Besluit van 24 juni 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Besluit voorkeursrecht gemeenten 2010)
Besluit voorkeursrecht gemeenten 2010
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 12 maart 2010, BJZ2010006064, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
De Raad van State gehoord (advies van 25 maart 2010, nr. W08.10.0083/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 18 juni 2010, BJZ2010015754, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
besluit tot voorlopige aanwijzing: besluit als bedoeld in artikel 6 van de wet of een besluit als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, in samenhang met artikel 6 van de wet.
Artikel
2
1
Het besluit tot aanwijzing of voorlopige aanwijzing vermeldt ten aanzien van de aangewezen gronden:
a.
de kadastrale aanduidingen, bestaande uit achtereenvolgens de naam der kadastrale gemeente, de aanduiding der sectie en het perceelnummer van de in de aanwijzing opgenomen percelen in numerieke volgorde geplaatst;
b.
de kadastrale grootte van elk van de in de aanwijzing opgenomen percelen en indien een gedeelte van een perceel in de aanwijzing is opgenomen, de kadastrale grootte van dat gedeelte;
c.
de namen van de eigenaren van en de beperkt gerechtigden tot de in de aanwijzing opgenomen percelen en perceelsgedeelten,
een en ander bestaande op een in het besluit aangegeven tijdstip.
2
Het besluit vermeldt tevens ten aanzien van elk tot de aangewezen gronden behorend perceel of perceelsgedeelte de planologische grondslag op basis waarvan het besluit is genomen, alsmede de eerst mogelijke vervaldatum van het voorkeursrecht.
3
Het besluit vermeldt voorts of, en zo ja, wanneer en op welke grondslag het perceel eerder was aangewezen alsmede het tijdstip waarop het bevoegd gezag de vorige aanwijzing heeft doen vervallen.
Artikel
3
Het kadastraal overzicht, bedoeld in artikel 3, derde lid, van de wet wordt vervat in een kaart, die is ingericht met inachtneming van de volgende voorschriften:
a.
de kaart wordt vervaardigd op een schaal van ten minste 1 op 2500, waarop de kadastrale indeling van het gebied waarin zich aangewezen gronden bevinden is aangegeven;
b.
de aangewezen gronden worden met een duidelijke ononderbroken lijn of arcering op de kaart aangegeven;
c.
uit de kaart moet de kadastrale sectie-indeling blijken door middel van een onderbroken lijn;
d.
uit de kaart moet de aansluiting van de aangewezen gronden aan het daaromheen gelegen gebied blijken;
e.
op de kaart wordt aangegeven een noordpijl, alsmede de naam van de gemeente en in geval van afwijking tevens de naam van de kadastrale gemeente.
Artikel
4
1
De mededeling overeenkomstig artikel 7, derde lid, van de wet aan de in het besluit tot aanwijzing of voorlopige aanwijzing vermelde eigenaren en beperkt gerechtigden, gaat vergezeld van een afschrift van het besluit dan wel een uittreksel daaruit met de voor de geadresseerde eigenaar of beperkt gerechtigde van belang zijnde gegevens.
2
De mededeling van het besluit tot aanwijzing door provinciale staten of Onze Minister en de mededeling van het besluit tot voorlopige aanwijzing door gedeputeerde staten vermeldt tevens:
a.
of het betrokken perceel reeds is aangewezen door een ander bevoegd gezag;
b.
het rechtsgevolg van het besluit voor de reeds bestaande aanwijzing of voorlopige aanwijzing van het betrokken perceel;
Alle schriftelijke mededelingen aan of van de vervreemder, in de wet voorzien, worden gedaan bij aangetekende brief met ontvangstbevestiging.
Artikel
6
1
Burgemeester en wethouders, gedeputeerde staten of Onze Minister zenden aan de vervreemder afschrift van een verzoek aan de rechtbank als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet.
2
Burgemeester en wethouders, gedeputeerde staten of Onze Minister zenden aan de vervreemder afschrift van een schriftelijke intrekking van het verzoek, bedoeld in artikel 13, zevende lid, van de wet.
3
De vervreemder zendt aan burgemeester en wethouders, gedeputeerde staten of Onze Minister afschrift van het verzoek, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet.
Artikel
7
De toezending van een exemplaar van het advies, bedoeld in artikel 13, vierde lid, van de wet aan ieder van beide partijen geschiedt onder dezelfde dagtekening als de nederlegging daarvan ter griffie van de rechtbank.
Wijzigt het Aanwijzingsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken.
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Artikel
10
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgeteld.
Artikel
11
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit voorkeursrecht gemeenten 2010.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,J. C.Huizinga-Heringa