Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 15 december 2009, nr. WJZ/178205 (8189), met betrekking tot de duurzaamheid en de geordende en toegankelijke staat van archiefbescheiden en de bouw en inrichting van archiefruimten en archiefbewaarplaatsen (Archiefregeling)

Archiefregeling

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming met de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie;

Besluit:

Hoofdstuk

1

Algemeen

Artikel

1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    archiefbescheiden: voor wat betreft:

  • b.

    bestandsformaat: code volgens welke digitale gegevens op een gegevensdrager zijn opgeslagen;

  • c.

    besturingsprogrammatuur: programmatuur bestemd voor de besturing van computers en software;

  • d.

    conversie: omzetting of overzetting van gegevens in een ander bestandsformaat;

  • e.

    digitale archiefbescheiden: archiefbescheiden die uitsluitend met behulp van besturingsprogrammatuur of toepassingsprogrammatuur geraadpleegd kunnen worden;

  • f.

    DIN: door het Deutsches Institut für Normung uitgegeven norm, vermeld in bijlage 1 bij deze regeling;

  • g.

    emulatie: techniek waarmee een computer of toepassingsprogrammatuur zich hetzelfde gedraagt als één van een oudere generatie;

  • h.

    gedrag: geheel van dynamische en interactieve kenmerken van archiefbescheiden

    • 1°.

      bij raadpleging of gebruik ten tijde van het ontvangen of opmaken van de archiefbescheiden door het overheidsorgaan; en

    • 2°.

      die voor het overheidsorgaan kenbaar moeten zijn voor de uitvoering van het betreffende werkproces;

  • i.

    ICN-kwaliteitseis: in bijlage 2 bij deze regeling opgenomen kwaliteitseis van het Instituut Collectie Nederland;

  • j.

    ISO of ISO-DIS: door de International Organization for Standardization uitgegeven norm onderscheidenlijk Draft International Standard, vermeld in bijlage 1 bij deze regeling;

  • k.

    migratie: overzetting van gegevens en toepassingsprogrammatuur naar een ander platform;

  • l.

    minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • m.

    NEN, NEN-EN, NEN-EN-IEC, NEN-EN-ISO/IEC, NEN-ISO of NPR: door het Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven norm of ontwerpnorm, vermeld in bijlage 1 bij deze regeling;

  • n.

    overbrenging: overbrenging als bedoeld in de artikelen 12 en 13 van de Archiefwet 1995;

  • o.

    polyester: polyethyleentereftalaat;

  • p.

    structuur: logisch verband tussen de elementen van een document of van een archief;

  • q.

    toepassingsprogrammatuur: programmatuur bestemd voor de ondersteuning van de uitvoering van een werkproces;

  • r.

    werkproces: samenhangend geheel van stappen en procedures in het kader van de uitvoering van een taak.

Artikel

2

Gelijkstelling technische producteisen en particuliere normen

Hoofdstuk

2

Duurzaamheid van archiefbescheiden

§

1

Algemene voorschriften voor te bewaren archiefbescheiden

Artikel

3

Gelijkstelling andere categorieën materialen

Het gebruik van andere categorieën materialen dan die, bedoeld in dit hoofdstuk, is toegestaan, indien:

  • a.

    deze andere materialen voldoen aan artikel 11, eerste lid, van het Archiefbesluit 1995 in verband met de eigenschappen van die materialen of als gevolg van regelmatige conserverende handelingen; of

  • b.

    de archiefbescheiden, opgemaakt door middel van deze andere materialen, tijdig worden vervangen door reproducties.

Artikel

4

Papier

Papier voldoet aan NEN 2728:2006.

Artikel

5

Schrijf- en printmaterialen

Artikel

6

Microfilm

Artikel

7

Zwart-witfilm

Artikel

8

Kleurenfilm

Kleurenfilm voor archiefbescheiden is een polyester film met stabiele kleurstof.

Artikel

9

Omslagen en mappen

Artikel

10

Archiefdozen

Artikel

11

Etiketten

Artikel

12

Overige materialen

Artikel

13

Voorkoming reacties met andere archiefbescheiden

Indien archiefbescheiden chemische of fysische reacties kunnen aangaan met andere archiefbescheiden wanneer zij met die archiefbescheiden in dezelfde verpakkingseenheid zouden worden bewaard, worden die andere archiefbescheiden binnen of buiten de verpakkingseenheid afzonderlijk verpakt.

Artikel

14

Tijdige overzetting op nieuwe dragers

Archiefbescheiden worden overgezet op nieuwe dragers, zodra het gevaar dreigt dat de informatie verloren gaat dan wel onleesbaar of niet waarneembaar wordt als gevolg van:

  • a.

    natuurlijke of door de verpakking veroorzaakte veroudering van de gebruikte materialen; of

  • b.

    het in onbruik raken van het type drager.

§

2

Bijzondere voorschriften voor bepaalde categorieën van te bewaren archiefbescheiden

Artikel

15

Bewaring van optische en elektromagnetische gegevensdragers

Hoofdstuk

3

Geordende en toegankelijke staat van archiefbescheiden

§

1

Algemene voorschriften voor te bewaren archiefbescheiden

Artikel

16

Kwaliteitssysteem

De zorgdrager zorgt ervoor dat het beheer van zijn archiefbescheiden voldoet aan toetsbare eisen van een door hem toe te passen kwaliteitssysteem.

Artikel

17

Context en authenticiteit

De zorgdrager zorgt ervoor dat van elk van de archiefbescheiden te allen tijde kan worden vastgesteld:

  • a.

    de inhoud, structuur en verschijningsvorm bij het ontvangen of opmaken ervan door het overheidsorgaan, een en ander voor zover deze aspecten kenbaar moesten zijn voor de uitvoering van het betreffende werkproces;

  • b.

    wanneer, door wie en uit hoofde van welke taak of werkproces het door het overheidsorgaan werd ontvangen of opgemaakt;

  • c.

    de samenhang met andere door het overheidsorgaan ontvangen en opgemaakte archiefbescheiden;

  • d.

    de met betrekking tot de archiefbescheiden uitgevoerde beheeractiviteiten; en

  • e.

    de besturingsprogrammatuur of toepassingsprogrammatuur waarmee de archiefbescheiden worden bewaard of beheerd.

Artikel

18

Overzicht en ordeningsstructuur

Artikel

19

Metagegevensschema en metagegevens

Artikel

20

Toegankelijke staat

De zorgdrager zorgt ervoor dat het archiveringssysteem de toegankelijke staat van archiefbescheiden waarborgt, zodanig dat elk van de archiefbescheiden binnen een redelijke termijn

  • a.

    kan worden gevonden

    • 1°.

      aan de hand van de daaraan gekoppelde metagegevens; of

    • 2°.

      door middel van een andere ontsluitingsmethode; en

  • b.

    leesbaar of waarneembaar te maken is.

§

2

Bijzondere voorschriften voor te bewaren digitale archiefbescheiden

Artikel

21

Gedrag van digitale archiefbescheiden

In aanvulling op artikel 17, aanhef en onderdeel a, zorgt de zorgdrager ervoor, dat van elk van de digitale archiefbescheiden te allen tijde het gedrag kan worden vastgesteld.

Artikel

22

Functionele eisen

De zorgdrager zorgt ervoor dat van elk van de digitale archiefbescheiden de functionele eisen worden vastgelegd van:

  • a.

    de inhoud, structuur en verschijningsvorm, bedoeld in artikel 17, onderdeel a; en

  • b.

    het gedrag, voor zover dit noodzakelijk is voor het waarborgen van de authenticiteit van de digitale archiefbescheiden.

Artikel

23

Identificeerbaarheid digitale bestanden

In aanvulling op artikel 18, eerste lid, zorgt de zorgdrager ervoor, dat aan de hand van het in dat lid bedoelde overzicht alle relevante digitale bestanden te identificeren zijn waarmee de bij hem berustende digitale archiefbescheiden leesbaar of waarneembaar zijn te maken.

Artikel

24

Metagegevens bij digitale archiefbescheiden

In aanvulling op de metagegevens, bedoeld in artikel 19, tweede lid, koppelt de zorgdrager aan digitale archiefbescheiden metagegevens aan de hand waarvan te allen tijde gegevens over het navolgende kunnen worden herleid:

  • a.

    de oorspronkelijke technische aard van de digitale archiefbescheiden, alsmede van de hard- en softwareomgeving daarvan;

  • b.

    de actuele technische aard van de digitale archiefbescheiden, alsmede van de hard- en softwareomgeving daarvan, zodanig dat reproductie ervan te allen tijde mogelijk is; en

  • c.

    voor zover gebruik is gemaakt van een digitale handtekening:

    • 1°.

      de houder van de digitale handtekening;

    • 2°.

      het moment van validatie van de digitale handtekening, alsmede het resultaat daarvan;

    • 3°.

      de voor de validatie verantwoordelijke functionaris; en

    • 4°.

      voor zover bekend ten tijde van het werkproces: de identificatie van het certificaat van de digitale handtekening.

Artikel

25

Conversie, migratie of emulatie

Artikel

26

Algemene eisen aan opslagformaten voor digitale archiefbescheiden

Hoofdstuk

4

Algemene voorschriften voor de bouw en inrichting van archiefruimten en -bewaarplaatsen

§

1

Algemeen

Artikel

27

Algemene buitentoepassingstelling

Aan een in deze regeling opgenomen voorschrift dat moet worden toegepast om te voldoen aan een met betrekking tot een archiefruimte of archiefbewaarplaats gestelde eis, behoeft niet te worden voldaan, voor zover anders dan door toepassing van dat voorschrift de archiefruimte of archiefbewaarplaats ten minste dezelfde mate van veiligheid, bescherming tegen water, klimaatbeheersing en milieuhygiëne biedt, als is beoogd met het betrokken voorschrift.

§

2

Voorschriften in verband met de veiligheid

Artikel

28

Situering

Het gebouw waarin een archiefruimte of archiefbewaarplaats is of wordt gesitueerd, is door zijn locatie, aard en bouwwijze zo goed mogelijk gevrijwaard van risico’s van:

  • a.

    brand;

  • b.

    overstroming; en

  • c.

    vochtindringing door opkomend grond-, regen- of rioolwater, alsmede van elke overige vorm van wateroverlast.

Artikel

29

Normen voor ondergronds bouwen

Bij ondergronds bouwen van een archiefruimte of een archiefbewaarplaats heeft de waterindringing in het bouwmateriaal een waarde die onschadelijk is voor de bewaring van archiefbescheiden, gemeten volgens:

  • a.

    ISO-DIS 7031:1983 of NPR 2877:1991 voor beton;

  • b.

    NEN 2778:1991 voor andere bouwmaterialen.

Artikel

30

Brandveiligheid

Artikel

31

Rookverbod

In archiefruimten en archiefbewaarplaatsen geldt een rookverbod.

Artikel

32

Watermelders

Watermelders, voorzien van een doormelding via het gebouwbeheerssysteem, het beveiligingssysteem of het installatiebeheerssysteem, zijn aanwezig in archiefruimten en archiefbewaarplaatsen

  • a.

    die zich deels of geheel beneden het maaiveld bevinden;

  • b.

    die zijn voorzien van een sprinklerinstallatie; of

  • c.

    waarin zich een of meer brandslanghaspels bevinden.

Artikel

33

Kabels, leidingen en kanalen

Artikel

34

Deuren

Deuren in een archiefruimte of een archiefbewaarplaats zijn zelfsluitend en draaien, voor zover draaiend uitgevoerd, naar buiten toe open.

Artikel

35

Maatregelen tegen ongeautoriseerde toegang

De zorgdrager neemt doeltreffende maatregelen tegen ongeautoriseerde toegang tot de archiefruimte of de archiefbewaarplaats.

§

3

Voorschriften voor een gunstig milieu en klimaat

Artikel

36

Algemene milieu- en klimaatvoorschriften

Artikel

37

Afwerking vloeren, wanden en plafonds

Vloeren, wanden en plafonds in een archiefruimte of een archiefbewaarplaats worden glad, vlak en stofvrij afgewerkt.

Artikel

38

Relatieve luchtvochtigheid en temperatuur

Artikel

39

Klimaatapparatuur

Artikel

40

Plaatsing archiefstellingen

Archiefstellingen in een archiefruimte of een archiefbewaarplaats worden zodanig geplaatst van

  • a.

    elkaar, van wanden en plafonds alsmede van de overige inrichting, dat steeds voldoende luchtcirculatie mogelijk is ter voorkoming van schimmels of andere micro-organismen;

  • b.

    verlichtingselementen, dat geen voor de archiefbescheiden schadelijke warmteontwikkeling kan plaatsvinden; of

  • c.

    doorvoeringen door scheidingsconstructies, dat eventuele branddoorslag geen direct gevaar voor de archiefbescheiden oplevert.

Artikel

41

Kasten voor elektromagnetische materialen

Elektromagnetische materialen voor archiefbescheiden worden bewaard in een gesloten constructie die tegengaat dat voor de archiefbescheiden schadelijke elektromagnetische straling deze constructie kan binnendringen.

Hoofdstuk

5

Bijzondere voorschriften voor de bouw en inrichting van archiefruimten

§

1

Voorschriften in verband met de veiligheid

Artikel

42

Maximale vloerbelasting

De vloerbelasting van een archiefruimte is berekend op het maximale gewicht van de daarop staande inrichting inclusief archiefbescheiden.

Artikel

43

Brandveiligheid

§

2

Voorschriften voor een gunstig milieu en klimaat

Artikel

44

Luchtkwaliteit

De luchtinhoud van een archiefruimte wordt ten hoogste eenmaal per etmaal ververst.

Artikel

45

Meetinstrumenten klimaat

Een archiefruimte is voorzien van een goedwerkende thermometer en hygrometer. Haarhygrometers zijn niet toegestaan.

§

3

Overige voorschriften

Artikel

46

Inbraakpreventie

Hoofdstuk

6

Bijzondere voorschriften voor de bouw en inrichting van archiefbewaarplaatsen

§

1

Voorschriften in verband met de veiligheid

Artikel

47

Constructieve eisen

De in- en uitwendige scheidingsconstructies van een archiefbewaarplaats zijn

  • a.

    vervaardigd van gewapend beton in kwaliteiten volgens NEN 6720:1995 of gelijkwaardig materiaal met een massa van minimaal 625 kg/m3;

  • b.

    bestand tegen maximale belasting gedurende ten minste 120 minuten volgens NEN 6702:2007 ingeval van calamiteiten;

  • c.

    waterdicht; en

  • d.

    voldoende bestand tegen optredende waterdruk.

Artikel

48

Brandveiligheid

Artikel

49

Rookdichtheid

De maatgevende rookdichtheid van de archiefbewaarplaats, met inbegrip van de inrichting ervan, bedraagt ten hoogste 10 m–1 volgens NEN 6066:1991.

Artikel

50

Telecommunicatiemiddelen

In een archiefbewaarplaats zijn te allen tijde voldoende, goedwerkende telecommunicatiemiddelen voorhanden waarmee aanwezigen zich in verbinding kunnen stellen met personen buiten de archiefbewaarplaats.

§

2

Voorschriften voor een gunstig milieu en klimaat

Artikel

51

Luchtkwaliteit

Artikel

52

Bewaking van bewaarcondities

De bewaarcondities in een archiefbewaarplaats worden bewaakt door luchtvochtigheid- en temperatuuropnemers die gekoppeld zijn aan het gebouwbeheerssysteem.

Artikel

53

Ontvangst- en quarantaineruimte

Een archiefbewaarplaats waarin regelmatig archiefbescheiden van buiten het gebouw worden opgenomen is voorzien van een ontvangst- en quarantaineruimte.

Artikel

54

Afwerking wanden en plafonds

Onverminderd artikel 37 worden wanden en plafonds van een archiefbewaarplaats afgewerkt met een dampdoorlatende laag.

§

3

Overige voorschriften

Artikel

55

Inbraakpreventie

Artikel

56

Ramen

Ramen zijn niet toegestaan in een archiefbewaarplaats.

Hoofdstuk

7

Ontheffingen

Artikel

57

Ontheffing voorschriften archiefruimten en archiefbewaarplaatsen

Hoofdstuk

8

Slot- en overgangsbepalingen

Artikel

58

Overgangsrecht hoofdstuk 3

Artikel

59

Overgangsrecht hoofdstukken 4, 5, 6 en 7

Artikel

60

Intrekking regelingen en besluiten

De volgende regelingen en besluiten worden ingetrokken:

Artikel

61

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2010.

Artikel

62

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Archiefregeling.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H.A.Plasterk

Bijlage

1

bij artikel 1

De in deze bijlage vermelde normen zijn de normen, uitgegeven door het Deutsches Institut für Normung, de International Organization for Standardization respectievelijk het Nederlands Normalisatie-Instituut, bedoeld in de Archiefregeling.

DIN 16554-2:1982:

norm ‘Kugelschreiber-Minen. Schriftqualität. Anforderungen. Prüfung. Kennzeichnung’, uitgegeven door het Deutsches Institut für Normung, zoals deze luidde op 1 februari 1982

ISO 9660:1988:

norm ‘Information processing – Volume and file structure of CD-ROM for information interchange’, uitgegeven door de International Organization for Standardization, zoals deze luidde op 14 april 1988

ISO 11798:1999:

norm ‘Information and documentation – Permanence and durability of writing, printing and copying on paper – Requirements and test methods’, uitgegeven door de International Organization for Standardization, zoals deze luidde op 1 juli 1999;

ISO 12757-2:1998:

norm ‘Ball point pens and refills – Part 2: Documentary use (DOC)’, uitgegeven door de International Organization for Standardization, zoals deze luidde op 1 mei 1998;

ISO 10149:1995:

norm ‘Information technology – Data interchange on read-only 120 mm optical data disks (CD-ROM)’, uitgegeven door de International Organization for Standardization, zoals deze luidde op 6 juli 1995;

ISO 14145-2:1998:

norm ‘Roller ball pens and refills – Part 2: Documentary use (DOC)’, uitgegeven door de International Organization for Standardization, zoals deze luidde op 1 april 1998;

ISO 18917:1999:

norm ‘Photography – Determination of residual thiosulfate and other related chemicals in processed photographic materials – Methods using iodine-amylose, methylene blue and silver sulfide’, uitgegeven door de International Organization for Standardization, zoals deze luidde op 1 juni 1999;

ISO-DIS 7031:1983:

norm ‘Concrete hardened; determination of the depth of penetration of water under pressure’, uitgegeven door de International Organization for Standardization, zoals deze luidde op 21 oktober 1983;

NEN 1775:1991:

norm ‘Bepaling van de bijdrage tot brandvoortplanting van vloeren’, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 november 1991;

NEN 2154:1980:

norm ‘Microfilmtechniek – Bewaren van nabewerkte halogeenzilvermicrofilms’, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 juli 1980;

NEN 2654-1:2002:

norm ‘Beheer, controle en onderhoud van brandbeveiligingsinstallaties – Deel 1: Brandmeldinstallaties’, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 februari 2002;

NEN 2728:2006:

norm ‘Permanent houdbaar papier – Eisen en beproevingsmethoden’, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 september 2006;

NEN 2778:1991:

norm ‘Vochtwering in gebouwen – Bepalingsmethoden’, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 november 1991;

NEN 3528:1975:

norm ‘Microfilmtechniek – Halogeenzilverfilms, 16 en 35 mm’, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 april 1975;

NEN 5088:1994/C2:1996 nl:

norm ‘Inbraakveiligheid van gebouwen – Toepassing van hang- en sluitwerk’, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 februari 1996;

NEN 5089:2009 4e Ontw. nl:

Ontwerpnorm ‘Inbraakwerend hang- en sluitwerk – Classificatie, eisen en beproevingsmethoden’, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 januari 2009;

NEN 5096: 2007 +C1:2007 nl:

norm ‘Inbraakwerendheid – Dak- of gevelelementen met deuren, ramen, luiken en vaste vullingen – Eisen, classificatie en beproevingsmethoden’, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 december 2007;

NEN 6065:1991:

norm ‘Bepaling van de bijdrage tot brandvoortplanting van bouwmateriaal(combinaties)’, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 14 november 1991;

NEN 6066:1991:

norm ‘Bepaling van de rookproduktie bij brand van bouwmateriaal(combinaties)’, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 november 1991, inclusief wijzigingsblad NEN 6066:1991/A1:1997 nl, zoals deze luidde op 1 mei 1997;

NEN 6069:2005:

norm ‘Experimentele bepaling van de brandwerendheid van bouwdelen en bouwproducten en het classificeren daarvan’, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 juli 2005;

NEN 6071:2001:

norm ‘Rekenkundige bepaling van de brandwerendheid van bouwdelen – Betonconstructies’, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 december 2001;

NEN 6072:1991:

norm ‘Rekenkundige bepaling van de brandwerendheid van bouwdelen – Staalconstructies’, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 december 1991;

NEN 6073:1991:

norm ‘Rekenkundige bepaling van de brandwerendheid van bouwdelen – Houtconstructies’, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 december 1991;

NEN 6702:2007:

norm ‘Technische grondslagen voor bouwconstructies – TGB 1990 – Belastingen en vervormingen’, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 september 2007;

NEN 6720:1995:

norm ‘TGB 1990 – Voorschriften Beton – Constructieve eisen en rekenmethoden (VBC 1995)’, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 september 1995;

NEN-EN 671-1:2001:

norm ‘Vaste brandblusinstallaties – Brandslangsystemen – Deel 1: Brandslanghaspels met vormvaste slang’, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 mei 2001;

NEN-EN 1366-1:1999:

norm ‘Bepaling van de brandwerendheid van installaties – Deel 1: Ventilatiekanalen’, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 augustus 1999;

NEN-EN 1366-2:1999:

norm ‘Bepaling van de brandwerendheid van installaties – Deel 2: Brandkleppen’, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 augustus 1999;

NEN-EN-IEC 60908:1999:

norm ‘Geluidopname – Audiocompactschijf’, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 maart 1999;

NEN-EN-ISO/IEC 17025:2005:

norm ‘Algemene eisen voor de bekwaamheid van beproevings- en kalibratielaboratoria’, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 juli 2005;

NEN-ISO 6199:2005:

norm ‘Microfilmtechniek – Microverfilming van documenten op 16 mm en 35 mm halogeenzilverfilm – Uitvoeringprocedures’, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 juli 2005;

NEN-ISO 15489-1:2001:

norm ‘Informatie en documentatie – Informatie- en archiefmanagement – Deel 1: Algemeen’, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 november 2001;

NEN-ISO 18901:2002:

norm ‘Beelddragers – Behandelde halogeenzilverfims type zwart-en-wit films – Specificaties voor stabiliteit’, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 maart 2002;

NEN-ISO 18925:2002:

norm ‘Beelddragers – Optische schijven – Opslagpraktijken’, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 maart 2002;

NEN-ISO 23081:

norm ‘Informatie en documentatie – Processen voor informatie- en archiefmanagement – Metadata voor archiefbescheiden – Deel 1: Principles’, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 februari 2006; en

norm ‘Informatie en documentatie – Processen voor informatie- en archiefmanagement – Metadata voor archiefbescheiden – Deel 2: Conceptual and implementation issues (Technical Specification, 2007)’, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 augustus 2007;

NPR 2877:1991:

norm ‘Beproevingsmethoden voor de waterdichtheid van scheidingsconstructies’, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 1 november 1991;

Bijlage

2

bij artikelen 9, 10 en 11

ICN-kwaliteitseis nr. 1

Archiefomslagen zonder hechtmechaniek voor permanente bewaring. Eisen en beproevingsmethoden, februari 1998

1

Onderwerp en toepassingsgebied

Deze kwaliteitseis geeft de eisen met betrekking tot kwaliteit, fysische eigenschappen en duurzaamheid van archiefomslagen van papier of karton, zonder hechtmechaniek voor langdurige bewaring van archiefstukken.

2

Termen en definities

Archiefomslagen voor permanente bewaring: Omslagen van papier of karton, waarbij onder normale bewaaromstandigheden in archieven en bibliotheken na ten minste 100 jaar geen noemenswaardige achteruitgang is te constateren en waarvan geen nadelige invloed op de, in het omslag bewaarde, archiefstukken mag plaatsvinden. Voor de overige in deze kwaliteitseis gebruikte termen: zie NEN 3376.

3

Kwaliteitseisen voor archiefomslagen

3.1

Vezelsamenstelling en chemische kenmerken

Het omslag moet gemaakt zijn van katoen- en/of linnenpulp, 100% gebleekte celstof of een mengsel hiervan. Indien het papier of karton is samengesteld uit twee tegen elkaar geplakte lagen duplex papier of karton, mag de binnenlaag houthoudend vezelmateriaal bevatten. Het gehalte aan houthoudend vezelmateriaal mag niet meer zijn dan 40% van de totale hoeveelheid vezelmateriaal. De buitenzijden van het samengestelde karton mogen geen positieve kleurreactie met de phloroglucinol-test geven (ASTM D 1030, X5). Voor het bepalen van de vezelsamenstelling en de chemische kenmerken: zie TAPPI T 401.

3.2

Zuurgraad

Het omslag bezit een minimum pH van 7,5 en een maximum pH van 9,5, gemeten met de koude extractiemethode. Voor het bepalen van de pH: zie NEN 2151 of ISO 6588.

3.3

Alkalische reserve

Het omslag bevat een alkalische reserve die correspondeert met ten minste 0,4 mol zuur per kilogram droog papier. Indien calciumcarbonaat is gebruikt als alkalische reserve, dan voldoet het papier aan de eis indien het 20 g CaCO3 per kg droog papier bevat. Voor het bepalen van de alkalische reserve: zie ISO 10716 of ASTM D 4988.

4

Fysische eigenschappen van archiefomslagen

4.1

Massa per oppervlakte (g/m2)

Hoewel geen specifieke eisen gesteld worden aan de massa per oppervlakte, wordt uitgegaan van een minimum van 120 g/m2. Indien specifieke eisen gesteld worden, mag het gemiddelde van de levering niet meer dan 5% van de gestelde eis afwijken. Voor de bepaling van de massa per oppervlakte: zie NEN 1109 of ISO 536.

4.2

Doorscheurweerstand

Het omslag heeft in de machinerichting een minimum doorscheurindex van 10 mN.m2/g. Voor de bepaling van de doorscheurweerstand: zie NEN 1760 of ISO 1974.

4.3

Vouwgetal

Het omslag heeft een vouwgetal in de dwarsrichting van minimaal 300 dubbelvouwen indien gemeten met het MIT instrument. Voor het bepalen van het vouwgetal: zie TAPPI 511.

4.4

Kleurechtheid tegen water

Indien het omslag gekleurd is, moet de kleur die het karton afgeeft aan wit papier waarmee het, na onderdompeling in gedestilleerd water van 23°C, gedurende 4 uur is samengeklemd, minimaal de waarde 3 bereiken van de standaard grijsschaal voor uitbloeden. Voor de bepaling van de kleurechtheid van papier en karton tegen water: zie Standaard Onderzoek Procedure ICN-SOP 10.

5

Duurzaamheid

Het omslag bezit na versnelde veroudering nog minimaal 80% van het oorspronkelijke vouwgetal en de oorspronkelijke doorscheurweerstand. Versnelde veroudering vindt plaats gedurende 12 dagen bij 80°C ± 0,5°C en 65% ± 2% relatieve vochtigheid. Beproevingsmethode: ISO 5630/3.

6

Titels van de vermelde normen

NEN 1109

Papier en karton. Bepaling van de massa per oppervlakte

NEN 1760

Papier en karton. Bepaling van de doorscheurweerstand (Elmendorf-methode)

NEN 2151

Papier en karton. Bepaling van de pH van een waterige suspensie

NEN 3376

Papier. Verklarende woordenlijst met vertalingen (Eng., Fr., Du.)

ISO 536

Paper and board. Determination of grammage

ISO 1974

Paper. Determination of tearing resistance

ISO 5630/3

Paper and board- Accelerated ageing – part 3: Moist heat treatment at 80°C and 65% relative humidity

ISO 6588

Paper, board and pulps. Determination of pH of aqueous extracts

ISO 10716

Paper and board. Determination of alkaline reserve

ASTM D 1030

Standard Test Method for Fiber Analysis of Paper and Paperboard, X5, Spot Stain

ASTM D 4988

Standard test method for the determination of calcium carbonate content of paper

TAPPI T 401

Fiber analysis of paper and paperboard

TAPPI T 511

Folding endurance of paper (MIT tester)

ICN-SOP 10

Bepaling kleurechtheid van papier en karton tegen water

ICN-kwaliteitseis nr. 2

Archiefomslagen met hechtmechaniek voor permanente bewaring. Eisen en beproevingsmethoden, februari 1998

1

Onderwerp en toepassingsgebied

Deze kwaliteitseis geeft eisen met betrekking tot kwaliteit, fysische eigenschappen en duurzaamheid van archiefomslagen van papier of karton met hechtmechaniek voor toepassing in statische archieven.

2

Termen en definities

Archiefomslagen voor permanente bewaring: Omslagen van papier of karton, waarbij onder normale bewaaromstandigheden in archieven en bibliotheken na ten minste 100 jaar geen noemenswaardige achteruitgang is te constateren en waarvan geen nadelige invloed op de, in het omslag bewaarde, archiefstukken mag plaatsvinden. Hechtmechanieken: Bevestigingssystemen ter bundeling van archiefstukken in een omslag. Voor de overige in deze kwaliteitseis gebruikte termen: zie NEN 3376.

3

Kwaliteitseisen voor de archiefomslagen

3.1

Vezelsamenstelling en chemische kenmerken

Het omslag moet gemaakt zijn van katoen- en/of linnen-pulp, 100% gebleekte celstof of een mengsel hiervan. Indien het papier of karton is samengesteld uit twee tegen elkaar geplakte lagen duplex papier of karton, mag de binnenlaag houthoudend vezelmateriaal bevatten. Het gehalte aan houthoudend vezelmateriaal mag echter niet meer zijn dan 40% van de totale hoeveelheid vezelmateriaal. De buitenzijden van het samengestelde karton mogen geen positieve kleurreactie met de phloroglucinol-test geven (ASTM D 1030, X5). Voor het bepalen van de vezelsamenstelling en de chemische kenmerken: zie TAPPI T 401.

3.2

Zuurgraad

Het omslag bezit een minimum pH van 7,5 en een maximum pH van 9,5, gemeten met de koude extractiemethode. Voor het bepalen van de pH: zie NEN 2151 of ISO 6588.

3.3

Alkalische reserve

Het omslag bevat een alkalische reserve die correspondeert met ten minste 0,4 mol zuur per kilogram droog papier. Indien calciumcarbonaat is gebruikt als alkalische reserve, dan voldoet het papier aan de eis indien het 20 g CaCO3 per kg droog papier bevat. Voor het bepalen van de alkalische reserve: zie ISO 10716 of ASTM D 4988.

4

Fysische eigenschappen van archiefomslagen met hechtmechanieken

4.1

Massa per oppervlakte

Hoewel geen specifieke eisen gesteld worden aan de massa per oppervlakte, wordt uitgegaan van een minimum van 210 g/m2. Indien specifieke eisen gesteld worden, mag het gemiddelde van de levering niet meer dan 5% van de gestelde eis afwijken. Voor de bepaling van de massa per oppervlakte: zie NEN 1109 of ISO 536.

4.2

Doorscheurweerstand

Het omslag heeft in de machinerichting een minimum doorscheurindex van 15 mN.m2/g. Voor de bepaling van de doorscheurweerstand: zie NEN 1760 of ISO 1974.

4.3

Vouwgetal

Het omslag heeft een vouwgetal in de dwarsrichting van minimaal 350 dubbelvouwen indien gemeten met het MIT instrument. Voor het bepalen van het vouwgetal: zie TAPPI T 511.

4.4

Kleurechtheid tegen water

Indien het omslag gekleurd is, moet de kleur die het karton afgeeft aan wit papier waarmee het, na onderdompeling in gedestilleerd water van 23°C, gedurende 4 uur is samengeklemd, minimaal de waarde 3 bereiken van de standaard grijsschaal voor uitbloeden. Voor de bepaling van de kleurechtheid van papier en karton tegen water: zie Standaard Onderzoek Procedure ICN-SOP 10.

5

Duurzaamheid

Het papier bezit na versnelde veroudering nog minimaal 80% van het oorspronkelijke vouwgetal en de oorspronkelijke doorscheurweerstand. Versnelde veroudering vindt plaats gedurende 12 dagen bij 80°C ± 0,5°C en 65% ± 2% relatieve vochtigheid. Beproevingsmethode: ISO 5630/3.

6

Materiaalsamenstelling van het hechtmechaniek

  • 1.

    Het materiaal van een hechtmechaniek mag geen stoffen bevatten, die de degradatie van het archiefstuk bevorderen.

    • 1.

      Kunststof hechtmechanieken mogen geen polyvinylchloride of copolymeren van vinylchloride bevatten.

    • 2

      Gebruikte kunststoffen mogen geen weekmaker bevatten.

    • 3.

      Hechtmechanieken mogen geen zelfklevende elementen bevatten.

7

Constructie

Het hechtmechaniek mag bij gebruik geen mechanische schade aan het archiefstuk veroorzaken.

8

Titels van de vermelde normen

NEN 1109

Papier en karton. Bepaling van de massa per oppervlakte

NEN 1760

Papier en karton. Bepaling van de doorscheurweerstand (Elmendorfmethode)

NEN 2151

Papier en karton. Bepaling van de pH van een waterige suspensie

NEN 3376

Papier. Verklarende woordenlijst met vertalingen (Eng., Fr., Du.)

ISO 536

Paper and board. Determination of grammage

ISO 1974

Paper. Determination of tearing resistance

ISO 5630/3

Paper and board- Accelerated ageing- part 3: Moist heat treatment at 80°C and 65% relative humidity

ISO 6588

Paper, board and pulps. Determination of pH of aqueous extracts

ISO 10716

Paper and board. Determination of alkaline reserve

ASTM D 1030

Standard Test Method for Fiber Analysis of Paper and Paperboard, X5, Spot Stain

ASTM D 4988

Standard test method for the determination of calcium carbonate content of paper

TAPPI T 401

Fiber analysis of paper and paperboard

TAPPI T 511

Folding endurance of paper (MIT tester)

ICN-SOP 10

Bepaling kleurechtheid van papier en karton tegen water

ICN-kwaliteitseis nr. 3

Archiefdozen voor permanente bewaring. Gebufferde, ligninearme golfkartonnen dozen. Eisen en beproevingsmethoden, augustus 2002

1

Onderwerp en toepassingsgebied

Deze kwaliteitseis geeft de eisen met betrekking tot kwaliteit, fysische eigenschappen en duurzaamheid van ligninearme, gebufferde dozen voor langdurige bewaring van archiefstukken.

2

Termen en definities

Archiefdozen voor permanente bewaring: Dozen van golfkarton, waarbij onder normale bewaaromstandigheden in archieven en bibliotheken na ten minste 30 jaar geen noemenswaardige achteruitgang is te constateren en waarvan geen nadelige invloed op de, in de doos bewaarde, archiefstukken mag plaatsvinden. Golfkarton: Uit vlakke en in een regelmatig patroon gegolfde lagen samengeplakt karton. ‘Fijn’ of ‘B’-golf, golfhoogte ca. 3 mm met ca. 164 golven per strekkende meter. ‘Dubbel-dubbel’, bestaande uit twee gegolfde lagen tussen drie vlakke lagen. Voor de overige in deze kwaliteitseis gebruikte termen: zie NEN 3376.

3

Kwaliteitseisen voor het golfkarton

3.1

Vezelsamenstelling en chemische kenmerken

Alle lagen van het golfkarton moeten gemaakt zijn van katoen en/of linnen- pulp, 100% gebleekte celstof of een mengsel hiervan. Het karton moet vrij zijn van houthoudend vezelmateriaal, metaaldeeltjes, wassen, weekmakers en mag niet meer dan 0,0008% reduceerbaar zwavel bevatten (TAPPI T406). Het oppervlak van het karton moet vrij zijn van knopen, scheven en schurende deeltjes. Geen van de lagen van het golfkarton mag een positieve kleurreactie geven met de phloroglucinol test (ASTM D 1030, × 5.1.1/2 Spot Stains) of moet een Kappa nummer hebben van maximaal 5 (TAPPI T-236). Voor het bepalen van de vezelsamenstelling en de chemische kenmerken: zie TAPPI T 401.

3.2

Zuurgraad

Het golfkarton bezit een minimum pH van 7,5 en een maximum pH van 9,5, gemeten met de koude extractiemethode (NEN 2151 of ISO 6588).

3.3

Alkalische reserve

Alle lagen van het golfkarton bevatten een alkalische reserve die correspondeert met tenminste 0,4 mol zuur per kilogram droog karton. Indien calcium- carbonaat is gebruikt als alkalische reserve, dan voldoet het karton aan de eis indien het 20 g CaCO3 per kg droog papier bevat. De alkalische reserve moet gelijkmatig door alle lagen van het golfkarton verdeeld zijn. (ISO 10716 of ASTM D 4988).

4

Fysische eigenschappen van het golfkarton

4.1

Type

Het golfkarton is bij voorkeur van het type ‘B’-golf, met een golfhoogte van ca. 3 mm. Afhankelijk van de te bewaren voorwerpen kan ook het type dubbel-dubbel worden toegepast.

4.2

Doorsteekweerstand

De doorsteekweerstand, gemeten volgens DIN 53142, gemeten aan de binnen- en buitenzijde, evenwijdig aan en loodrecht op de machinerichting, moet minimaal 5 J bedragen.

4.3

Oppervlakte-gladheid (Ter bepaling van de bevestigingsmogelijkheid van zelfklevende etiketten en/of plakband).

Het oppervlak van het karton moet zelfklevend plakband gedurende 10 minuten kunnen vasthouden (bij 6 van de 10 bepalingen) indien het onderzocht wordt volgens ASTM D 2860, volgens de procedure B, die als volgt is aangepast:

  • gebruik 3M # 810 3/4" breed, zelfklevend plakband

  • bevestig het plakband door er twee keer over te rollen met een 10 kg ± 0,5 kg zware en 200 mm brede rol met een diameter van 90 mm ± 10 mm. (De rol van de Cobb-test: ISO 535)

  • hang een gewicht van 50 g aan het plakband.

4.4

Kleurechtheid tegen water

Indien de doos gekleurd is, moet de kleur die het karton afgeeft aan wit papier waarmee het, na onderdompeling in gedestilleerd water van 23°C, gedurende 4 uur is samengeklemd, minimaal de waarde 3 bereiken van de standaard grijsschaal voor uitbloeden. Voor de bepaling van de kleurechtheid van papier en karton tegen water: zie Standaard Onderzoek Procedure ICN-SOP 10.

4.5

Verlijming van de golf, watervastheid

Voor het verlijmen van het golfpapier aan het vlakke papier zal bij voorkeur een waterbestendige zetmeellijm gebruikt worden. Na onderdompeling in water van 23°C gedurende 24 uur mogen de lagen onderling niet loslaten en moet er bij het voorzichtig lostrekken van de lagen vezeloverdracht ontstaan.

5

Eigenschappen van de doos

5.1

Constructie

De doos is gemaakt van golfkarton dat bestaat uit één gegolfde laag, aan weerszijden samengeplakt met een vlak papier. De golf is bij voorkeur van het type ‘B’, met een golfhoogte van 3 mm en ca. 164 golven per strekkende meter. De doos is zodanig geconstrueerd dat de richting van de golf loodrecht op de lengteas van de doos staat. De doos wordt vlak aangeleverd en moet zonder nadere bevestigingen tot een doos gevouwen kunnen worden. De doos kan zowel uit één als uit twee delen bestaan. De ingerilde vouwen moeten recht zijn. Na het in elkaar vouwen van de doos moeten de hoeken recht zijn en mogen er geen scheve openingen ontstaan. De doos moet goed rechtop kunnen staan en de sluiting moet goed dicht blijven nadat de doos gesloten is.

5.2

Afmetingen

De afmeting van de doos wordt bepaald door de opdrachtgever. Deze maten worden aangegeven als binnenmaten en mogen bij aflevering niet meer afwijken dan ± 1 mm.

5.3

Druksterkte van de doos

De druksterkte (volgens (NEN)ISO 2872) van een platliggende doos bedraagt minimaal 3000 N met een maximale indrukking van 7,0 mm. De druksterkte van een staande doos bedraagt minimaal 2000 N met een maximale indrukking van 6,0 mm.

5.4

Valweerstand

De valweerstand wordt bepaald volgens (NEN)ISO 2248 met een vulgewicht van 0,5 kg papier per cm breedte. Er mogen na de valproef geen ernstige mankementen aan de doos zijn ontstaan en de functie van de doos moet bewaard blijven.

5.5

Vormvastheid na onderdompeling in water

Na onderdompeling in gedestilleerd water van 23°C gedurende 24 uur moet de doos zijn vorm behouden.

6

Titels van de vermelde normen

NEN 3376

Papier.

Verklarende woordenlijst met vertalingen (Eng., Fr., Du.)

TAPPI T 406

Reducible sulfur in paper and paperboard

ASTM D 1030

Standard Test Method for Fiber Analysis of Paper and Paperboard, X5, Spot Stains

TAPPI T 236

Kappa number of pulp

ASTM D 4988

Standard test method for the determination of calcium carbonate content of paper

NEN 2151

Papier en karton. Bepaling van de pH van een waterige suspensie

ISO 6588

Paper, board and pulps: Determination of pH of aqueous extracts

ISO 10716

Paper and board. Determination of alkaline reserve

DIN 53142

Durchstossversuch

TAPPI T 401

Fiber analysis of paper and paperboard

ASTM D 2860

Surface smoothness

(NEN)ISO 2248

Valweerstand

(NEN)ISO 2872

Druksterkte (Compressiesterkte)

ICN-SOP 10

Bepaling kleurechtheid van papier en karton tegen water

ICN-kwaliteitseis nr. 4

Archiefdozen voor bewaring op middellange termijn. Zuurvrije golfkartonnen dozen. Eisen en beproevingsmethoden, augustus 2002

1

Onderwerp en toepassingsgebied

Deze kwaliteitseis geeft de eisen met betrekking tot kwaliteit, fysische eigenschappen en duurzaamheid van dozen voor bewaring van archiefstukken op middellange termijn

2

Termen en definities

Archiefdozen voor bewaring op middellange termijn: Dozen van golfkarton waarbij onder normale bewaaromstandigheden in archieven en bibliotheken na 10 jaar geen noemenswaardige achteruitgang is te constateren en waarvan geen nadelige invloed op de, in de doos bewaarde, archiefstukken mag plaatsvinden. Golfkarton: Uit vlakke en in een regelmatig patroon gegolfde lagen samengeplakt karton. ‘Fijn’ of ‘B’-golf, golfhoogte ca. 3 mm met ca. 164 golven per strekkende meter. ‘Dubbel-dubbel’, bestaande uit twee gegolfde lagen tussen drie vlakke lagen. Voor de overige in deze kwaliteitseis gebruikte termen: zie NEN 3376.

3

Kwaliteitseisen voor het golfkarton

3.1

Vezelsamenstelling en chemische kenmerken

De golflaag en de buitenste papierlaag van het golfkarton mogen houthoudend vezelmateriaal bevatten mits het gehalte houthoudende vezels niet meer is dan 40% van de totale hoeveelheid vezelmateriaal. De papierlaag van het golfkarton aan de binnenzijde van de doos moet gemaakt zijn van katoen- en/of linnen-pulp of van gebleekte celstof en bevat een alkalische reserve die correspondeert met tenminste 0,4 mol zuur per kilogram droog papier. Het oppervlak van het karton moet vrij zijn van knopen, scheven en schurende deeltjes. De papierlaag van het golfkarton aan de binnenzijde van de doos mag geen positieve kleurreactie geven met de phloroglucinol test (ASTM D 1030, × 5.1.1/2 Spot Stains). Voor het bepalen van de vezelsamenstelling en de chemische kenmerken: zie TAPPI T 401.

3.2

Zuurgraad

Het golfkarton bezit een minimum pH van 6,5, gemeten met de koude extractiemethode. De papierlaag van het golfkarton aan de binnenzijde van de doos bezit een minimum pH van 7,5 en een maximum pH van 9,5, gemeten met de koude extractiemethode (NEN 2151 of ISO 6588).

3.3

Alkalische reserve

De papierlaag van het golfkarton aan de binnenzijde van de doos bevat een alkalische reserve die correspondeert met ten minste 0,4 mol zuur per kilogram droog papier. Indien calciumcarbonaat is gebruikt als alkalische reserve, dan voldoet het papier aan de eis indien het 20 g CaCO3 per kg droog papier bevat. De alkalische reserve moet gelijkmatig verdeeld zijn (ISO 10716 of ASTM D4988).

4

Fysische eigenschappen van het golfkarton

4.1

Type

Het golfkarton is bij voorkeur van het type ‘B’-golf met een golfhoogte van ca. 3 mm. Afhankelijk van de te bewaren voorwerpen kan ook het type dubbel-dubbel worden toegepast.

4.2

Doorsteekweerstand

De doorsteekweerstand, gemeten volgens DIN 53142, gemeten aan de binnen- en buitenzijde, evenwijdig aan en loodrecht op de machinerichting, moet minimaal 5 J bedragen.

4.3

Oppervlakte-gladheid (Ter bepaling van de bevestigingsmogelijkheid van zelfklevende etiketten en/of plakband)

Het oppervlak van het karton moet zelfklevend plakband gedurende 10 minuten kunnen vasthouden (bij 6 van de 10 bepalingen) indien het onderzocht wordt volgens ASTM D 2860, volgens de procedure B, die als volgt is aangepast:

  • gebruik 3M # 810 3/4" breed, zelfklevend plakband

  • bevestig het plakband door er twee keer over te rollen met een 10 kg ± 0,5 kg zware en 200 mm brede rol met een diameter van 90 mm ± 10 mm. (De rol van de Cobb-test: ISO 535)

  • hang een gewicht van 50 g aan het plakband.

4.4

Kleurechtheid tegen water

Indien de doos gekleurd is, moet de kleur die het karton afgeeft aan wit papier waarmee het, na onderdompeling in gedestilleerd water van 23°C, gedurende 4 uur is samengeklemd, minimaal de waarde 3 bereiken van de standaard grijsschaal voor uitbloeden. Voor de bepaling van de kleurechtheid van papier en karton tegen water: zie Standaard Onderzoek Procedure ICN-SOP 10.

4.5

Verlijming van de golf, watervastheid

Voor het verlijmen van het golfpapier aan het vlakke papier zal bij voorkeur een waterbestendige zetmeellijm gebruikt worden. Na onderdompeling in water gedurende 24 uur mogen de lagen onderling niet loslaten en moet er bij het voorzichtig lostrekken van de lagen vezeloverdracht ontstaan.

5

Eigenschappen van de doos

5.1

Constructie

De doos is gemaakt van golfkarton dat bestaat uit één gegolfde laag die aan weerszijden is samengeplakt met een vlak karton. De golf is bij voorkeur van het type ‘B’, met een golfhoogte van 3 mm en ca. 164 golven per strekkende meter. De doos is zodanig geconstrueerd dan de richting van de golf loodrecht op de lengteas van de doos staat. De doos wordt vlak aangeleverd en moet zonder nadere bevestigingen tot een doos gevouwen kunnen worden. De doos kan zowel uit één als uit twee delen bestaan. De ingerilde vouwen moeten recht zijn. Na het in elkaar vouwen van de doos moeten de hoeken recht zijn en mogen er geen scheve openingen ontstaan. De doos moet goed rechtop kunnen staan en de sluiting moet goed dicht blijven nadat de doos gesloten is.

5.2

Afmetingen

De afmeting van de doos wordt bepaald door de opdrachtgever. Deze maten worden aangegeven als binnenmaten en mogen bij aflevering niet meer afwijken dan ± 1 mm.

5.3

Druksterkte van de doos

De druksterkte (volgens (NEN)ISO 2872) van een platliggende doos bedraagt minimaal 3000 N met een maximale indrukking van 7,0 mm. De druksterkte van een staande doos bedraagt minimaal 2000 N met een maximale indrukking van 6,0 mm.

5.4

Valweerstand

De valweerstand wordt bepaald volgens (NEN)ISO 2248 met een vulgewicht van 0,5 kg per cm breedte. Er mogen na de valproef geen ernstige mankementen aan de doos zijn ontstaan en de functie van de doos moet bewaard blijven.

5.5

Vormvastheid na onderdompeling

Na onderdompeling in gedestilleerd water van 23°C gedurende 24 uur moet de doos zijn vorm behouden.

6

Titels van de vermelde normen

NEN 3376

Papier. Verklarende woordenlijst met vertalingen (Eng., Fr., Du.)

ASTM D 1030

Standard Test Method for Fiber Analysis of Paper and Paperboard, X5, Spot Stains

ASTM D 4988

Standard test method for the determination of calcium carbonate content of paper

NEN 2151

Papier en karton. Bepaling van de pH van een waterige suspensie

ISO 6588

Paper, board and pulps: Determination of pH of aqueous extracts

ISO 10716

Paper and board. Determination of alkaline reserve

DIN 53142

Durchstossversuch

ASTM D 2860

Surface smoothness

(NEN)ISO 2248

Valweerstand

(NEN)ISO 2872

Druksterkte (Compressiesterkte)

TAPPI T 401

Fiber analysis of paper and paperboard

ICN-SOP 10

Bepaling kleurechtheid van papier en karton tegen water

ICN-kwaliteitseis nr. 10

Golfkarton voor verpakkingsdoeleinden in archieven en musea voor bewaring op de middellange termijn. Zuurvrije golfkarton. Eisen en beproevingsmethoden, augustus 2002

1

Onderwerp en toepassingsgebied

Deze kwaliteitseis geeft de eisen met betrekking tot kwaliteit, fysische eigenschappen en duurzaamheid van zuurvrij golfkarton voor de productie van dozen en andere toepassingen voor de bewaring op middellange termijn van voorwerpen van culturele waarde.

2

Termen en definities

Golfkarton voor bewaring op middellange termijn: Golfkarton, waarbij onder normale bewaaromstandigheden in archieven, bibliotheken en musea na 10 jaar geen noemenswaardige achteruitgang is te constateren en waarvan geen nadelige invloed op de, met het golfkarton in contact komende, voorwerpen van culturele waarde mag plaatsvinden. Golfkarton: Uit vlakke en in een regelmatig patroon gegolfde lagen samengeplakt karton. ‘Fijn’ of ‘B’ golf, golfhoogte ca. 3 mm met ca. 164 golven per strekkende meter. ‘dubbel-dubbel’, bestaande uit twee gegolfde lagen tussen drie vlakke lagen. Voor de overige in deze kwaliteitseis gebruikte termen: zie NEN 3376.

3

Kwaliteitseisen voor het golfkarton

3.1

Vezelsamenstelling en chemische kenmerken

De zijde van het karton welke niet in contact komt met de archiefstukken mag houthoudende vezels bevatten, echter het gehalte aan houthoudende vezels mag niet meer zijn dan 30% van de totale hoeveelheid vezelmateriaal. De papierlaag van het golfkarton aan de binnenzijde van de doos moet gemaakt zijn van katoen en/of linnen-pulp of van gebleekte celstof. Het oppervlak van het karton moet vrij zijn van knopen, scheven en schurende deeltjes. De papierlaag van het golfkarton dat in rechtstreeks contact kan komen met voorwerpen van culturele waarde, mag geen positieve kleurreactie geven met de phloroglucinol test (ASTM D 1030, × 5.1.1/2 Spot Stains). Voor het bepalen van de vezelsamenstelling en de chemische kenmerken: zie TAPPI T 401.

3.2

Zuurgraad

Het golfkarton bezit een minimum pH van 6,5, gemeten met de koude extractiemethode. De papierlaag van het golfkarton dat in rechtstreeks contact kan komen met voorwerpen van culturele waarde, bezit een minimum pH van 7,5 en een maximum pH van 9,5, gemeten met de koude extractiemethode (NEN 2151 of ISO 6588).

3.3

Alkalische reserve

De papierlaag van het golfkarton dat in rechtstreeks contact kan komen met voorwerpen van culturele waarde bevat een alkalische reserve die correspondeert met tenminste 0,4 mol zuur per kilogram droog papier. Indien calcium-carbonaat is gebruikt als alkalische reserve, dan voldoet het papier aan de eis, indien het 20 g CaCO3 per kg droog papier bevat. De alkalische reserve moet gelijkmatig verdeeld zijn (ISO 10716 of ASTM D 4988).

4

Fysische eigenschappen van het golfkarton

4.1

Type

Het golfkarton is bij voorkeur van het type ‘B’-golf met een golfhoogte van ca. 3 mm. Afhankelijk van de te bewaren voorwerpen kan ook het type ‘dubbel-dubbel’ worden toegepast.

4.2

Doorsteekweerstand

De doorsteekweerstand, gemeten volgens DIN 53142 aan de binnen- en buitenzijde, evenwijdig aan en loodrecht op de machinerichting, moet minimaal 5 J bedragen.

4.3

Oppervlakte-gladheid (Ter bepaling van de bevestigingsmogelijkheid van zelfklevende etiketten en/of plakband).

Het oppervlak van het karton moet zelfklevend plakband gedurende 10 minuten kunnen vasthouden (bij 6 van de 10 bepalingen), indien het onderzocht wordt volgens ASTM D 2860, volgens de procedure B, die als volgt is aangepast:

  • gebruik 3M # 810 3/4" breed, zelfklevend plakband

  • bevestig het plakband door er twee keer over te rollen met een 10 kg ± 0,5 kg zware en 200 mm brede rol met een diameter van 90 mm ± 10 mm (De rol van de Cobb-test: ISO 535)

  • hang een gewicht van 50 g aan het plakband.

4.4

Kleurechtheid tegen water

Indien de doos gekleurd is, moet de kleur die het karton afgeeft aan wit papier waarmee het, na onderdompeling in gedestilleerd water van 23°C, gedurende 4 uur is samengeklemd, minimaal de waarde 3 bereiken van de standaard grijsschaal voor uitbloeden. Voor de bepaling van de kleurechtheid van papier en karton tegen water: zie Standaard Onderzoek Procedure ICN-SOP 10.

4.5

Verlijming van de golf, watervastheid

Voor het verlijmen van het golfpapier aan het vlakke papier zal bij voorkeur een waterbestendige zetmeellijm gebruikt worden. Na onderdompeling in water gedurende 24 uur mogen de lagen onderling niet loslaten en moet er bij het voorzichtig lostrekken van de lagen vezeloverdracht ontstaan.

5

Titels van de vermelde normen

NEN 3376

Papier. Verklarende woordenlijst met vertalingen (Eng., Fr., Du.)

ASTM D 1030

Standard Test Method for Fiber Analysis of Paper and Paperboard, X5, Spot Stains

ASTM D 4988

Standard test method for the determination of calcium carbonate content of paper

NEN 2151

Papier en karton. Bepaling van de pH van een waterige suspensie

ISO 10716

Paper and board. Determination of alkaline reserve

DIN 53142

Durchstossversuch

ASTM D 2860

Surface smoothness

TAPPI T 401

Fiber analysis of paper and paperboard

ICN-SOP 10

Bepaling kleurechtheid van papier en karton tegen water

ICN-kwaliteitseis nr. 11

Golfkarton voor verpakkingsdoeleinden in archieven en musea voor bewaring op de middellange termijn. Gebufferd, ligninearm golfkarton. Eisen en beproevingsmethoden, augustus 2002

1

Onderwerp en toepassingsgebied

Deze kwaliteitseis geeft de eisen met betrekking tot kwaliteit, fysische eigenschappen en duurzaamheid van zuurvrij golfkarton voor de productie van dozen en andere toepassingen voor de bewaring op lange termijn van voorwerpen van culturele waarde.

2

Termen en definities

Golfkarton voor bewaring op lange termijn: Golfkarton, waarbij onder normale bewaaromstandigheden in archieven, bibliotheken en musea na ten minste 30 jaar geen noemenswaardige achteruitgang is te constateren en waarvan geen nadelige invloed op de, in de doos bewaarde, voorwerpen van culturele waarde mag plaatsvinden. Golfkarton: Uit vlakke en in een regelmatig patroon gegolfde lagen samengeplakt karton. ‘Fijn’ of ‘B’ golf, golfhoogte ca. 3 mm met ca. 164 golven per strekkende meter. ‘dubbel-dubbel’, bestaande uit twee gegolfde lagen tussen drie vlakke lagen. Voor de overige in deze kwaliteitseis gebruikte termen: zie NEN 3376.

3

Kwaliteitseisen voor het golfkarton

3.1

Vezelsamenstelling en chemische kenmerken

Alle lagen van het golfkarton moeten gemaakt zijn van katoen en/of linnen- pulp, 100% gebleekte celstof of een mengsel hiervan. Het karton moet vrij zijn van houthoudend vezelmateriaal, metaaldeeltjes, wassen, weekmakers en mag niet meer dan 0,0008% reduceerbaar zwavel bevatten (TAPPI T 406). Het oppervlak van het karton moet vrij zijn van knopen, scheven en schurende deeltjes. Geen van de lagen van het golfkarton mag een positieve kleurreactie geven met de phloroglucinol test (ASTM D1030, × 5.1.1/2 Spot Stains) of moet een Kappa nummer hebben van maximaal 5 (TAPPI T 236). Voor het bepalen van de vezelsamenstelling en de chemische kenmerken: zie TAPPI T 401.

3.2

Zuurgraad

Het golfkarton bezit een minimum pH van 7,5 en een maximum pH van 9,5, gemeten met de koude extractiemethode (NEN 2151 of ISO 6588).

3.3

Alkalische reserve

Het golfkarton bevat een alkalische reserve die correspondeert met ten minste 0,4 mol zuur per kilogram droog papier. Indien calciumcarbonaat is gebruikt als alkalische reserve, dan voldoet het papier aan de eis, indien het 20 g CaCO3 per kg droog papier bevat. De alkalische reserve moet gelijkmatig door alle lagen van het golfkarton verdeeld zijn (ISO 10716 of ASTM D 4988).

4

Fysische eigenschappen van het golfkarton

4.1

Type

Het golfkarton is bij voorkeur van het type ‘B’-golf, met een golfhoogte van ca. 3 mm. Afhankelijk van de te bewaren voorwerpen kan ook het type ‘dubbel-dubbel’ worden toegepast.

4.2

Doorsteekweerstand

De doorsteekweerstand, gemeten volgens DIN 53142, gemeten aan de binnen- en buitenzijde, evenwijdig aan en loodrecht op de machinerichting, moet minimaal 5 J bedragen.

4.3

Oppervlakte-gladheid (Ter bepaling van de bevestigingsmogelijkheid van zelfklevende etiketten en/of plakband)

Het oppervlak van het karton moet zelfklevend plakband gedurende 10 minuten kunnen vasthouden (bij 6 van de 10 bepalingen), indien het onderzocht wordt volgens ASTM D 2860, volgens de procedure B, die als volgt is aangepast:

  • gebruik 3M # 810 3/4" breed, zelfklevend plakband

  • bevestig het plakband door er twee keer over te rollen met een 10 kg ± 0,5 kg zware en 200 mm brede rol met een diameter van 90 mm ± 10 mm (De rol van de Cobb-test: ISO 535)

  • hang een gewicht van 50 g aan het plakband.

4.4

Kleurechtheid tegen water

Indien de doos gekleurd is, moet de kleur die het karton afgeeft aan wit papier waarmee het, na onderdompeling in gedestilleerd water van 23°C, gedurende 4 uur is samengeklemd, minimaal de waarde 3 bereiken van de standaard grijsschaal voor uitbloeden. Voor de bepaling van de kleurechtheid van papier en karton tegen water: zie Standaard Onderzoek Procedure ICN-SOP 10.

4.5

Verlijming van de golf, watervastheid

Voor het verlijmen van het golfpapier aan het vlakke papier zal bij voorkeur een waterbestendige zetmeellijm gebruikt worden. Na onderdompeling in water gedurende 24 uur mogen de lagen onderling niet loslaten en moet er bij het voorzichtig lostrekken van de lagen vezeloverdracht ontstaan.

5

Titels van normen

NEN 3376

Papier. Verklarende woordenlijst met vertalingen (Eng., Fr., Du.)

TAPPI T 406

Reducible sulfur in paper and paperboard

ASTM D 1030

Standard Test Method for Fiber Analysis of Paper and Paperboard, X5, Spot Stains

TAPPI T 236

Kappa number of pulp

ASTM D 4988

Standard test method for the determination of calcium carbonate content of paper

NEN 2151

Papier en karton. Bepaling van de pH van een waterige suspensie

ISO 10716

Paper and board. Determination of alkaline reserve

DIN 53142

Durchstossversuch

ASTM D 2860

Surface smoothness

TAPPI T 401

Fiber analysis of paper and paperboard

ICN-SOP 10

Bepaling kleurechtheid van papier en karton tegen water

ICN-kwaliteitseis nr. 12

Hechtmechanieken voor archiefomslagen voor permanente bewaring. Eisen en beproevingsmethoden, februari 1998

1

Onderwerp en toepassingsgebied

Deze kwaliteitseis geeft eisen met betrekking tot kwaliteit, fysische eigenschappen en duurzaamheid van hechtmechanieken voor archiefomslagen van papier of karton met hechtmechaniek voor toepassing in statische archieven.

2

Termen en definities

Hechtmechanieken: Bevestigingssystemen ter bundeling van archiefstukken in een archiefomslag dat voldoet aan ICN-kwaliteitseis no. 2. Archiefomslagen voor permanente bewaring: Omslagen van papier of karton, waarbij onder normale bewaaromstandigheden in archieven en bibliotheken na ten minste 100 jaar geen noemenswaardige achteruitgang is te constateren en waarvan geen nadelige invloed op de, in het omslag bewaarde, archiefstukken mag plaatsvinden. Voor de overige in deze kwaliteitseis gebruikte termen: zie NEN 3376.

3

Materiaalsamenstelling van het hechtmechaniek

  • 1.

    Het materiaal van een hechtmechaniek mag geen stoffen bevatten, die de degradatie van het archiefstuk bevorderen.

    • 1.

      Kunststof hechtmechanieken mogen geen polyvinylchloride of copolymeren van vinylchloride

    • 2.

      Gebruikte kunststoffen mogen geen weekmaker bevatten.

    • 3.

      Hechtmechanieken mogen geen zelfklevende elementen bevatten.

    • 4.

      Metalen hechtmechanieken zijn niet toegestaan.

Testmethode: Bepaling van samenstelling met behulp van Fourier Transform Infrarood Spectroscopie (FTIR).

4

Constructie

  • 1.

    Het hechtmechaniek mag bij gebruik geen mechanische schade aan het archiefstuk veroorzaken.

  • 2.

    Gebruikseigenschappen worden niet getest.

5

Titels van de vermelde normen

NEN 3376 ICN-

Papier. Verklarende woordenlijst met vertalingen (Eng., Fr., Du.)

kwaliteitseis no.2

Archiefomslagen met hechtmechaniek voor permanente bewaring

ICN-kwaliteitseis nr. 13

Archiefdozen voor bewaring op middellange termijn. Zuurvrije dozen gemaakt van massief karton. Eisen en beproevingsmethoden, februari 1998

1

Onderwerp en toepassingsgebied

Deze kwaliteitseis geeft de eisen met betrekking tot kwaliteit, fysische eigenschappen en duurzaamheid van dozen van massief karton voor bewaring van archiefstukken op middellange termijn.

2

Termen en definities

Archiefdozen voor bewaring op middellange termijn: Dozen van massief karton waarbij onder normale bewaaromstandigheden in archieven en bibliotheken na 10 jaar geen noemenswaardige achteruitgang is te constateren en waarvan geen nadelige invloed op de, in de doos bewaarde, archiefstukken mag plaatsvinden. Massief karton: In deze kwaliteitseis wordt verder gesproken over ‘karton’ waarmee ‘massief karton’ wordt bedoeld. Karton is materiaal dat kan worden gedefinieerd als papier, echter met een grotere massa per oppervlak (>225 g/m2 ), waardoor de stijfheid groter is dan die van papier. Voor de overige in deze kwaliteitseis gebruikte termen: zie NEN 3376.

3

Kwaliteitseisen voor het massief karton

3.1

Vezelsamenstelling en chemische kenmerken

De zijde van het karton welke in contact komt met de archiefstukken, dient te zijn beplakt met papier dat geen houthoudende vezels bevat. De zijde van het karton welke niet in contact komt met de archiefstukken mag houthoudende vezels bevatten. et gehalte aan houthoudend vezelmateriaal mag echter niet meer zijn dan 40% van de totale hoeveelheid vezelmateriaal. Het oppervlak van het karton moet vrij zijn van knopen, scheven en schurende deeltjes. De papierlaag van het massief karton aan de binnenzijde van de doos mag geen positieve kleurreactie geven met de phloroglucinol-test (ASTM D 1030, × 5.1.1/2 Spot Stains). Voor het bepalen van de vezelsamenstelling en de chemische kenmerken: zie TAPPI T 401.

3.2

Zuurgraad

Het massief karton bezit een minimum pH van 6,5, gemeten met de koude extractiemethode (NEN 2151 of ISO 6588). De papierlaag van het massief karton aan de binnenzijde van de doos bezit een minimum pH van 7,5 en een maximum pH van 9,5, gemeten met de oppervlakte pH-methode (TAPPI T 529).

3.3

Alkalische reserve

De papierlaag van het massief karton aan de binnenzijde van de doos bevat een alkalische reserve die correspondeert met ten minste 0,4 mol zuur per kilogram droog papier. Indien calciumcarbonaat is gebruikt als alkalische reserve, dan voldoet het papier aan de eis indien het 20 g CaCO3 per kg droog papier bevat. Voor het bepalen van de alkalische reserve: zie ISO 10716 of ASTM D 4988.

4

Fysische eigenschappen van het massief karton

4.1

Doorsteekweerstand

De doorsteekweerstand, gemeten volgens DIN 53142 aan de binnen- en de buitenzijde, evenwijdig aan en loodrecht op de machinerichting, moet minimaal  J bedragen.

4.2

Oppervlakte-gladheid (Ter bepaling van de bevestigingsmogelijkheid van zelfklevende etiketten en/of plakband)

Het oppervlak van het karton moet zelfklevend plakband gedurende 10 minuten kunnen vasthouden (bij 6 van de 10 bepalingen), indien het onderzocht wordt volgens ASTM D 2860, volgens de procedure B, die als volgt is aangepast:

  • gebruik 3M # 810 3/4" breed, zelfklevend plakband

  • bevestig het plakband door er twee keer over te rollen met een 10 kg ± 0,5 kg zware en 200 mm brede rol met een diameter van 90 mm ± 10 mm (De rol van de Cobb-test: ISO 535)

  • hang een gewicht van 50 g aan het plakband.

4.4

Kleurechtheid tegen water

Indien de doos gekleurd is, moet de kleur die het karton afgeeft aan wit papier waarmee het, na onderdompeling in gedestilleerd water van 23°C, gedurende 4 uur is samengeklemd, minimaal de waarde 3 bereiken van de standaard grijsschaal voor uitbloeden. Voor de bepaling van de kleurechtheid van papier en karton tegen water: zie Standaard Onderzoek Procedure ICN-SOP 10.

5

Eigenschappen van de doos

5.1

Type

Het karton heeft bij voorkeur een massa per oppervlak van minstens 800 g/m2.

5.2

Constructie

De doos is gemaakt van massief karton. De doos wordt vlak aangeleverd en moet bij voorkeur zonder nadere bevestigingen tot een doos gevouwen kunnen worden. Indien de doos na het vouwen voorzien wordt van metalen hechtingen dienen deze zodanig te worden aangebracht dat er geen schade aan de archiefstukken wordt toegebracht. Metalen hechtingen dienen corrosiebestendig te zijn. De doos kan zowel uit één als uit twee delen bestaan. De ingerilde vouwen moeten recht zijn. Na het in elkaar vouwen van de doos moeten de hoeken recht zijn en mogen er geen scheve openingen ontstaan. De doos moet goed rechtop kunnen staan en de sluiting moet goed dicht blijven nadat de doos gesloten is.

5.3

Afmetingen

De afmeting van de doos wordt bepaald door de opdrachtgever. De maten worden aangegeven als binnenmaten en mogen bij aflevering niet meer afwijken dan ± 1 mm.

5.4

Druksterkte van de doos

De druksterkte (volgens (NEN)ISO 2872) van een platliggende doos bedraagt minimaal 3000 N met een maximale indrukking van 7,0 mm. De druksterkte van een staande doos bedraagt minimaal 2000 N met een maximale indrukking van 6,0 mm.

5.5

Valweerstand

De valweerstand wordt bepaald volgens (NEN)ISO 2248 met een vulgewicht van 0,5 kg per cm breedte. Er mogen na de valproef geen ernstige mankementen aan de doos zijn ontstaan en de functie van de doos moet bewaard blijven.

5.6

Vormvastheid na onderdompeling

Na onderdompeling in gedestilleerd water van 23°C gedurende 24 uur moet de doos zijn vorm behouden.

6

Titels van de vermelde normen

NEN 3376

Papier. Verklarende woordenlijst met vertalingen (Eng., Fr., Du.)

ASTM D 1030

Standard Test Method for Fiber Analysis of Paper and Paperboard, X5, Spot Stains

ASTM D 4988

Standard test method for the determination of calcium carbonate content of paper

NEN 2151

Papier en karton. Bepaling van de pH van een waterige suspensie

ISO 6588

Paper, board and pulps: Determination of pH of aqueous extracts

TAPPI T 529

Surface pH measurement of paper

ISO 10716

Paper and board. Determination of alkaline reserve

DIN 53142

Durchstossversuch

ASTM D 2860

Surface smoothness

(NEN)ISO 2248

Valweerstand

(NEN)ISO 2872

Druksterkte (Compressiesterkte)

ICN-SOP 10

Bepaling kleurechtheid van papier en karton tegen water

ICN-kwaliteitseis nr. 15

Zelfklevende etiketten voor omslagen, archief- en museumdozen voor permanente bewaring. Eisen en beproevingsmethoden, februari 1998

1

Onderwerp en toepassingsgebied

Deze kwaliteitseis geeft de eisen met betrekking tot kwaliteit, fysische eigenschappen en duurzaamheid van zelfklevende etiketten voor omslagen en dozen bestemd voor permanente bewaring van voorwerpen van culturele waarde.

2

Termen en definities

Zelfklevende etiketten voor permanente bewaring: Zelfklevende etiketten, waarbij onder normale bewaaromstandigheden in archieven en bibliotheken na tenminste 30 jaar geen noemenswaardige achteruitgang is te constateren. Voor de overige in deze kwaliteitseis gebruikte termen: zie NEN 3376.

3

Kwaliteitseisen voor de zelfklevende etiketten

3.1

Papier

Het papier van het etiket moet voldoen aan NEN 2728.

3.2

Lijm

De kleefkracht van de zelfklevende lijmlaag moet tenminste 400 N/m bedragen. Voor de bepaling van de kleefkracht zie: FTM9 FINAT Testmethode.

3.3

Bedrukking

Indien op het etiket een tekst gedrukt of geprint wordt, moet de hechtkracht van de toner voldoen aan 20 volgens de Columbia Fix Crease Scale SIR 513.00. Voor de bepaling van de hechtkracht zie: ICN-SOP 01.

4

Titels van de vermelde normen

NEN 2728

Permanent houdbaar papier. Eisen en bepoevingsmethoden.

NEN 3376

Papier. Verklarende woordenlijst met vertalingen (Eng., Fr., Du.)

FTM 9

Quick Stick tack measurement. FINAT TEST MEASUREMENTS

ICN-SOP 10

Het bepalen van de hechtkracht van gedrukte, geprinte of gekopieerde teksten

ICN-kwaliteitseis nr. 16

Massief karton voor verpakkingsdoeleinden in archieven en musea voor bewaring op de middellange termijn. Zuurvrij massief karton. Eisen en beproevingsmethoden, mei 1999

1

Onderwerp en toepassingsgebied

Deze kwaliteitseis geeft de eisen met betrekking tot kwaliteit, fysische eigenschappen en duurzaamheid van massief karton voor de productie van dozen en andere toepassingen voor de bewaring op middellange termijn van voorwerpen van culturele waarde.

2

Termen en definities

Massief karton voor bewaring op middellange termijn: Massief karton waarbij onder normale bewaaromstandigheden in archieven, bibliotheken en musea na 10 jaar geen noemenswaardige achteruitgang is te constateren en waarvan geen nadelige invloed op de, met het karton in contact komende, voorwerpen van culturele waarde mag plaatsvinden. Massief karton: In deze kwaliteitseis wordt verder gesproken over ‘karton’ waarmee ‘massief karton’ wordt bedoeld. Karton is materiaal dat kan worden gedefinieerd als papier, echter met een grotere massa per oppervlak (>225 g/m2 ), waardoor de stijfheid groter is dan die van papier. Voor de overige in deze kwaliteitseis gebruikte termen: zie NEN 3376.

3

Kwaliteitseisen voor het massief karton

3.1

Vezelsamenstelling en chemische kenmerken

Die zijde van het karton welke in contact komt met de archiefstukken of andere voorwerpen van culturele waarde, dient te zijn beplakt met papier dat geen houthoudende vezels bevat. De zijde van het karton welke niet in contact komt met de archiefstukken mag houthoudende vezels bevatten. Het gehalte aan houthoudend vezelmateriaal mag echter niet meer zijn dan 40% van de totale hoeveelheid vezelmateriaal. Het oppervlak van het karton moet vrij zijn van knopen, scheven en schurende deeltjes. De papierlaag van het massief karton aan de binnenzijde van de doos mag geen positieve kleurreactie geven met de phloroglucinol-test (ASTM D1030, × 5.1.1/2 Spot Stains). Voor het bepalen van de vezelsamenstelling en de chemische kenmerken: zie TAPPI T 401

3.2

Zuurgraad

Het massief karton bezit een minimum pH van 6,5, gemeten met de koude extractiemethode (NEN 2151 of ISO 6588). De papierlaag van het massief karton aan de binnenzijde van de doos bezit een minimum pH van 7,5 en een maximum pH van 9,5, gemeten met de oppervlakte pH-methode (TAPPI T 529).

3.3

Alkalische reserve

De papierlaag van het massief karton aan de binnenzijde van de doos bevat een alkalische reserve die correspondeert met tenminste 0,4 mol zuur per kilogram droog papier. Indien calciumcarbonaat is gebruikt als alkalische reserve, dan voldoet het papier aan de eis indien het 20 g CaCO3 per kg droog papier bevat. Voor het bepalen van de alkalische reserve: zie ISO 10716 of ASTM D 4988.

4

Fysische eigenschappen van het massief karton

4.1

Doorsteekweerstand

De doorsteekweerstand, gemeten volgens DIN 53142 aan de binnen- en de buitenzijde, evenwijdig aan en loodrecht op de machinerichting moet minimaal 5 J bedragen.

4.2

Oppervlakte-gladheid (Ter bepaling van de bevestigingsmogelijkheid van zelfklevende etiketten en/of plakband)

Het oppervlak van het karton moet zelfklevend plakband gedurende 10 minuten kunnen vasthouden (bij 6 van de 10 bepalingen), indien het onderzocht wordt volgens ASTM D2860, volgens de procedure B, die als volgt is aangepast:

  • gebruik 3M # 810 3/4" breed, zelfklevend plakband

  • bevestig het plakband door er twee keer over te rollen met een 10 kg ± 0,5 kg zware en 200 mm brede rol met een diameter van 90 mm ±10 mm (De rol van de Cobb-test: ISO 535)

  • hang een gewicht van 50 g aan het plakband.

4.4

Kleurechtheid tegen water

Indien de doos gekleurd is, moet de kleur die het karton afgeeft aan wit papier waarmee het, na onderdompeling in gedestilleerd water van 23°C, gedurende 4 uur is samengeklemd, minimaal de waarde 3 bereiken van de standaard grijsschaal voor uitbloeden. Voor de bepaling van de kleurechtheid van papier en karton tegen water: zie Standaard Onderzoek Procedure ICN-SOP 10.

5

Titels van de vermelde normen

NEN 3376

Papier. Verklarende woordenlijst met vertalingen (Eng., Fr., Du.)

ASTM D 1030

Standard Test Method for Fiber Analysis of Paper and Paperboard, X5, Spot Stains

ASTM D 4988

Standard test method for the determination of calcium carbonate content of paper

NEN 2151

Papier en karton. Bepaling van de pH van een waterige suspensie

ISO 6588

Paper, board and pulps: Determination of pH of aqueous extracts

TAPPI T 401

Fiber analysis of paper and paperboard

TAPPI T 529

Surface pH measurement of paper

ISO 10716

Paper and board. Determination of alkaline reserve

DIN 53142

Durchstossversuch

ASTM D 2860

Surface smoothness

ICN-SOP 10

Bepaling kleurechtheid van papier en karton tegen water