Wet voorschriften bestrijdingsmiddelen BES

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

Deze wet en de ter uitvoering daarvan te geven voorschriften verstaan onder:

  • bestrijdingsmiddelen: elke stof of elk mengsel van stoffen, alsmede micro-organismen, bestemd om als zodanig of met andere stoffen gemengd, te worden gebruikt bij:

    • a.

      de bestrijding van onkruid en van ongewenste groei bij planten of delen van planten dan wel bij het doden van loof;

    • b.

      de bestrijding van de verwekkers van plantenziekten;

    • c.

      de bestrijding en afweer van dieren, welke schade kunnen aanrichten aan gewassen in land-, tuin- en bosbouw in de ruimste zin;

    • d.

      de bestrijding en afweer van ander gedierte;

    • e.

      de wering van bederf van de voortbrengselen van land-, tuin- en bosbouw in de ruimste zin;

  • Onze Minister: Onze Minister, bedoeld in artikel 1 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

  • bevoegde instantie: door Onze Minister aangewezen dienst, autoriteit of instantie.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Onze Minister kan in het belang van de volksgezondheid de invoer in het vrije verkeer verbieden van met name of op grond van hun samenstelling algemeen aan te duiden bestrijdingsmiddelen.

Artikel

5

Onze Minister kan in het belang van de volksgezondheid de openlijke aankondiging verbieden van met name of op grond van hun samenstelling algemeen aan te duiden bestrijdingsmiddelen, indien de invoer daarvan in het vrije verkeer ingevolge het vorige artikel verboden is of indien deze aankondiging een valse of misleidende aanprijzing bevat.

Artikel

6

Artikel

7

Hoofdstuk

2

Toezicht en handhaving

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Bestuursdwang

Artikel

12

Onze Minister is bevoegd tot het doen wegnemen, ontruimen, beletten, in de vorige toestand herstellen of verrichten van hetgeen in strijd met in deze wet of de daarop berustende bepalingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten.

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

De kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang zijn bevoorrecht op de zaak ten aanzien waarvan zij zijn besteed en worden na de kosten, bedoeld in artikel 284 van het Burgerlijk Wetboek BES, uit de opbrengst van de zaak betaald.

Artikel

18

Tot de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang behoort het verzegelen van gebouwen, terreinen en hetgeen zich daarin of daarop bevindt.

Artikel

19

Tot de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang behoort het meevoeren en opslaan van daarvoor vatbare zaken voor zover de toepassing van bestuursdwang dit vereist. Indien zaken zijn meegevoerd en opgeslagen, doet de bevoegde instantie daarvan proces-verbaal opmaken, waarvan afschrift wordt verstrekt aan de rechthebbende. De bevoegde instantie draagt zorg voor de bewaring van de opgeslagen zaken en geeft deze zaken terug aan de rechthebbende, zodra dat redelijkerwijs nodig is. De bevoegde instantie is bevoegd de afgifte op te schorten totdat de verschuldigde kosten zijn voldaan. De Staat is niet aansprakelijk voor afgifte van het opgeslagene aan een onbevoegde.

Artikel

20

Last onder dwangsom

Artikel

21

Artikel

23

Artikel

24

Bestuurlijke boete

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Indien de personen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, een redelijk vermoeden hebben dat een bepaalde natuurlijke persoon of rechtspersoon een overtreding heeft begaan, is er geen verplichting aan de zijde van die natuurlijke persoon of rechtspersoon ter zake een verklaring af te leggen. De betrokkenen worden hiervan in kennis gesteld voordat hun mondeling ter zake om informatie wordt gevraagd.

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

De werkzaamheden die verband houden met de uitvoering van de artikelen 29 en 30 worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij de opstelling van het in artikel 28 bedoelde rapport en het daaraan voorafgaande onderzoek.

Artikel

32

De werking van een beschikking als bedoeld in artikel 30, eerste lid, wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.

Artikel

33

Artikel

34

Artikel

35

De bevoegdheid tot het opleggen van een boete vervalt vijf jaar nadat de overtreding is begaan.

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

39

Eenieder die betrokken is bij de uitvoering van deze wet en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze wet de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Hoofdstuk

3

Slotbepalingen

Artikel

40

Deze wet wordt aangehaald als: Wet voorschriften bestrijdingsmiddelen BES.