Regeling van de Minister van Economische Zaken van 3 december 2008, nr. WJZ/8187684, houdende vaststelling van subsidie-instrumenten op het terrein van starten, groeien en overdragen van ondernemingen (Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen)

Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1

In deze regeling wordt verstaan onder

  • minister: de Minister van Economische Zaken.

Artikel

1.2

Artikel

1.5

Deze regeling valt onder de verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (‘de algemene groepsvrijstellingsverordening’) (PbEU L214).

Hoofdstuk

2

Borgstelling MKB-kredieten

Artikel

2.1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder een starter:

  • a.

    een MKB-ondernemer, die een natuurlijke persoon is en die ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst niet langer dan vijf jaar een onderneming in stand houdt en die gedurende de zes aan het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst voorafgaande jaren ten minste één jaar geen onderneming in stand heeft gehouden;

  • b.

    een natuurlijke persoon, die voornemens is zelf of op een wijze als bedoeld in onderdeel c via een besloten vennootschap een onderneming in stand te houden en die gedurende de zes aan het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst voorafgaande jaren ten minste één jaar geen onderneming in stand heeft gehouden;

  • c.

    een besloten vennootschap, waarvan de directeur ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst direct of indirect de meerderheid van het geplaatst en gestort kapitaal houdt en deze meerderheid niet langer dan vijf jaar houdt en gedurende de zes aan het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst voorafgaande jaren ten minste één jaar zelf of via een besloten vennootschap geen onderneming in stand heeft gehouden.

Artikel

2.2

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt als financier aangewezen een bank, niet zijnde een bank die tevens beleggingsonderneming is.

Artikel

2.3

Artikel

2.5

Artikel

2.6

Artikel

2.7

Artikel

2.8

Artikel

2.9

Hoofdstuk

3

Groeifaciliteit

Artikel

3.1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • aandelenkapitaal: de aandelen in het kapitaal van een onderneming van een MKB-ondernemer, die de financier rechtstreeks van de MKB-ondernemer heeft verkregen tegen volstorting van die aandelen in geld, of door omzetting van een achtergestelde lening;

    • a.

      een lening van geld door een financier aan een MKB-ondernemer met het oog op de financiering door deze onderneming van eigen activiteiten,

      • 1°.

        welke lening niet door enige vorm van zekerheid is gedekt, met uitzondering van een borgstelling die een aandeelhouder in de onderneming van de MKB-ondernemer op persoonlijke titel heeft gegeven,

      • 2°.

        waarop de MKB-ondernemer krachtens een daartoe strekkende bepaling in de akte van geldlening in geval van ontbinding, een akkoord na verlening van surseance van betaling, een akkoord in faillissement of een akkoord na het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen met betrekking tot de MKB-ondernemer waaraan de achtergestelde lening is verstrekt, eerst verplicht is de niet vervallen aflossingen te betalen nadat alle andere op dat moment bestaande schulden van de debiteur zijn voldaan, met uitzondering van schulden ingevolge vorderingen waaraan een bepaling van gelijke aard als voornoemde bepaling zijn verbonden en ingevolge geldleningen die zijn verstrekt door aandeelhouders in de onderneming van de MKB-ondernemer en

      • 3°.

        ten aanzien waarvan de financier in de vorenbedoelde akte van geldlening afstand heeft gedaan van alle rechten tot verrekening van de niet vervallen aflossingen of

    • b.

      een lening van geld door een financier aan een MKB-ondernemer die een rechtspersoon is wiens activa slechts bestaan uit deelnemingen in of vorderingen op een dochtermaatschappij in de zin van artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met het oog op financiering door deze ondernemer van activiteiten van deze dochtermaatschappij,

      • 1°.

        welke lening niet door enige vorm van zekerheid is gedekt, met uitzondering van een persoonlijke borgstelling van een aandeelhouder in de onderneming van de MKB-ondernemer en van een pandrecht gevestigd op aandelen in de dochtermaatschappij en

      • 2°.

        ten aanzien waarvan de financier in de akte van geldlening afstand heeft gedaan van alle rechten tot verrekening van de niet vervallen aflossingen;

  • reserveringsquotum: het bedrag dat de minister op aanvraag van een financier vaststelt als maximum voor de som van de garanties voor verstrekkingen van risicokapitaal die:

    • 1°.

      gedurende drie jaar vanaf de datum van de beschikking aan de financier kunnen worden verschaft indien het een eerste toekenning van een reserveringsquotum betreft;

    • 2°.

      gedurende twee jaar vanaf de datum van de beschikking aan de financier kunnen worden verschaft indien reeds eerder een reservingsquotum is toegekend;

  • risicokapitaal: kapitaal in de vorm van aandelenkapitaal of een achtergestelde lening;

  • waarde van aandelenkapitaal: het bedrag in geld dat de financier bij de volstorting van de aandelen heeft betaald dan wel, in geval van omzetting van een achtergestelde lening, of een deel daarvan, in aandelenkapitaal, de waarde van de uitstaande lening voor zover die is omgezet in aandelen, vermeerderd onderscheidenlijk verminderd met het bedrag in geld dat wegens de omzetting is bijbetaald door, onderscheidenlijk terugbetaald aan de financier;

  • waarde van een achtergestelde lening: het nog niet afgeloste deel van de lening.

Artikel

3.2

Artikel

3.3

De financier verstrekt geen risicokapitaal aan een MKB-ondernemer wier activiteiten in overwegende mate betrekking hebben op:

  • a.

    landbouw, visserij en aquacultuur, met uitzondering van toelevering en dienstverlening;

  • b.

    onroerend goed, met uitzondering van bemiddeling;

  • c.

    de financiële sector voor zover de MKB-ondernemer het bank-, verzekerings- of beleggingsbedrijf uitoefent, of een participatiemaatschappij heeft;

  • d.

    de gezondheidszorg, voor zover de onderneming een aanbieder is als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet marktordening gezondheidszorg.

Artikel

3.4

Artikel

3.5

De garantstelling heeft uitsluitend betrekking op risicokapitaal waarbij de waarde van het risicokapitaal dat aan de MKB-ondernemer of, indien de MKB-ondernemer deel uitmaakt van een groep, aan de groep wordt verstrekt tezamen met de waarde van risicokapitaal dat door een andere financier met toepassing van dit hoofdstuk en van risicokapitaal dat met toepassing van hoofdstuk 4 van deze regeling aan de MKB-ondernemer onderscheidenlijk de groep is verstrekt of gelijktijdig wordt verstrekt, niet meer bedraagt dan € 5.000.000.

Artikel

3.6

Artikel

3.7

Artikel

3.8

De minister verdeelt het subsidieplafond voor het toekennen van reserveringsquota op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel

3.9

De minister beslist afwijzend op een aanvraag om een reserveringsquotum indien:

  • a.

    de financier geen garantstellingsovereenkomst met de Staat heeft gesloten of geen aanvraag voor het sluiten van een garantstellingsovereenkomst heeft ingediend;

  • b.

    de aanvraag om een reserveringsquotum minder bedraagt dan € 500.000;

  • c.

    de aanvrager eerder tekort is geschoten bij de naleving van verplichtingen op grond van de garantstellingsovereenkomst.

Artikel

3.10

Artikel

3.11

Op gemeenschappelijk verzoek van een financier die beschikt over een reserveringsquotum en van een andere financier die een garantstellingsovereenkomst met de staat heeft, kan dit quotum geheel of gedeeltelijk voor de resterende periode worden overdragen aan de laatstgenoemde financier.

Artikel

3.12

Jaarlijks vindt een evaluatie van de toepassing van deze regeling plaats, onder meer ter beoordeling of de inkomsten en de uitgaven ingevolge garantstellingen op grond van deze regeling met elkaar in evenwicht zijn.

Artikel

3.13

Het formulier voor:

  • a.

    het indienen van een aanvraag om garantstelling is opgenomen in bijlage 3.3;

  • b.

    het indienen van een aanvraag voor een reserveringsquotum is opgenomen in bijlage 3.4.

Hoofdstuk

4

Seed capital technostarters

Artikel

4.1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • achtergestelde vordering: een vordering van een startersfonds ten laste van een technostartersvennootschap,

    • a.

      die het startersfonds heeft verkregen door aan de technostartersvennootschap geld ter leen te verstrekken,

    • b.

      die niet door enige vorm van zekerheid is gedekt en

    • c.

      waarop de debiteur krachtens een daartoe strekkende bepaling in de akte van geldlening in geval van ontbinding, een akkoord na verlening van surseance van betaling of een akkoord in faillissement van de debiteur, eerst verplicht is rente en aflossing te betalen nadat alle andere op dat moment bestaande schulden van de debiteur zijn voldaan, met uitzondering van de schulden die voortvloeien uit leningen waaraan een bepaling van gelijke aard als voornoemde bepaling is verbonden,

    • d.

      terwijl ingevolge de vorenbedoelde akte van geldlening de crediteur afstand heeft gedaan van alle rechten tot verrekening van de rente en aflossing;

  • beheerskosten: alle kosten die een startersfonds maakt voor het verkrijgen, behouden en beëindigen van participaties, met inbegrip van de kosten van begeleiding van technostartersvennootschappen, uitgezonderd de verkrijgingprijs van de participaties;

  • fondsplan: een plan van een startersfonds tot uitvoering van een met elkaar samenhangend geheel van activiteiten die bestaan uit het verkrijgen, beheren en beëindigen van participaties en het begeleiden van de desbetreffende technostartersvennootschappen;

  • inkomsten: alle op geld waardeerbare voordelen die een startersfonds heeft uit een participatie, waaronder dividend, rente, aflossingen, opties, de prijs waartegen de participatie is vervreemd, de prijs waartegen de participatie door de technostartersvennootschap is ingekocht of terugbetaald en de liquidatie-uitkering;

  • investeringsbudget: de financiële middelen die een startersfonds beschikbaar heeft of zal hebben en die bestemd zijn om de verkrijgingprijs van participaties te voldoen;

  • investeringsperiode: de periode gedurende welke een startersfonds activiteiten verricht ter verkrijging van participaties;

  • participatie: risicodragend kapitaal in de vorm van:

    • a.

      aandelen in het kapitaal van een technostartersvennootschap die het startersfonds rechtstreeks van de technostartersvennootschap heeft verkregen tegen volstorting van die aandelen in geld, of door omzetting van een achtergestelde vordering of

    • b.

      aandelen in het kapitaal van een technostartersvennootschap als bedoeld onder 1° in combinatie met een achtergestelde vordering;

  • referentierente: de referentierentevoet, bedoeld in de Mededeling van de Commissie over de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (PbEG 1997, C 273), zoals laatstelijk vastgesteld voor Nederland, en vermeerderd met 4 procent;

  • startersfonds: een vennootschap:

    • a.

      in de vorm van kapitaalvennootschap of een vennootschap met een afgescheiden vermogen, ingericht naar het recht van één van de andere lidstaten van de Europese Unie;

    • b.

      die blijkens de akte waarbij haar statuten zijn vastgesteld of blijkens de overeenkomst waarbij zij is aangegaan uitsluitend tot doel heeft het verstrekken van risicodragend kapitaal aan technostartersvennootschappen teneinde winst te behalen; en

    • c.

      waarin ten minste drie aandeelhouders of hoofdelijk aansprakelijke vennoten deelnemen respectievelijk samenwerken zonder dat twee of drie van hen tot dezelfde groep behoren en zonder dat één van hen een meerderheidsbelang in het fonds heeft;

  • technostarter: een rechtspersoon die een onderneming drijft:

    • a.

      die voor eigen rekening en risico producten, processen of diensten – niet zijnde adviezen – verkoopt en levert, die zijn gebaseerd op een nieuwe technische vinding of een nieuwe toepassing van bestaande technologie;

    • b.

      die ten hoogste vijf jaar geleden is ingeschreven in het handelsregister;

    • c.

      die ten tijde van de eerste verstrekking van risicodragend kapitaal op grond van dit hoofdstuk voldoet aan de definitie van middelgrote, kleine of micro-ondernemingen;

  • technostartersvennootschap: een technostarter die

    • a.

      een onderneming drijft in de vorm van een kapitaalvennootschap, en

    • b.

      zijn primaire bedrijfsactiviteiten in Nederland uitvoert,

    behoudens voor zover de onderneming behoort tot de economische sectoren van landbouw, visserij, aquacultuur of scheepsbouw of tot de EGKS-sectoren;

  • verkrijgingprijs van een participatie: het bedrag in geld waarvoor het startersfonds de participatie heeft verkregen.

Artikel

4.2

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt als financier aangewezen een startersfonds.

Artikel

4.3

Artikel

4.4

De subsidie, bedoeld in artikel 4.2, is geen steun in de zin van artikel 87 en 88 EG-verdrag.

Artikel

4.5

Artikel

4.6

De geldlening die op grond van de overeenkomst van geldlening ten hoogste kan worden geleend, bedraagt 50 procent van het investeringsbudget.

Artikel

4.7

Artikel

4.8

Artikel

4.9

Artikel

4.10

Artikel

4.12

Artikel

4.13

Hoofdstuk

5

Kennisexploitatie

Artikel

5.1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • financiële faciliteit: een lening of een aanspraak aan technostarter op een andere dan een geldelijke prestatie tegen uitgestelde betaling, die wordt verstrekt onder voorwaarden die niet afwijken van hetgeen in de markt gebruikelijk is, met uitzondering van de rente;

  • kennisexploitatieverband:

    • a.

      een samenwerkingsverband bestaande uit ten minste één kennisinstelling, bedoeld in bijlage 5.1 en één onderneming die niet tot dezelfde groep behoren of

    • b.

      een organisatie met rechtspersoonlijkheid waarin ten minste één kennisinstelling, bedoeld in bijlage 5.1 en één onderneming die niet tot dezelfde groep behoren, zijn verbonden;

  • kennisexploitatieproject: een planmatig en met elkaar samenhangend geheel van activiteiten met een looptijd van ten hoogste vier jaar, dat bijdraagt aan

    • a.

      de exploitatie van technologische kennis; of

    • b.

      de oprichting en de opbouw van succesvolle ondernemingen door technostarters;

  • technostarter:

    • a.

      een natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming drijft:

      • 1°.

        die voor eigen rekening en risico producten, processen of diensten – niet zijnde adviezen – verkoopt en levert, die zijn gebaseerd op een nieuwe technische vinding of een nieuwe toepassing van bestaande technologie,

      • 2°.

        die ten hoogste vijf jaar geleden is ingeschreven in het handelsregister,

      • 3°.

        die voldoet aan de definitie van middelgrote, kleine of micro-ondernemingen of

    • b.

      een natuurlijke persoon die voorbereidingen treft voor de oprichting van een onderneming als bedoeld onder a.

Artikel

5.2

Artikel

5.3

Artikel

5.5

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel

5.6

Artikel

5.8

De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

  • a.

    hij de projectkosten raamt op minder dan € 500.000;

  • b.

    niet aannemelijk is dat het kennisexploitatieproject, al dan niet in combinatie met andere activiteiten en voorzieningen, voorziet in een aanbod van alle activiteiten als bedoeld in artikel 5.2, tweede lid;

  • c.

    aannemelijk is dat bij de activiteiten, bedoeld in artikel 5.2, tweede lid, onderdeel a, en bij de overdracht van octrooiaanvragen of octrooien of bij de verlening van licenties op octrooiaanvragen of octrooien naar aanleiding van de in artikel 5.2, tweede lid, onderdeel b, bedoelde activiteiten, zodanige voorwaarden worden gesteld dat derden niet of slechts zeer beperkt in staat worden gesteld kennis te verwerven;

  • d.

    het kennisexploitatieproject onvoldoende rekening houdt met de categorie van technostarters die niet afkomstig zijn van de kennisinstelling die deel uitmaakt van het kennisexploitatieverband;

  • e.

    onvoldoende aannemelijk is dat ten minste één kennisinstelling en één onderneming direct betrokken is bij de uitvoering van het kennisexploitatieproject;

  • f.

    onvoldoende vertrouwen bestaat dat de activiteiten, bedoeld in artikel 5.2, tweede lid, na afloop van het kennisexploitatieproject op structurele basis worden voortgezet.

Artikel

5.9

Artikel

5.10

Ten aanzien van de projectresultaten en de kennis die door het project is verkregen, verleent de subsidieontvanger medewerking aan de verdere verspreiding door de minister of door een door de minister aangewezen derde.

Artikel

5.11

Artikel

5.12

Artikel

5.13

Het formulier voor het indienen van een aanvraag voor:

Hoofdstuk

6

Ondernemerschap en onderwijs

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

6.1

§

2

Ondernemerschapsonderwijsprojecten

Artikel

6.2

De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een onderwijsinstelling of de deelnemers in een onderwijssamenwerkingsverband dat een ondernemerschapsonderwijsproject uitvoert.

Artikel

6.3

De subsidie voor een ondernemerschapsonderwijsproject bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten.

Artikel

6.4

Indien voor de subsidiabele kosten of een deel daarvan reeds door de Commissie van de Europese Gemeenschappen dan wel een bestuursorgaan van een provincie of gemeente subsidie is verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt, dat het totale bedrag aan subsidie niet meer bedraagt dan 75 procent van de subsidiabele kosten.

Artikel

6.5

Voor subsidie komen de volgende rechtstreeks aan het ondernemerschapsonderwijsproject toe te rekenen, na de indiening van de aanvraag gemaakte en betaalde kosten in aanmerking:

  • a.

    loonkosten van het personeel van de bij het ondernemerschapsonderwijsproject betrokken onderwijsinstellingen, met dien verstande dat deze loonkosten worden bepaald op basis van een door de onderwijsinstelling voor dat personeel gehanteerd integraal uurtarief;

  • b.

    aan derden verschuldigde kosten voor verrichte arbeid;

  • c.

    materiaalkosten voor de aanschaf van middelen of materialen die een functionele relatie tot het ondernemerschapsonderwijsproject hebben met dien verstande dat deze kosten niet meer dan 25 procent van de totale subsidiabele kosten bedragen, voor zover deze niet zijn opgenomen in het integrale uurtarief;

  • d.

    kosten voor overhead, met dien verstande dat deze kosten niet meer dan 50 procent van de loonkosten, bedoeld onder a, bedragen, voor zover deze niet zijn opgenomen in het integrale uurtarief;

  • e.

    de kosten voor projectmanagement, met dien verstande dat deze kosten niet meer dan 5 procent van de loonkosten, bedoeld onder a, bedragen, voor zover deze niet zijn opgenomen in het integrale uurtarief.

Artikel

6.6

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel

6.7

Artikel

6.9

Artikel

6.10

Artikel

6.11

§

3

Centres of Entrepreneurship

Artikel

6.12

De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een hoger onderwijsinstelling of een CE-samenwerkingsverband dat een CE-project uitvoert.

Artikel

6.13

De subsidie voor een CE-project bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten, maar niet meer dan € 3.000.000.

Artikel

6.14

Indien voor de subsidiabele kosten of een deel daarvan reeds door de Commissie van de Europese Gemeenschappen dan wel een bestuursorgaan van een provincie of gemeente subsidie is verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt, dat het totale bedrag aan subsidie niet meer bedraagt dan 75 procent van de subsidiabele kosten.

Artikel

6.15

Voor subsidie komen de volgende rechtstreeks aan het CE-project toe te rekenen, na de indiening van de aanvraag gemaakte en betaalde kosten in aanmerking:

  • a.

    loonkosten van het personeel van de bij het CE-project betrokken hoger onderwijsinstellingen, met dien verstande dat deze loonkosten worden bepaald op basis van een door de hoger onderwijsinstellingen voor dat personeel gehanteerd integraal uurtarief;

  • b.

    aan derden verschuldigde kosten voor verrichte arbeid;

  • c.

    materiaalkosten voor de aanschaf van middelen of materialen die een functionele relatie tot het CE-project hebben met dien verstande dat deze kosten niet meer dan 25 procent van de totale subsidiabele kosten bedragen, voor zover deze niet zijn opgenomen in het integrale uurtarief;

  • d.

    kosten voor overhead, met dien verstande dat deze kosten niet meer dan 50 procent van de loonkosten, bedoeld onder a, bedragen, voor zover deze niet zijn opgenomen in het integrale uurtarief;

  • e.

    de kosten voor projectmanagement, met dien verstande dat deze kosten niet meer dan 5 procent van de loonkosten, bedoeld onder a, bedragen, voor zover deze niet zijn opgenomen in het integrale uurtarief.

Artikel

6.16

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel

6.17

De Adviescommissie ondernemerschap en onderwijs, bedoeld in artikel 6.7, heeft tevens tot taak heeft de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent de afwijzingsgronden voor een CE-project, met uitzondering van de afwijzingsgrond, bedoeld in artikel 22 van het Kaderbesluit EZ-subsidies, en de rangschikkingscriteria, bedoeld in artikel 6.21.

Artikel

6.18

Artikel

6.20

Artikel

6.21

Artikel

6.22

Hoofdstuk

7

Beroepsonderwijs in bedrijf

Artikel

7.1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • praktijkleren: alle vormen van leren in de beroepspraktijk of met behulp van de beroepspraktijk die in combinatie met theorieonderwijs strekken tot het behalen van een diploma in het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs of middelbaar beroepsonderwijs;

  • samenwerkingsverband beroepsonderwijs: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband van ten minste één MKB-ondernemer en een beroepsonderwijsinstelling dat blijkens schriftelijke stukken samenwerkt in het kader van praktijkleren;

  • vernieuwingstraject: een traject gericht op het gezamenlijk door ondernemers en beroepsonderwijsinstellingen vernieuwen van de vorm, de inhoud en het proces van of de taakverdeling rondom het praktijkleren.

Artikel

7.2

De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan de deelnemers in een samenwerkingsverband beroepsonderwijs dat een project uitvoert dat bestaat uit een samenhangend geheel van activiteiten die zijn gericht op:

  • a.

    het leggen van de basis voor een samenwerking tussen een of meer ondernemers en een of meer beroepsonderwijsinstellingen met betrekking tot een vernieuwingstraject,

  • b.

    het door ondernemers en beroepsonderwijsinstellingen gezamenlijk ontwerpen en uitvoeren van het vernieuwingstraject of

  • c.

    het duurzaam verankeren van het door ondernemers en beroepsonderwijsinstellingen gezamenlijk ontwikkelde vernieuwingstraject op basis van schriftelijke afspraken.

Artikel

7.3

De subsidie bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten.

Artikel

7.5

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel

7.8

Artikel

7.10

De subsidieontvanger neemt deel aan de jaarlijkse bijeenkomst van projectleiders voor projecten die wordt georganiseerd door het Ministerie van Economische Zaken in het kader van deze regeling en brengt op deze bijeenkomst verslag uit omtrent de uitvoering van het project.

Artikel

7.11

Artikel

7.12

De subsidie-ontvanger is verplicht binnen drie maanden na de datum van de beschikking tot subsidieverlening te starten met de activiteiten, bedoeld in artikel 7.2.

Artikel

7.13

Het formulier voor het indienen van een aanvraag voor:

Hoofdstuk

8

Borgstelling scheepsnieuwbouw

Artikel

8.1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • contractprijs: de tussen opdrachtgever en scheepswerf overeengekomen prijs voor de bouw van een schip, met inbegrip van stelposten voor zover daarvoor in het contract vaste of geschatte bedragen zijn opgenomen en met uitzondering van de eventueel verschuldigde omzetbelasting;

  • kredietbedrag: het bedrag dat op grond van de kredietovereenkomst als krediet wordt verstrekt voor de bouw in Nederland van een nieuw schip;

  • kredietovereenkomst: schriftelijke overeenkomst tussen een scheepswerf en een financier waarbij de financier krediet verstrekt aan een scheepswerf voor de bouw in Nederland van een nieuw schip;

  • opdrachtgever: natuurlijke of rechtspersoon die opdracht heeft gegeven tot de bouw van een schip;

  • scheepswerf: een ondernemer die schepen ontwerpt, ontwikkelt, bouwt en uitrust, hetzij zelfstandig, hetzij deel uitmakend van een groep;

  • schip: een zichzelf voortstuwend schip, met een minimaal vermogen van 365 kW of een minimaal tonnage van 500 bruto ton, niet zijnde een schip dat overeenkomstig zijn fundamentele en technisch vermogen is bedoeld om voor militaire doeleinden te worden gebruikt.

Artikel

8.2

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt als financier aangewezen een bank, niet zijnde een bank die tevens beleggingsonderneming is.

Artikel

8.3

Artikel

8.4

Artikel

8.5

Artikel

8.6

De minister beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie indien:

  • a.

    de Staat ten behoeve van de scheepswerf reeds een garantie, borgstelling, verzekering of herverzekering voor de financiering van de bouw van het schip heeft afgegeven;

  • b.

    de contractprijs minder dan € 3.000.000 of meer dan € 100.000.000 bedraagt;

  • c.

    onvoldoende vertrouwen bestaat in de technische en economische haalbaarheid van de bouw van het schip;

  • d.

    het kredietbedrag meer dan 80 procent van de contractprijs betreft;

  • e.

    de kredietovereenkomst ten aanzien van het kredietbedrag een looptijd heeft van meer dan 36 maanden;

  • f.

    de financier op het moment van het verstrekken van het kredietbedrag waarvoor de Staat borg staat een lopende financieringsfaciliteit verlaagt;

  • g.

    de financier onvoldoende de naar normaal bankgebruik maximaal mogelijke zekerheden heeft gevestigd of zal vestigen bij de verstrekking van het kredietbedrag aan de scheepswerf;

  • h.

    door de verlening van de borgstelling het totaal van de op grond van dit besluit verleende borgstellingen ten behoeve van de scheepswerf of van de groep, waartoe deze scheepswerf behoort, meer zou bedragen dan 30 procent van het subsidieplafond;

  • i.

    gegronde vrees bestaat dat de scheepswerf zich in financiële moeilijkheden bevindt;

  • j.

    onvoldoende vertrouwen bestaat dat de scheepswerf de capaciteiten heeft om de bouw van het schip naar behoren uit te voeren;

  • k.

    uit het contract tussen de opdrachtgever en de scheepswerf die de opdracht uit zal voeren niet blijkt dat de opdrachtgever, ter zake van de opdracht waarvoor de scheepswerf een kredietovereenkomst heeft afgesloten, voorafgaand aan een uitbetaling van krediet op grond van de kredietovereenkomst, een of meer aanbetalingen doet ter hoogte van ten minste 5 procent van de contractsprijs;

  • l.

    uit het contract tussen de opdrachtgever en de scheepswerf die de opdracht uit zal voeren niet blijkt dat de aanbetaling door de opdrachtgever, ter zake van de opdracht waarvoor de scheepswerf een kredietovereenkomst heeft afgesloten, oploopt tot ten minste 20 procent van de contractsprijs tot aflevering van het schip;

  • m.

    van de bouw van het schip onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn.

Artikel

8.7

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel

8.8

Het model voor de overeenkomst van borgtocht is opgenomen in bijlage 8.1.

Artikel

8.9

De overeenkomst van borgtocht bevat:

  • a.

    een bepaling dat de financier uiterlijk tien weken na de beschikking tot het verlenen van een borgstelling, behoudens voorafgaande schriftelijke verlenging door de minister, aantoont dat de opdrachtgever en de scheepswerf ter zake van de opdracht een contract hebben zonder opschortende voorwaarden en dat de opdrachtgever ter zake van de opdracht een of meer betalingen heeft gedaan;

  • b.

    de verplichting van de financier onverwijld mededeling te doen aan de minister van een verzoek tot verlening van surseance van betaling of tot faillietverklaring van de scheepswerf of de opdrachtgever.

Artikel

8.10

Artikel

8.11

De minister beziet eenmaal per jaar of de bij hoofdstuk 8 van deze regeling gestelde voorwaarden moeten worden herzien.

Artikel

8.12

Het formulier voor het indienen van een aanvraag om borgstelling is opgenomen in bijlage 8.2.

Hoofdstuk

9

Slotbepalingen

Artikel

9.1

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Artikel

9.2

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen 1.1, 2.5, 3.3, 3.4, 4.1, 5.2, 5.3, 7.1, 7.2 en 8.2, die ter inzage worden gelegd bij SenterNovem, Juliana van Stolberglaan 3, Den Haag.

Den Haag
De Minister van Economische Zaken, M.J.A. van derHoeven

Bijlage

1.1

Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.

Bijlage

2.1

Model overeenkomst als bedoeld in artikel 30, vijfde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies en artikel 2.9, eerste lid, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen (bedrijfsborgstellingskrediet; één bank)

De Staat der Nederlanden, hierna te noemen: de staat, ten deze vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken,

hierna te noemen: de minister

en

ten deze vertegenwoordigd door ........... hierna te noemen: de Bank,

komen overeen als volgt:

Paragraaf

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • a.

    gelieerde bank: een rechtspersoon waaraan de Bank direct of indirect meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft of voor wier handelen de Bank volledig aansprakelijk is, en die als gelieerde bank is vermeld in artikel 21 van deze overeenkomst;

  • b.

    groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • 1°.

      een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:

      • meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • volledig aansprakelijk vennoot is van, of

      • overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

    • 2°.

      laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen.

  • c.

    kredietovereenkomst: overeenkomst uit hoofde waarvan:

    • 1°.

      de Bank aan een MKB-ondernemer geld ter leen verstrekt of zal verstrekken, of

    • 2°.

      de MKB-ondernemer tot een bepaald bedrag trekt of zal kunnen trekken op de Bank, of

    • 3°.

      de Bank tegenover een derde, niet zijnde een rechtspersoon waarmee de Bank in een groep verbonden is of een gelieerde bank, onherroepelijk een verplichting is aangegaan om ten laste van de MKB-ondernemer aan de derde een of meer betalingen te doen, welke verplichting niet afhankelijk is van voorwaarden op de vervulling waarvan het handelen van de Bank van invloed is;

  • d.

    krediet: bedrag dat de Bank uit hoofde van een kredietovereenkomst verstrekt of zal verstrekken;

  • e.

    bedrijfsborgstellingskrediet: krediet of een deel van een krediet dat overeenkomstig artikel 3 is gemeld;

  • f.

    bankfaciliteit: krediet of een deel van een krediet waarvoor de staat niet borg staat op grond van het Kaderbesluit EZ-subsidies, het Besluit borgstelling MKB-kredieten 1997, het Besluit borgstelling MKB-kredieten, de Regeling borgstelling MKB-kredieten 1988, de Kredietregeling midden- en kleinbedrijf 1985 of de Kredietbeschikking midden- en kleinbedrijf 1976;

  • g.

    uitwinning:

    • 1°.

      uitwinning door de Bank, naar normaal bankgebruik, van de door de MKB-ondernemer aan de Bank verstrekte zekerheden,

    • 2°.

      onderhandse verkoop met toestemming van de Bank door de MKB-ondernemer van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer, inning van vorderingen daaronder begrepen,

    • 3°.

      executoriale verkoop van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer, en

    • 4°.

      indien het faillissement van de MKB-ondernemer is uitgesproken of aan hem surséance van betaling is verleend: onderhandse of executoriale verkoop van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer door of met medewerking van de curator of de bewindvoerder;

  • h.

    MKB-ondernemer: een ondernemer die een kleine onderneming of een middelgrote onderneming in stand houdt;

  • i.

    kleine onderneming: kleine onderneming in de zin van verordening (EG) nr. 800/ 2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van artikel 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) (PbEU L 214);

  • j.

    middelgrote onderneming: een middelgrote onderneming in de zin van verordening (EG) nr. 800/ 2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van artikel 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) (PbEU L 214);

  • k.

    starter:

    • 1°.

      een MKB-ondernemer, die een natuurlijke persoon is en die ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst niet langer dan vijf jaar een onderneming in stand houdt en die gedurende de zes aan het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst voorafgaande jaren ten minste één jaar geen onderneming in stand heeft gehouden;

    • 2°.

      een natuurlijke persoon, die voornemens is zelf of op een wijze als bedoeld onder 3° via een besloten vennootschap een onderneming in stand te houden en die gedurende de zes aan het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst voorafgaande jaren ten minste één jaar geen onderneming in stand heeft gehouden;

    • 3°.

      een besloten vennootschap, waarvan de directeur ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst direct of indirect de meerderheid van het geplaatst en gestort kapitaal houdt en deze meerderheid niet langer dan vijf jaar houdt en gedurende de zes aan het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst voorafgaande jaren ten minste één jaar zelf of via een besloten vennootschap geen onderneming in stand heeft gehouden.

  • l.

    innovatieve MKB-ondernemer: een MKB-ondernemer ten aanzien waarvan de Bank beschikt over een gewaarmerkte kopie van een verklaring als bedoeld in artikel 23, eerste lid, of artikel 27, eerste lid, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen en waarvan het origineel ten hoogste zestien maanden voor de datum waarop de kredietovereenkomst is gesloten is afgegeven, of een MKB-ondernemer ten aanzien waarvan de Bank beschikt over een advies van de minister waaruit blijkt dat de MKB-ondernemer is aan te merken als een innovatieve MKB-ondernemer;

  • m.

    starters-borgstellingskrediet: bedrijfsborgstellingskrediet dat uitsluitend kan worden verstrekt aan een starter;

  • n.

    de-minimissteun: steun van de overheid die voldoet aan de voorwaarden, vastgesteld in verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L379)), verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337) en verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwsector en de visserijsector (PbEU L 193);

  • o.

    Bank: een kredietinstelling die voldoet aan de omschrijving van bank als vermeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en die bevoegd is in een lidstaat van de Europese Unie het bedrijf van bank uit te oefenen, niet zijnde een bank die tevens beleggingsonderneming is.

Paragraaf

2

Borgstelling

Artikel

2

De staat stelt zich borg ten behoeve van de Bank voor de terugbetaling van bedrijfsborgstellingskredieten die met inachtneming van het Kaderbesluit EZ-subsidies en hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en deze overeenkomst door de Bank worden verstrekt.

Deze borgstelling wordt aangegaan onder de navolgende bedingen.

Paragraaf

3

Kredietmelding

Artikel

3

Paragraaf

4

Omvang van de borgstelling

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Paragraaf

5

Criteria en verplichtingen

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Paragraaf

6

Vaststelling betalingsverplichting

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Paragraaf

7

Betalingen

Artikel

16

Paragraaf

8

Diversen

Artikel

17

Artikel

18

Indien overeenkomstig artikel 3, eerste lid, onderdeel b, een garantieprovisie is betaald met betrekking tot een kredietovereenkomst en indien het desbetreffende krediet niet is opgenomen vanwege omstandigheden die niet zijn toe te rekenen aan de kredietnemer of aan de Bank, wordt de provisie door de staat terugbetaald aan de Bank mits de Bank binnen een jaar na het sluiten van de kredietovereenkomst daartoe een verzoek aan de staat heeft gedaan.

Artikel

19

Artikel

20

Reeds uitgekeerde bedragen zijn terstond en zonder enige ingebrekestelling opeisbaar zodra de minister blijkt dat de Bank zodanig onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft dat hij op een verzoek om betaling een andere beslissing zou hebben genomen, indien hem de juiste gegevens volledig waren verschaft, of dat de Bank de betalingsverplichting, bedoeld in artikel 19, eerste lid, niet is nagekomen.

Artikel

21

Gelieerde bank(en) in de zin van artikel 1, eerste lid, onder a, van deze overeenkomst is (zijn) ...........

Paragraaf

9

Slotbepalingen

Artikel

22

Getekend te 's-Gravenhage op .....

De Minister van Economische Zaken,

(naam en functie vertegenwoordigers Bank)

Bijlage

2.2

Model overeenkomst als bedoeld in artikel 30, vijfde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies en artikel 2.9, tweede lid, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen (bedrijfsborgstellingskrediet; meer dan één bank)

De Staat der Nederlanden, hierna te noemen: de staat, ten deze vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken, hierna te noemen:

de minister

en ....(inclusief de centrale Bank indien deze bedrijfsborgstellingskredieten verstrekt) ...., hierna gezamenlijk te noemen de Banken en ieder voor zich de Bank, ten deze vertegenwoordigd door...... hierna te noemen: de centrale Bank,

komen overeen als volgt:

Paragraaf

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • a.

    gelieerde bank: een rechtspersoon waaraan een van de Banken voor zich, dan wel twee of meer Banken gezamenlijk, direct of indirect meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft respectievelijk verschaffen of voor wier handelen deze Bank volledig aansprakelijk is of deze Banken volledig aansprakelijk zijn, en die als gelieerde bank is vermeld in artikel 21 van deze overeenkomst;

  • b.

    groep: waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • 1°.

      een natuurlijke persoon of een privaatrechtelijke rechtspersoon die direct of indirect

      • meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • volledig aansprakelijk vennoot is van of

      • overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen en

    • 2°.

      laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

  • c.

    kredietovereenkomst: overeenkomst uit hoofde waarvan:

    • 1°.

      de Bank aan een MKB-ondernemer geld ter leen verstrekt of zal verstrekken, of

    • 2°.

      de MKB-ondernemer tot een bepaald bedrag trekt of zal kunnen trekken op Bank, of

    • 3°.

      de Bank tegenover een derde, niet zijnde een rechtspersoon waarmee de Bank in een groep verbonden is of een gelieerde bank, onherroepelijk een verplichting is aangegaan om ten laste van de MKB-ondernemer aan de derde een of meer betalingen te doen, welke verplichting niet afhankelijk is van voorwaarden op de vervulling waarvan het handelen van de Bank van invloed is;

  • d.

    krediet: bedrag dat de Bank uit hoofde van een kredietovereenkomst verstrekt of zal verstrekken;

  • e.

    bedrijfsborgstellingskrediet: een krediet of een deel van een krediet dat overeenkomstig artikel 3 is gemeld;

  • f.

    bankfaciliteit: krediet of een deel van een krediet waarvoor de staat niet borg staat op grond van het Kaderbesluit EZ-subsidies, het Besluit borgstelling MKB-kredieten 1997, het Besluit borgstelling MKB-kredieten, de Regeling borgstelling MKB-kredieten 1988, de Kredietregeling midden- en kleinbedrijf 1985 of de Kredietbeschikking midden- en kleinbedrijf 1976;

  • g.

    uitwinning:

    • 1°.

      uitwinning door de Bank, naar normaal bankgebruik, van de door de MKB-ondernemer aan de Bank verstrekte zekerheden,

    • 2°.

      onderhandse verkoop met toestemming van de Bank door de MKB-ondernemer van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer, inning van vorderingen daaronder begrepen,

    • 3°.

      executoriale verkoop van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer, en

    • 4°.

      indien het faillissement van de MKB-ondernemer is uitgesproken of aan hem surséance van betaling is verleend: onderhandse of executoriale verkoop van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer door of met medewerking van de curator of de bewindvoerder;

  • h.

    MKB-ondernemer: een ondernemer die een kleine of een middelgrote onderneming in stand houdt;

  • i.

    kleine onderneming: kleine onderneming in de zin van verordening (EG) nr. 800/ 2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van artikel 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) (PbEU L 214);

  • j.

    middelgrote onderneming: een middelgrote onderneming in de zin van verordening (EG) nr. 800/ 2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van artikel 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) (PbEU L 214);

  • k.

    starter:

    • 1°.

      een MKB-ondernemer, die een natuurlijke persoon is en die ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst niet langer dan vijf jaar een onderneming in stand houdt en die gedurende de zes aan het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst voorafgaande jaren ten minste één jaar geen onderneming in stand heeft gehouden;

    • 2°.

      een natuurlijke persoon, die voornemens is zelf of op een wijze als bedoeld onder 3° via een besloten vennootschap een onderneming in stand te houden en die gedurende de zes aan het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst voorafgaande jaren ten minste één jaar geen onderneming in stand heeft gehouden;

    • 3°.

      een besloten vennootschap, waarvan de directeur ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst direct of indirect de meerderheid van het geplaatst en gestort kapitaal houdt en deze meerderheid niet langer dan vijf jaar houdt en gedurende de zes aan het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst voorafgaande jaren ten minste één jaar zelf of via een besloten vennootschap geen onderneming in stand heeft gehouden.

  • l.

    innovatieve MKB-ondernemer: een MKB-ondernemer ten aanzien waarvan de Bank beschikt over een gewaarmerkte kopie van een verklaring als bedoeld in artikel 23, eerste lid, of artikel 27, eerste lid, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen en waarvan het origineel ten hoogste zestien maanden voor de datum waarop de kredietovereenkomst is gesloten is afgegeven, of een MKB-ondernemer ten aanzien waarvan de Bank beschikt over een advies van de minister waaruit blijkt dat de MKB-ondernemer is aan te merken als een innovatieve MKB-ondernemer;

  • m.

    starters-borgstellingskrediet: een bedrijfsborgstellingskrediet dat uitsluitend kan worden verstrekt aan een starter;

  • n.

    de-minimissteun: steun van de overheid die voldoet aan de voorwaarden, vastgesteld in verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L379)), verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337) en verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwsector en de visserijsector (PbEU L 193);

  • o.

    Bank: een kredietinstelling die voldoet aan de omschrijving van bank als vermeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en die bevoegd is in een lidstaat van de Europese Unie het bedrijf van bank uit te oefenen, niet zijnde een bank die tevens beleggingsonderneming is.

Paragraaf

2

Borgstelling

Artikel

2

De staat stelt zich borg ten behoeve van de Banken voor de terugbetaling van bedrijfsborgstellingskredieten die met inachtneming van het Kaderbesluit EZ-subsidies en hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en deze overeenkomst door de Banken worden verstrekt.

Deze borgstelling wordt aangegaan onder de navolgende bedingen.

Paragraaf

3

Kredietmelding

Artikel

3

Paragraaf

4

Omvang van de borgstelling

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Paragraaf

5

Criteria en verplichtingen

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Paragraaf

6

Vaststelling betalingsverplichting

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Paragraaf

7

Betalingen

Artikel

16

Paragraaf

8

Diversen

Artikel

17

Artikel

18

Indien overeenkomstig artikel 3, eerste lid, onderdeel b, een garantieprovisie is betaald met betrekking tot een kredietovereenkomst en indien het desbetreffende krediet niet is opgenomen vanwege omstandigheden die niet zijn toe te rekenen aan de kredietnemer of aan de Bank, wordt de provisie door de staat terugbetaald aan de Bank mits de Bank binnen een jaar na het sluiten van de kredietovereenkomst daartoe een verzoek aan de staat heeft gedaan.

Artikel

19

Artikel

20

Reeds uitgekeerde bedragen zijn terstond en zonder enige ingebrekestelling opeisbaar zodra de minister blijkt dat de Bank of de centrale Bank zodanig onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft dat hij op een verzoek om betaling een andere beslissing zou hebben genomen, indien hem de juiste gegevens volledig waren verschaft, of dat de centrale Bank de betalingsverplichting, bedoeld in artikel 19, eerste lid, niet is nagekomen.

Artikel

21

Gelieerde bank(en) in de zin van artikel 1, eerste lid, onder a, van deze overeenkomst is (zijn) ...........

Paragraaf

9

Slotbepalingen

Artikel

22

Getekend te 's-Gravenhage op ......

De Minister van Economische Zaken,

(naam en functie vertegenwoordigers Bank)

Bijlage

2.3

Model overeenkomst als bedoeld in artikel 30, vijfde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies en artikel 2.9, derde lid, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen (bodemsaneringsborgstellingskrediet; één bank)

De Staat der Nederlanden, hierna te noemen: de staat, ten deze vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken, hierna te noemen: de minister

en

ten deze vertegenwoordigd door ...... hierna te noemen: de Bank,

komen overeen als volgt:

Paragraaf

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • a.

    groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • 1°.

      een natuurlijke persoon of een privaatrechtelijke rechtspersoon die direct of indirect

      • meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • volledig aansprakelijk vennoot is van of

      • overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen en

    • 2°.

      laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

  • b.

    kredietovereenkomst: een overeenkomst uit hoofde waarvan:

    • 1°.

      de Bank aan een MKB-ondernemer geld ter leen verstrekt of zal verstrekken, of

    • 2°.

      de MKB-ondernemer tot een bepaald bedrag trekt of zal kunnen trekken op de Bank, of

    • 3°.

      de Bank tegenover een derde, niet zijnde een rechtspersoon waarmee de Bank in een groep verbonden is onherroepelijk een verplichting is aangegaan om ten laste van de MKB-ondernemer aan de derde een of meer betalingen te doen, welke verplichting niet afhankelijk is van voorwaarden op de vervulling waarvan het handelen van de Bank van invloed is;

  • c.

    krediet: een bedrag dat de Bank uit hoofde van een kredietovereenkomst verstrekt of zal verstrekken;

  • d.

    bodemsaneringsborgstellingskrediet: een krediet of een deel van een krediet dat overeenkomstig artikel 3 is gemeld;

  • e.

    saneringsplan: plan als bedoeld in artikel 39 van de Wet bodembescherming;

  • f.

    saneringsbestek: bestek gebaseerd op een saneringsplan, dat een gedetailleerde beschrijving omvat van de aard en de omvang van de uit te voeren sanering van de bodem met een nauwkeurige beschrijving van het te bereiken resultaat en waaruit de omvang van de saneringskosten kan worden afgeleid;

  • g.

    uitwinning:

    • 1°.

      uitwinning door de Bank, naar normaal bankgebruik, van de door de MKB-ondernemer aan de Bank verstrekte zekerheden,

    • 2°.

      onderhandse verkoop met toestemming van de Bank door de MKB-ondernemer van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer, inning van vorderingen daaronder begrepen,

    • 3°.

      executoriale verkoop van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer, en

    • 4°.

      indien het faillissement van de ondernemer is uitgesproken of aan hem surséance van betaling is verleend: onderhandse of executoriale verkoop van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer door of met medewerking van de curator of de bewindvoerder;

  • h.

    MKB-ondernemer: een ondernemer die een kleine onderneming of een middelgrote onderneming in stand houdt;

  • i.

    kleine onderneming: kleine onderneming in de zin van verordening (EG) nr. 800/ 2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van artikel 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) (PbEU L 214);

  • j.

    middelgrote onderneming: een middelgrote onderneming in de zin van verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van artikel 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) (PbEU L 214);

  • k.

    de-minimissteun: steun van de overheid die voldoet aan de voorwaarden, vastgesteld in verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L379)), verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337) en verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwsector en de visserijsector (PbEU L 193);

  • l.

    Bank: een kredietinstelling die voldoet aan de omschrijving van bank als vermeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en die bevoegd is in een lidstaat van de Europese Unie het bedrijf van bank uit te oefenen, niet zijnde een bank die tevens beleggingsonderneming is.

Paragraaf

2

Borgstelling

Artikel

2

De staat stelt zich borg ten behoeve van de Bank voor de terugbetaling van bodemsaneringsborgstellingskredieten die met inachtneming van het Kaderbesluit EZ-subsidies en hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en deze overeenkomst door de Bank worden verstrekt.

Deze borgstelling wordt aangegaan onder de navolgende bedingen.

Paragraaf

3

Kredietmelding

Artikel

3

Paragraaf

4

Omvang van de borgstelling

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

De omvang van de borgstelling bedraagt per MKB-ondernemer 90 procent van hetgeen de MKB-ondernemer ten tijde van een overeenkomstig artikel 14 ingediende aanvraag uit hoofde van het bodemsaneringsborgstellingskrediet of bodemsaneringsborgstellingskredieten pro resto verschuldigd is, doch ten hoogste 90 procent van de met toepassing van de artikelen 4, 5 en 6 berekende omvang van het bodemsaneringsborgstellingskrediet of de bodemsaneringsborgstellingskredieten.

Paragraaf

5

Criteria en verplichtingen

Artikel

8

Ten tijde van het sluiten van een kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bodemsaneringsborgstellingskrediet aan een MKB-ondernemer wordt verstrekt, moet aan de volgende criteria zijn voldaan:

  • a.

    De Bank heeft de beschikking over de volgende bescheiden:

  • b.

    de MKB-ondernemer beschikt over onvoldoende financiële middelen om zijn onderneming op economisch verantwoorde wijze te drijven;

  • c.

    er is een tekort aan zekerheden bij de MKB-ondernemer, waardoor de Bank naar normaal bankgebruik het krediet niet geheel voor eigen rekening en risico kan verstrekken;

  • d.

    het bodemsaneringsborgstellingskrediet bedraagt niet meer dan het tekort aan zekerheden dat bij de Bank ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst bestaat;

  • e.

    het bodemsaneringsborgstellingskrediet bedraagt niet meer dan de saneringskosten die in de schriftelijke verklaring als bedoeld in onderdeel a, ten 1°, zijn aangemerkt als kosten van de werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de sanering van de bodem;

  • f.

    de kredietovereenkomst is in schriftelijke vorm aangegaan;

  • g.

    de rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven van de onderneming zijn bevredigend;

  • h.

    het bodemsaneringsborgstellingskrediet is niet bestemd en wordt niet gebruikt voor de nakoming van verplichtingen van de MKB-ondernemer aan de Bank die het bodemsaneringsborgstellingskrediet verstrekt of aan een rechtspersoon waarmee de Bank in een groep verbonden is;

  • i.

    de MKB-ondernemer beschikt niet over een door een andere bank verstrekte kredietfaciliteit waarvoor de staat op grond van het Kaderbesluit EZ-subsidies, het Besluit borgstelling MKB-kredieten 1997, het Besluit borgstelling MKB-kredieten, Regeling borgstelling MKB-kredieten 1988, de Kredietregeling midden- en kleinbedrijf 1985 of de Kredietbeschikking midden- en kleinbedrijf 1976 borg staat anders dan een bijzondere hypothecaire geldlening als bedoeld in bijlage 4 van de Kredietbeschikking midden- en kleinbedrijf 1976 of in hoofdstuk VI van de Kredietregeling midden- en kleinbedrijf 1985;

  • j.

    de MKB-ondernemer, indien deze een natuurlijke persoon is, zal naar verwachting na een gebruikelijke aanloopperiode uit de inkomsten van zijn onderneming kunnen voorzien in zijn levensonderhoud;

  • k.

    de natuurlijke persoon die direct of indirect meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan de MKB-ondernemer, niet zijnde een natuurlijke persoon, heeft zich borg gesteld voor de nakoming door de MKB-ondernemer van de verplichtingen voortvloeiende uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bodemsaneringsborgstellingskrediet is verstrekt, tot aan een bedrag ter grootte van ten minste 25 procent van het bodemsaneringsborgstellingskrediet met een minimum van € 15.000;

  • l.

    de Bank heeft in de door haar gesloten borgstellingsovereenkomsten met betrekking tot de nakoming door de MKB-ondernemer van de verplichtingen voortvloeiende uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bodemsaneringsborgstellingskrediet is verleend een beding ten behoeve van de staat opgenomen, ertoe strekkende dat de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek niet geldt ten opzichte van de staat en de Bank heeft geen bedingen opgenomen, ertoe leidende dat:

    • 1°.

      een borg er zich op zou kunnen beroepen dat de staat eerst zou moeten worden aangesproken,

    • 2°.

      een borg zich zou kunnen onttrekken aan toepassing door de staat van de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek.

  • m.

    de verlening van de borgstelling leidt er niet toe dat de MKB-ondernemer een bedrag van meer dan € 200.000 aan de-minimissteun ontvangt over de periode van het lopende en de twee voorafgaande fiscale jaren. Indien de onderneming actief is in het wegvervoer, geldt een maximum voor dit totaal van € 100.000.

    Een bodemsaneringsborgstellingskrediet wordt aangemerkt als de-minimissteun voor 13% van het staatsgegarandeerde deel van het krediet. Bij de bepaling of de verlening van de borgstelling niet leidt tot overschrijding van het desbetreffende maximum wordt rekening gehouden met de-minimissteun die in de referteperiode is verleend aan ondernemingen die deel uitmaken van dezelfde groep;

  • n.

    De Bank heeft er voor zorg gedragen dat:

    • zij de MKB-ondernemer in kennis heeft gesteld dat hij ingevolge de verstrekking van het bodemsaneringsborgstellingskrediet steun van de overheid ontvangt ter waarde van 13% van het staatsgegarandeerde deel van het krediet, en dat deze steun wordt aangemerkt als de-minimissteun;

    • de MKB-ondernemer een schriftelijke verklaring heeft afgelegd over de de-minimissteun die hij of, indien hij deel uitmaakt van een groep, deze groep heeft ontvangen in het lopende en de twee voorafgaande fiscale jaren en schriftelijk heeft verklaard dat het totaal van deze de-minimissteun en de de-minimissteun ingevolge de verstrekking van het bodemsaneringsborgstellingskrediet niet meer bedraagt dan € 200.000 of, indien de onderneming actief is in het wegvervoer, meer bedraagt dan € 100.000;

    • de MKB-ondernemer schriftelijk heeft verklaard dat, voor zover het ontvangen van de-minimissteun ingevolge de verstrekking van het bodemsaneringsborgstellingskrediet samen gaat met het ontvangen van staatssteun voor dezelfde in aanmerking komende kosten, dit niet leidt tot een overschrijding van het maximale percentage van staatssteun dat in dit geval geldt ingevolge de desbetreffende groepsvrijstellingsverordening of het desbetreffende besluit van de Commissie.

Artikel

9

De Bank voldoet slechts aan de voor haar uit het bodemsaneringsborgstellingskrediet jegens de MKB-ondernemer voortvloeiende betalingsverplichtingen voor zover de MKB-ondernemer door het overleggen van facturen de verschuldigdheid van de kosten, die in de schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 8, onderdeel a, ten 1° zijn aangemerkt als noodzakelijk voor de sanering van de bodem, heeft aangetoond.

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Paragraaf

6

Vaststelling betalingsverplichting

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Paragraaf

7

Betalingen

Artikel

17

Paragraaf

8

Diversen

Artikel

18

Artikel

19

Indien overeenkomstig artikel 3, eerste lid, onderdeel b, een garantieprovisie is betaald met betrekking tot een kredietovereenkomst en indien het desbetreffende krediet niet is opgenomen vanwege omstandigheden die niet zijn toe te rekenen aan de kredietnemer of aan de Bank, wordt de provisie door de staat terugbetaald aan de Bank mits de Bank binnen een jaar na het sluiten van de kredietovereenkomst daartoe een verzoek aan de staat heeft gedaan.

Artikel

20

Artikel

21

Reeds uitgekeerde bedragen zijn terstond en zonder enige ingebrekestelling opeisbaar zodra de minister blijkt dat de Bank zodanig onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft dat hij op een verzoek om betaling een andere beslissing zou hebben genomen, indien hem de juiste gegevens volledig waren verschaft, of dat de Bank de betalingsverplichting bedoeld in artikel 20, eerste lid, niet is nagekomen.

Paragraaf

9

Slotbepalingen

Artikel

22

Getekend te 's-Gravenhage op ......

De Minister van Economische Zaken,

(naam en functie vertegenwoordigers Bank)

Bijlage

2.4

Model overeenkomst als bedoeld in artikel 30, vijfde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies en artikel 2.9, vierde lid, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen (bodemsaneringsborgstellingskrediet; meer dan één bank)

De Staat der Nederlanden, hierna te noemen: de staat, ten deze vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken, hierna te noemen: de minister

en (inclusief de centrale Bank indien deze bodemsaneringsborgstellingskredieten verstrekt), ...... hierna gezamenlijk te noemen de Banken en ieder voor zich de Bank, ten deze vertegenwoordigd door ........... hierna te noemen: de centrale Bank,

komen overeen als volgt:

Paragraaf

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • a.

    groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • 1°.

      een natuurlijke persoon of een privaatrechtelijke rechtspersoon die direct of indirect

      • meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • volledig aansprakelijk vennoot is van of

      • overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen en

    • 2°.

      laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

  • b.

    kredietovereenkomst: een overeenkomst uit hoofde waarvan:

    • 1°.

      de Bank aan een MKB-ondernemer geld ter leen verstrekt of zal verstrekken, of

    • 2°.

      de MKB-ondernemer tot een bepaald bedrag trekt of zal kunnen trekken op de Bank, of

    • 3°.

      de Bank tegenover een derde, niet zijnde een rechtspersoon waarmee de Bank in een groep verbonden is onherroepelijk een verplichting is aangegaan om ten laste van de MKB-ondernemer aan de derde een of meer betalingen te doen, welke verplichting niet afhankelijk is van voorwaarden op de vervulling waarvan het handelen van de Bank van invloed is;

  • c.

    krediet: een bedrag dat de Bank uit hoofde van een kredietovereenkomst verstrekt of zal verstrekken;

  • d.

    bodemsaneringsborgstellingskrediet: een krediet of een deel van een krediet dat overeenkomstig artikel 3 is gemeld;

  • e.

    saneringsplan: plan als bedoeld in artikel 39 van de Wet bodembescherming;

  • f.

    saneringsbestek: bestek gebaseerd op een saneringsplan, dat een gedetailleerde beschrijving omvat van de aard en de omvang van de uit te voeren sanering van de bodem met een nauwkeurige beschrijving van het te bereiken resultaat en waaruit de omvang van de saneringskosten kan worden afgeleid;

  • g.

    uitwinning:

    • 1°.

      uitwinning door de Bank, naar normaal bankgebruik, van de door de MKB-ondernemer aan de Bank verstrekte zekerheden,

    • 2°.

      onderhandse verkoop met toestemming van de Bank door de MKB-ondernemer van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer, inning van vorderingen daaronder begrepen,

    • 3°.

      executoriale verkoop van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer, en

    • 4°.

      indien het faillissement van de MKB-ondernemer is uitgesproken of aan hem surséance van betaling is verleend: onderhandse of executoriale verkoop van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer door of met medewerking van de curator of de bewindvoerder;

  • h.

    MKB-ondernemer: een ondernemer die een kleine onderneming of een middelgrote onderneming in stand houdt;

  • i.

    kleine onderneming: kleine onderneming in de zin van verordening (EG) nr. 800/ 2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van artikel 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) (PbEU L 214);

  • j.

    middelgrote onderneming: een middelgrote onderneming in de zin van verordening (EG) nr. 800/ 2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van artikel 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) (PbEU L 214);

  • k.

    de-minimissteun: steun van de overheid die voldoet aan de voorwaarden, vastgesteld in verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L379), verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337) en verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwsector en de visserijsector (PbEU L 193);

  • l.

    Bank: een kredietinstelling die voldoet aan de omschrijving van bank als vermeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en die bevoegd is in een lidstaat van de Europese Unie het bedrijf van bank uit te oefenen, niet zijnde een bank die tevens beleggingsonderneming is.

Paragraaf

2

Borgstelling

Artikel

2

De staat stelt zich borg ten behoeve van de Banken voor de terugbetaling van bodemsaneringsborgstellingskredieten die met inachtneming van het Kaderbesluit EZ-subsidies en hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en deze overeenkomst door de Banken worden verstrekt.

Deze borgstelling wordt aangegaan onder de navolgende bedingen.

Paragraaf

3

Kredietmelding

Artikel

3

Paragraaf

4

Omvang van de borgstelling

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

De omvang van de borgstelling bedraagt per MKB-ondernemer 90 procent van hetgeen de MKB-ondernemer ten tijde van een overeenkomstig artikel 14 ingediende aanvraag uit hoofde van het bodemsaneringsborgstellingskrediet of bodemsaneringsborgstellingskredieten pro resto verschuldigd is, doch ten hoogste 90 procent van de met toepassing van de artikelen 4, 5 en 6 berekende omvang van het bodemsaneringsborgstellingskrediet of de bodemsaneringsborgstellingskredieten.

Paragraaf

5

Criteria en verplichtingen

Artikel

8

Ten tijde van het sluiten van een kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bodemsaneringsborgstellingskrediet aan een MKB-ondernemer wordt verstrekt, moet aan de volgende criteria zijn voldaan:

  • a.

    De Bank heeft de beschikking over de volgende bescheiden:

  • b.

    de MKB-ondernemer beschikt over onvoldoende financiële middelen om zijn onderneming op economisch verantwoorde wijze te drijven;

  • c.

    er is een tekort aan zekerheden bij de MKB-ondernemer, waardoor de Bank naar normaal bankgebruik het krediet niet geheel voor eigen rekening en risico kan verstrekken;

  • d.

    het bodemsaneringsborgstellingskrediet bedraagt niet meer dan het tekort aan zekerheden dat bij de Bank ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst bestaat;

  • e.

    het bodemsaneringsborgstellingskrediet bedraagt niet meer dan de saneringskosten die in de schriftelijke verklaring als bedoeld in onderdeel a, ten 1°, zijn aangemerkt als kosten van de werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de sanering van de bodem;

  • f.

    de kredietovereenkomst is in schriftelijke vorm aangegaan;

  • g.

    de rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven van de onderneming zijn bevredigend;

  • h.

    het bodemsaneringsborgstellingskrediet is niet bestemd en wordt niet gebruikt voor de nakoming van verplichtingen van de MKB-ondernemer aan de Bank die het verstrekt, aan een andere Bank, of aan een rechtspersoon waarmee de Bank in een groep verbonden is;

  • i.

    de MKB-ondernemer beschikt niet over een door een andere bank verstrekte kredietfaciliteit waarvoor de staat op grond van het Kaderbesluit EZ-subsidies, het Besluit borgstelling MKB-kredieten 1997, het Besluit borgstelling MKB-kredieten, de Regeling borgstelling MKB-kredieten 1988, de Kredietregeling midden- en kleinbedrijf 1985, of de Kredietbeschikking midden- en kleinbedrijf 1976 borg staat anders dan een bijzondere hypothecaire geldlening als bedoeld in bijlage 4 van de kredietbeschikking midden- en kleinbedrijf 1976 of in hoofdstuk VI van de Kredietregeling midden- en kleinbedrijf 1985;

  • j.

    de MKB-ondernemer, indien deze een natuurlijke persoon is, zal naar verwachting na een gebruikelijke aanloopperiode uit de inkomsten van zijn onderneming kunnen voorzien in zijn levensonderhoud;

  • k.

    de natuurlijke persoon die direct of indirect meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan de MKB-ondernemer, niet zijnde een natuurlijke persoon, heeft zich borg gesteld voor de nakoming door de MKB-ondernemer van de verplichtingen voortvloeiende uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bodemsaneringsborgstellingskrediet is verstrekt, tot aan een bedrag ter grootte van ten minste 25 procent van het bodemsaneringsborgstellingskrediet met een minimum van € 15.000;

  • l.

    de Bank heeft in de door haar gesloten borgstellingsovereenkomsten met betrekking tot de nakoming door de MKB-ondernemer van de verplichtingen voortvloeiende uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bodemsaneringsborgstellingskrediet is verleend een beding ten behoeve van de staat opgenomen, ertoe strekkende dat de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek niet geldt ten opzichte van de staat en de Bank heeft geen bedingen opgenomen, ertoe leidende dat:

    • 1°.

      een borg er zich op zou kunnen beroepen dat de staat eerst zou moeten worden aangesproken,

    • 2°.

      een borg zich zou kunnen onttrekken aan toepassing door de staat van de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek.

  • m.

    de verlening van de borgstelling leidt er niet toe dat de MKB-ondernemer een bedrag van meer dan € 200.000 aan de-minimissteun ontvangt over de periode van het lopende en de twee voorafgaande fiscale jaren. Indien de onderneming actief is in het wegvervoer, geldt een maximum voor dit totaal van € 100.000.

    Een bodemsaneringsborgstellingskrediet wordt aangemerkt als de-minimissteun voor 13% van het staatsgegarandeerde deel van het krediet. Bij de bepaling of de verlening van de borgstelling niet leidt tot overschrijding van het desbetreffende maximum wordt rekening gehouden met de-minimissteun die in de referteperiode is verleend aan ondernemingen die deel uitmaken van dezelfde groep;

  • n.

    De Bank heeft er voor zorg gedragen dat:

    • zij de MKB-ondernemer in kennis heeft gesteld dat hij ingevolge de verstrekking van het bodemsaneringsborgstellingskrediet steun van de overheid ontvangt ter waarde van 13% van het staatsgegarandeerde deel van het krediet, en dat deze steun wordt aangemerkt als de-minimissteun;

    • de MKB-ondernemer een schriftelijke verklaring heeft afgelegd over de de-minimissteun die hij of, indien hij deel uitmaakt van een groep, deze groep heeft ontvangen in het lopende en de twee voorafgaande fiscale jaren en schriftelijk heeft verklaard dat het totaal van deze de-minimissteun en de de-minimissteun ingevolge de verstrekking van het niet meer bedraagt dan € 200.000 of, indien de onderneming actief is in het wegvervoer, meer bedraagt dan € 100.000;

    • de MKB-ondernemer schriftelijk heeft verklaard dat, voor zover het ontvangen van de-minimissteun ingevolge de verstrekking van het bodemsaneringsborgstellingskrediet samen gaat met het ontvangen van staatssteun voor dezelfde in aanmerking komende kosten, dit niet leidt tot een overschrijding van het maximale percentage van staatssteun dat in dit geval geldt ingevolge de desbetreffende groepsvrijstellingsverordening of het desbetreffende besluit van de Commissie.

Artikel

9

De Bank voldoet slechts aan de voor haar uit het bodemsaneringsborgstellingskrediet jegens de MKB-ondernemer voortvloeiende betalingsverplichtingen voor zover de MKB-ondernemer door het overleggen van facturen de verschuldigdheid van de kosten, die in de schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 8, onderdeel a, ten 1°, zijn aangemerkt als noodzakelijk voor de sanering van de bodem, heeft aangetoond.

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Paragraaf

6

Vaststelling betalingsverplichting

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Paragraaf

7

Betalingen

Artikel

17

Paragraaf

8

Diversen

Artikel

18

Artikel

19

Indien overeenkomstig artikel 3, eerste lid, onderdeel b, een garantieprovisie is betaald met betrekking tot een kredietovereenkomst en indien het desbetreffende krediet niet is opgenomen vanwege omstandigheden die niet zijn toe te rekenen aan de kredietnemer of aan de Bank, wordt de provisie door de staat terugbetaald aan de Bank mits de Bank binnen een jaar na het sluiten van de kredietovereenkomst daartoe een verzoek aan de staat heeft gedaan.

Artikel

20

Artikel

21

Reeds uitgekeerde bedragen zijn terstond en zonder enige ingebrekestelling opeisbaar zodra de minister blijkt dat de Bank of de centrale Bank zodanig onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft dat hij op een verzoek om betaling een andere beslissing zou hebben genomen, indien hem de juiste gegevens volledig waren verschaft, of dat de centrale Bank de betalingsverplichting, bedoeld in artikel 20, eerste lid, niet is nagekomen.

Paragraaf

9

Slotbepalingen

Artikel

22

Getekend te 's-Gravenhage op ....

De Minister van Economische Zaken,

(naam en functie vertegenwoordigers Bank)

Bijlage

2.5

Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.

Bijlage

3.1

Model garantstellingsovereenkomst ten aanzien van achtergestelde leningen en aandelenkapitaal als bedoeld in artikel 30, vijfde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies en artikel 3.7, eerste lid, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen

Model garantstellingsovereenkomst ten aanzien van achtergestelde leningen en aandelenkapitaal

Overeenkomst tussen:

  • 1.

    De Staat der Nederlanden, hierna te noemen: de Staat,

    vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken;

  • 2.

    ...., hierna te noemen financier;

Partijen zijn het volgende overeengekomen:

Artikel

1

Definitiebepalingen

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • a.

    minister: de Minister van Economische Zaken;

  • b.

    kapitaalvennootschap:

    • 1°.

      een vennootschap als bedoeld in artikel 1 van de Eerste Richtlijn 68/151/EEG van de Raad van 9 maart 1968 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de Lid-Staten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 58 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks ten einde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PB EG L 65), of

    • 2°.

      een kapitaalvennootschap die is ingericht naar het recht van één van de lidstaten van de Europese Unie, die rechtspersoonlijkheid bezit, een apart vermogen heeft dat bij uitsluiting voor de schulden van de vennootschap kan worden aangesproken en op grond van haar nationale wetgeving onderworpen is aan garantievoorwaarden zoals bedoeld in Richtlijn 68/151/EEG van de Raad om de belangen van zowel deelgerechtigden als derden te beschermen;

  • c.

    MKB-ondernemer: een ondernemer die een kleine onderneming of een middelgrote onderneming in stand houdt;

  • d.

    kleine onderneming: kleine onderneming in de zin van verordening (EG) nr. 800/ 2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van artikel 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) (PbEU L 214);

  • e.

    middelgrote onderneming: een middelgrote onderneming in de zin van verordening (EG) nr. 800/ 2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van artikel 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) (PbEU L 214);

  • f.

    participatiemaatschappij: een vennootschap in de vorm van een kapitaalvennootschap of een vennootschap met een afgescheiden vermogen, ingericht naar het recht van één van de lidstaten van de Europese Unie, die blijkens haar statuten of blijkens de overeenkomst waarbij zij is aangegaan tot doel heeft of mede tot doel heeft het verstrekken van risicokapitaal aan ondernemers teneinde winst te behalen, met uitzondering van startersfondsen als bedoeld in artikel 4.1 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen;

  • g.

    bank: een kredietinstelling die voldoet aan de omschrijving van bank als vermeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en die bevoegd is in een lidstaat van de Europese Unie het bedrijf van bank uit te oefenen;

  • h.

    financier: een bank of een participatiemaatschappij of een andere, door de minister aangewezen instelling;

  • i.

    achtergestelde lening:

    • 1°.

      een lening van geld door een financier aan een MKB-ondernemer met het oog op de financiering door deze onderneming van eigen activiteiten,

      • welke lening niet door enige vorm van zekerheid is gedekt, met uitzondering van een borgstelling die een aandeelhouder in de onderneming van de MKB-ondernemer op persoonlijke titel heeft gegeven,

      • waarop de MKB-ondernemer krachtens een daartoe strekkende bepaling in de akte van geldlening in geval van ontbinding, een akkoord na verlening van surseance van betaling, een akkoord in faillissement of een akkoord na het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen met betrekking tot de MKB-ondernemer waaraan de achtergestelde lening is verstrekt, eerst verplicht is de niet vervallen aflossingen te betalen nadat alle andere op dat moment bestaande schulden van de debiteur zijn voldaan, met uitzondering van schulden ingevolge vorderingen waaraan een bepaling van gelijke aard als voornoemde bepaling zijn verbonden en ingevolge geldleningen die zijn verstrekt door aandeelhouders in de onderneming van de MKB-ondernemer, en

      • ten aanzien waarvan de financier in de vorenbedoelde akte van geldlening afstand heeft gedaan van alle rechten tot verrekening van de niet vervallen aflossingen; of

    • 2°.

      een lening van geld door een financier aan een MKB-ondernemer die een rechtspersoon is wiens activa slechts bestaan uit deelnemingen in of vorderingen op een dochtermaatschappij in de zin van artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met het oog op financiering door deze ondernemer van activiteiten van deze dochtermaatschappij,

      • welke lening niet door enige vorm van zekerheid is gedekt, met uitzondering van een persoonlijke borgstelling van een aandeelhouder in de onderneming van de MKB-ondernemer en van een pandrecht gevestigd op aandelen in de dochtermaatschappij,

      • en ten aanzien waarvan de financier in de akte van geldlening afstand heeft gedaan van alle rechten tot verrekening van de niet vervallen aflossingen;

  • j.

    waarde van een achtergestelde lening: het nog niet afgeloste deel van de lening;

  • k.

    aandelenkapitaal: aandelen in het kapitaal van een onderneming van de MKB-ondernemer, die de financier rechtstreeks van de MKB-ondernemer heeft verkregen tegen volstorting van die aandelen in geld, of door omzetting van een achtergestelde lening;

  • l.

    waarde van aandelenkapitaal: het bedrag in geld dat de financier bij de volstorting van de aandelen heeft betaald dan wel, in geval van omzetting van een achtergestelde lening, of een deel daarvan, in aandelenkapitaal, de waarde van de uitstaande lening voor zover die is omgezet in aandelen, vermeerderd onderscheidenlijk verminderd met het bedrag in geld dat wegens de omzetting is bijbetaald door, onderscheidenlijk terugbetaald aan de financier;

  • m.

    risicokapitaal: kapitaal in de vorm van aandelenkapitaal of een achtergestelde lening;

  • n.

    reserveringsquotum: het bedrag dat de minister op aanvraag van een financier vaststelt als maximum voor de som van de garanties voor verstrekkingen van risicokapitaal die:

    • 1°.

      gedurende drie jaar vanaf de datum van de beschikking aan de financier kunnen worden verschaft indien het een eerste toekenning van een reserveringsquotum betreft;

    • 2°.

      gedurende twee jaar vanaf de datum van de beschikking aan de financier kunnen worden verschaft indien reeds eerder een reservingsquotum is toegekend.

  • o.

    groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • 1°.

      een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:

      • meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • volledig aansprakelijk vennoot is van, of

      • overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

    • 2°.

      laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen.

Artikel

2

Garantstelling

Artikel

3

Randvoorwaarden risicokapitaal

Een verstrekking van risicokapitaal aan een MKB-ondernemer kan onder de garantstelling van de Staat worden gebracht indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    blijkens de geringe rentabiliteit is de continuïteit van de onderneming van de MKB-ondernemer voor de korte of middellange termijn niet in het geding;

  • b.

    in de voorafgaande periode van twaalf maanden zijn niet meer middelen ten behoeve van derden aan de onderneming onttrokken dan noodzakelijk voor een redelijk te achten bedrijfsvoering en evenmin is een verplichting tot een zodanige onttrekking aangegaan;

  • c.

    de verstrekking van het risicokapitaal dient niet ter vervanging van eerder aan de MKB-ondernemer verschaft krediet of risicokapitaal;

  • d.

    de waarde van het risicokapitaal dat aan de MKB-ondernemer of, indien de MKB-ondernemer deel uitmaakt van een groep, aan de groep wordt verstrekt tezamen met de waarde van risicokapitaal dat door een andere financier met toepassing van hoofdstuk 3 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen, en van risicokapitaal dat met toepassing van hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen aan de MKB-ondernemer onderscheidenlijk de groep is verstrekt of gelijktijdig wordt verstrekt, bedraagt niet meer dan € 5.000.000;

  • e.

    bij of in verband met het verstrekken van het risicokapitaal verstrekt de financier geen andere goederen dan geld;

  • f.

    de verstrekking van het risicokapitaal draagt zelfstandig bij aan het realiseren van een actief en winstgericht beleid van de financier;

  • g.

    de MKB-ondernemer verplicht zich aan een door de minister als toezichthouder in de zin van de Algemene wet bestuursrecht aangewezen persoon of aan een door de minister aangewezen deskundige derde, voor zover deze dit redelijkerwijs noodzakelijk acht voor de vervulling van zijn taak:

    • 1°.

      inlichtingen te verstrekken en inzage in zakelijke gegevens en bescheiden te verstrekken en de gelegenheid te bieden daarvan kopieën te maken;

    • 2°.

      toegang te verlenen tot plaatsen niet zijnde woningen;

    • 3°.

      anderszins binnen de door hem gestelde termijn alle door hem gewenste medewerking te verlenen.

Artikel

4

Aanmelding en toetsing

Artikel

5

Verplichtingen beheer

Artikel

6

Financiële verplichtingen

Artikel

7

Administratieve en informatieverstrekkingsverplichtingen

Artikel

8

Reikwijdte garantie

Artikel

9

Inroepen van garantie

Artikel

10

Betalingen

Alle betalingen in verband met deze overeenkomst door de financier geschieden door overmaking van de betreffende bedragen naar rekeningnummer ... bij de ... bank, ten name van SenterNovem, onder vermelding van het ... nummer.

Artikel

11

Terugvordering en navordering

Artikel

12

Opzegging

Artikel

13

Geschillen

Artikel

14

Adressering schriftelijke stukken

Schriftelijke stukken ter uitvoering van deze overeenkomst bestemd voor de onder

  • 1

    gemelde partij worden gericht aan

    Ministerie van Economische Zaken,

    SenterNovem, Juliana van Stolberglaan 3, Den Haag.

Schriftelijke stukken ter uitvoering van deze overeenkomst bestemd voor de onder

  • 2

    gemelde partij worden gericht aan

    .....

Artikel

15

Inwerkingtreding

Deze overeenkomst treedt in werking door de ondertekening daarvan door de partijen.

........., ten deze vertegenwoordigd door

  • 1.

    ...

  • 2.

    ...

Deze overeenkomst is getekend op ..... te Den Haag

Toelichting bij de in bijlage 3.1 opgenomen model garantstellingsovereenkomsten

Een aantal bepalingen van de in bijlage 3.1 en 3.2 opgenomen modellen komt letterlijk of materieel overeen met bepalingen in hoofdstuk 3 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen. In deze toelichting op het model worden deze bepalingen niet opnieuw aan de orde gesteld.

Omdat het model voor de garantstellingsovereenkomst ten aanzien van door financiers verstrekte niet converteerbare achtergestelde leningen (bijlage 3.2) materieel niet verschilt van het model ten aanzien van achtergestelde leningen en aandelenkapitaal (bijlage 3.1), wordt volstaan met een toelichting van het laatstgenoemde model.

Artikel 3 (Randvoorwaarden risicokapitaal)

Dit artikel bevat de voorwaarden waaraan concrete verstrekkingen van risicokapitaal moeten voldoen om deze onder de garantstelling te kunnen brengen. Sommige van deze voorwaarden hebben betrekking op de kapitaalverstrekking zelf, andere betreffen de MKB-ondernemer waaraan het risicokapitaal wordt verstrekt. De financier is gehouden na te gaan of de MKB-ondernemer aan deze voorwaarden voldoet. De informatie waarover de financier bijgevolg beschikt of redelijkerwijs zou moeten beschikken is maatgevend voor de beoordeling op grond van artikel 4 of aan de voorwaarden is voldaan.

Het in onderdeel a opgenomen vereiste inzake continuïteit en rentabiliteit van de MKB-ondernemer, dat reeds in de toelichting bij artikel 31, onderdeel a, van het Kaderbesluit EZ-subsidies is behandeld, wordt toegepast bij de beoordeling van de aanmelding overeenkomstig artikel 4 van de overeenkomst. De MKB-ondernemer dient derhalve op dat moment aan deze voorwaarde te voldoen. De ondernemer dient op zichzelf economisch gezond te zijn, maar ook is van belang dat niet een financiering plaatsvindt die de rentabiliteit en continuïteit van het bedrijf in gevaar brengt.

Onderdeel b betreft situaties waarin de ondernemer zonder dat dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering middelen aan de onderneming heeft onttrokken. Door deze gevallen uit te sluiten wordt voorkomen dat het garantstellingsbudget wordt benut voor financieringen die in zekere zin onnodig zijn.

In onderdeel e is bepaald dat de verstrekking van risicokapitaal niet anders dan met geld kan plaatsvinden. Bij financiering door de overdracht van bijvoorbeeld goederen of vorderingen kan gemakkelijk een intransparante situatie ontstaan.

In onderdeel f is een inhoudelijke voorwaarde gesteld ten aanzien van de kapitaalverstrekking om te voorkomen dat op oneigenlijke wijze gebruik wordt gemaakt van dit instrument. Daarvan kan in het bijzonder sprake zijn indien een financiering onder de garantstelling wordt gebracht om het risico van een andere financiering af te dekken. Indien de aankoop van aandelen tegen een abnormaal hoge prijs onder de garantstelling wordt gebracht terwijl daarnaast, ter compensatie, een lening tegen een zeer hoge rente wordt verstrekt, zou de financier na enkele jaren de aandelen tegen een veel lagere prijs kunnen verkopen en voor het geleden verlies een beroep op de garantie kunnen doen. Om dit te voorkomen wordt voor toepassing van de garantstelling vereist dat de kapitaalverstrekking als zodanig bijdraagt aan het realiseren van een actief en winstgericht beleid of, anders gezegd, commercieel interessant is.

Onderdeel g beoogt zeker te stellen dat zonodig zijdens de minister boekenonderzoek bij de MKB-ondernemer kan plaatsvinden. Onder omstandigheden kan twijfel bestaan of de feitelijke situatie van de MKB-ondernemer overeen komt met het beeld zoals dat naar voren komt uit de door de financier verstrekte informatie. Het is wenselijk dat alsdan de bevoegdheid bestaat toezicht uit te oefenen zoals dat gebruikelijk is in het kader van publiekrechtelijke subsidieverhoudingen. De essentie van de bepalingen van afdeling 5.2 van hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht is om die reden overgenomen in onderdeel g.

Artikel 4 (Aanmelding en toetsing)

Indien een financier een garantstellingsovereenkomst met de Staat heeft gesloten en beschikt over een reserveringsquotum kan hij financieringen aangaan met gebruikmaking van de garantstelling. Om de financier zekerheid te kunnen bieden dat de financiering voldoet aan de in hoofdstuk 3 van de regeling en overeenkomst gestelde voorwaarden wordt de voorgenomen financiering aangemeld bij de Staat, dat wil zeggen agentschap SenterNovem van het Ministerie van Economische Zaken. SenterNovem constateert of de financiering aan de voorwaarden voldoet en informeert vervolgens de financier dat de financiering onder de garantstelling wordt gebracht of dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan.

Omdat de melding plaats vindt op basis van een ontwerp-financieringsovereenkomst, staat niet op voorhand vast dat de financiering ook daadwerkelijk zal plaatsvinden. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat een MKB-ondernemer verschillende financiers om een offerte heeft gevraagd. Alsdan zou het mogelijk zijn dat verscheidene garanties voor één en dezelfde financiering worden verleend of dat garanties voor een MKB-ondernemer worden afgegeven tot boven het maximale financieringsbedrag van € 5.000.000. Om die reden is in het derde lid bepaald dat de garantie eerst geldig wordt nadat de definitieve financieringsovereenkomst is overgelegd en nadat is geconstateerd dat nog steeds wordt voldaan aan de in artikel 3 genoemde voorwaarden.

Artikel 5 (Verplichtingen beheer)

Dit artikel bevat enkele algemene verplichtingen ten aanzien van de financier evenals bepalingen over wijzigingen van het aflossingsschema van een achtergestelde lening.

In het eerste lid is een algemene zorgplicht vastgelegd om een actief en winstgericht financieringsbeleid te voeren, rekening houdend met het belang van de garantsteller. Dit impliceert onder meer dat de financier op de hoogte moet zijn van belangrijke ontwikkelingen bij de MKB-ondernemer waarin is geïnvesteerd, opdat de financier en de Staat als garantsteller niet onnodig voor onaangename verrassingen worden gesteld. Het financieringsbeleid heeft betrekking op alle werkzaamheden die een goed huisvader betaamt, ongeacht of het de verstrekking, het beheren in enge zin of de vervreemding van het risicokapitaal betreft.

Het tweede, derde en vierde lid weerspiegelen de eisen die in artikel 24 van het Kaderbesluit EZ-subsidies zijn gesteld op het vlak van deskundigheid, betrouwbaarheid en integriteit. Financiers dienen aan de eisen die voor het sluiten van de garantstellingsovereenkomst worden gesteld, te blijven voldoen. Integriteit betreft onder meer het voorkomen van verstrengeling van tegengestelde belangen. Een voorbeeld van belangenverstrengeling en de mogelijke gevolgen daarvan is de situatie waarin een aandeelhouder van een participatiemaatschappij die tevens aandeelhouder is van een andere participatiemaatschappij, aandelen van de ene naar de andere maatschappij overdraagt tegen kunstmatige prijzen, waardoor de maatschappij benadeeld wordt.

Het vijfde lid betreft specifiek het risico van belangenverstrengeling in geval bij de financier betrokkenen investeringen doen door het verstrekken van krediet of risicokapitaal aan de MKB-ondernemer die met garantie is gefinancierd. Bij een dergelijke samenloop kan belangenverstrengeling aan de orde zijn, reden om te vergen dat die parallelle financieringen passen in een redelijk financieringsbeleid.

Ingevolge het zesde lid vergt een wijziging van het aflossingsschema die lagere aflossingen of een temporisering behelst, in beginsel de toestemming van de Staat. Op deze wijze kan worden getoetst of de beoogde aanpassing niet strijdig is met het belang van de ondernemer of met het (financiële) belang van de Staat. Het toestemmingsvereiste geldt niet voor zover de wijziging voortvloeit uit de eerste opschorting van aflossingen gedurende ten hoogste een jaar. Voor dergelijke wijzigingen met relatief beperkte gevolgen volstaat dat de Staat hierover wordt geïnformeerd overeenkomstig artikel 7, tweede lid.

Het zevende lid bevat de concrete criteria voor het verlenen van toestemming. Duidelijk moet zijn dat de opschorting noodzakelijk is vanwege liquiditeitsproblemen van de MKB-ondernemer (onderdeel a). Verder moeten voor de oplossing daarvan maatregelen worden genomen, waarbij ook het belang van de ondernemer op de langere termijn moet worden betrokken (onderdeel b). Het criterium van onderdeel c tenslotte betreft het belang van de Staat als garantsteller en beoogt in het bijzonder te voorkomen dat de aflossing van een gegarandeerde lening wordt opgeschort terwijl op andere leningen wel afgelost wordt. Op die wijze zou de financier zijn risico’s op de Staat kunnen afwentelen. Bij de noodzaak van evenwichtige aanwending van beschikbare middelen dient rekening te worden gehouden met de aard van de desbetreffende leningen. In het bijzonder kan een achterstellingsclausule reden zijn voor een niet evenredige aanwending van middelen voor aflossingen.

Artikel 6 (Financiële verplichtingen)

Onder omstandigheden kan de zesjaarstermijn averechts uitwerken, bijvoorbeeld indien de MKB-ondernemer in financieel zwaar weer is geraakt. Handhaving van de premieplicht zou dan de financier ertoe kunnen brengen faillissement van de ondernemer aan te vragen. Alsdan kan de premie op grond van het vijfde lid worden kwijtgescholden. Hiertoe dient de kapitaalverstrekker een beargumenteerd en gedocumenteerd verzoek te doen aan de Staat.

Artikel 7 (Administratieve en informatieverstrekkingsverplichtingen)

In dit artikel zijn verplichtingen opgenomen ten aanzien van de administratie en de informatieverstrekking van de financier aan het ministerie. Onder omstandigheden kan het ministerie nader inzicht willen hebben in de samenhang tussen de gegarandeerde en de andere financieringen die door de financier aan een MKB-ondernemer zijn verstrekt en in de gang van zaken bij de gefinancierde MKB-ondernemers. Het vierde lid verplicht de financier alsdan de desbetreffende informatie te verschaffen.

Artikel 8 (Reikwijdte garantie)

Dit artikel bevat regels omtrent het inroepen van de garantie. In het eerste lid is bepaald op welke situaties de garantie betrekking heeft.

Het tweede tot en met het zesde lid bevatten nadere voorwaarden voor het inroepen van de garantstelling om te voorkomen dat de garantie wordt gebruikt om onnodige verliezen af te wentelen. Het tweede lid betreft de situatie dat middelen aan de onderneming zijn onttrokken zonder dat dit een bedrijfsmatige reden heeft. Het kan bijvoorbeeld gaan om uitzonderlijk hoge management- of commissariskosten. Niet altijd is de financier op de hoogte van dergelijke kapitaalonttrekkingen of is de financier in staat deze te voorkomen. Om die reden is in de voorwaarde vermeld dat de financier op enigerlei wijze aan de onttrekking moet hebben meegewerkt. Het is in een voorkomend geval aan de financier om aan te tonen dat hij niet op de hoogte was en redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn van de onttrekking, dan wel dat heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem kan worden gevergd om de onttrekking te voorkomen.

Voor het geval van verliesgevende verkoop van aandelenkapitaal gelden extra voorwaarden om te voorkomen dat hierbij de belangen van de Staat tekort wordt gedaan. Een vervreemding binnen twee jaar is niet gebruikelijk en bergt het risico in zich dat de participatie ten koste van de MKB-ondernemer wordt vervreemd. Verder moet ook voorkomen worden dat bij de vervreemding sprake is van een oneigenlijke belangenvermenging van de financier, beheerder en aandeelhouders of vennoten. In verband hiermee is in het tweede lid bepaald dat de vervreemding moet plaatsvinden tegen een prijs die past in het voeren van een actief en winstgericht beleid. Indien vervreemding plaats vindt aan betrokkenen bij de financier, kan de kans op belangenverstrengeling op voorhand aanwezig worden geacht. In dat geval worden aanvullende eisen gesteld om te voorkomen dat de prijsstelling op oneigenlijke wijze plaats vindt.

In het vierde lid worden nadere voorwaarden gesteld aan verliesdeclaraties vanwege kwijtschelding van achtergestelde leningen. Een financier kan verlies lijden op risicokapitaal als de desbetreffende ondernemer financieel in de problemen komt. Als een ondernemer failliet dreigt te gaan, kan de financier proberen dat te voorkomen door aanpassing van de financieringsvoorwaarden, bijvoorbeeld door een gedeeltelijke of gehele kwijtschelding van een achtergestelde lening. Op die wijze kan de overlevingskans van de onderneming worden vergroot, hetgeen ook in het belang is van de financier. Tegelijkertijd lijdt deze een verlies als gevolg van de kwijtschelding. Om die reden omvat de garantie van dit instrument ook deze vorm van verlies. Voorwaarde is dat de kwijtschelding noodzakelijk moet zijn – het moet gaan om een onontkoombaar verlies. Verder is van belang dat met het belang van de Staat rekening is gehouden en wordt gehouden, onder meer door een evenwichtige aanwending van eventuele baten. De liquiditeitsproblemen dienen niet eenzijdig op de gegarandeerde achtergestelde lening worden afgewenteld, ten voordele van andere financieringen aan de MKB-ondernemer. Dit betekent onder meer dat indien een financier twee achtergestelde leningen aan een MKB-ondernemer heeft verstrekt waarvan één onder de garantstelling is gebracht, de aflossingen naar rato aan beide leningen ten goede dienen te komen. Bij een combinatie van een gegarandeerde achtergestelde lening en een andere, niet achtergestelde lening kan ook een beperkter aflossing op de achtergestelde lening aanvaardbaar zijn.

Een enigszins vergelijkbare situatie doet zich voor indien de MKB-ondernemer niet in staat is aflossingen te doen – terwijl er geen reden is over te gaan tot kwijtschelding van de lening.

Dan lijdt de financier de facto een verlies. Van belang is of de aflossingen binnen een afzienbare termijn kunnen worden hervat of dat de financiële problemen van de ondernemer een structureel karakter dragen. Om die reden is het niet afgeloste deel van de lening eerst declarabel onder de garantie indien gebleken is dat de ondernemer feitelijk niet aan zijn aflossingsverplichtingen kan voldoen – ongeacht of aflossingen zijn opgeschort in overeenstemming met de financier – en indien naar verwachting ook in de nabije toekomst geen aflossingen zullen worden gedaan. Voorts geldt hier de hiervoor reeds besproken voorwaarde dat rekening is gehouden en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller.

In het zesde lid worden nadere voorwaarden geformuleerd voor verliesdeclaraties bij faillissement, surséance van betaling of toepassing van de schuldsaneringsregeling. Ten eerste is van belang dat aannemelijk kan worden gemaakt dat ter zijner tijd daadwerkelijk een verlies zal worden geleden. Ten tweede geldt ook hier de voorwaarde dat rekening is gehouden met het belang van de Staat als garantsteller. Anders dan in de hiervoor besproken situaties geldt deze voorwaarde niet voor de toekomst omdat het faillissementsrecht daarvoor een eigen kader biedt. Dat kent de nodige waarborgen voor een evenwichtige afwikkeling van financieringsrelaties.

Op grond van het zevende lid hoeft uitbetaling op een verlies niet of niet geheel plaats te vinden indien de financier niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Bij de toepassing van deze bepaling wordt rekening gehouden met de aard van het verzuim. Een (gedeeltelijke) uitbetaling ligt bijvoorbeeld niet in de rede als de financier stelselmatig in gebreke is gebleven bij de betaling van de provisie. Het inroepen van deze clausule, althans een volledige strafkorting, ligt veel minder voor de hand indien het verzuim zich beperkt tot bijvoorbeeld het niet tijdig voldoen aan de in artikel 7, tweede en derde lid, bedoelde informatieverplichtingen. De in artikel 5, eerste tot en met vijfde lid, opgenomen verplichtingen hebben kort gezegd betrekking op een gezonde bedrijfvoering. Eerst bij wezenlijke misstanden zal er reden zijn niet tot een (volledige) uitbetaling over te gaan omdat alsdan niet valt uit te sluiten dat het verlies geheel of gedeeltelijk is veroorzaakt door de gebrekkige bedrijfsvoering. Een gezonde bedrijfsvoering veronderstelt dat ten aanzien van verstrekt risicokapitaal de noodzakelijke beheersmaatregelen worden getroffen. Om die reden is tevens bepaald dat de financier dit zonodig moet kunnen aantonen. Krachtens artikel 5 van de overeenkomst is de financier onder meer verplicht het risicokapitaal actief en winstgericht te beheren en zorg te dragen voor de deskundigheid van de betrokkenen. Bijgevolg geldt als maatstaf dat die maatregelen zijn getroffen die een redelijk handelend en redelijk bekwaam beheerder in het kader van een actief en winstgericht beleid zou hebben getroffen.

Ingevolge het achtste lid bedraagt het voor de garantie relevante verlies het verschil tussen de feitelijke waarde en de restwaarde die uiteindelijk is verkregen. Daarnaast gelden de dividendinkomsten als aftrekpost voor aandelenkapitaal. Op deze wijze wordt voorkomen dat de financier inkomsten genereert die impliciet later voor 50% ten koste van de garantsteller komen.

In geval van verscheidene financieringen kan onduidelijkheid bestaan over de omvang van het verlies. Indien bijvoorbeeld meermalen met garantie aandelenkapitaal is verschaft waarop gedeeltelijk verlies wordt geleden, is op grond van het negende lid de waarde van het eerst verkregen aandelenkapitaal bepalend voor de berekening van het verlies. Het tiende lid betreft de situatie waarin niet alle verstrekkingen van risicokapitaal onder de garantstelling zijn gebracht. Indien bijvoorbeeld 60% van de financieringen gegarandeerd was, zal bij verlies op een deel van het risicokapitaal voor slechts 60% van dat verlies een beroep op de garantie kunnen worden gedaan.

Artikel 9 (Inroepen van garantie)

Dit artikel betreft de procedure voor het inroepen van de garantie.

Artikel 11 (Terugvordering en navordering)

Bij afschrijving van een achtergestelde lening is niet sprake van een definitief verlies. Het is mogelijk dat naderhand alsnog een aflossing op de lening plaatsvindt. Het tweede lid van artikel 12 verplicht de financier in deze gevallen alsdan de helft van deze aflossingen aan de Staat te betalen. Bij faillissement e.d. is nog niet sprake van een daadwerkelijk verlies, althans het verlies staat nog niet definitief vast. Indien de financier ontvangsten heeft uit het akkoord of uit de liquidatie-uitkering, dienen deze eveneens voor 50% te worden doorbetaald aan de Staat.

Artikel 12 (Geschillen)

Zonodig kan de overeenkomst door de Staat worden opgezegd op de in het eerste lid genoemde gronden. Op grond van onderdeel a kan opzegging plaatsvinden indien de financier zijn verplichtingen niet nakomt. Daarnaast is opzegging door de Staat mogelijk indien de status van de financier is gewijzigd, hetzij indien faillissement of een vergelijkbare voorziening is aangevraagd, hetzij bij ontbinding van de rechtspersoon van de financier. Tenslotte kan de Staat de overeenkomst opzeggen indien deze als gevolg van Europeesrechtelijke ontwikkelingen niet langer in overeenstemming zou zijn met de regels van de Europese Gemeenschap ten aanzien van staatsteun.

Voor zover deze opzeggingsgronden verband houden of verband kunnen houden met een tekortkoming die hersteld kan worden, dient op grond van het tweede lid de Staat daarvoor de gelegenheid te bieden.

Het ligt in de rede dat de partijen bij opzegging van de overeenkomst in onderhandeling treden en in een vaststellingsovereenkomst regelen hoe de garantstellingsovereenkomst dient te worden afgewikkeld. Afhankelijk van de omstandigheden kan bijvoorbeeld worden afgesproken dat lopende garantieverplichtingen niet worden aangetast door een opzegging van de overeenkomst, onder gelijktijdige afkoop van de nog niet betaalde premies. Indien de overeenkomst wordt opgezegd in verband met Europeesrechtelijke verplichtingen, is het in elk geval wenselijk de lopende garanties te ontzien. Daarom is in het derde lid bepaald dat alsdan de verplichtingen ingevolge bestaande garanties onverlet blijven.

Bijlage

3.2

Model garantstellingsovereenkomst ten aanzien van niet converteerbare achtergestelde leningen als bedoeld in artikel 30, vijfde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies en artikel 3.7, tweede lid, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen

Model garantstellingsovereenkomst ten aanzien van niet converteerbare achtergestelde leningen

Overeenkomst tussen:

  • 1.

    De Staat der Nederlanden, hierna te noemen: de Staat,

    vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken;

  • 2.

    ...., hierna te noemen financier;

Partijen zijn het volgende overeengekomen:

Artikel

1

Definitiebepalingen

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • a.

    minister: de Minister van Economische Zaken;

  • b.

    kapitaalvennootschap:

    • 1°.

      een vennootschap als bedoeld in artikel 1 van de Eerste Richtlijn 68/151/EEG van de Raad van 9 maart 1968 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de Lid-Staten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 58 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks ten einde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PB EG L 65), of

    • 2°.

      een kapitaalvennootschap die is ingericht naar het recht van één van de lidstaten van de Europese Unie, die rechtspersoonlijkheid bezit, een apart vermogen heeft dat bij uitsluiting voor de schulden van de vennootschap kan worden aangesproken en op grond van haar nationale wetgeving onderworpen is aan garantievoorwaarden zoals bedoeld in Richtlijn 68/151/EEG van de Raad om de belangen van zowel deelgerechtigden als derden te beschermen;

  • c.

    MKB-ondernemer: een ondernemer die een kleine onderneming of een middelgrote onderneming in stand houdt;

  • d.

    kleine onderneming: kleine onderneming in de zin van verordening (EG) nr. 800/ 2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van artikel 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) (PbEU L 214);

  • e.

    middelgrote onderneming: een middelgrote onderneming in de zin van verordening (EG) nr. 800/ 2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van artikel 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) (PbEU L 214);

  • f.

    participatiemaatschappij: een vennootschap in de vorm van een kapitaalvennootschap of een vennootschap met een afgescheiden vermogen, ingericht naar het recht van één van de lidstaten van de Europese Unie, die blijkens haar statuten of blijkens de overeenkomst waarbij zij is aangegaan tot doel heeft of mede tot doel heeft het verstrekken van risicokapitaal aan ondernemers teneinde winst te behalen, met uitzondering van startersfondsen als bedoeld in artikel 4.1 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen;

  • g.

    bank: een een kredietinstelling die voldoet aan de omschrijving van bank als vermeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en die bevoegd is in een lidstaat van de Europese Unie het bedrijf van bank uit te oefenen;

  • h.

    financier: een bank of een participatiemaatschappij of een andere, door de minister aangewezen instelling;

  • i.

    achtergestelde lening:

    • 1°.

      een lening van geld door een financier aan een MKB-ondernemer met het oog op de financiering door deze onderneming van eigen activiteiten,

      • welke lening niet door enige vorm van zekerheid is gedekt, met uitzondering van een borgstelling die een aandeelhouder in de onderneming van de MKB-ondernemer op persoonlijke titel heeft gegeven,

      • waarop de MKB-ondernemer krachtens een daartoe strekkende bepaling in de akte van geldlening in geval van ontbinding, een akkoord na verlening van surseance van betaling, een akkoord in faillissement of een akkoord na het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen met betrekking tot de MKB-ondernemer waaraan de achtergestelde lening is verstrekt, eerst verplicht is de niet vervallen aflossingen te betalen nadat alle andere op dat moment bestaande schulden van de debiteur zijn voldaan, met uitzondering van schulden ingevolge vorderingen waaraan een bepaling van gelijke aard als voornoemde bepaling zijn verbonden en ingevolge geldleningen die zijn verstrekt door aandeelhouders in de onderneming van de MKB-ondernemer, en

      • ten aanzien waarvan de financier in de vorenbedoelde akte van geldlening afstand heeft gedaan van alle rechten tot verrekening van de niet vervallen aflossingen; of

    • 2°.

      een lening van geld door een financier aan een MKB-ondernemer die een rechtspersoon is wiens activa slechts bestaan uit deelnemingen in of vorderingen op een dochtermaatschappij in de zin van artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met het oog op financiering door deze ondernemer van activiteiten van deze dochtermaatschappij,

      • welke lening niet door enige vorm van zekerheid is gedekt, met uitzondering van een persoonlijke borgstelling van een aandeelhouder in de onderneming van de MKB-ondernemer en van een pandrecht gevestigd op aandelen in de dochtermaatschappij,

      • en ten aanzien waarvan de financier in de akte van geldlening afstand heeft gedaan van alle rechten tot verrekening van de niet vervallen aflossingen;

  • j.

    waarde van een achtergestelde lening: het nog niet afgeloste deel van de lening;

  • k.

    aandelenkapitaal: aandelen in het kapitaal van een onderneming van de MKB-ondernemer, die de financier rechtstreeks van de MKB-ondernemer heeft verkregen tegen volstorting van die aandelen in geld, of door omzetting van een achtergestelde lening;

  • l.

    waarde van aandelenkapitaal: het bedrag in geld dat de financier bij de volstorting van de aandelen heeft betaald dan wel, in geval van omzetting van een achtergestelde lening, of een deel daarvan, in aandelenkapitaal, de waarde van de uitstaande lening voor zover die is omgezet in aandelen, vermeerderd onderscheidenlijk verminderd met het bedrag in geld dat wegens de omzetting is bijbetaald door, onderscheidenlijk terugbetaald aan de financier;

  • m.

    risicokapitaal: kapitaal in de vorm van aandelenkapitaal of een achtergestelde lening;

  • n.

    reserveringsquotum: het bedrag dat de minister op aanvraag van een financier vaststelt als maximum voor de som van de garanties voor verstrekkingen van risicokapitaal die:

    • 1°.

      gedurende drie jaar vanaf de datum van de beschikking aan de financier kunnen worden verschaft indien het een eerste toekenning van een reserveringsquotum betreft;

    • 2°.

      gedurende twee jaar vanaf de datum van de beschikking aan de financier kunnen worden verschaft indien reeds eerder een reservingsquotum is toegekend.

  • o.

    groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • 1°.

      een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:

      • meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • volledig aansprakelijk vennoot is van, of

      • overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

    • 2°.

      laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen.

Artikel

2

Garantstelling

Artikel

3

Randvoorwaarden risicokapitaal

Een niet converteerbare achtergestelde lening aan een MKB-ondernemer kan onder de garantstelling van de Staat worden gebracht indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    blijkens de geringe rentabiliteit is de continuïteit van de onderneming van de MKB-ondernemer voor de korte of middellange termijn niet in het geding;

  • b.

    in de voorafgaande periode van twaalf maanden zijn niet meer middelen ten behoeve van derden aan de onderneming onttrokken dan noodzakelijk voor een redelijk te achten bedrijfsvoering en evenmin is een verplichting tot een zodanige onttrekking aangegaan;

  • c.

    de verstrekking van de lening dient niet ter vervanging van eerder aan de MKB-ondernemer verschaft krediet of risicokapitaal;

  • d.

    de waarde van de lening die aan de MKB-ondernemer of, indien de MKB-ondernemer deel uitmaakt van een groep, aan de groep wordt verstrekt tezamen met de waarde van risicokapitaal dat door een andere financier met toepassing van hoofdstuk 3 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen, en van risicokapitaal dat met toepassing van hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen aan de MKB-ondernemer onderscheidenlijk de groep is verstrekt of gelijktijdig wordt verstrekt, bedraagt niet meer dan € 5.000.000;

  • e.

    bij of in verband met het verstrekken van de lening verstrekt de financier geen andere goederen dan geld;

  • f.

    de lening draagt zelfstandig bij aan het realiseren van een actief en winstgericht beleid van de financier;

  • g.

    de MKB-ondernemer verplicht zich aan een door de minister als toezichthouder in de zin van de Algemene wet bestuursrecht aangewezen persoon of aan een door de minister aangewezen deskundige derde, voor zover deze dit redelijkerwijs noodzakelijk acht voor de vervulling van zijn taak:

    • 1°.

      inlichtingen te verstrekken en inzage in zakelijke gegevens en bescheiden te verstrekken en de gelegenheid te bieden daarvan kopieën te maken;

    • 2°.

      toegang te verlenen tot plaatsen niet zijnde woningen;

    • 3°.

      anderszins binnen de door hem gestelde termijn alle door hem gewenste medewerking te verlenen.

Artikel

4

Aanmelding en toetsing

Artikel

5

Verplichtingen beheer

Artikel

6

Financiële verplichtingen

Artikel

7

Administratieve en informatieverstrekkingsverplichtingen

Artikel

8

Reikwijdte garantie

Artikel

9

Inroepen van garantie en toetsing

Artikel

10

Betalingen

Alle betalingen in verband met deze overeenkomst door de financier geschieden door overmaking van de betreffende bedragen naar rekeningnummer PM PMxxxxx bij de ---financier, ten name van SenterNovem, onder vermelding van het PM PM---nummer

Artikel

11

Terugvordering en navordering

Artikel

12

Opzegging

Artikel

13

Geschillen

Artikel

14

Adressering schriftelijke stukken

Schriftelijke stukken ter uitvoering van deze overeenkomst bestemd voor de onder

  • 1

    gemelde partij worden gericht aan

    Ministerie van Economische Zaken,

    SenterNovem, Juliana van Stolberglaan 3, Den Haag.

Schriftelijke stukken ter uitvoering van deze overeenkomst bestemd voor de onder

  • 2

    gemelde partij worden gericht aan

    .....

Artikel

15

Inwerkingtreding

Deze overeenkomst treedt in werking door de ondertekening daarvan door de partijen.

........., ten deze vertegenwoordigd door

  • 1.

    ...

  • 2.

    ...

Deze overeenkomst is getekend op ..... te Den Haag

Bijlage

3.3

Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.

Bijlage

3.4

Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.

Bijlage

4.1

Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.

Bijlage

4.2

Model geldleningsovereenkomst als bedoeld in artikel 30, vijfde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies en artikel 4.13, tweede lid, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen

Overeenkomst tussen:

  • 1.

    De Staat der Nederlanden, hierna te noemen: de Staat,

    vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken;

  • 2.

    ...., hierna te noemen startersfonds;

Partijen zijn het volgende overeengekomen:

Artikel

1

Begripsbepalingen

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • a.

    minister: de Minister van Economische Zaken;

  • b.

    kapitaalvennootschap:

    • 1°.

      een vennootschap als bedoeld in artikel 1 van de Eerste Richtlijn 68/151/EEG van de Raad van 9 maart 1968 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de Lid-Staten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 58 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks ten einde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PB EG L 65), of

    • 2°.

      een kapitaalvennootschap die ten tijde van de eerste verstrekking van risicodragend kapitaal op grond van deze regeling is ingericht naar het recht van één van de lidstaten van de Europese Unie, die rechtspersoonlijkheid bezit, een apart vermogen heeft dat bij uitsluiting voor de schulden van de vennootschap kan worden aangesproken en op grond van haar nationale wetgeving onderworpen is aan garantievoorwaarden zoals bedoeld in Richtlijn 68/151/EEG van de Raad om de belangen van zowel deelgerechtigden als derden te beschermen;

  • c.

    technostarter: een rechtspersoon die een onderneming drijft:

    • 1°.

      die voor eigen rekening en risico producten, processen of diensten – niet zijnde adviezen – verkoopt en levert, die zijn gebaseerd op een nieuwe technische vinding of een nieuwe toepassing van bestaande technologie;

    • 2°.

      die ten hoogste vijf jaar geleden is ingeschreven in het handelsregister;

    • 3°.

      die ten tijde van de eerste verstrekking van risicodragend kapitaal op grond van hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen voldoet aan de definitie van middelgrote, kleine of micro-ondernemingen;

  • d.

    technostartervennootschap: een technostarter die

    • 1°.

      een onderneming drijft in de vorm van een kapitaalvennootschap, en

    • 2°.

      zijn primaire bedrijfsactiviteiten in Nederland uitvoert,

    behoudens voor zover de onderneming behoort tot de economische sectoren van landbouw, visserij, aquacultuur of scheepsbouw of tot de EGKS-sectoren;

  • e.

    achtergestelde vordering: een vordering van het startersfonds ten laste van een technostartervennootschap

    • 1°.

      die het startersfonds heeft verkregen door aan de technostartervennootschap geld ter leen te verstrekken,

    • 2°.

      die niet door enige vorm van zekerheid is gedekt, en

    • 3°.

      waarop de debiteur krachtens een daartoe strekkende bepaling in de akte van geldlening in geval van ontbinding, een akkoord na verlening van surséance van betaling of een akkoord in faillissement van de debiteur, eerst verplicht is rente en aflossing te betalen nadat alle andere op dat moment bestaande schulden van de debiteur zijn voldaan, met uitzondering van de schulden die voortvloeien uit leningen waaraan een bepaling van gelijke aard als voornoemde bepaling is verbonden,

    • 4°.

      terwijl ingevolge de vorenbedoelde akte van geldlening de crediteur afstand heeft gedaan van alle rechten tot verrekening van de rente en aflossing;

  • f.

    groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • 1°.

      een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die direct of indirect:

      • meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • volledig aansprakelijk vennoot is van of

      • overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

    • 2°.

      laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

  • g.

    participatie: risicodragend kapitaal in de vorm van

    • 1°.

      aandelen in het kapitaal van een technostartervennootschap die het startersfonds rechtstreeks van de technostartervennootschap heeft verkregen tegen volstorting van die aandelen in geld, of door omzetting van een achtergestelde vordering; of

    • 2°.

      aandelen in het kapitaal van een technostartervennootschap als bedoeld onder 1° in combinatie met een achtergestelde vordering;

  • h.

    verkrijgingsprijs van een participatie: het bedrag in geld waarvoor het startersfonds de participatie heeft verkregen;

  • i.

    fondsplan: een plan van het startersfonds tot uitvoering van een met elkaar samenhangend geheel van activiteiten die bestaan uit het verkrijgen, beheren en beëindigen van participaties en het begeleiden van de desbetreffende technostartervennootschappen;

  • j.

    investeringsperiode: de periode gedurende welke het startersfonds activiteiten verricht ter verkrijging van participaties;

  • k.

    investeringsbudget: de financiële middelen die het startersfonds beschikbaar heeft of zal hebben en die bestemd zijn om de verkrijgingsprijs van participaties te voldoen;

  • l.

    inkomsten: alle op geld waardeerbare voordelen die het startersfonds heeft uit de participatie, waaronder dividend, rente, aflossingen, opties, de prijs waartegen de participatie is vervreemd, de prijs waartegen de participatie door de desbetreffende technostartervennootschap is ingekocht of terugbetaald en de liquidatie-uitkering;

  • m.

    beheerskosten: alle kosten die het startersfonds maakt voor het verkrijgen, behouden en beëindigen van participaties, met inbegrip van de kosten van begeleiding van technostartervennootschappen, uitgezonderd de verkrijgingsprijs van de participaties;

  • n.

    fondspartij: een aandeelhouder of hoofdelijk aansprakelijk vennoot van het startersfonds;

  • o.

    eigen bijdrage: de geldelijke middelen die door de fondspartijen in het investeringsfonds zijn ingebracht en die daadwerkelijk zijn gebruikt voor het verkrijgen van participaties;

  • p.

    referentierente: de referentierentevoet, bedoeld in de Mededeling van de Commissie over de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld(PbEG 1997, C 273), zoals laatstelijk vastgesteld voor Nederland, en vermeerderd met 4%.

Artikel

2

Verstrekking lening

Artikel

3

Opname van de lening

Artikel

4

Overboeking van inkomsten uit participaties

Artikel

5

Verkrijging van participaties

Artikel

6

Vervreemding van participaties

Artikel

7

Fondsbeheer algemeen

Artikel

8

Administratie en informatieverstrekking

Artikel

9

Status van startersfonds

Artikel

10

Opzegging

Artikel

11

Geschillen

Artikel

12

Adressering schriftelijke stukken

Schriftelijke stukken ter uitvoering van deze overeenkomst bestemd voor de onder 1 gemelde partij worden gericht aan

Ministerie van Economische Zaken,

TechnoPartner, SenterNovem, Juliana van Stolberglaan 3, Den Haag.

Schriftelijke stukken ter uitvoering van deze overeenkomst bestemd voor de onder 2 gemelde partij worden gericht aan

.....

Artikel

13

Betalingen

Alle betalingen in verband met deze overeenkomst door het startersfonds geschieden door overmaking van de betreffende bedragen naar rekeningnummer 19.23.24.217 bij de Rabobank, ten name van TechnoPartner/SenterNovem, onder vermelding van het projectnummer

Artikel

14

Inwerkingtreding

Deze overeenkomst treedt in werking door de ondertekening daarvan door de partijen.

........., ten deze vertegenwoordigd door

  • 1.

    ...

  • 2.

    ...

Deze overeenkomst is getekend op ..... te Den Haag

Bijlage

5.1

Instellingen die op grond van artikel 5.1 worden aangemerkt als kennisinstelling

  • a.

    Instellingen voor hoger onderwijs en academische ziekenhuizen, bedoeld in de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

  • b.

    Universiteit Nyenrode

  • c.

    de volgende onderzoeksinstellingen:

    • de NWO-instituten

    • de KNAW-instituten

    • het Nederlands Kanker Instituut

    • het European Science en Technology Centre (ESTeC)

    • de Stichting Energieonderzoek Centrum Nederland

    • de Stichting Grondmechanica Delft

    • de Stichting Maritiem Research Instituut Nederland

    • de Stichting Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Laboratorium

    • de Stichting Waterloopkundig Laboratorium

    • de Stichting Dutch Polymer Institute

    • de Stichting Netherlands Institute for Metals Research

    • Wageningen Center for Food Services

    • de Stichting Telematica-Instituut

    • de Stichting Nederlands Instituut voor Zuivel Onderzoek

    • de Stichting Hout Research te Wageningen

    • de Nederlandse organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek TNO

    • de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek en de onder de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek ressorterende onderzoekorganisaties, waaraan deze stichting direct of indirect 100 procent van het geplaatste kapitaal verschaft.

Bijlage

5.2

Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.

Bijlage

5.3

Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.

Bijlage

7.1

Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.

Bijlage

7.2

Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.

Bijlage

8.1

Model overeenkomst van borgtocht als bedoeld in artikel 30, vijfde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies en artikel 8.8 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen

Partijen:

  • 1.

    De Staat der Nederlanden, (de borg, hierna te noemen: de Staat),

    te deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken,

    (hierna te noemen: de Minister);

en

  • 2.

    (de naamloze vennootschap / de besloten vennootschap / )*......... ......., statutair gevestigd te......... en kantoor houdende te................ aan de ..................nr......, waarvan de gegevens zijn vermeld in het Overzicht,

    te deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door ..................................................

    (de schuldeiser, hierna te noemen: de Bank);

    (* doorhalen wat niet van toepassing is, evt. andere rechtsvorm invullen)

in aanmerking nemende dat:

  • a.

    scheepswerf ............. statutair gevestigd te......... van welke de gegevens zijn vermeld in het Overzicht met inbegrip van de groep waartoe de scheepswerf behoort (de hoofdschuldenaar, hierna te noemen: de Scheepswerf) en opdrachtgever .............. statutair gevestigd te......... van welke de gegevens zijn vermeld in het Overzicht (hierna te noemen: de Opdrachtgever) een contract hebben gesloten voor de bouw in Nederland van een schip met bouwnummer .................. (hierna te noemen: het Schip);

  • b.

    de Scheepswerf met de Bank een kredietovereenkomst heeft gesloten op grond waarvan de Bank een krediet zal verstrekken voor de financiering van de bouw van het Schip;

  • c.

    de Bank in het kader van het sluiten van de kredietovereenkomst een analyse heeft gemaakt van de kredietwaardigheid van de Scheepswerf, toeleveranciers, de Opdrachtgever en het risicoprofiel van de bouw van het schip, en hierna heeft besloten krediet te verstrekken overeenkomstig de kredietovereenkomst, de totstandkoming van welke kredietovereenkomst evenwel afhankelijk is van de beschikbaarheid van borgstelling;

  • d.

    de Bank bij de Staat een aanvraag heeft ingediend om subsidie in de vorm van borgtocht;

  • e.

    de Minister, gezien het bij de aanvraag overgelegde contract tussen Scheepswerf en Opdrachtgever en gezien de bij de aanvraag overgelegde kredietovereenkomst, overeenkomstig het Kaderbesluit EZ-subsidies en hoofdstuk 8 van de Subsidieregeling starten, groeien, overdragen van ondernemingen in zijn besluit van .........., nr. ..........heeft besloten de subsidieaanvraag te honoreren en de subsidie te verstrekken in de vorm van de in deze overeenkomst vastgelegde borgstelling.

zijn overeengekomen als volgt:

§

1

Definities

Artikel

1

Definities

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • a.

    Borgstellingsovereenkomst: deze overeenkomst van borgtocht tussen de Staat en de Bank;

  • b.

    Overzicht: het van deze Borgstellingsovereenkomst deel uitmakend overzicht van namen van partijen bij en de essentialia van het contract tussen Scheepswerf en Opdrachtgever, van de Kredietovereenkomst en van de Borgstellingsovereenkomst;

  • c.

    Kredietovereenkomst: de schriftelijke overeenkomst tussen de Scheepswerf en de Bank op grond waarvan de Bank het Kredietbedrag verstrekt aan de Scheepswerf voor de bouw van het Schip en waarvan de gegevens zijn vermeld in het Overzicht;

  • d.

    Contractprijs: de tussen Scheepswerf en Opdrachtgever overeengekomen prijs voor de bouw van het Schip, met inbegrip van stelposten voor zover daarvoor in het contract vaste of geschatte bedragen zijn opgenomen en met uitzondering van de eventueel verschuldigde omzetbelasting, zijnde € ............. (zegge....................);

  • e.

    Kredietbedrag: het bedrag dat op grond van de Kredietovereenkomst als krediet kan worden verstrekt voor de bouw van het Schip, zijnde € .................. (zegge....................);

  • f.

    Wachttermijn: periode van 6 maanden na de dag waarop de Scheepswerf in verzuim is geraakt, of zoveel korter als in het artikel 8 bedoelde overleg is overeengekomen;

  • g.

    Uitstaand krediet: het bedrag dat op enig moment gedurende de bouw van het Schip op basis van de Kredietovereenkomst daadwerkelijk door de Scheepswerf in krediet is opgenomen.

§

2

Borgtocht

Artikel

2

Aard van de borgtocht

Artikel

3

Omvang van de borgtocht

§

3

Verplichtingen

Artikel

4

Algemene verplichtingen

Artikel

5

Toestemming Staat voor wijzigen Kredietovereenkomst en contract

Artikel

6

Rapportage

Artikel

7

Provisie

Artikel

8

Verplichting tot overleg bij dreigend beroep op de borgtocht

Indien uit de informatie, bedoeld in artikel 6, of anderszins aan de Staat of aan de Bank blijkt dat er een concreet risico bestaat dat de Scheepswerf haar verplichtingen op grond van de Kredietovereenkomst niet zal nakomen, treden de Bank en de Staat in overleg.

§

4

Beroep op de borgtocht

Artikel

9

Voorwaarden voor beroep op de borgtocht en verplichting Staat

Artikel

10

Beroep op de borgtocht

Artikel

11

Bevestiging en beoordeling beroep op de borgtocht

Artikel

12

Uitwinning tijdens de beoordeling van het beroep op de borgtocht

Artikel

13

Betalingen

§

5

Verplichtingen en bepalingen na uitbetaling door Staat

Artikel

14

Verplichtingen met betrekking tot uitwinning na betaling

Artikel

15

Opbrengsten na uitbetaling borgtocht

De Bank betaalt het in artikel 3, eerste lid, genoemde percentage van nagekomen betalingen op het Kredietbedrag aan de Staat, en wel binnen één maand na ontvangst van die opbrengsten.

Artikel

16

Geen kwijtschelding door Bank

§

6

Slotbepalingen

Artikel

17

Terugvorderen betalingen

Artikel

18

Overdracht van rechten uit deze Borgstellingsovereenkomst door de Bank

Artikel

19

Opzegging en ontbinding

Artikel

20

Nietige bepalingen

Indien één of meer bepalingen van deze Borgstellingsovereenkomst nietig blijken te zijn, of door de rechter vernietigd worden, behouden de overige bepalingen van deze Borgstellingsovereenkomst hun rechtskracht. Partijen zullen over eerstbedoelde bepalingen overleg voeren teneinde een vervangende regeling te treffen waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de door nietigheid of vernietiging getroffen bepaling en bij de overige bepalingen en strekking van de Borgstellingsovereenkomst. Bij een vervangende regeling wordt de strekking van de Borgstellingsovereenkomst hoe dan ook niet aangetast.

Artikel

21

Voortdurende bepalingen

Bepalingen die naar hun aard bestemd zijn om ook na afloop van de Borgstellingsovereenkomst voort te duren, behouden nadien hun werking.

Artikel

22

Geschillen en toepasselijk recht

Artikel

23

Opschortende voorwaarde

Artikel

24

Aanvang en einde Borgstellingsovereenkomst

Artikel

25

Domiciliekeuze en berichtgevingen

Aldus is overeengekomen en in tweevoud ondertekend te 's-Gravenhage op ....................

De Minister van Economische Zaken, .............

(naam en functie vertegenwoordiger Bank)

Overzicht

EVD referentie nr.

BBS 05...

Overzicht

BBS referentie nr.

Bank

Naam:

Adres:

Scheepswerf

Naam:

Adres:

Deel uitmakend van een groep?

Zo ja, eventueel mede-verbonden vennootschappen:

Opdrachtgever:

Opdrachtgever

Naam:

Adres:

Bouwnummer schip:

Contractprijs:

EUR....

Kredietbedrag:

EUR....

Borgstellingspercentage:

....%

Maximale borgstellingsbedrag:

EUR....

Provisie:

....%

Einddatum:

Schriftelijke stukken ter uitvoering van deze Borgstellingsovereenkomst bestemd voor de Staat worden gestuurd naar EVD, Unit internationale financiering, Postbus 20105, 2500 EC Den Haag

Bankrekening nr. EVD:

Bijlage

8.2

Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.