Verordening van het Productschap Tuinbouw van 11 november 2008 houdende regels over de bestrijding van erosie in Zuid-Limburg (Verordening PT erosiebestrijding Zuid-Limburg 2009)

Verordening PT erosiebestrijding Zuid-Limburg 2009

Het bestuur van het Productschap Tuinbouw;
Gehoord de Sectorcommissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen d.d. 30 september 2008;
Gehoord de Sectorcommissie voor boomkwekerijproducten d.d. 9 oktober 2008;
Gehoord de Sectorcommissie voor bloemkwekerijproducten 13 oktober 2008;
Gehoord de Sectorcommissie voor groenten en fruit d.d. 28 oktober 2008.

Besluit:

§

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

Deze verordening verstaat onder:

a.

productschap

:

Productschap Tuinbouw;

b.

bestuur

:

bestuur van het productschap;

c.

secretaris

:

secretaris van het Productschap Akkerbouw;

d.

onderneming

:

onderneming waarvoor het productschap is ingesteld;

e.

ondernemer

:

de natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming drijft;

f.

tuinbouwgrond

:

grond waarop tuinbouw wordt beoefend inclusief braakliggende tuinbouwgronden;

g.

erosie

:

de afvoer van bodemmateriaal door oppervlakkig afstromend water;

h.

erosiebevorderend gewas

:

alle eenjarige gewassen die worden gezaaid, geplant of gepoot na 1 januari van het betreffende teeltjaar;

i.

perceel

:

een oppervlakte grond, in eigendom of in gebruik bij een onderneming;

j.

hellinglengte

:

lengte van de zijde van het perceel, die het minst parallel loopt met de hoofdrichting van de hoogtelijnen;

k.

hellingspercentage

:

een gemiddeld in een absoluut getal uitgedrukt hellingspercentage van het perceel, bepaald volgens de in bijlage 2 weergegeven methode dan wel beschikbaar gesteld door LNV-DR;

l.

grondbewerking

:

het verplaatsen van bodemdeeltjes door middel van een werktuig als ook de verplaatsing door bijvoorbeeld een zaaicouter of mestinjectie;

m.

niet-kerende grondbewerking

:

grondbewerking waarbij de vermenging van de bodem zich beperkt tot de bovenste 12 centimeter, eventueel gecombineerd met het breken van de bodem op grotere diepte waarbij geen verstoring van de bodemopbouw plaatsvindt;

n.

bodembedekking

:

een gewas dat in het najaar direct na de oogst van het hoofdgewas, doch uiterlijk 1 december, wordt ingezaaid en/of geplant en als levend gewas of niet ingewerkte gewasresten overwintert;

o.

hamsterovereenkomst

:

een overeenkomst aangegaan in het kader van subsidieregelingen van de Provincie Limburg met als specifiek doel de bescherming van de habitat voor de hamster;

p.

directzaaimethode

:

teeltmethode waarbij een bodembedekking wordt toegepast en in het voorjaar zonder volledige grondbewerking het navolgende gewas wordt geteeld;

q.

groenstrook

:

een lijnvormige strook grond van een perceel beteeld met gras of een gras-kruidenmengsel, ingezaaid voor 1 december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de aanwezigheid geëist wordt en langs de breedte van het perceel aan de zijde waarover de meeste kans op oppervlakkige afstroming bestaat, waarbij de strook voor meerdere doeleinden mag worden gebruikt (opslag producten, wendakker, perceelstoegang, productieareaal), mits de waterremmende functie gewaarborgd blijft en insporingen of andere beschadigingen direct worden opgeheven;

r.

groenvlak

:

een aaneengesloten oppervlakte grond (vlak) van een perceel beteeld met gras of een graskruidenmengsel, ingezaaid voor 1 december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de aanwezigheid geëist wordt en gelegen op die plaats(en) waar het water (al dan niet geconcentreerd) het perceel verlaat, waarbij het vlak voor meerdere doeleinden mag worden gebruikt (opslag producten, wendakker, perceelstoegang, productieareaal), mits de waterremmende functie gewaarborgd blijft en insporingen of andere beschadigingen direct worden opgeheven;

s.

wateropvang

:

een voorziening bestemd voor het tijdelijk bergen van oppervlakkig afstromend water, waarbij de voorziening binnen de hoogwaterlijn wordt ingezaaid met gras of een gras-kruidenmengsel;

t.

teeltjaar

:

de periode na oogst t/m oogst van (het) hoofdgewas(sen), waarbij bij de teelt van meerdere gewassen achter elkaar (dubbelteelten) de laatste oogst vóór 1 januari wordt bedoeld;

u.

(gras)ondergroei

:

een bodem bedekker die tijdens de aanwezigheid van een (hoofd)gewas wordt ingezaaid in dit (hoofd)gewas, en bij de oogst van het hoofdgewas in stand wordt gehouden;

v.

hoofdgewas

:

een gewas geteeld met het doel de opbrengst te verhandelen of te gebruiken;

w.

fruitteelt

:

een opstand van bomen, die bedrijfsmatig is aangeplant met het doel de oogst van de vruchten;

x.

wendakker

:

een deel van het perceel haaks op de bewerkingsrichting, waarop machines en werktuigen keren tijdens het uitvoeren van bewerkingen in het perceel;

y.

mulch/snoeihout

:

afvalhout dat vrijkomt tijdens het snoeien van de bomen.

§

2

Werkingsgebied

Artikel

2

Deze verordening is van toepassing op tuinbouwgronden die geheel of gedeeltelijk zijn gelegen binnen het grondgebied van de provincie Limburg ten zuiden van de doorgaande wegen Sittard - Wehr (tot grens Nederland-Duitsland) en Sittard - Urmond (tot grens Nederland- België).

§

3

Algemene verplichtingen

Artikel

3

De ondernemer is verplicht met betrekking tot elk perceel tuinbouwgrond onverwijld melding te doen aan de secretaris onder opgave van een zo exact mogelijke plaatsaanduiding, indien de lijnvormige of vlakgewijze uitspoeling als gevolg van erosie dieper is dan 12 cm. In dat geval is de ondernemer tevens verplicht:

  • a.

    te gedogen dat door de secretaris aangewezen personen de bij hem in gebruik zijnde tuinbouwgronden aan een onderzoek onderwerpen naar de aanwezigheid van en de oplossing voor de erosie;

  • b.

    alle door de onder a bedoelde personen gewenste gegevens te verstrekken voor zover deze redelijkerwijs relevant geacht moeten worden voor het onder a bedoelde onderzoek.

Artikel

4

§

4

Verbodsbepalingen

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Het is een ondernemer verboden tuinbouwgrond met een hellingspercentage van 18% of méér anders te exploiteren dan als grasland.

§

5

Overige bepalingen

Artikel

9

De secretaris is namens het bestuur bevoegd om op schriftelijk verzoek, na overleg met het waterschap, ontheffing te verlenen van het bepaalde in de artikelen 3, 4, 5, 6 en 7

  • a.

    op verzoek van één of meerdere ondernemers, waarbij nadere voorschriften kunnen worden gesteld;

  • b.

    collectief, indien algemene gebeurtenissen de uitvoering van de betreffende artikelen onmogelijk maakt, waarbij nadere voorschriften kunnen worden gesteld;

  • c.

    collectief, indien de belangen van de ondernemingen door de uitvoering van de betreffende artikelen ernstig worden geschaad, waarbij alternatieve maatregelen met een vergelijkbare effectiviteit zullen worden voorgeschreven.

  • d.

    collectief, naar aanleiding van andere zwaarwegende redenen, waarbij alternatieve maatregelen met een vergelijkbare effectiviteit zullen worden voorgeschreven.

Artikel

10

Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 3, 4, 5, 6, 7 en 8 waarbij aan ondernemers verplichtingen of verboden worden opgelegd, is mede bindend voor andere natuurlijke en rechtspersonen, voor zover deze handelingen verrichten die bedrijfsmatig in ondernemingen plegen te worden verricht.

§

6

Slotbepalingen

Artikel

11

Artikel

12

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2009. Indien het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin deze verordening wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 januari 2009, treedt zij in werking de tweede dag na publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en werkt zij met uitzondering van artikel 11 terug tot en met 1 januari 2009.

Artikel

13

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening PT erosiebestrijding Zuid-Limburg 2009.

Zoetermeer
A. Bruggeman vice-voorzitter
J.M. Gerritsen secretaris

Bijlage

1

: Maatregelen (artikel 7, derde lid)

Ter voldoening aan artikel 7, derde lid dient op het perceel een wateropvang te worden aangelegd, in combinatie met een groenvlak, waarvoor het volgende geldt:

  • 1.

    de minimaal benodigde capaciteit van de wateropvang hangt af van de afstand waarover water over het groenvlak afstroomt voordat dit de opvang bereikt en van het areaal van de eigen tuinbouwgronden die afwateren in deze voorziening, zoals weergegeven in de onderstaande tabel:

    Afstand afstroming over groenvlak

    Benodigde opvangcapaciteit

    3 - 10 meter

    95 m3 / ha

    10 - 20 meter

    903 / ha

    20 - 30 meter

    853 / ha

    30 - 40 meter

    803 / ha

    40 - 100 meter

    703 / ha

    > 100 meter

    653 / ha

Bijlage

2

: Bepaling hellingspercentage (artikel 1.k.)

I

Bepaling hellingspercentage van percelen met één hoogste en één laagste punt.

  • 1.

    Bepaling van de richting van de steilste helling in het perceel. De meest steile helling in het perceel is maatgevend voor de perceelslengte (L). Zie plaatje A.

    A

  • 2.

    Bepaling van het gemiddelde hellingspercentage over de in 1 vermelde perceelslengte L. Zie plaatje B, C en D.

    B

    C

    D

II

Bepaling hellingspercentage van percelen met meer dan één hoogste of laagste punt.

(holle en bolle percelen)

  • a.

    Holle percelen: vanuit het laagste punt het gemiddelde van twee hellingen bepalen. Zie plaatje E.

    E

  • b.

    Bolle percelen: vanuit het hoogste punt het gemiddelde van twee hellingen bepalen.

Overige zaken conform I.