Rijkswet van 7 juli 2010, houdende regels voor het financieel toezicht op de landen Curaçao en Sint Maarten (Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten)

Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de regeringen van de Nederlandse Antillen en Nederland en de bestuurscolleges van Curaçao en Sint Maarten zijn overeengekomen
  • dat op de voet van samenwerking tussen gelijkwaardige partners financieel toezicht wordt ingesteld op de landen Curaçao en Sint Maarten dat er op gericht is dat die landen structureel voldoen aan de in deze wet opgenomen begrotingsnormen die tevens zijn verankerd in de eigen wetgeving zodat het toezicht op termijn overbodig wordt,

  • dat in verband daarmee in deze rijkswet bepalingen zijn opgenomen die voorzien in evaluatie ter voorbereiding van beslissingen inzake voortzetting, beperking en beëindiging van het toezicht,

  • dat Nederland aan deze ontwikkelingen een bijdrage levert door middel van overname bij het ingaan van de nieuwe staatkundige verhoudingen van de dan resterende hoofdsom van het totaal van de door Nederland over te nemen schulden,

  • dat de regeringen van de Nederlandse Antillen en Nederland en de bestuurscolleges van Curaçao en Sint Maarten instemmen met de inhoud van deze rijkswet;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Definitiebepalingen

Artikel

1

In deze wet wordt verstaan onder:

  • begroting: begroting, bedoeld in de onderscheiden Staatsregelingen van de landen;

  • bestuur: raad van ministers van het land Curaçao onderscheidenlijk ministerraad van het land Sint Maarten;

  • collectieve sector: land Curaçao onderscheidenlijk land Sint Maarten tezamen met de rechtspersonen die met toepassing van artikel 23 als zodanig zijn aangewezen;

  • college: College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten, bedoeld in artikel 2, eerste lid;

  • landen: landen Curaçao en Sint Maarten;

  • land: land Curaçao of land Sint Maarten;

  • geconsolideerde schuld: gezamenlijke schulden van de collectieve sector van een land in de vorm van leningen en betalingsachterstanden, met uitzondering van de onderlinge schulden binnen de desbetreffende collectieve sector;

  • kapitaaluitgaven: uitgaven die ingevolge de geldende definitie van het System of National Accounts van de Verenigde Naties op de kapitaaldienst van de overheidsrekening worden geboekt;

  • Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • rentelast: uitgaven aan rente, toerekenbaar aan een begrotingsjaar, over de geconsolideerde schuld van een land;

  • rentelastnorm: rentelast die overeenkomt met 5% van de gemiddelde gerealiseerde gezamenlijke inkomsten van de collectieve sector van een land, over de drie jaren voorafgaand aan het jaar waarin de begroting is of wordt ingediend;

  • Staten: Staten van een land.

Hoofdstuk

2

Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten

Artikel

2

Inrichting en rechtspositie

Artikel

3

Nevenfuncties

Artikel

4

Taken

Artikel

5

Uitvoering van de taken

Artikel

6

Uitvoeringsapparaat

Artikel

7

De leden, de secretaris en de medewerkers van het college alsmede hun echtgenoten of geregistreerde partners en minderjarige kinderen voor zover zij met hen een gemeenschappelijke huishouding voeren, zijn van rechtswege toegelaten tot de landen. Aan de leden, de secretaris en de medewerkers van het college alsmede hun echtgenoten of geregistreerde partners worden geen nadere voorwaarden gesteld voor de uitoefening van een beroep of het verrichten van arbeid.

Artikel

8

Informatieplicht

Artikel

9

Bekostiging en financiering

De bezoldiging van de leden, de secretaris en de medewerkers van het college, alsmede de bekostiging van de overige apparaatsuitgaven komen ten laste van de begroting van Onze Minister.

Artikel

10

Onvoldoende taakuitoefening

Hoofdstuk

3

Toezicht op de begroting

Artikel

11

Advies van het college op de ontwerpbegroting en de ontwerpverordening tot wijziging van de begroting

Artikel

12

Advies van het college aan het bestuur

Artikel

13

Aanwijzing van de raad van ministers van het Koninkrijk

Artikel

14

Geen begroting vastgesteld

Hoofdstuk

4

Beoordeling begrotingen en geldleningen

Artikel

15

De financiële normen voor begrotingen

Artikel

16

Geldleningen

Hoofdstuk

5

De uitvoering van de begroting en verantwoording daarover

Artikel

17

Uitvoering van beleidsvoornemens

Artikel

18

Verantwoordingsinformatie

Artikel

19

Verbetering van het financieel beheer

Artikel

20

Aangaan van financiële verplichtingen

Artikel

21

Machtigingen tot het verrichten van rechtshandelingen

Artikel

22

Bankrekeningen

Artikel

23

Vaststelling collectieve sector

Artikel

24

Ontwikkelingen in de collectieve sector

Hoofdstuk

6

Bijzondere omstandigheden

Artikel

25

Schade door buitengewone gebeurtenissen

Hoofdstuk

7

Beroep

Artikel

26

Artikel

27

Hoofdstuk

8

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

28

Deelnemingen

De landen hebben regelgeving die voldoet aan internationaal aanvaarde normen op het gebied van:

  • a.

    procedures voor vervreemding en verkrijging van aandelen in rechtspersonen door de landen;

  • b.

    richtlijnen voor het dividendbeleid van rechtspersonen waarin de landen deelnemen, en

  • c.

    procedures en eisen rond de benoeming en het ontslag van bestuurders van rechtspersonen waarin de landen deelnemen.

Artikel

29

Tijdelijke regeling rentelastnorm

Artikel

30

Lopende begroting bij aanvang toezicht

Artikel

31

Verantwoording in Nederlandse begroting

Artikel

32

Beheer bescheiden

Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van het college wordt in het bestuursreglement, bedoeld in artikel 5, eerste lid, geregeld. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van het college bewaard in het archief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De bescheiden worden in afschrift ter beschikking gesteld van Curaçao en Sint Maarten.

Artikel

33

Evaluatie en beëindiging toezicht

Artikel

33a

Wijzigt deze wet.

Artikel

34

Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

35

Vervallen wet

Deze wet vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Dit tijdstip is het tijdstip met ingang waarvan alle verplichtingen op grond van deze wet ingevolge artikel 33 door beide landen blijvend niet meer behoeven te worden nagekomen.

Artikel

36

Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten.

Lasten en bevelen dat deze Rijkswet in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A. Th. B. Bijleveld-Schouten
De Minister van Financiën, J. C. de Jager
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin