Besluit van 6 februari 2009, houdende de vaststelling van regels met betrekking tot militaire luchthavens (Besluit militaire luchthavens)

Besluit militaire luchthavens

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Defensie van 21 april 2008, nr. C/2008009692, Directie Juridische Zaken, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
De Raad van State gehoord (advies van 29 mei 2008, no. W07.08.0143/II);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Defensie van 2 februari 2009, nr. C/2009001479, Directie Juridische Zaken, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

Hoofdstuk

2

Geluidsbelasting als gevolg van militaire luchthavens

§

2.1

Geluidsbelasting in Kosteneenheden

Artikel

3

§

2.2

De maximaal toelaatbare geluidsbelasting buiten de geluidszone

Artikel

4

Voor de in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, genoemde luchthavens is de grenswaarde voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting buiten de geluidszone 35 Kosteneenheden.

§

2.3

De maximaal toelaatbare geluidsbelasting binnen de geluidszone

§

2.3.1

Nieuwbouw

Artikel

5

Artikel

6

In afwijking van artikel 5, eerste lid, is de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in dat artikel 45 Kosteneenheden:

  • 1°.

    voor woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen die een open plek in de bestaande, te handhaven bebouwing opvullen;

  • 2°.

    voor woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen die zullen dienen ter vervanging van op die plaats reeds aanwezige bebouwing, niet zijnde woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of standplaatsen;

  • 3°.

    voor woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen die binnen het desbetreffende gebied worden verplaatst naar een locatie waar de geluidsbelasting ten gevolge van het luchthavenluchtverkeer minder is, met dien verstande dat aan de oude woning of het andere geluidsgevoelige gebouw de functie wordt onttrokken; of

  • 4°.

    voor woningen die ter plaatse dringend noodzakelijk zijn om redenen van locatie- of bedrijfsgebondenheid.

Artikel

7

In afwijking van artikel 5, eerste lid, is de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in dat artikel 65 Kosteneenheden:

  • 1°.

    voor woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen die een open plek in de bestaande, te handhaven bebouwing binnen de bebouwde kom opvullen;

  • 2°.

    voor woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen die zullen dienen ter vervanging van op die plaats reeds binnen de bebouwde kom aanwezige bebouwing, niet zijnde woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of standplaatsen;

  • 3°.

    voor woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen die binnen de bebouwde kom worden verplaatst naar een locatie waar de geluidsbelasting ten gevolge van het luchthavenluchtverkeer minder is, met dien verstande dat aan de oude woning of het andere geluidsgevoelige gebouw de functie wordt onttrokken;

  • 4°.

    voor woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen, indien vaststaat dat de geluidsbelasting ter plaatse binnen een termijn van twee jaren zal afnemen tot 35 Kosteneenheden of minder; of

  • 5°.

    voor woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen die woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of standplaatsen vervangen die reeds aanwezig zijn.

§

2.3.2

Bestaande situaties

§

2.3.2.1

Bestaande woningen

Artikel

8

40 Kosteneenheden is de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van een woning die op het tijdstip van vaststelling van de geluidszone daarbinnen reeds aanwezig is of nog niet aanwezig is maar waarvoor de omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend.

Artikel

9

In afwijking van artikel 8 is 65 Kosteneenheden de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van een woning als bedoeld in dat artikel indien:

  • a.

    de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie van de geluidsgevoelige ruimten, bedoeld in de in artikel 10.248.32 van de Wet luchtvaart bedoelde regeling, ten minste gelijk is aan de in die regeling aangegeven waarden;

  • b.

    de woning gebouwd is krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen waarvoor de aanvraag bij burgemeester en wethouders is ingediend na 14 februari 1983, en de geluidsbelasting in Kosteneenheden volgens de geluidscontouren niet zodanig hoger is dan de geluidsbelasting in Kosteneenheden op de datum waarop de omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, dat krachtens de onder a bedoelde regeling een zwaardere eis aan de onder a bedoelde geluidwering zou gelden dan de eis die op de laatstbedoelde datum gold bij toepassing van artikel 8 van het Besluit geluidwering gebouwen, dan wel van paragraaf 4.3.1 of artikel 5.5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving;

  • c.

    door Onze Minister een aanbod wordt gedaan voor het treffen van zodanige geluidwerende voorzieningen dat voldaan wordt aan de onder a bedoelde waarden, of

  • d.

    door de eigenaar of bewoner geen toestemming wordt gegeven voor het uitvoeren van een akoestisch en bouwtechnisch onderzoek als bedoeld in de onder a bedoelde regeling.

§

2.3.2.2

Bestaande andere geluidsgevoelige gebouwen

Artikel

10

35 Kosteneenheden is de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van een ander geluidsgevoelig gebouw dat op het tijdstip van vaststelling van de geluidszone daarbinnen reeds aanwezig is of nog niet aanwezig is maar waarvoor de omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend.

Artikel

11

In afwijking van artikel 10 is 65 Kosteneenheden de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van een ander geluidsgevoelig gebouw als bedoeld in dat artikel indien:

  • a.

    de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie van de geluidsgevoelige ruimten, bedoeld in de in artikel 10.248.32 van de Wet luchtvaart bedoelde regeling, ten minste gelijk is aan de in die regeling aangegeven waarden;

  • b.

    het andere geluidsgevoelige gebouw gebouwd is krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen waarvoor de aanvraag bij burgemeester en wethouders is ingediend na 14 februari 1983, en de geluidsbelasting in Kosteneenheden volgens de geluidscontouren niet zodanig hoger is dan de geluidsbelasting in Kosteneenheden op de datum waarop de omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, dat krachtens de onder a bedoelde regeling een zwaardere eis aan de onder a bedoelde geluidwering zou gelden dan de eis die op de laatstbedoelde datum gold bij toepassing van artikel 8 van het Besluit geluidwering gebouwen, dan wel van paragraaf 4.3.1 of artikel 5.5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving;

  • c.

    door Onze Minister een aanbod wordt gedaan voor het treffen van zodanige geluidwerende voorzieningen dat voldaan wordt aan de onder a bedoelde waarden; of

  • d.

    door de eigenaar geen toestemming wordt gegeven voor het uitvoeren van een akoestisch en bouwtechnisch onderzoek als bedoeld in de onder a bedoelde regeling.

§

2.3.2.3

Bestaande standplaatsen en ligplaatsen

Artikel

12

De maximaal toelaatbare geluidsbelasting van een standplaats die op het tijdstip van vaststelling van de geluidszone daarbinnen reeds aanwezig is, is 40 Kosteneenheden.

Artikel

13

De maximaal toelaatbare geluidsbelasting van een ligplaats die op het tijdstip van vaststelling van de geluidszone daarbinnen reeds aanwezig is, is 40 Kosteneenheden.

§

2.3.2.4

Blijfrecht

Artikel

14

§

2.4

Grenswaarden in geval van afzonderlijke burgergeluidsruimte

Artikel

15

Indien op de in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, genoemde luchthavens een vergunning voor burgermedegebruik door tussenkomst van een burgerexploitant is verleend, bedraagt de grenswaarde voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting voor het burgerluchtverkeer 35 Kosteneenheden en voor het militaire luchtverkeer 35 Kosteneenheden.

Hoofdstuk

3

Regels met betrekking tot maximale hoogte van objecten

Artikel

16

Hoofdstuk

4

Regels met betrekking tot het gebruik van militaire luchthavens door de burgerluchtvaart

§

4.1

Algemene bepalingen met betrekking tot burgerluchtvaart op militaire luchthavens

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

De militaire luchthaven wordt op behoorlijke wijze gebruikt door het burgerluchtverkeer.

§

4.2

Bepalingen met betrekking tot recreatieve burgerluchtvaart op militaire luchthavens

Artikel

20

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    recreatieve burgerluchtvaart: het beoefenen van de luchtvaart in de vorm van zweefvliegen, sleepvliegen, motorsportvliegen, modelvliegen of zeilvliegen;

  • b.

    zweefvliegen: vliegen met een zweefvliegtuig of een motorzweefvliegtuig;

  • c.

    sleepvliegen: vliegen met een als sleepvliegtuig ingericht motorvliegtuig voor:

    • 1°.

      vluchten voor het opslepen van zweefvliegtuigen;

    • 2°.

      controlevluchten die noodzakelijkerwijs vóór de aanvang van het daadwerkelijk sleepvliegen moeten worden verricht;

    • 3°.

      vluchten, al dan niet slepend, van en naar een andere luchthaven dan dat van stationering voor het overslepen van zweefvliegtuigen;

    • 4°.

      vluchten voor het overbrengen van het sleepvliegtuig van en naar een andere luchthaven dan dat van stationering teneinde het aldaar in te zetten of er onderhoud aan te verrichten;

  • d.

    motorsportvliegen: niet beroepsmatig vliegen met een vastevleugelvliegtuig met schroefaandrijving, met inbegrip van ultralichte vliegtuigen, waarbij de vlucht uitsluitend het karakter van een sportvlucht draagt;

  • e.

    modelvliegen: gecontroleerd modelvliegen met modelluchtvaartuigen met een totale startmassa van ten hoogste 25 kg;

  • f.

    zeilvliegen: vliegen met een zweeftoestel met starre hoofdstructuur, dat kan worden gedragen en slechts kan worden gestart en geland door gebruik te maken van de benen van de bestuurder.

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

Onverminderd artikel 21 kan de recreatieve burgerluchtvaart buiten de reguliere openstellingtijden van de betrokken luchthaven gebruik maken van de luchthaven, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    een hoofdvliegcoördinator is aanwezig;

  • b.

    binnen het plaatselijk verkeersgebied wordt uitsluitend gevlogen overeenkomstig de voor VFR-vluchten geldende bepalingen van uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010 (PbEU 2012, L281) en het Besluit luchtverkeer 2014;

  • c.

    de terreingedeeltes en verkeerscircuits voor zweefvliegen, sleepvliegen, motorsportvliegen, modelvliegen en zeilvliegen zijn geheel van elkaar gescheiden, waarbij voor motorsportvliegen het circuit voor ultralichte vliegtuigen gescheiden is van de overige motorsportvliegtuigen;

  • d.

    in een verkeerscircuit voor motorsportvliegen bevinden zich maximaal drie vliegtuigen.

Artikel

26

Artikel

27

Buiten de reguliere openstellingtijden vinden geen vluchten met motorsportvliegtuigen plaats van of naar militaire luchthavens.

§

4.3

Bepalingen met betrekking tot burgerluchtvaart uit oogpunt van algemeen maatschappelijk belang

Artikel

28

Burgerluchtvaart die een algemeen maatschappelijk belang dient, kan buiten de reguliere openstellingtijden van de betrokken militaire luchthaven gebruik maken van die luchthaven, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de vlucht wordt uitgevoerd met een helikopter of met een vaste-vleugelvliegtuig met schroefaandrijving en met een massa van ten hoogste 6000 kg;

  • b.

    binnen het plaatselijk verkeersgebied wordt uitsluitend gevlogen overeenkomstig de voor VFR-vluchten geldende bepalingen van uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010 (PbEU 2012, L281) en het Besluit luchtverkeer 2014;

  • c.

    gebruik wordt gemaakt van daarvoor door de commandant van de luchthaven aangewezen routes;

  • d.

    in het bijzonder wordt rekening gehouden met eventueel op of boven de luchthaven plaats vindende recreatieve luchtvaart.

§

4.4

Nadere regels

Artikel

29

Bij regeling van Onze Minister kunnen met betrekking tot het gebruik van de luchthaven door de burgerluchtvaart nadere regels worden gesteld.

Hoofdstuk

5

Regels ten aanzien van aanleg, inrichting, uitrusting en het gebruik van helihavens met luchthavenregeling

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

33

Hoofdstuk

6

Openbaarheid gegevens

Artikel

34

Met betrekking tot de geluidsbelasting door militaire luchtvaartuigen zijn de prestatiegegevens met bijbehorend geselecteerd motorvermogen van die luchtvaartuigen niet openbaar.

Hoofdstuk

7

Regels omtrent vergunning voor burgermedegebruik

Artikel

35

De vergunning voor medegebruik wordt niet verleend aan een rechtspersoon die doelen nastreeft of een relatie heeft met organisaties of verbanden die doelen nastreven die niet verenigbaar zijn met de taken van het Ministerie van Defensie.

Artikel

36

Hoofdstuk

8

Slotbepalingen

Artikel

36a

Artikel 34 van dit besluit, zoals dat artikel luidde vóór 1 januari 2017, blijft ten aanzien van de in dat artikel genoemde gegevens met betrekking tot de geluidsbelasting van toepassing op de periode voorafgaande aan dat tijdstip.

Artikel

37

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillenden artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

38

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit militaire luchthavens.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Defensie, J. G. de Vries
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin