar minder dan € 90 800; factor: 1;

      Categorie III: instellingen met een omzet van ten minste € 90 800, maar minder dan € 226 900; factor: 2;

      Categorie IV: instellingen met een omzet van ten minste € 226 900, maar minder dan € 453 800; factor: 3;

      Categorie V: instellingen met een omzet van ten minste € 453 800; factor: 4.

  • 2.

    Indien de gegevens omtrent het balanstotaal, het eigen vermogen, de opbrengst of de omzet niet aan Onze Minister beschikbaar zijn gesteld, kan Onze Minister aan degene aan wie de boete wordt opgelegd, verzoeken deze gegevens binnen een door hem te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van toepassing.