Verordening van het Productschap Akkerbouw van 5 juni 2008 houdende regels over de bestrijding van erosie in Zuid-Limburg (Verordening PA erosiebestrijding Zuid-Limburg 2008)

Verordening PA erosiebestrijding Zuid-Limburg 2008

Het bestuur van het Productschap Akkerbouw;
Gelet op de artikelen 93, 95, 104, 106 en 126, tweede lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie en op de artikelen 8 en 18 van het Instellingsbesluit akkerbouwproductschappen en op artikel 9, eerste lid van de Verordening PA bevoegdheden 2008;
Gehoord de Commissie Teeltaangelegenheden;

Besluit:

§

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

Deze verordening verstaat onder:

a.

productschap

:

Productschap Akkerbouw;

b.

bestuur

:

bestuur van het productschap;

c.

secretaris

:

secretaris van het productschap;

d.

onderneming

:

onderneming waarvoor het productschap is ingesteld;

e.

ondernemer

:

de natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming drijft;

f.

landbouwgrond

:

grond waarop akkerbouw wordt beoefend inclusief braakliggende landbouwgronden;

g.

erosie

:

de afvoer van bodemmateriaal door oppervlakkig afstromend water;

h.

erosiebevorderend gewas

:

alle eenjarige gewassen die worden gezaaid, geplant of gepoot na 1 januari van het betreffende teeltjaar;

i.

perceel

:

een oppervlakte grond, in eigendom of in gebruik bij een onderneming;

j.

hellinglengte

:

lengte van de zijde van het perceel, die het minst parallel loopt met de hoofdrichting van de hoogtelijnen;

k.

hellingspercentage

:

een gemiddeld in een absoluut getal uitgedrukt hellingspercentage van het perceel, bepaald volgens de in bijlage 2 weergegeven methode dan wel beschikbaar gesteld door LNV-DR;

l.

grondbewerking

:

het verplaatsen van bodemdeeltjes door middel van een werktuig als ook de verplaatsing door bijvoorbeeld een zaaicouter of mestinjectie;

m.

niet-kerende grondbewerking

:

grondbewerking waarbij de vermenging van de bodem zich beperkt tot de bovenste 12 centimeter, eventueel gecombineerd met het breken van de bodem op grotere diepte waarbij geen verstoring van de bodemopbouw plaatsvindt;

n.

bodembedekking

:

een gewas dat in het najaar direct na de oogst van het hoofdgewas, doch uiterlijk 1 december, wordt ingezaaid en als levend gewas of niet ingewerkte gewasresten overwintert;

o.

hamsterovereenkomst

:

een overeenkomst aangegaan in het kader subsidieregelingen van de Provincie Limburg met als specifiek doel de bescherming van de habitat voor de hamster;

p.

directzaaimethode

:

teeltmethode waarbij een bodembedekking wordt toegepast en in het voorjaar zonder volledige grondbewerking het navolgende gewas wordt geteeld;

q.

groenstrook

:

een lijnvormige strook grond van een perceel beteelt met gras of een gras-kruidenmengsel, ingezaaid voor 1 december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de aanwezigheid geëist wordt en langs de breedte van het perceel aan de zijde waarover de meeste kans op oppervlakkige afstroming bestaat, waarbij de strook voor meerdere doeleinden mag worden gebruikt (opslag producten, wendakker, perceelstoegang, productieareaal), mits de waterremmende functie gewaarborgd blijft en insporingen of andere beschadigingen direct worden opgeheven;

r.

groenvlak

:

een aaneengesloten oppervlakte grond (vlak) van een perceel beteelt met gras of een graskruidenmengsel, ingezaaid voor 1 december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de aanwezigheid geëist wordt en gelegen op die plaats(en) waar het water (al dan niet geconcentreerd) het perceel verlaat, waarbij het vlak voor meerdere doeleinden mag worden gebruikt (opslag producten, wendakker, perceelstoegang, productieareaal), mits de waterremmende functie gewaarborgd blijft en insporingen of andere beschadigingen direct worden opgeheven;

s.

wateropvang

:

een voorziening bestemd voor het tijdelijk bergen van oppervlakkig afstromend water, waarbij de voorziening binnen de hoogwaterlijn wordt ingezaaid met gras of een gras-kruidenmengsel;

t.

teeltjaar

:

de periode na oogst t/m oogst van (het) hoofdgewas(sen), waarbij bij de teelt van meerdere gewassen achter elkaar (dubbelteelten) de laatste oogst vóór 1 januari wordt bedoeld;

u.

(gras)ondergroei

:

een bodembedekker die tijdens de aanwezigheid van een (hoofd)gewas wordt ingezaaid in dit (hoofd)gewas, en bij de oogst van het hoofdgewas in stand wordt gehouden;

v.

Hoofdgewas

:

een gewas geteeld met het doel de opbrengst te verhandelen of te gebruiken.

§

2

Werkingsgebied

Artikel

2

Deze verordening is van toepassing op landbouwgronden die geheel of gedeeltelijk zijn gelegen binnen het grondgebied van de provincie Limburg ten zuiden van de doorgaande wegen Sittard - Wehr (tot grens Nederland-Duitsland) en Sittard – Urmond (tot grens Nederland-België).

§

3

Algemene verplichtingen

Artikel

3

De ondernemer is verplicht met betrekking tot elk perceel landbouwgrond onverwijld melding te doen aan de secretaris onder opgave van een zo exact mogelijke plaatsaanduiding, indien de lijnvormige of vlakgewijze uitspoeling als gevolg van erosie dieper is dan 12 cm. In dat geval is de ondernemer tevens verplicht:

  • a.

    te gedogen dat door de secretaris namens het bestuur aangewezen personen de bij hem in gebruik zijnde landbouwgronden aan een onderzoek onderwerpen naar de aanwezigheid van en de oplossing voor de erosie;

  • b.

    alle door de onder a bedoelde personen gewenste gegevens te verstrekken voor zover deze redelijkerwijs relevant geacht moeten worden voor het onder a bedoelde onderzoek.

Artikel

4

§

4

Verbodsbepalingen

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Het is een ondernemer verboden landbouwgrond met een hellingspercentage van 18% of méér anders te exploiteren dan als grasland.

§

5

Overige bepalingen

Artikel

8

De secretaris is, namens het bestuur, bevoegd om op schriftelijk verzoek, na overleg met het waterschap, ontheffing te verlenen van het bepaalde in de artikelen 3, 4, 5 en 6

  • a.

    op verzoek van één of meerdere ondernemers, waarbij nadere voorschriften kunnen worden gesteld;

  • b.

    collectief, indien algemene gebeurtenissen de uitvoering van de betreffende artikelen onmogelijk maakt, waarbij nadere voorschriften kunnen worden gesteld;

  • c.

    collectief, indien de belangen van de ondernemingen door de uitvoering van de betreffende artikelen ernstig worden geschaad, waarbij alternatieve maatregelen met een vergelijkbare effectiviteit zullen worden voorgeschreven.

  • d.

    collectief, naar aanleiding van andere zwaarwegende redenen, waarbij alternatieve maatregelen met een vergelijkbare effectiviteit zullen worden voorgeschreven.

Artikel

9

Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 3, 4, 5, 6 en 7 waarbij aan ondernemers verplichtingen of verboden worden opgelegd, is mede bindend voor andere natuurlijke en rechtspersonen, voor zover deze handelingen verrichten die bedrijfsmatig in ondernemingen plegen te worden verricht.

§

6

Slotbepalingen

Artikel

10

Op overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening worden tuchtrechtelijke maatregelen gesteld.

Artikel

12

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2009. Indien het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin deze verordening wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 januari 2009, treedt zij in werking de tweede dag na publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en werkt zij met uitzondering van artikel 10 terug tot en met 1 januari 2009.

Artikel

13

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening PA erosiebestrijding Zuid-Limburg 2008.

Den Haag
Th.A.M. Meijer voorzitter
M. Elema secretaris

Bijlage

1

Maatregelen (artikel 6, derde lid)

Ter voldoening aan artikel 6, derde lid dient op het perceel een wateropvang te worden aangelegd, in combinatie met een groenvlak, waarvoor het volgende geldt:

1. de minimaal benodigde capaciteit van de wateropvang hangt af van de afstand waarover water over het groenvlak afstroomt voordat dit de opvang bereikt en van het areaal van de eigen landbouwgronden die afwateren in deze voorziening, zoals weergegeven in de onderstaande tabel:

3 – 10 meter

95 m3 / ha

10 – 20 meter

90 m3 / ha

20 – 30 meter

85 m3 / ha

30 – 40 meter

80 m3 / ha

40 – 100 meter

70 m3 / ha

> 100 meter

65 m3/ ha

Bijlage

2

Bepaling hellingspercentage (artikel 1.k.)

I

Bepaling hellingspercentage van percelen met één hoogste en één laagste punt.

1. Bepaling van de richting van de steilste helling in het perceel. De meest steile helling in het perceel is maatgevend voor de perceelslengte (L). Zie plaatje A.

A

L van perceel a = 400 meter

L van perceel b = 200 meter

2. Bepaling van het gemiddelde hellingspercentage over de in 1 vermelde perceelslengte L. Zie plaatje B, C en D.

B

Gemiddelde hellingspercentage = 1%

C

D

II

Bepaling hellingspercentage van percelen met meer dan één hoogste of laagste punt. (holle en bolle percelen)

a. Holle percelen: vanuit het laagste punt het gemiddelde van twee hellingen bepalen. Zie plaatje E.

E

b. Bolle percelen: vanuit het hoogste punt het gemiddelde van twee hellingen bepalen.

Overige zaken conform I.