Artikel
1
Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
-
a.
minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
-
b.
gastouderbureau: gastouderbureau waarop artikel 90a van de Wet kinderopvang van toepassing is;
-
c.
gastouder: gastouder op wie artikel 90a van de Wet kinderopvang van toepassing is;
-
d.
certificaat goed gastouderschap: bewijs van het met goed gevolg hebben doorlopen van een certificeringsprocedure goed gastouderschap waaruit blijkt dat de houder voor een voorziening voor gastouderopvang als bedoeld in de Wet kinderopvang voldoet aan de competenties, behorende bij de beroepsopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, specifiek gericht op gastouderopvang;
-
f.
certificeringsprocedure: geheel van processtappen en gehanteerde instrumenten waarmee een aanbieder de verworven competenties van personen beoordeelt ten opzichte van een specifieke landelijke standaard, uitgevoerd conform de EVC-code;
-
g.
aanbieder: erkende EVC-aanbieder, die volgens de principes en uitgangspunten van de EVC-code certificeringsprocedures aanbiedt en als zodanig is opgenomen in het register van erkende EVC-aanbieders, bedoeld in de EVC-code, of organisatie die in het kalenderjaar 2009 in dit register was opgenomen;
-
h.
BKK: Stichting Bureau Kwaliteit Kinderopvang, gevestigd te Utrecht;
-
i.
werkelijke kosten van de certificeringsprocedure: de netto kosten die het gastouderbureau betaalt aan de aanbieder voor de certificeringsprocedure, niet zijnde de vergoeding die de aanbieder betaalt aan het gastouderbureau of aan de gastouder voor activiteiten die door het gastouderbureau of de gastouder worden verricht in het kader van de certificeringsprocedure.