Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 6 juli 2009, nr. MEVA/ICT-2939425, houdende vaststelling van regels voor het subsidiëren van innovatie in de zorg (Subsidieregeling zorginnovatie)

Subsidieregeling zorginnovatie

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Besluit:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder

  • a.

    minister: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  • b.

    zorg:

  • c.

    zorgaanbieder:

  • d.

    zorginnovatie: vernieuwing van producten, productieprocessen, diensten of dienstverleningsprocessen, met inbegrip van de wijze waarop de arbeid is georganiseerd:

    • 1°.

      ter versterking van het verlenen van patiëntgerichte zorg aan chronisch zieken of ouderen in een netwerk van zorgaanbieders of

    • 2°.

      ter verhoging van de effectiviteit van de arbeid die wordt geleverd voor het verlenen van zorg aan chronisch zieken of ouderen;

  • e.

    groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • 1°.

      een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:

      • meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • volledig aansprakelijk vennoot is van, of

      • overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

    • 2°.

      laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

  • f.

    onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • g.

    ondernemer: natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap, die een onderneming in stand houdt, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld;

  • h.

    MKB-ondernemer: ondernemer die een kleine of middelgrote onderneming in de zin van verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (‘de algemene groepsvrijstellingsverordening’) (PbEU L 214) in stand houdt;

  • i.

    de-minimis verordening: verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L379) ), verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337) en verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwsector en de visserijsector (PbEU L 193);

  • j.

    Europees steunkader: mededeling, richtsnoer, kaderregeling, beschikking of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Commissie van de Europese Gemeenschappen, gelet op de artikelen 86, derde lid , 87 en 88 van het EG-Verdrag heeft vastgesteld;

  • k.

    opbrengsten: de met de subsidiabele activiteiten samenhangende opbrengsten, met inbegrip van subsidies, afkomstig van personen of rechtspersonen met wie de subsidie-ontvanger niet in een groep verbonden is .

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Hoofdstuk

2

Zorginnovatieprestatiecontracten

§

1

Algemeen

Artikel

7

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    collectieve activiteiten: activiteiten die op basis van zorginnovatieplannen door vijf of meer ZIPC-deelnemers gezamenlijk zullen worden gefinancierd en uitgevoerd krachtens een samenwerkingsovereenkomst tussen die deelnemers, waarin hun onderlinge rechten en verplichtingen en een evenredige verdeling van de resultaten van die activiteiten worden geregeld;

  • b.

    zorginnovatieplan: planmatige beschrijving van de activiteiten, inclusief de planning, kosten en opbrengsten daarvan, die een ZIPC-deelnemer in het kader van een ZIPC-verband zal verrichten met het oog op zorginnovatie, met inbegrip van de activiteiten die hij tezamen met een of meer andere ZIPC-deelnemers zal verrichten en van zijn verplichtingen jegens de ZIPC-penvoerder van het ZIPC-verband;

  • c.

    zorginnovatietraject: activiteiten die de ZIPC-penvoerder en de ZIPC-deelnemers verrichten ter uitvoering van de zorginnovatieplannen en het overkoepelende plan;

  • d.

    ZIPC-deelnemer: zorgaanbieder of MKB-ondernemer die deelneemt aan een ZIPC-verband;

  • e.

    ZIPC-penvoerder: niet krachtens publiek recht ingestelde rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, die geen winstoogmerk heeft, die volgens haar statuten tot doel heeft de behartiging van belangen van zorgaanbieders, van MKB-ondernemers of van cliënten van zorgaanbieders en die namens de ZIPC-deelnemers optreedt als projectleider van een ZIPC-verband op basis van een met de ZIPC-deelnemers gesloten samenwerkingsovereenkomst, dan wel – voor de toepassing van paragraaf 2 van dit hoofdstuk – degene die de mogelijkheden onderzoekt om tot een ZIPC-verband te komen;

  • f.

    ZIPC-verband: geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit een ZIPC-penvoerder en ZIPC-deelnemers, dat is aangegaan ten behoeve van de uitvoering van een zorginnovatietraject;

  • g.

    overkoepelend plan: beschrijving van de activiteiten, die krachtens een tussen de ZIPC-penvoerder en de ZIPC-deelnemers gesloten samenwerkingsovereenkomst gedurende de looptijd van een zorginnovatietraject door de ZIPC-penvoerder ten behoeve van de ZIPC-deelnemers zullen worden uitgevoerd alsmede een omschrijving van de planning en de geraamde kosten en opbrengsten van die activiteiten.

Artikel

8

Indien honorering van alle aanvragen die op één dag zijn ontvangen ertoe zou leiden dat het subsidieplafond, bedoeld in artikel 12 of 20, zou worden overschreden, stelt de minister de onderlinge rangschikking van deze aanvragen vast door middel van loting.

§

2

Subsidie ten behoeve van verkenning van samenwerking

Artikel

9

De Minister kan op aanvraag een projectsubsidie verstrekken aan een ZIPC-penvoerder in het kader van de voorbereiding en totstandkoming van een ZIPC-verband voor:

  • a.

    het uitvoeren van een innovatiepositiestudie resulterende in een innovatiepositierapport, waarin de ontwikkelingen binnen een deel van de zorgsector, de behoefte aan innoverende technologieën of kennis daarbinnen en de mogelijkheden om aan die behoefte te voldoen, worden geanalyseerd,

  • b.

    het verspreiden van dat innovatiepositierapport onder de betrokken zorgaanbieders en MKB-ondernemers of

  • c.

    het selecteren van deelnemers aan een ZIPC-verband en het voorbereiden van de totstandkoming van een ZIPC-verband.

Artikel

10

Artikel

12

Artikel

13

De Minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag van de projectsubsidie, bedoeld in artikel 9:

  • a.

    indien minder dan drie jaar voor de beslissing op de aanvraag reeds subsidie krachtens dit hoofdstuk, de Subsidieregeling innoveren of de Subsidieregeling innovatieprestatiecontracten is toegekend, betrekking hebbend op eenzelfde of vergelijkbare zorginnovatie;

  • b.

    indien de ZIPC-penvoerder niet aannemelijk maakt dat er een aanzienlijke kans is dat de subsidiabele activiteiten zullen leiden tot het tot stand komen van een ZIPC-verband, waarvan de deelnemers overeenkomstig paragraaf 3 van dit hoofdstuk voor subsidie in aanmerking komen of de ZIPC-penvoerder niet het vertrouwen geeft in staat te zijn om de daarbij benodigde inzet te leveren;

  • c.

    van de activiteiten onvoldoende positieve gevolgen voor de zorgsector te verwachten zijn.

Artikel

14

In afwijking van artikel 16 van de Subsidieregeling VWS-subsidies:

  • a.

    verstrekt de minister ambtshalve voorschotten op de projectsubsidie, bedoeld in artikel 9;

  • b.

    wordt het eerste voorschot verstrekt binnen twee weken na de datum van verzending van de beschikking tot subsidieverlening of, indien deze later is, de datum die in het projectplan is opgenomen voor de start van de activiteiten;

  • c.

    worden de volgende voorschotten ambtshalve verstrekt binnen twee weken na 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober voor de in het desbetreffende kwartaal te maken subsidiabele kosten;

  • d.

    bedraagt het voorschot 90% van het bedrag dat in het desbetreffende kwartaal maximaal voor subsidie in aanmerking komt;

  • e.

    wordt de hoogte van het maximaal voor subsidie in aanmerking komende bedrag berekend door de volgens het projectplan in dat kalenderjaar te maken subsidiabele kosten te vermenigvuldigen met het subsidiepercentage, bedoeld in artikel 11, en te delen door het aantal voorschotmomenten in deze periode;

  • f.

    bedraagt het geheel van voorschotten niet meer dan 90% van de projectsubsidie.

Artikel

15

Artikel

16

De minister stelt het bedrag van de projectsubsidie, bedoeld in artikel 9, vast op ten hoogste het bedrag dat is verleend.

§

3

Subsidie ten behoeve van een zorginnovatieplan

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

De Minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag van de projectsubsidie, bedoeld in artikel 17, indien:

  • a.

    de ZIPC-deelnemer een onderneming in stand houdt als bedoeld in artikel 1 van verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L379);

  • b.

    minder dan drie jaar geleden reeds subsidie krachtens dit hoofdstuk, de Subsidieregeling innoveren of de Subsidieregeling innovatieprestatiecontracten is verstrekt aan de ZIPC-deelnemer;

  • c.

    het verschil tussen de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 18, en de opbrengsten, zoals beschreven in het bij de aanvraag gevoegde zorginnovatieplan, minder bedraagt dan € 60.000;

  • d.

    het verschil tussen de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 18, en de opbrengsten voor collectieve activiteiten, zoals beschreven in de gezamenlijke zorginnovatieplannen, niet ten minste € 10.000, vermenigvuldigd met het aantal deelnemers, bedraagt;

  • e.

    het overkoepelende plan niet het vertrouwen geeft dat de ZIPC-penvoerder de begeleiding van de ZIPC-deelnemers bij het uitvoeren van hun zorginnovatieplannen en de totstandkoming en begeleiding van de in het plan opgenomen samenwerkingsprojecten naar behoren kan uitvoeren;

  • f.

    uit het zorginnovatieplan onvoldoende blijkt dat de ZIPC-deelnemer activiteiten verricht die gericht zijn op zorginnovatie;

  • g.

    het ZIPC-verband bestaat uit minder dan 10 en meer dan 35 ZIPC-deelnemers;

  • h.

    de ZIPC-deelnemer in een groep is verbonden met een andere ZIPC-deelnemer aan het ZIPC-verband.

Artikel

22

In afwijking van artikel 16 van de Subsidieregeling VWS-subsidies:

  • a.

    verstrekt de minister ambtshalve voorschotten op de projectsubsidie, bedoeld in artikel 17;

  • b.

    wordt binnen acht weken na de datum van verzending van de beschikking tot subsidieverlening of, indien deze later is, de datum die in het projectplan is opgenomen voor de start van de activiteiten een voorschot verstrekt van 50% van het bedrag van de verleende projectsubsidie;

  • c.

    wordt binnen twee weken na het verstrijken van 12 maanden na de datum, bedoeld in onderdeel b, een voorschot verstrekt van 30% van het bedrag van de verleende projectsubsidie.

Artikel

23

De activiteiten ter uitvoering van het zorginnovatieplan vangen voor 1 januari 2011 aan en vinden plaats gedurende ten minste 18 en ten hoogste 30 maanden na de in de aanvraag van de projectsubsidie, bedoeld in artikel 17, aangegeven startdatum van het project.

Artikel

24

Hoofdstuk

3

Zorginnovatievouchers

§

1

Begripsbepalingen

Artikel

25

§

2

Verstrekking zorginnovatievouchers

Artikel

26

De Minister kan op aanvraag een zorginnovatievoucher verstrekken aan een zorgaanbieder of MKB-ondernemer die een kennisoverdrachtproject wil laten uitvoeren waarvan de resultaten ten goede komen aan de activiteiten die de zorgaanbieder of MKB-ondernemer in Nederland verricht.

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

§

3

Verstrekking van subsidie aan kennisinstellingen

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

33

De kosten die in aanmerking komen voor de projectsubsidie, bedoeld in artikel 31, zijn de in artikel 32 bedoelde subsidiabele kosten met dien verstande dat:

  • a.

    niet subsidiabel zijn kosten die in het kader van stages van studenten van kennisinstellingen worden gemaakt, noch kosten in het kader van activiteiten waarvoor studenten studiepunten krijgen;

  • b.

    de loonkosten van een kennisinstelling subsidiabel zijn tot ten hoogste € 100 per uur per persoon.

Artikel

34

Artikel

35

De Minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag van de projectsubsidie, bedoeld in artikel 31, indien:

  • a.

    de zorgaanbieder of de MKB-ondernemer enerzijds en de kennisinstelling anderzijds reeds voor de afgiftedatum van de zorginnovatievoucher verplichtingen jegens elkaar zijn aangegaan met betrekking tot het kennisoverdrachtproject;

  • b.

    de zorgaanbieder of de MKB-ondernemer de zorginnovatievoucher aangewend heeft voor een kennisoverdrachtproject waarvoor reeds door een bestuursorgaan of de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt of dat deel uitmaakt van een project of programma waarvoor reeds door een bestuursorgaan of de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt;

  • c.

    de bij de aanvraag overgelegde zorginnovatievoucher aan de kennisinstelling in zijn hoedanigheid van zorgaanbieder of MKB-ondernemer is verstrekt op grond van artikel 26;

  • d.

    het een kennisoverdrachtproject betreft ten behoeve van een zorgaanbieder of MKB-ondernemer waarmee de kennisinstelling in een groep is verbonden.

Artikel

36

De Minister kan bij de vaststelling van de projectsubsidie, bedoeld in artikel 31, verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Hoofdstuk

4

Slotbepalingen

Artikel

37

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2013, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies en zorginnovatievouchers die op grond van deze regeling zijn verstrekt.

Artikel

38

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling zorginnovatie.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, A.Klink