Wetboek van Strafvordering BES

Wetboek van Strafvordering BES

Titel

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende nadere regelingen en uitvoeringsvoorschriften wordt verstaan onder:

  • aanbieder van een communicatiedienst: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die in de uitoefening van een beroep of bedrijf aan de gebruikers van zijn dienst de mogelijkheid biedt te communiceren met behulp van een geautomatiseerd werk, of gegevens verwerkt of opslaat ten behoeve van een zodanige dienst of de gebruikers van die dienst;

  • beschikkingen: de niet op de terechtzitting gegeven beslissingen;

  • commandant: de bevelhebber van een oorlogsschip of een militair luchtvaartuig van het Koninkrijk;

  • einduitspraken: de uitspraken tot verklaring van onbevoegdheid, niet-ontvankelijkheid of nietigheid van de dag vaarding, en die welke na afloop van het gehele onderzoek op de terechtzitting over de zaak worden gedaan;

  • gebruiker van een communicatiedienst: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die met de aanbieder van een communicatiedienst een overeenkomst is aangegaan met betrekking tot het gebruik van die dienst of die feitelijk gebruik maakt van een zodanige dienst;

  • gegevens: iedere weergave van feiten, begrippen of instructies, op een overeengekomen wijze, geschikt voor overdracht, interpretatie of verwerking door personen of geautomatiseerde werken;

  • gezagvoerder van een luchtvaartuig: elke gezagvoerder van een Nederlands burgerlijk luchtvaartuig of degene die deze vervangt;

  • Hof van Justitie en Hof: Hof van Justitie en Hof: het Gemeenschappelijk Hof, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie;

  • huiszoeking: het gericht en stelselmatig onderzoeken van een plaats als bedoeld in de artikelen 144 en 145 van het Wetboek van Strafrecht BES, op de aanwezigheid van voor inbeslagneming vatbare voorwerpen;

  • hulpofficieren van justitie: de in artikel 191 bedoelde personen;

  • inbeslagneming: het onder zich nemen of gaan houden van voorwerpen of vorderingen ten behoeve van de strafvordering;

  • installatie ter zee: elke installatie buiten Bonaire, Sint Eustatius en Saba opgericht op de bodem van de territoriale zee of dat deel van de Caribische zee of de Atlantische Oceaan, waarvan de grenzen samenvallen met die van het aan genoemde eilanden toekomende gedeelte van het continentale plat;

  • Nederlands schip: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 88 van het Wetboek van Strafrecht BES;

  • opsporingsambtenaren: alle personen die overeenkomstig de artikelen 184 en 185 met de opsporing van strafbare feiten zijn belast, alsmede de leden van het openbaar ministerie, indien zij van hun opsporingsbevoegdheid gebruik maken;

  • opsporingsonderzoek: het onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van de officier met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen;

  • opvarende: degene, niet zijnde de schipper, die zich aan boord van een Nederlands schip bevindt, ook indien hij buiten Bonaire, Sint Eustatius en Saba het schip gedurende de reis tijdelijk verlaat, alsmede degene, niet zijnde de schipper, die zich op een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen installatie ter zee bevindt;

  • ouders: de ouders die de ouderlijke macht of de voogdij over de minderjarige uitoefenen;

  • persoon: zowel de natuurlijke als de rechtspersoon;

  • raadsman: de advocaat van een verdachte;

  • rechterlijke beslissingen: zowel de beschikkingen als de uitspraken;

  • rechtstaal: de gebezigde taal die in het rechtsgebied als officiële taal is toegelaten;

  • schepeling: ieder die zich als scheepsofficier of scheepsgezel aan boord van een Nederlands schip bevindt;

  • schipper: de gezagvoerder van een Nederlands schip of degene die deze vervangt, alsmede degene die de leiding heeft op een bij ministeriële regeling aangewezen installatie ter zee;

  • teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen: het verrichten van de in verband met de beëindiging van het beslag vereiste formaliteiten;

  • uitspraken: de op de terechtzitting gegeven beslissingen;

  • voorbereidend onderzoek: het onderzoek dat aan de behandeling ter terechtzitting voorafgaat;

  • voorlopige hechtenis: de vrijheidsontneming ingevolge een bevel tot bewaring, gevangenneming of gevangenhouding en de bevelen tot verlenging daarvan;

  • voorwerpen: alle zaken en vermogensrechten.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

5a

Artikel

6

Ontdekking op heterdaad heeft plaats, wanneer het strafbare feit ontdekt wordt, terwijl het begaan wordt of terstond nadat het begaan is. De heterdaad wordt niet langer aanwezig geacht dan kort na de ontdekking.

Artikel

7

Bij de beantwoording van de vraag of een zaak al dan niet is geëindigd, wordt het rechtsgevolg, bij artikel 282 aan het bekend worden van nieuwe bezwaren verbonden, buiten beschouwing gelaten.

Artikel

8

Het in deze titel bepaalde geldt niet, wanneer uit enige bepaling van dit wetboek een andere betekenis blijkt.

Titel

II

Legaliteitsbeginsel

Artikel

9

Strafvordering heeft alleen plaats in de gevallen en op de wijze bij wet voorzien.

Titel

III

Het openbaar ministerie en de bevoegdheid van de rechter

Artikel

10

Het openbaar ministerie vervolgt de strafbare feiten bij de rechter die tot de kennisneming daarvan krachtens de wet bevoegd is.

Artikel

11

[vervallen]

Artikel

12

Strafbare feiten buiten het rechtsgebied van Bonaire, Sint Eustatius en Saba aan boord van een Nederlands vaartuig of luchtvaartuig begaan, worden ter bepaling van de bevoegdheid van de rechter geacht te zijn begaan binnen het rechtsgebied van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel

13

[vervallen]

Artikel

14

De procureur-generaal houdt toezicht op een behoorlijke vervolging van strafbare feiten, en kan daartoe aan de officier van justitie de nodige bevelen geven.

Titel

IV

Rechterlijk bevel tot vervolging of verdere vervolging van strafbare feiten

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Is de klager kennelijk niet ontvankelijk of het beklag kennelijk ongegrond, dan kan het Hof zonder nader onderzoek de klager niet ontvankelijk of het beklag ongegrond verklaren.

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

De persoon wiens vervolging wordt verlangd is niet verplicht op de vragen, hem in raadkamer gesteld, te antwoorden. Hiervan wordt hem, voordat hij wordt gehoord, mededeling gedaan. De mededeling wordt in het proces-verbaal opgenomen.

Artikel

22

Wanneer de klager of de persoon wiens vervolging wordt verlangd in raadkamer wordt gehoord, nodigt het Hof de procureur-generaal uit daarbij tegenwoordig te zijn.

Artikel

23

Het horen van de klager en de persoon wiens vervolging wordt verlangd kan ook aan een van de leden van het Hof worden opgedragen.

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

De leden van het Hof die over het beklag hebben geoordeeld, nemen noch in eerste aanleg, noch in hoger beroep, deel aan de berechting.

Artikel

29

Wanneer het Hof ambtshalve van oordeel is, dat de vervolging van strafbare feiten behoort ingesteld of voortgezet te worden, vinden de bepalingen van deze titel zoveel mogelijk overeenkomstige toepassing.

Titel

V

Schorsing van de vervolging

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

Na het uitbrengen van de dagvaarding ter terechtzitting kan de verdachte de schorsing wegens het bestaan van een geschilpunt van burgerlijk recht enkel verzoeken, hetzij bij het bezwaarschrift dat tegen die dagvaarding kan worden ingediend, hetzij op de terechtzitting.

Artikel

33

Artikel

34

Artikel

35

Alvorens omtrent de schorsing te beslissen, kan de rechter getuigen en deskundigen horen.

Artikel

36

De beslissingen omtrent de schorsing worden genomen hetzij ambtshalve, hetzij op de vordering van het openbaar ministerie, hetzij op het verzoek van de verdachte of zijn raadsman, door de rechter voor wie de zaak wordt vervolgd of zal worden vervolgd, of voor wie de zaak het laatst is vervolgd.

Artikel

37

Tegen beslissingen omtrent de schorsing staat het openbaar ministerie binnen drie dagen daarna en de verdachte binnen drie dagen na de betekening hoger beroep open bij het Hof van Justitie.

Titel

VI

Behandeling door de raadkamer

Artikel

38

Artikel

39

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

42

Titel

VII

Rechterlijke voorzieningen bij dringende noodzaak

Artikel

43

Titel

VIII

Algemeen voorschrift met betrekking tot rechterlijke beslissingen

Artikel

44

Alle rechterlijke beslissingen op grond van dit wetboek worden, tenzij daarvoor een bijzondere regeling geldt, binnen een zo kort mogelijke termijn genomen, zijn met redenen omkleed, en worden ten spoedigste ter kennis gebracht van het openbaar ministerie, dat onverwijld voor betekening aan de verdachte zorgdraagt. Op de dag dat de beslissing schriftelijk ter kennis is gebracht, respectievelijk betekend is vangt de termijn aan waarbinnen enig rechtsmiddel is opengesteld.

Titel

IX

Geheimhouding

Artikel

45

Een ieder, die betrokken is bij de uitvoering van dit wetboek en daarbij de beschikking krijgt over gegevens, waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijze moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van dit wetboek de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Titel

X

Beëdiging

Artikel

46

Tweede

Boek

De verdachte en zijn raadsman

Titel

I

De verdachte

Eerste

Afdeling

Begripsomschrijving

Artikel

47

Tweede

Afdeling

Rechtskundige bijstand

Artikel

48

Artikel

49

In alle gevallen waarin de verdachte overeenkomstig de bepalingen van dit wetboek wordt gehoord, is hij bevoegd zich door een raadsman te doen bijstaan. Deze wordt in de gelegenheid gesteld de nodige opmerkingen te maken. Gelijke bevoegdheid komt hem toe, wanneer de verdachte niet in staat is in persoon te worden gehoord.

Derde

Afdeling

Zwijgrecht

Artikel

50

Vierde

Afdeling

Processtukken

Artikel

50a

Artikel

51

Artikel

52

Tijdens het voorbereidend onderzoek mag aan de verdachte niet worden onthouden de kennisneming van:

  • a.

    de processen-verbaal van zijn verhoren;

  • b.

    de processen-verbaal betreffende verhoren of handelingen van onderzoek, waarbij hij of zijn raadsman de bevoegdheid heeft gehad tegenwoordig te zijn, tenzij en voor zover uit het proces-verbaal blijkt van enige omstandigheid waarvan hij in het belang van het onderzoek tijdelijk onkundig moet blijven, en in verband daarmee een bevel als bedoeld in artikel 70, tweede of derde lid, is gegeven;

  • c.

    de overige processen-verbaal van verhoren, waarvan de inhoud hem mondeling volledig mededeling is gedaan.

Artikel

53

De kennisneming van geen enkel processtuk in het oorspronkelijke of in afschrift mag de verdachte worden onthouden, zodra het gerechtelijk vooronderzoek is gesloten, of, indien een gerechtelijk vooronderzoek niet heeft plaatsgehad, zodra de dagvaarding ter terechtzitting in eerste aanleg is betekend.

Artikel

54

Vijfde

Afdeling

Behandeling binnen een redelijke termijn

Artikel

55

Artikel

56

Titel

II

De raadsman

Eerste

Afdeling

Algemene bepalingen

Artikel

57

Artikel

58

Tweede

Afdeling

Keuze van de raadsman

Artikel

59

Artikel

60

Derde

Afdeling

Toevoeging van een raadsman

Par.

1

Algemene bepalingen

Artikel

61

Artikel

62

Artikel

63

Artikel

64

Par.

2

Vervanging van de toegevoegde raadsman

Artikel

65

Artikel

66

De toegevoegde raadsman kan de waarneming van bepaalde verrichtingen namens hem door een andere advocaat doen geschieden, mits hij of die ander daarvan schriftelijk kennis geeft aan de officier van justitie en, voor zover nodig, aan de hulpofficier van justitie tijdens het voorbereidend onderzoek of, indien de zaak ter terechtzitting aanhangig is gemaakt, aan de bevoegde rechter.

Par.

3

Beroep inzake toevoeging

Artikel

67

Par.

4

Kennisgeving van de toevoeging

Artikel

68

Van elke toevoeging en van elke wijziging daarin wordt onverwijld, op de wijze bij algemene maatregel van bestuur te bepalen, kennis gegeven aan de officier van justitie, de raadsman, de verdachte en bovendien, in geval van een gerechtelijk vooronderzoek, aan de rechter-commissaris, alsmede, indien de verdachte in het huis van bewaring of de gevangenis verblijft, aan de directeur van die inrichting.

Par.

5

Beloning en vergoeding van kosten

Artikel

69

Voor de beloning van de bijstand door toegevoegde raadslieden alsmede voor de vergoeding van door hen noodzakelijk gemaakte onkosten worden uit 's Rijks kas middelen beschikbaar gesteld naar regelen te stellen bij algemene maatregel van bestuur.

Vierde

Afdeling

Bevoegdheden van de raadsman betreffende het verkeer met de verdachte en de kennisneming van processtukken

Artikel

70

Derde

Boek

Enige bijzondere dwangmiddelen

Titel

I

Algemeen

Artikel

71

Bij de toepassing van elk dwangmiddel gelden, behalve de overige in dit wetboek gestelde eisen, als algemene voorwaarden:

  • a.

    dat de toepassing van het dwangmiddel, na afweging van de in het geding zijnde belangen, niet onredelijk is,

  • b.

    dat de bevoegdheid een dwangmiddel toe te passen niet voor een ander doel wordt aangewend dan waarvoor zij is verleend,

  • c.

    dat het doel van het dwangmiddel niet op andere, meer doelmatige en minder ingrijpende wijze kan worden bereikt, en

  • d.

    dat de ernst van de door het dwangmiddel te veroorzaken inbreuk redelijkerwijze door de ernst van het strafbare feit wordt gerechtvaardigd.

Titel

II

Staandehouding en aanhouding

Artikel

72

Artikel

73

Artikel

74

Artikel

75

De hulpofficier voor wie de verdachte wordt geleid, geeft van de aanhouding uiterlijk binnen vierentwintig uren schriftelijk of mondeling kennis aan de officier van justitie.

Titel

III

Betreden van plaatsen ter aanhouding

Artikel

76

Artikel

77

Titel

IV

Onderzoek aan lichaam en kleding

Artikel

78

Artikel

79

Artikel

79a

Artikel

79b

Artikel

79d

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de wijze van uitvoering van de artikelen 79, 79a, en 79b, in het bijzonder met betrekking tot de wijze waarop celmateriaal van een persoon wordt afgenomen, de methode en de plaats van onderzoek, de aanwijzing van de deskundigen, het door de deskundigen uit te brengen verslag, de wijze waarop het recht op tegenonderzoek kan worden uitgeoefend en het bewaren van celmateriaal.

Titel

V

Ophouding voor verhoor

Artikel

80

Artikel

81

Titel

VI

Mededeling van rechten bij ophouding voor verhoor

Artikel

82

Titel

VII

Inverzekeringstelling

Artikel

83

Artikel

84

De officier van justitie doet de aangehouden verdachte, wiens bewaring hij noodzakelijk oordeelt, onverwijld geleiden voor de rechter-commissaris.

Artikel

85

Wordt de verdachte noch overeenkomstig artikel 83 in verzekering gesteld, noch overeenkomstig artikel 84 voor de rechter-commissaris geleid, dan wordt hij, na te zijn verhoord, dadelijk in vrijheid gesteld.

Artikel

86

Het bevel tot inverzekeringstelling wordt slechts verleend in geval van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Indien het onderzoek van de zaak op de terechtzitting in eerste aanleg is aangevangen, kan zodanig bevel voor hetzelfde feit niet meer worden verleend.

Artikel

87

Artikel

88

Artikel

89

Artikel

90

Artikel

90a

Met betrekking tot de behandeling van in verzekering gestelde personen en tot de eisen waaraan de voor inverzekeringstelling bestemde plaatsen moeten voldoen, worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld, voor zover daarin bij wet, houdende regels voor de tenuitvoerlegging van vrijheidsontneming, niet is voorzien.

Artikel

91

Titel

VIII

Voorlopige hechtenis

Eerste

Afdeling

Bewaring

Artikel

92

Artikel

93

Artikel

94

Tweede

Afdeling

Gevangenhouding en gevangenneming

Artikel

95

De rechter-commissaris kan, op de vordering van de officier van justitie, de gevangenhouding bevelen van de verdachte die zich in bewaring bevindt, doch niet dan na hem in de gelegenheid te hebben gesteld om te worden gehoord.

Artikel

96

De rechter-commissaris kan, indien dit nodig is om de uitlevering van de verdachte te verkrijgen, op de vordering van de officier van justitie de gevangenneming van de verdachte bevelen.

Artikel

97

Na de aanvang van het onderzoek op de terechtzitting, kan de rechter in eerste aanleg ambtshalve of op de vordering van de officier van justitie, de gevangenneming van de verdachte bevelen. Zo nodig hoort de rechter deze vooraf; hij is bevoegd te dien einde zijn dagvaarding te gelasten.

Artikel

98

Artikel

99

Ten aanzien van de gevangenhouding en de gevangenneming is artikel 94 van overeenkomstige toepassing.

Derde

Afdeling

Gevallen waarin voorlopige hechtenis is toegestaan

Artikel

100

Vierde

Afdeling

Gronden voor voorlopige hechtenis

Artikel

101

Vijfde

Afdeling

Tenuitvoerlegging en opheffing van bevelen tot voorlopige hechtenis

Artikel

102

Artikel

103

Zesde

Afdeling

Hoger beroep inzake bevelen tot voorlopige hechtenis

Artikel

104

Zevende

Afdeling

Voorlopige hechtenis bij einduitspraken

Artikel

105

Artikel

106

Behoudens het bepaalde in artikel 105, tweede lid, zijn bevelen tot voorlopige hechtenis en die tot opheffing daarvan dadelijk uitvoerbaar.

Artikel

107

Indien het Hof van Justitie tot het geven van enige beslissing is geroepen voordat beroep van de einduitspraak is aangetekend, wordt daarbij de opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis gelast, indien dit uit de beslissing voortvloeit.

Artikel

108

Achtste

Afdeling

Het horen van de in voorlopige hechtenis gestelde verdachte

Artikel

109

Negende

Afdeling

Inhoud van de bevelen en hun betekening

Artikel

110

Tiende

Afdeling

Schorsing en opschorting van de voorlopige hechtenis

Artikel

111

Artikel

112

De rechter kan ambtshalve, op de vordering van het openbaar ministerie of op het verzoek van de verdachte in de beslissing tot schorsing wijziging brengen. De verdachte wordt gehoord.

Artikel

113

Artikel

114

De bevoegdheid tot schorsing, tot opheffing van de schorsing of tot wijziging van de aan de schorsing verbonden voorwaarden komt toe aan de rechter, die de voorlopige hechtenis heeft bevolen. Indien de zaak ter terechtzitting aanhangig is gemaakt, is de rechter die over de zaak oordeelt of het laatst heeft geoordeeld, daartoe bevoegd.

Artikel

114a

Artikel

115

Artikel

116

De beslissingen tot schorsing, tot opheffing daarvan en die tot wijziging van de beslissing zijn dadelijk uitvoerbaar.

Artikel

117

Artikel

118

Waar in deze paragraaf wordt gesproken van schorsing, wordt daaronder begrepen opschorting.

Titel

IX

Inbeslagneming

Eerste

Afdeling

Algemene bepalingen

Artikel

119

Artikel

119a

Artikel

119b

Voor de toepassing van de artikelen 119 en 119a geldt:

  • a.

    dat beslag op vorderingen wordt gelegd en beëindigd door een schriftelijke kennisgeving aan de schuldenaar;

  • b.

    dat bij het leggen en beëindigen van beslag op onroerende goederen de tussenkomst van de deurwaarder wordt ingeroepen en formaliteiten in acht worden genomen welke ingevolge het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES gelden ten aanzien van de mededeling of aanzegging van de inbeslagneming, dan wel de betekening van het proces-verbaal van inbeslagneming, de aantekening, inschrijving of doorhaling in registers en de betekening daarvan aan derden;

  • c.

    dat bij het leggen of beëindigen van beslag op schepen en luchtvaartuigen formaliteiten in acht worden genomen welke ingevolge het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES gelden ten aanzien van de betekening van het proces-verbaal van inbeslagneming, en ingevolge enige regeling inzake teboekgestelde schepen onderscheidenlijk luchtvaartuigen ten aanzien van de inschrijving en doorhaling daarvan in registers.

Artikel

119c

Op het beslag, bedoeld in artikel 119a, Boek 3, Titel 4, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES van overeenkomstige toepassing, behoudens dat:

  • a.

    voor het leggen van het beslag geen verlof van de rechter in eerste aanleg vereist is, noch vrees voor verduistering behoeft te bestaan;

  • b.

    een maximum bedrag waarvoor het recht tot verhaal zal worden uitgeoefend in het proces-verbaal van inbeslagneming of het beslagexploit dient te worden vermeld;

  • c.

    geen overeenkomstige toepassing toekomt aan voorschriften omtrent termijnen waarbinnen na het beslag de eis in de hoofdzaak dient te zijn ingesteld;

  • d.

    voor roerende zaken die geen registergoederen zijn en rechten aan toonder of order ook volstaan kan worden met het door een opsporingsambtenaar opmaken van een proces-verbaal van inbeslagneming en het afgeven van een bewijs van ontvangst aan degene bij wie de voorwerpen in beslag zijn genomen;

  • e.

    het niet in acht nemen van termijnen waarbinnen betekening van het beslag moet plaatsvinden, buiten de gevallen van artikel 119b, onderdeel b, geen nietigheid van het beslag meebrengt;

  • f.

    geen overeenkomstige toepassing toekomt aan artikel 721 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES. De officier van justitie geeft, indien de hoofdzaak na het beslag ter terechtzitting aanhangig wordt gemaakt, daarvan zo spoedig mogelijk aan de derde schriftelijk kennis;

  • g.

    geen overeenkomstige toepassing toekomt aan artikel 722 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES;

  • h.

    op in beslag genomen roerende zaken die in bewaring worden genomen de artikelen 141 tot en met 143 van toepassing zijn;

  • i.

    de beëindiging van het beslag met inachtneming van de bepalingen van dit wetboek geschiedt.

Artikel

119d

Tweede

Afdeling

Inbeslagneming door opsporingsambtenaren of bijzondere personen

Artikel

120

Artikel

121

Artikel

122

Artikel

123

Artikel

125

Artikel

126

Artikel

127

Artikel

128

Artikel

129

Tweede afdeling

A

De inbeslagneming op grond van artikel 119a

Artikel

129a

Derde

Afdeling

Inbeslagneming door de rechter-commissaris

Artikel

130

Artikel

131

Artikel

132

Artikel

133

Artikel

134

Artikel

135

Indien het over te brengen stuk een gedeelte uitmaakt van een register, waarvan het niet kan worden afgescheiden, kan de rechter-commissaris bevelen dat het register, voor de tijd bij het bevel te bepalen, ter inzage zal worden overgebracht of aan hem zal worden uitgeleverd ten einde afschriften van het geheel of een gedeelte daarvan te doen vervaardigen.

Artikel

136

Artikel

137

De rechter-commissaris is na een met redenen omklede vordering van de officier van justitie bevoegd huiszoeking ter inbeslagneming te doen en daarbij de te onderzoeken plaatsen te betreden.

Artikel

138

Artikel

139

Artikel

140

Vierde

Afdeling

Bewaring van inbeslaggenomen voorwerpen

Artikel

141

Artikel

142

Artikel

143

Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de wijze, waarop de inbeslaggenomen voorwerpen worden bewaard en ter beschikking van het onderzoek gehouden, dan wel, ingevolge artikel 142, worden vervreemd, vernietigd, prijsgegeven of tot een ander doel dan het onderzoek bestemd.

Vijfde

Afdeling

Teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen

Artikel

144

Artikel

145

Artikel

145a

Het openbaar ministerie kan op verzoek van de beslagene of van een andere belanghebbende een voorwerp dat op grond van artikel 119a in beslag is genomen onder zekerheidstelling doen teruggeven. De zekerheid bestaat in de storting van geldswaarden door de beslagene of een derde, of in de verbintenis van een derde als waarborg, voor een bedrag en op een wijze als door het openbaar ministerie wordt aanvaard.

Zesde

Afdeling

[vervallen]

Artikel

146

[vervallen]

Artikel

147

[vervallen]

Artikel

148

[vervallen]

Artikel

149

[vervallen]

Zevende

Afdeling

Beklag over inbeslagneming

Artikel

150

Artikel

150a

Artikel

151

Artikel

152

Zodra het openbaar ministerie bemerkt, dat een inbeslaggenomen voorwerp tijdens het begaan van het strafbare feit toebehoorde aan een ander dan de verdachte, stelt het die persoon, indien zijn verblijfplaats bekend is, in kennis van de bevoegdheden die hij heeft ingevolge de artikelen 150 en 151.

Artikel

153

Artikel

154

Met hetgeen onder de Staat berust als verbeurdverklaarde of aan het verkeer onttrokken verklaarde voorwerpen, wordt, zolang de mogelijkheid van herroeping van de straf of maatregel bestaat, gehandeld naar de artikelen 141 tot en met 143.

Artikel

154a

Tot kennisneming van geschillen over de toepassing door openbaar ministerie van zijn bevoegdheden uit hoofde van artikel 119d is de burgerlijke rechter bevoegd.

Titel

X

Binnentreden in woningen

Artikel

155

Artikel

156

Artikel

157

Artikel

158

Artikel

159

Artikel

160

Artikel

161

Degene die bevoegd is zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner binnen te treden, kan zich de toegang tot of de doorgang in de woning verschaffen, voor zover het doel van het binnentreden dit redelijkerwijze vereist. Hij kan daartoe zo nodig de hulp van de sterke arm inroepen.

Artikel

162

Artikel

163

Titel

XI

Betreden van enkele bijzondere plaatsen

Artikel

164

In de gevallen waarin het binnentreden van plaatsen krachtens dit wetboek is toegelaten, geschiedt dit, buiten het geval van ontdekking op heterdaad, niet:

  • a.

    in de vergaderruimten van een van de eilandsraden, gedurende de vergadering;

  • b.

    in de ruimten bestemd voor godsdienstoefeningen of bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, gedurende de godsdienstoefening of bezinningssamenkomst;

  • c.

    in de ruimten waarin terechtzittingen worden gehouden, gedurende de terechtzitting.

Titel

XII

Handhaving van de orde ter gelegenheid van ambtsverrichtingen

Artikel

165

Titel

XIII

Maatregelen ter gelegenheid van een schouw of een huiszoeking

Artikel

166

Titel

XIV

(vervallen)

Titel

XV

Opneming ter observatie

Artikel

175

Indien het noodzakelijk is, dat een onderzoek naar de geestvermogens van een verdachte tegen wie voorlopige hechtenis is bevolen, zal worden ingesteld en dit niet voldoende op een andere wijze kan plaatsvinden, kan de rechter-commissaris, hetzij op de vordering van de officier van justitie, hetzij op het verzoek van de verdachte of diens raadsman, bevelen, dat de verdachte ter waarneming zal worden overgebracht naar een in het bevel aan te duiden psychiatrisch ziekenhuis tot verpleging of genezing bestemd.

Artikel

176

Artikel

177

Titel

XVI

Strafrechtelijk financieel onderzoek

Artikel

177a

Artikel

177b

Artikel

177c

Artikel

177d

Artikel

177f

Artikel

177g

Titel

XVII

Bijzondere bevoegdheden tot opsporing

Algemene bepalingen

Artikel

177h

Artikel

177i

Artikel

177j

Bij ministeriële regeling kunnen personen in de openbare dienst van de andere landen van het Koninkrijk of van een vreemde staat die voldoen aan in de algemene maatregel van bestuur te stellen eisen voor de toepassing van daarin aan te wijzen bevoegdheden met een opsporingsambtenaar gelijk worden gesteld.

Artikel

177k

Artikel

177ka

Artikel

177kb

Artikel

177kc

Artikel

177kd

Bij algemene maatregel van bestuur, kunnen voorschriften worden gegeven omtrent de wijze waarop de processen-verbaal en andere voorwerpen, die zijn verkregen door toepassing van een bevoegdheid als bedoeld in titel XVIII en XIX, worden bewaard en vernietigd en omtrent de wijze waarop de mededeling, bedoeld in artikel 177ka, wordt gedaan.

Artikel

177ke

Degene tot wie een vordering als bedoeld in de artikelen 177r, derde lid, 177s en 177t of een bevel als bedoeld in artikel 177v is gericht neemt in belang van het onderzoek geheimhouding in acht omtrent al hetgeen hem terzake van de vordering bekend is.

Titel

XVIII

Bijzondere bevoegdheden

Eerste

Afdeling

Planmatige observatie

Artikel

177l

Tweede

Afdeling

Infiltratie

Artikel

177m

Derde

Afdeling

Pseudo-koop of -dienstverlening

Artikel

177n

Vierde

Afdeling

Stelselmatig inwinnen van informatie

Artikel

177o

Vijfde

Afdeling

Bevoegdheden in een besloten plaats

Artikel

177p

Zesde

Afdeling

Opnemen en onderzoek communicatie

Artikel

177q

Artikel

177r

Zevende

Afdeling

Vorderen van gegevens

Artikel

177s

Artikel

177t

Achtste

Afdeling

Steunbevoegdheden

Artikel

177u

Artikel

177v

Titel

XIX

Bijstand aan opsporing door burgers

Eerste

Afdeling

Burgerpseudokoop of -dienstverlening en inwinning van informatie

Artikel

177w

Tweede

Afdeling

Burgerinfiltratie

Artikel

177x

Titel

XX

Doorlaten

Artikel

177y

Titel

XXI

Verkennend onderzoek

Artikel

177z

Titel

XXII

Schadevergoeding wegens toepassing van dwangmiddelen

Artikel

178

Artikel

179

Artikel

180

Artikel

181

Artikel

182

Degene die schade heeft geleden ten gevolge van de toepassing van een strafvorderlijk dwangmiddel, kan alleen krachtens de bepalingen van deze titel, met uitsluiting van enige vordering uit burgerlijk recht, om toekenning van schadevergoeding verzoeken.

Vierde

Boek

Opsporingsonderzoek, gerechtelijk vooronderzoeken daarna te nemen beslissingen

Titel

I

Het opsporingsonderzoek

Eerste

Afdeling

De ambtenaren

Artikel

183

Artikel

184

Artikel

185

Met de opsporing van strafbare feiten zijn ook belast zij, aan wier waakzaamheid bij of krachtens bijzondere wettelijke regelingen de handhaving of de zorg voor de naleving daarvan of de opsporing van de daarin bedoelde strafbare feiten is toevertrouwd, een en ander voor zover het die feiten betreft en, voor zover dat in die regeling is bepaald.

Artikel

186

Artikel

187

Wanneer de officier van justitie kennis heeft gekregen van een strafbaar feit, doet hij het nodige opsporingsonderzoek instellen en vordert, zo daartoe termen zijn, dat tot het instellen van een gerechtelijk vooronderzoek wordt overgegaan.

Artikel

188

De officier van justitie is te allen tijde bevoegd ten einde enige plaatselijke toestand of enig voorwerp te schouwen, met de personen door hem aangewezen, elke plaats te betreden met uitzondering van een woning, tot het binnentreden waarvan de bewoner niet uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven.

Artikel

189

In geval van ontdekking op heterdaad of van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, kan de officier van justitie, bij dringende noodzakelijkheid ten einde een plaatselijke toestand of een voorwerp te schouwen, elke plaats betreden waar de daad begaan is of sporen heeft achtergelaten, onverminderd het bepaalde in de artikelen 155 tot en met 164.

Artikel

190

De officier van justitie kan ambtshalve of op het verzoek van de verdachte een of meer deskundigen benoemen ten einde hem voor te lichten of bij te staan en, zo nodig, met opdracht het door hem gevorderde onderzoek in te stellen en hem een met redenen omkleed verslag uit te brengen. De bepalingen van de zesde afdeling van de Derde Titel vinden overeenkomstige toepassing.

Artikel

191

Artikel

192

Kan het optreden van de officier van justitie niet worden afgewacht, dan hebben ook de hulpofficieren de bevoegdheden bij de artikelen 188 en 189 beschreven.

Artikel

193

De hulpofficieren van justitie doen de processen-verbaal, bij hen ingekomen of door hen opgemaakt, alsmede de opgave als benadeelde partij en de inbeslaggenomen voorwerpen onverwijld toekomen aan de officier van justitie.

Artikel

194

Artikel

195

Onverminderd het bepaalde in bijzondere wettelijke regelingen doen de personen, bedoeld in artikel 185, hun processen-verbaal, de aangiften of berichten ter zake van strafbare feiten, alsmede de opgave als benadeelde partij, met de inbeslaggenomen voorwerpen, onverwijld toekomen aan de officier van justitie.

Artikel

196

Na overeenkomstig de artikelen 192 tot en met 195 te hebben gehandeld, wachten de hulpofficieren van justitie en de overige opsporingsambtenaren de nadere bevelen van de officier van justitie af; gedoogt het belang van het onderzoek zodanig afwachten niet, dan zetten zij het onderzoek inmiddels voort en winnen zij nadere inlichtingen in, die de zaak tot meer klaarheid kunnen brengen. Van dit onderzoek en de ingewonnen inlichtingen doen zij blijken bij proces-verbaal, waarmee zij handelen overeenkomstig de artikelen 193, 194 of 195.

Artikel

197

Tweede

Afdeling

Aangiften en klachten

Artikel

198

Artikel

199

Ieder, die kennis draagt van een begaan strafbaar feit, is bevoegd daarvan aangifte te doen. Tot het doen van klacht is de belanghebbende bevoegd.

Artikel

200

Artikel

201

Artikel

202

Artikel

203

Artikel

204

Indien de klacht krachtens artikel 66, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht BES door de wettige vertegenwoordiger van een minderjarige, die twaalf jaren of ouder is of van een onder curatele gestelde is geschied, gaat de officier van justitie niet tot vervolging over dan na de vertegenwoordigde persoon, zo deze in het land verblijft, in de gelegenheid te hebben gesteld zijn mening omtrent de wenselijkheid van vervolging kenbaar te maken, althans na deze daartoe behoorlijk te hebben opgeroepen, tenzij dit in verband met de lichamelijke of geestelijke toestand van de minderjarige of de onder curatele gestelde niet mogelijk of niet wenselijk is.

Artikel

205

De intrekking van de klacht geschiedt bij de ambtenaren, op de wijze en in de vorm voor het doen van de klacht bij de artikelen 201, 202 en 203 bepaald. Artikel 193 is van toepassing.

Derde

Afdeling

Opgave als benadeelde partij

Artikel

206

Vierde

Afdeling

Beslissing omtrent al dan niet vervolgen

Artikel

207

Artikel

208

Artikel

209

Titel

II

De rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken

Eerste

Afdeling

Benoeming en ontslag

Artikel

210

Artikel

211

De rechter-commissaris zet na afloop van zijn functie de door hem aangevangen behandeling van een zaak voort en brengt die ten einde.

Artikel

212

Bij verhindering van de rechter-commissaris of diens plaatsvervanger wordt zijn functie waargenomen door een van de leden of plaatsvervangende leden van het Hof van Justitie of rechters-plaatsvervanger in eerste aanleg.

Tweede

Afdeling

Verrichtingen van de rechter-commissaris in het algemeen

Artikel

213

Artikel

214

Artikel

215

Geen vragen worden gedaan die de strekking hebben verklaringen te verkrijgen, waarvan niet gezegd kan worden dat zij in vrijheid zijn afgelegd.

Artikel

216

Artikel

217

Artikel

218

Het proces-verbaal wordt door de rechter-commissaris en de griffier ondertekend.

Artikel

219

Artikel

220

Indien bij afwezigheid van de officier van justitie gedurende het onderzoek enig strafbaar feit wordt begaan, doet de rechter-commissaris daarvan een proces-verbaal opmaken en dat toekomen aan de officier van justitie.

Titel

III

Gang van het gerechtelijk vooronderzoek

Eerste

Afdeling

De vordering van de officier van justitie

Artikel

221

Artikel

222

Artikel

223

Artikel

224

Artikel

225

Tweede

Afdeling

Instellen van het gerechtelijk vooronderzoek

Artikel

226

Artikel

227

Onverminderd het bepaalde in artikel 261, nodigt de rechter-commissaris, indien naar zijn oordeel het gegrond vermoeden bestaat dat de getuige of de deskundige niet ter terechtzitting zal kunnen verschijnen, de officier van justitie, de verdachte en de raadsman tot bijwoning van het verhoor uit, tenzij het belang van het onderzoek geen uitstel van het verhoor gedoogt.

Artikel

228

De rechter-commissaris neemt de nodige maatregelen om te beletten dat de voor verhoor verschenen verdachten, getuigen en deskundigen zich voor of tijdens hun verhoor met elkaar onderhouden.

Artikel

229

Artikel

230

De rechter-commissaris vraagt de verdachte, getuigen en deskundigen naar hun naam en voornamen, leeftijd, beroep en woon- of verblijfplaats, voorts de verdachte tevens naar zijn geboorteplaats. Indien de verdachte bekend is, vraagt de rechter-commissaris de getuigen en de deskundigen, of zij diens bloedverwanten of aangehuwden zijn, en zo ja, in welke graad.

Artikel

231

Artikel

232

Artikel

233

Artikel

234

Ingeval de schouw moet geschieden in een ander eilandgebied, draagt de rechter-commissaris haar over aan zijn ambtgenoot in dat andere eilandgebied.

Artikel

235

Derde

Afdeling

Het verhoor van de verdachte

Artikel

236

Artikel

237

Artikel

238

Het proces-verbaal van een verhoor van de verdachte, dat op verzoek van de rechter-commissaris heeft plaatsgevonden, wordt hem gesloten en verzegeld toegezonden.

Artikel

239

Artikel

240

Indien de verdachte in vrijheid is en niet op de dagvaarding verschijnt, kan de rechter-commissaris hem op de vordering van de officier van justitie andermaal doen dagvaarden. Daarbij kan worden gevoegd een bevel tot medebrenging, doch slechts indien de aanwezigheid van de verdachte noodzakelijk is in verband met een onderzoek naar zijn persoonlijkheid of zijn persoonlijke omstandigheden.

Artikel

241

Artikel

242

De verdachte wordt bij zijn verhoor mondeling mededeling gedaan van de verklaringen van getuigen en deskundigen, die buiten zijn tegenwoordigheid zijn verhoord, voor zover naar het oordeel van de rechter-commissaris het belang van het onderzoek dit niet verbiedt. Wordt de verdachte de wetenschap van bepaalde opgaven onthouden, dan geeft de rechter-commissaris hem dit mondeling te kennen.

Vierde

Afdeling

Het verhoor van de getuige

Artikel

243

Artikel

244

De rechter-commissaris verhoort de getuige, wiens verhoor door de rechter wordt bevolen, door de officier van justitie wordt gevorderd of door de verdachte of diens raadsman wordt verzocht. Hij kan op de vordering van de officier van justitie de dagvaarding van de getuige bevelen.

Artikel

245

Artikel

246

Artikel

247

Artikel

248

Indien dit in het belang van het onderzoek dringend noodzakelijk is, kan de rechter-commissaris op de vordering van de officier van justitie of op het verzoek van de verdachte of diens raadsman bevelen, dat de overeenkomstig artikel 247 meegebrachte getuige gedurende ten hoogste vierentwintig uren in een door hem aan te wijzen plaats zal worden opgehouden. De redenen daarvan worden in het bevel vermeld.

Artikel

249

De getuige verklaart de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen.

Artikel

250

Artikel

251

Van het geven van getuigenis of van het beantwoorden van bepaalde vragen kunnen zich verschonen:

  • a.

    de bloed- of aanverwanten in de rechte lijn van de verdachte of de medeverdachte;

  • b.

    de bloed- of aanverwanten in de zijlijn tot de derde graad ingesloten, van de verdachte of de medeverdachte;

  • c.

    de echtgenoot of vroegere echtgenoot van de verdachte of de medeverdachte, dan wel de persoon, met wie de verdachte of medeverdachte duurzaam feitelijk samenwoont of heeft samengewoond. Die samenwoning zal op genoegzame wijze aannemelijk moeten worden gemaakt.

Artikel

252

Artikel

253

De getuige kan zich verschonen van het beantwoorden van een hem gestelde vraag, indien hij daardoor of zichzelf of een van zijn bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of in de zijlijn in de tweede of derde graad of zijn echtgenoot of vroegere echtgenoot dan wel de persoon, met wie hij duurzaam feitelijk samenwoont of samengewoond heeft, aan het gevaar van een strafrechtelijke veroordeling zou blootstellen. Die samenwoning zal op genoegzame wijze aannemelijk moeten worden gemaakt.

Artikel

254

Artikel

255

Artikel

256

Artikel

257

Artikel

258

Alle beschikkingen waarbij gijzeling wordt bevolen of verlengd, of waarbij een verzoek van de getuige tot ontslag uit de gijzeling wordt afgewezen, zijn met redenen omkleed en worden binnen vierentwintig uren aan de getuige betekend.

Artikel

259

Artikel

260

Vijfde

Afdeling

Bedreigde getuigen

Artikel

261

Zesde

Afdeling

Deskundigen

Artikel

262

Artikel

263

Artikel

264

De rechter-commissaris bepaalt het tijdstip waarop het onderzoek van de deskundigen zal aanvangen, en de termijn waarbinnen dit zal moeten zijn afgelopen; deze termijn kan door de rechter-commissaris worden verlengd.

Artikel

265

Artikel

266

Artikel

267

Artikel

268

Artikel

269

Artikel

270

Ingeval hetzij de wijze waarop het onderzoek door de deskundigen is geschied, hetzij het verschil van de deskundigen omtrent de feiten, hetzij het verschil in oordeelvelling, daartoe aanleiding geeft, kan de rechter-commissaris, hetzij op de vordering van de officier van justitie, hetzij op het verzoek van de verdachte, het onderzoek aan andere deskundigen opdragen. De voorgaande artikelen van deze afdeling en artikel 271 zijn van toepassing.

Artikel

271

De rechter-commissaris kan de deskundigen geheimhouding opleggen.

Zevende

Afdeling

Sluiting van het gerechtelijk vooronderzoek

Artikel

272

Indien de rechter-commissaris oordeelt dat het gerechtelijk vooronderzoek is voltooid of dat tot voortzetting daarvan geen grond bestaat, of wel indien de officier van justitie hem schriftelijk meedeelt dat van verdere vervolging wordt afgezien, sluit hij het onderzoek bij een beschikking waarin de reden van de sluiting is vermeld, en doet hij deze aan de officier van justitie toekomen en aan de verdachte betekenen. Tegen deze beschikking is geen voorziening toegelaten.

Artikel

273

Artikel

274

Titel

IV

Beslissing omtrent al dan niet verdere vervolging

Artikel

275

Artikel

276

Artikel

277

Artikel

278

Artikel

279

Artikel

280

Indien de zaak niet verder wordt vervolgd op grond van:

  • a.

    onbevoegdheid van de rechter tot kennisneming van het feit,

  • b.

    niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie,

  • c.

    niet-strafbaarheid van het feit of van de verdachte,

  • d.

    onvoldoende aanwijzing van schuld,

wordt daarvan in de kennisgeving melding gemaakt.

Artikel

282

Artikel

283

Door de kennisgeving van niet verdere vervolging, de beschikking tot buitenvervolgingstelling of de beschikking houdende verklaring dat de zaak geëindigd is, wordt elk bevel tot voorlopige hechtenis van rechtswege opgeheven. Daarvan wordt in de kennisgeving of beschikking melding gemaakt.

Vijfde

Boek

De terechtzitting

Titel

I

Het aanhangig maken van de zaak ter terechtzitting in eerste aanleg

Artikel

284

Artikel

285

Artikel

286

Strafbare feiten die op dezelfde terechtzitting worden aangebracht en waartussen verband bestaat of die door dezelfde persoon zijn begaan, worden gevoegd aan de kennisneming van de rechter onderworpen, indien dit in het belang van het onderzoek is.

Artikel

287

Artikel

288

Artikel

289

Artikel

290

Artikel

291

Artikel

292

Titel

II

Bezwaarschrift tegen de dagvaarding

Artikel

293

Artikel

294

Artikel

295

Artikel

296

Tegen de dagvaarding, die is uitgebracht na een bevel krachtens artikel 25, eerste lid, is een bezwaarschrift niet toegelaten, tenzij nieuwe feiten of omstandigheden bekend zijn geworden.

Artikel

297

Is bij de beschikking tot buitenvervolgingstelling tevens gegeven de last, bedoeld in het tweede lid van artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht BES, dan kan de verdachte of diens raadsman daartegen bezwaar maken door middel van een verklaring ter griffie van het Hof, af te leggen uiterlijk binnen zes dagen nadat de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan. Alsdan vervalt de beschikking en beveelt het Hof, dat de verdachte ter zake van het feit waarop de dagvaarding betrekking had, binnen een bepaalde termijn opnieuw zal worden gedagvaard. Deze termijn kan op de vordering van de officier van justitie door het Hof eenmaal voor een bepaalde tijd worden verlengd.

Artikel

298

In geval van buitenvervolgingstelling zijn de artikelen 282 en 283 van toepassing.

Titel

III

Het aanhangig maken van de zaak ter terechtzitting in hoger beroep

Artikel

299

Artikel

300

Artikel

301

Titel

IV

Behandeling ter terechtzitting

Eerste

Afdeling

Algemene bepaling

Artikel

302

De bepalingen in de volgende afdelingen van deze titel zijn toepasselijk op de behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep, met dien verstande dat, waar gesproken wordt van het Hof en van de voorzitter, daaronder voor de terechtzitting in eerste aanleg de rechter in eerste aanleg wordt verstaan en waar gesproken wordt van de procureur-generaal, daaronder voor de terechtzitting in eerste aanleg de officier van justitie wordt verstaan, een en ander voor zover niet uit enige van de bepalingen anders blijkt en onverminderd het bepaalde in Titel IV van dit Boek en in de Titels I en II van het Zevende Boek.

Tweede

Afdeling

Onderzoek van de zaak op de terechtzitting

Artikel

303

Het onderzoek van de zaak op de terechtzitting neemt een aanvang, nadat de voorzitter de zaak door de deurwaarder heeft doen uitroepen.

Artikel

304

De rechter die als rechter-commissaris enig onderzoek in de zaak heeft verricht of enige beslissing heeft genomen, neemt aan het onderzoek op de terechtzitting geen deel.

Artikel

305

Artikel

306

In zaken betreffende strafbare feiten waarop geen gevangenisstraf is gesteld, kan de verdachte zich doen vertegenwoordigen door een advocaat, bepaaldelijk daartoe door hem gemachtigd of, indien hem uitsluitend als overtreding strafbaar gestelde feiten zijn ten laste gelegd, ook door een daartoe bij bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigde, tenzij het Hof vertegenwoordiging niet mocht toelaten; in het laatste geval schorst het Hof het onderzoek voor een bepaalde tijd.

Artikel

307

Tegen de verdachte die niet op de aan hem gedane dagvaarding op de terechtzitting verschijnt of zich, in de gevallen bij wettelijke regeling voorzien, niet door een gemachtigde laat vertegenwoordigen, wordt verstek verleend.

Artikel

308

Artikel

309

Artikel

310

Artikel

311

Behalve de rechters en de griffier neemt aan de tafel van het Hof niemand plaats.

Artikel

312

Artikel

313

Artikel

314

Bevindt de verdachte zich in voorlopige hechtenis, dan schorst het Hof het onderzoek op de terechtzitting alleen voor bepaalde tijd. De termijn van de schorsing wordt in de regel op niet meer dan twee maanden gesteld. Om klemmende, in het proces-verbaal te vermelden redenen, kan het Hof een langere termijn stellen, doch in geen geval van meer dan vier maanden.

Artikel

315

Artikel

316

Artikel

317

Indien in het geding in eerste aanleg de officier van justitie, hetzij naar aanleiding van een verwering als bedoeld in het eerste lid van artikel 316, hetzij naar aanleiding van het horen door de rechter, ingevolge het zesde lid van dat artikel, van oordeel is dat de dagvaarding behoort te worden gewijzigd, zijn de artikelen 355 en 356 van toepassing.

Artikel

318

Artikel

319

Wanneer de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt krachtens een bevel tot gevangenneming of gevangenhouding waarvan de geldigheidsduur reeds eenmaal of ingevolge artikel 98, vierde lid, tweemaal is verlengd, kan de officier van justitie, in het geding in eerste aanleg, onmiddellijk nadat hij de zaak heeft voorgedragen, schorsing van het onderzoek op de terechtzitting vorderen, mits hij het voornemen daartoe tijdig aan de verdachte schriftelijk kenbaar heeft gemaakt. In dat geval kan het overleggen van de lijsten, bedoeld in het eerste en tweede lid van artikel 318, worden aangehouden tot de hervatting van het onderzoek op de terechtzitting.

Artikel

320

De voorzitter kan, met toestemming van de procureur-generaal en van de verdachte, de getuige vergunnen zich vóór het afleggen van zijn verklaring tot een bepaald tijdstip te verwijderen.

Artikel

321

Indien een op de lijst voorkomende getuige niet is verschenen, beveelt het Hof, tenzij overeenkomstig het bepaalde in artikel 318, zevende lid, van zijn verhoor wordt afgezien, dat hij tegen een door het Hof te bepalen tijdstip ter terechtzitting zal worden gedagvaard en kan het daarbij tevens zijn medebrenging gelasten.

Artikel

322

Artikel

323

Artikel

324

De rechter kan bevelen, hetzij ambtshalve, hetzij op de vordering van de officier van justitie of op het verzoek van de verdachte, dat niet anders dan buiten ede worden gehoord, zij, die wegens meineed tot welke straf ook of uit anderen hoofde tot gevangenisstraf van drie jaren of langer zijn veroordeeld, of tegen wie ter zake van misdrijf, waartegen een gevangenisstraf van vier jaren of meer is bedreigd, een vervolging is ingesteld.

Artikel

325

Artikel

326

Gedurende de verdere loop van het onderzoek kunnen de getuige door de voorzitter, de rechters, de procureur-generaal en de verdachte nog vragen worden gesteld. Artikel 325, derde lid, is van toepassing.

Artikel

327

De getuige moet bij zijn verklaring zoveel mogelijk uitdrukkelijk opgeven zijn redenen van wetenschap.

Artikel

328

De voorzitter bepaalt welke vragen als ontoelaatbaar zijn aan te merken. Hij kan, ambtshalve of op het verzet van de procureur-generaal of van de verdachte beletten dat aan enige vraag, door de verdachte of diens raadsman of door de procureur-generaal gesteld, door de getuige gevolg wordt gegeven. Op het antwoord, dat op zodanige vraag mocht zijn gegeven, wordt geen acht geslagen.

Artikel

329

Artikel

330

Na het afleggen van zijn verklaring blijft de getuige in de rechtszaal, tenzij het Hof, met toestemming van de procureur-generaal en van de verdachte, hem vergunt zich te verwijderen, zo nodig met bevel om op een te bepalen tijd weer in de rechtszaal aanwezig te zijn.

Artikel

331

Artikel

332

Artikel

333

Artikel

334

[vervallen]

Artikel

335

Indien een getuige, tijdens het gerechtelijk vooronderzoek beëdigd of overeenkomstig artikel 250, tweede lid, aangemaand, overleden is of, naar het oordeel van het Hof, niet op de terechtzitting heeft kunnen verschijnen, of van wiens verhoor overeenkomstig het bepaalde in artikel 318, zevende lid, is afgezien, zal zijn vroegere verklaring, mits ter terechtzitting voorgelezen, als aldaar afgelegd worden aangemerkt.

Artikel

336

Artikel

337

Artikel

338

Artikel

339

Artikel

340

Artikel

341

Artikel

342

Gedurende de verdere loop van het onderzoek kunnen de verdachte door de voorzitter, de rechters, de procureur-generaal, de raadsman en de medeverdachte vragen worden gesteld.

Artikel

343

Bij het verhoor van de verdachte wordt zoveel mogelijk onderzocht, of zijn verklaring op eigen wetenschap steunt.

Artikel

344

Noch de voorzitter, noch een van de rechters geeft op de terechtzitting blijk van enige overtuiging omtrent schuld of onschuld van de verdachte.

Artikel

345

Indien de verdachte de stilte of de orde op de terechtzitting verstoort en vruchteloos door de voorzitter is gewaarschuwd, kan deze zijn verwijdering uit de rechtszaal bevelen en, zo nodig, bepalen, dat hij gedurende het geheel of een gedeelte van de zitting elders zal worden opgehouden. De behandeling van de zaak wordt voortgezet en de uitspraak geschiedt als ware de verdachte tegenwoordig. In dat geval blijft de raadsman van de verdachte met de verdediging belast.

Artikel

346

Artikel

347

Na de ondervraging van de verdachte kunnen, op de voet van artikel 326, aan de getuigen opnieuw vragen worden gesteld of stukken worden voorgelezen.

Artikel

348

Artikel

349

Artikel

350

In de gevallen, waarin de bijstand van een tolk wordt gevorderd, wordt ten bezware van de verdachte geen acht geslagen op hetgeen ter terechtzitting is gesproken of voorgelezen zonder voor hem vertolkt te zijn.

Artikel

351

Artikel

352

Het Hof heeft gelijke bevoegdheid als in artikel 197 aan het openbaar ministerie is toegekend. Het oefent die uit hetzij ambtshalve, hetzij op de vordering van de procureur-generaal, of op het verzoek van de verdachte.

Artikel

353

Artikel

354

Indien uit het onderzoek omstandigheden zijn bekend geworden die, niet in de dagvaarding vermeld, volgens wettelijke regeling tot verzwaring van straf grond opleveren, is de procureur-generaal bevoegd deze alsnog mondeling ten laste te leggen.

Artikel

355

Artikel

356

Artikel

357

Artikel

358

Artikel

359

Artikel

360

Artikel

361

Artikel

362

Artikel

363

Artikel

364

Artikel

365

Artikel

366

Artikel

367

Artikel

368

Artikel

369

Artikel

370

Het proces-verbaal wordt door de voorzitter of door een van de rechters, die over de zaak heeft geoordeeld, en de griffier vastgesteld en zo spoedig mogelijk na elke sluiting van de terechtzitting en in ieder geval binnen de in het eerste lid van artikel 410 vermelde termijn ondertekend. Voor zover de griffier tot een en ander buiten staat is, geschiedt dit zonder zijn medewerking en wordt van zijn verhindering aan het slot van het proces-verbaal melding gemaakt.

Artikel

371

Tot het nemen van elke rechterlijke beslissing op grond van de bepalingen van deze titel kan door de procureur-generaal een vordering en door de verdachte een verzoek tot het Hof worden gedaan, tenzij uit enige bepaling het tegendeel volgt.

Artikel

372

Alvorens te beslissen op enig verzoek of verzet van de verdachte, hoort het Hof de procureur-generaal. Alvorens te beslissen op enige vordering of op enig verzet van de procureur- generaal, hoort het Hof de verdachte, indien deze tegenwoordig is, of diens raadsman.

Artikel

373

Derde

Afdeling

Benadeelde partij

Artikel

374

Artikel

375

Zij, die om in een burgerlijk geding in rechte te verschijnen, bijstand behoeven of vertegenwoordigd moeten worden, hebben, om zich in het strafgeding te voegen, die bijstand of die vertegenwoordiging nodig. Ten aanzien van de verdachte zijn de bepalingen betreffende de bijstand of de vertegenwoordiging, nodig in burgerlijke zaken, niet van toepassing.

Artikel

376

Artikel

377

Artikel

378

Artikel

379

De benadeelde partij kan haar eis toelichten of doen toelichten, nadat de officier van justitie zijn vordering ingevolge artikel 353 heeft overgelegd. Zij heeft andermaal het woord, nadat de officier van justitie in de gelegenheid is gesteld ten tweede male het woord te voeren.

Artikel

380

Vierde

Afdeling

Bewijs

Artikel

381

Het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, kan door de rechter slechts worden aangenomen, indien hij daarvan uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen.

Artikel

382

Artikel

383

Onder eigen waarneming van de rechter wordt verstaan die welke bij het onderzoek op de terechtzitting door hem persoonlijk is geschied.

Artikel

384

Artikel

385

Artikel

386

Onder verklaring van een deskundige wordt verstaan, zijn bij het onderzoek op de terechtzitting meegedeeld gevoelen betreffende hetgeen zijn wetenschap hem leert omtrent datgene wat aan zijn oordeel onderworpen is.

Artikel

387

Vijfde

Afdeling

Beraadslaging en uitspraak

Artikel

388

Artikel

389

De artikelen 414 tot en met 428 kunnen in eerste aanleg ook bij de berechting van misdrijven toepassing vinden, indien naar het oordeel van de rechter de zaak van eenvoudige aard is, bepaaldelijk ook ten aanzien van het bewijs en de toepassing van de wettelijke regeling en daarin geen zwaardere hoofdstraf dan gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden dient te worden opgelegd.

Artikel

390

Artikel

391

Artikel

392

Artikel

393

Indien het onderzoek in artikel 392 bedoeld, daartoe aanleiding geeft, spreekt het Hof uit de niet-ontvankelijkheid van het ingestelde hoger beroep, de nietigheid van de dagvaarding, de onbevoegdheid van het Hof, de niet-ontvankelijkheid van de procureur-generaal of de schorsing van de vervolging.

Artikel

394

Artikel

395

Artikel

396

Artikel

397

Artikel

398

Artikel

399

Artikel

400

Artikel

401

Artikel

402

Artikel

403

Artikel

404

Artikel

405

Heeft de procureur-generaal tevens een vordering ingediend tot het gelasten van gehele of gedeeltelijke tenuitvoerlegging van een met toepassing van artikel 17a van het Wetboek van Strafrecht BES opgelegde straf, dan beraadslaagt het Hof mede over zijn bevoegdheid om over de vordering te oordelen, over de ontvankelijkheid van de procureur-generaal en over de gegrondheid van de vordering. Het vonnis houdt alsdan, tenzij onbevoegdheid van het Hof om over de vordering te oordelen of niet-ontvankelijkheid van de procureur-generaal wordt uitgesproken, ook de beslissing van het Hof over de vordering in.

Artikel

406

Artikel

407

Artikel

408

Artikel

409

Artikel

410

Artikel

411

Zesde

Afdeling

Zaken ad informandum

Artikel

412

Zevende

Afdeling

Gevolgen van normschendingen

Artikel

413

Titel

V

Berechting van overtredingen in eerste aanleg

Artikel

414

Zaken, uitsluitend betreffende feiten die als overtreding strafbaar zijn gesteld, worden door of vanwege de officier van justitie ter terechtzitting aanhangig gemaakt:

  • a.

    hetzij door oproeping;

  • b.

    hetzij door dagvaarding.

Artikel

415

De officier van justitie, hoofd van het parket, kan ten aanzien van het al of niet aanhangig maken door oproeping aan de opsporingsambtenaren de nodige algemene of bijzondere voorschriften geven.

Artikel

416

Artikel

417

Artikel

418

Artikel

419

Het formulier van de oproeping aan de verdachte om ter terechtzitting te verschijnen wordt vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur.

Artikel

420

Artikel

421

De officier van justitie is bevoegd getuigen, deskundigen en tolken mondeling op te roepen of door een deurwaarder of een ambtenaar van politie mondeling te doen oproepen om ter terechtzitting van het gerecht in eerste aanleg te verschijnen.

Artikel

422

Artikel

423

Artikel

424

Indien de verdachte bij zijn eerste verschijning ter terechtzitting aannemelijk maakt, dat hij in het belang van zijn verdediging uitstel behoeft, schorst de rechter het onderzoek voor een bepaalde tijd.

Artikel

425

Artikel

426

Artikel

427

Artikel

428

Zesde

Boek

Rechtsmiddelen

A

Gewone Rechtsmiddelen

Titel

I

Verzet tegen einduitspraken

Artikel

429

Artikel

430

Artikel

431

Heeft de benadeelde partij zich in het geding gevoegd, dan doet de officier van justitie haar van de dag van de terechtzitting schriftelijk mededeling.

Artikel

432

Artikel

433

Titel

II

Hoger beroep van vonnissen

Artikel

434

Tegen de vonnissen door de rechter in eerste aanleg als einduitspraak of in de loop van het onderzoek op de terechtzitting gegeven, kan hoger beroep worden ingesteld door de officier van justitie en door de verdachte die niet van de gehele telastelegging is vrijgesproken. Zijn in eerste aanleg strafbare feiten gevoegd aan het oordeel van de rechter onderworpen, dan kan de verdachte alleen hoger beroep instellen ten aanzien van die gevoegde zaken, waarin hij niet van de gehele tenlastelegging is vrijgesproken.

Artikel

435

Tegen de vonnissen die geen einduitspraken zijn, is het hoger beroep slechts gelijktijdig met dat tegen de einduitspraak toegelaten.

Artikel

436

Artikel

437

Artikel

438

Artikel

439

Binnen veertien dagen na de instelling van het hoger beroep kan de partij die in beroep is gekomen bij de griffie van het Hof een schriftuur indienen, houdende de middelen en gronden, waarop zij haar beroep steunt. Deze schriftuur wordt bij de processtukken gevoegd.

Artikel

440

Titel

III

Hoger beroep van beschikkingen

Bezwaarschriften

Artikel

441

Tegen beschikkingen staat hoger beroep niet open en is een bezwaarschrift niet toegelaten, dan in de gevallen bij dit wetboek bepaald.

Artikel

442

Voor zover niet bijzondere bepalingen het recht van beroep van de officier van justitie regelen, kan hij van alle beschikkingen van de rechter in eerste aanleg of de rechter-commissaris, waarbij een krachtens dit wetboek gedane vordering niet is toegewezen, binnen drie dagen bij het Hof in hoger beroep komen.

Artikel

443

Artikel

444

Titel

IV

Aanwenden van gewone rechtsmiddelen

Artikel

445

Artikel

446

Het aanwenden van de rechtsmiddelen, bedoeld in artikel 445, kan ook geschieden door:

  • a.

    een advocaat, indien deze verklaart daartoe door degene die het middel aanwendt, bepaaldelijk te zijn gemachtigd;

  • b.

    een bij bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigde.

Artikel

447

Artikel

448

Artikel

449

Titel

V

Intrekking en afstand van gewone rechtsmiddelen

Artikel

450

Artikel

451

Artikel

452

B

Buitengewoon rechtsmiddel

Titel

VI

Herziening van vonnissen

Artikel

453

Artikel

454

Artikel

455

De aanvrage vermeldt de omstandigheid waarop zij steunt, met opgave van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken.

Artikel

456

Indien de aanvrage niet voldoet aan de vereisten bij het voorgaande artikel gesteld, verklaart het Hof bij met redenen omklede beschikking haar niet-ontvankelijk. In het andere geval zijn de navolgende bepalingen van toepassing.

Artikel

457

Artikel

458

Indien de aanvrage betreft het geval, vermeld in artikel 453, eerste lid, onderdeel b, beveelt het Hof na zich, zo nodig, door tussenkomst van de procureur-generaal nadere berichten te hebben doen overleggen, de verdere behandeling op de openbare terechtzitting op een daartoe door de voorzitter te bepalen dag.

Artikel

459

De procureur-generaal doet ten minste tien dagen voor de dag van de terechtzitting aan de veroordeelde aanzegging van die dag.

Artikel

460

Artikel

461

Artikel

462

Acht het Hof alvorens een beslissing te nemen een onderzoek nodig, dan beveelt het dit en draagt dat onderzoek op aan een rechter-commissaris, die in de zaak nog geen onderzoek heeft verricht. Artikel 359 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

463

Artikel

464

Artikel

465

Artikel

466

De beslissingen van het Hof, genoemd in de artikelen 456, 457, 461 en 465, worden zodra mogelijk vanwege de procureur-generaal aan de belanghebbende schriftelijk meegedeeld en in afschrift toegezonden aan de ambtenaar belast met de tenuitvoerlegging van het gewijsde waarvan de herziening is gevraagd, of van het vernietigde vonnis.

Artikel

468

Artikel

469

Artikel

470

Artikel

471

Indien gedurende de behandeling van de zaak de veroordeelde overlijdt, wordt het geding voortgezet en wordt door het Hof een bijzondere curator benoemd. De voorgaande artikelen van deze titel zijn dan van overeenkomstige toepassing.

Artikel

472

Artikel

473

Artikel

474

Geen rechter die op enigerlei wijze deelgenomen heeft aan het onderzoek of de berechting van de zaak waarvan herziening wordt gevraagd, mag aan het onderzoek of de berechting in herziening deelnemen.

Zevende

Boek

Enige rechtsplegingen van bijzondere aard

Titel

I

Strafvordering ter zake van ambtsmisdrijven

Artikel

476

De leden van de Staten-Generaal, de ministers en de staatssecretarissen kunnen, ook na hun aftreden, krachtens deze wet niet strafrechtelijk worden vervolgd wegens ambtsmisdrijven in die betrekkingen gepleegd.

Titel

II

Strafvordering in zaken betreffende jeugdige personen

Eerste

Afdeling

Algemene bepalingen

Artikel

477

Niemand kan strafrechtelijk worden vervolgd wegens een feit begaan voordat hij de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt.

Artikel

478

Tweede

Afdeling

Strafvordering in zaken betreffende personen, die op het tijdstip waarop de vervolging tegen hen is aangevangen, de leeftijd van achttien jaren nog niet hebben bereikt

Artikel

479

Ten aanzien van personen, die op het tijdstip waarop de vervolging tegen hen is aangevangen, de leeftijd van achttien jaren nog niet hebben bereikt, zijn de bepalingen van dit wetboek van toepassing, voor zover deze afdeling geen afwijkende bepalingen bevat.

Artikel

480

De bepalingen van deze afdeling die op de ouders of voogd betrekking hebben, zijn alleen van toepassing, indien de verdachte minderjarig is.

Artikel

481

Aan de verdachte, die zich in verzekering of voorlopige hechtenis bevindt, of die in het tegen hem ingestelde gerechtelijk vooronderzoek door de rechter-commissaris wordt verhoord, wordt op zijn verzoek een raadsman toegevoegd. De officier van justitie of de hulpofficier van justitie geeft aan de instantie die ingevolge artikel 61, eerste lid, met de toevoeging is belast, onverwijld kennis dat toevoeging moet plaatshebben. Indien hem geen raadsman is toegevoegd of de toevoeging niet tijdig heeft plaatsgehad, komt het beroepsrecht van artikel 67, eerste lid, ook toe aan de ouders of voogd.

Artikel

482

Indien de verdachte rechtens zijn vrijheid is ontnomen, is ten aanzien van zijn ouders of voogd artikel 70 van overeenkomstige toepassing.

Artikel

483

Artikel

484

Artikel

485

Waar in deze afdeling wordt gesproken van schorsing wordt daaronder begrepen opschorting.

Artikel

486

Artikel

487

Artikel

488

Artikel

489

Artikel

490

Artikel

491

Indien de rechter het noodzakelijk oordeelt, dat alsnog een onderzoek naar de persoonlijkheid en de levensomstandigheden van de verdachte wordt ingesteld, kan hij nadere inlichtingen bij de voogdijraad inwinnen.

Artikel

493

Indien de zaak door oproeping aanhangig is gemaakt, wordt in de oproeping van de ouders of de voogd het in de oproeping tenlastegelegde feit opgenomen. In het geval bedoeld in de aanhef van artikel 420, is dat artikel ten aanzien van de wijze van oproeping van ouders of voogd, en zo nodig van intrekking van deze oproeping van overeenkomstige toepassing.

Artikel

494

Artikel

495

Artikel

496

Artikel

497

Artikel

498

Alle betekeningen, dagvaardingen, oproepingen, kennisgevingen, aanzeggingen of andere mededelingen aan ouders of voogd vinden enkel plaats, indien deze een bekende verblijfplaats in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba hebben; aan samenwonende ouders wordt slechts een stuk uitgereikt.

Titel

III

Berechting van verdachten, bij wie tijdens het begaan van het feit gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke storing van de geestvermogens bestond

Artikel

499

Artikel

500

Artikel

501

Ten spoedigste na de beslissing, bij het eerste lid van artikel 499 bedoeld, voegt de rechter in eerste aanleg of, indien de beslissing door het Hof is gegeven, de voorzitter de verdachte van misdrijf, indien hij nog geen toegevoegde raadsman heeft, een raadsman toe. Aan de verdachte van overtreding kan door de rechter in eerste aanleg of de voorzitter een raadsman worden toegevoegd.

Artikel

502

Artikel

503

Titel

IIIa

Strafvordering ter zake van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Artikel

503a

Artikel

503b

De officier van justitie kan, zolang het onderzoek op de terechtzitting niet is gesloten, met de verdachte of veroordeelde een schriftelijke schikking aangaan tot betaling van een geldbedrag aan de Staat of tot overdracht van voorwerpen ten gehele of gedeeltelijke ontneming van het geschatte voordeel – met inbegrip van besparing van kosten – door de betrokkene door middel van of uit de baten van het feit waarvoor hij is vervolgd of soortgelijke feiten verkregen.

Artikel

503c

Artikel

503d

Artikel

503f

Artikel

503g

Een uitspraak op de vordering van het openbaar ministerie als bedoeld in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht BES vervalt van rechtswege, doordat de uitspraak als gevolg waarvan de veroordeling van de verdachte, bedoeld in artikel 38e eerste onderscheidenlijk derde lid van het Wetboek van Strafrecht BES, achterwege blijft, in kracht van gewijsde gaat.

Titel

IV

Verschoning en wraking van rechters

Artikel

504

Een rechter wordt op zijn verlangen van elke bemoeiing in een zaak verschoond, indien er te zijnen aanzien feiten of omstandigheden bestaan, waardoor in het algemeen de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Artikel

505

Artikel

506

Artikel

507

Artikel

508

Ingeval er ten aanzien van een rechter feiten of omstandigheden bestaan, waardoor in het algemeen de rechterlijke onpartijdigheid ernstig schade zou kunnen lijden, kan diens wraking schriftelijk of, ter terechtzitting, mondeling worden voorgedragen door het openbaar ministerie en door de verdachte of diens raadsman.

Artikel

509

Artikel

510

Ingeval de rechter alleen rechtspreekt of als enig rechter bemoeiing in de zaak verricht, worden de redenen van wraking aan hemzelf voorgedragen, waarna het Hof van Justitie daarover ten spoedigste beslist. De verdachte wordt gehoord.

Artikel

511

Artikel

512

Artikel

513

Artikel

514

De beslissingen over de wraking, worden de verdachte voorgelezen of, indien deze niet bij de beslissing aanwezig is, hem betekend.

Artikel

515

Onder rechters worden in deze titel begrepen de leden en plaatsvervangende leden van het Hof en de rechtersplaatsvervanger in eerste aanleg.

Titel

V

Vervolging en berechting van rechtspersonen en andere samenwerkingsverbanden

Artikel

516

Artikel

517

Artikel

518

Artikel

519

Heeft de uitreiking niet overeenkomstig artikel 517, tweede of derde lid, of artikel 518, tweede of derde lid, kunnen plaatsvinden, dan wordt het schrijven teruggezonden aan de autoriteit van welke het is uitgegaan en vervolgens uitgereikt aan de griffier van het gerecht in eerste aanleg in het rechtsgebied waar de zaak zal dienen of laatstelijk heeft gediend. De griffier zendt het schrijven alsdan onverwijld als gewone brief over de post aan het in het schrijven vermelde adres en tekent zulks aan op de akte van uitreiking.

Titel

VI

Strafvordering buiten het rechtsgebied van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Eerste

Afdeling

Algemeen

Artikel

521

Artikel

522

Artikel

523

Artikel

524

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen alle of bepaalde commandanten worden belast met de opsporing, buiten het rechtsgebied van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van daarbij vermelde strafbare feiten.

Artikel

525

Artikel

526

Tweede

Afdeling

Toepassing van enige bijzondere dwangmiddelen

Artikel

527

De bevoegdheid, omschreven in artikel 72, komt mede toe aan de commandant, de schipper en de gezagvoerder van een luchtvaartuig.

Artikel

528

Artikel

529

Een aangehouden verdachte wordt onverwijld overgeleverd:

  • a.

    door een ieder aan de officier van justitie, indien deze ter plaatse aanwezig is;

  • b.

    door de commandant, de schipper of de gezagvoerder van een luchtvaartuig aan een opsporingsambtenaar, indien deze ter plaatse aanwezig is;

  • c.

    door een opvarende die geen opsporingsambtenaar is, aan de schipper en door een inzittende van een luchtvaartuig die geen opsporingsambtenaar is, aan de gezagvoerder van het luchtvaartuig;

  • d.

    door anderen aan een opsporingsambtenaar of aan een commandant.

Artikel

530

Artikel

531

Artikel

532

Artikel

533

Artikel

534

Artikel

535

Artikel

536

Artikel

537

De officier van justitie kan een inbeslaggenomen voorwerp doen teruggeven, voordat het onder de hoede is gesteld van de bewaarder. De last tot teruggave wordt gericht tot hem die het voorwerp onder zich heeft. Deze is verplicht daaraan onmiddellijk te voldoen.

Artikel

538

Artikel

539

Artikel

540

De gezagvoerder van een luchtvaartuig kan op de voet van artikel 9, eerste lid, van het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen (Trb. 1964, 115 en 164) aan de bevoegde autoriteiten van een vreemde staat overdragen iedere inzittende van het luchtvaartuig, van wie hij redelijkerwijze vermoedt, dat deze aan boord een misdrijf heeft begaan, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.

Derde

Afdeling

Verplichting van de schipper

Artikel

541

Artikel

542

Artikel

543

Artikel

544

De bepalingen van het Derde Boek zijn op deze titel van toepassing, voor zover daarin niet uitdrukkelijk anders is bepaald.

Titel

VII

Rechterlijke bevelen tot handhaving van de openbare orde

Artikel

545

In het geval van ontdekking op heterdaad van enig strafbaar feit, waardoor de openbare orde ernstig is aangerand en ter zake waarvan voorlopige hechtenis niet is toegelaten, kunnen de maatregelen in de navolgende bepalingen omschreven, worden toegepast, indien tegen de verdachte gewichtige bezwaren bestaan en er groot gevaar is voor herhaling of voortzetting van dat feit.

Artikel

546

Artikel

547

Artikel

548

Artikel

549

Indien de bereidverklaring wordt afgelegd, beveelt de rechter-commissaris de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte.

Artikel

550

Artikel

551

Artikel

552

Artikel

553

Artikel

554

Tegen de beslissing tot afwijzing van een door de officier van justitie krachtens de bepalingen van deze titel genomen vordering staat geen beroep open.

Titel

VIII

Internationale rechtshulp

Eerste

Afdeling

Algemene bepalingen

Artikel

555

Artikel

556

Artikel

557

De officier van justitie die het verzoek heeft ontvangen, beslist onverwijld omtrent het daaraan te geven gevolg.

Artikel

558

Artikel

559

Artikel

560

Artikel

561

Artikel

562

Artikel

563

Artikel

563a

Artikel

564

Indien bij de inwilliging van een verzoek om rechtshulp de medewerking van buitenlandse ambtenaren van justitie en politie op het eigen grondgebied wordt toegestaan, geschiedt hun optreden onder de feitelijke leiding en de verantwoordelijkheid van de daartoe bevoegde autoriteiten. Het stellen van vragen aan de verdachte of een getuige door buitenlandse ambtenaren geschiedt in aanwezigheid van de rechter-commissaris en op de wijze, door hem te bepalen.

Artikel

565

Tweede

Afdeling

Feiten begaan aan boord van luchtvaartuigen

Artikel

566

Artikel

567

Titel

IX

Overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen

Eerste

Afdeling

Algemene bepalingen

Artikel

568

In deze titel wordt verstaan onder:

  • Onze Minister: Onze Minister van Justitie;

  • rechterlijke beslissing: een bij vonnis of arrest gewezen rechterlijke beslissing naar aanleiding van een strafbaar feit;

  • sanctie: een bij rechterlijke beslissing opgelegde vrijheidsstraf, met inbegrip van een naast of in plaats van een zodanige straf opgelegde vrijheidsbenemende maatregel;

  • veroordeelde: degene aan wie een sanctie is opgelegd.

Artikel

569

Tenuitvoerlegging in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba van buitenlandse rechterlijke beslissingen geschiedt niet dan krachtens een verdrag.

Artikel

570

Artikel

571

Een in een vreemde staat opgelegde sanctie kan in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba niet worden ten uitvoer gelegd, indien deze betrekking heeft op een vreemdeling die geen vaste woon- of verblijfplaats in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba heeft, of op een rechtspersoon waarvan het bestuur geen zitting of kantoor houdt in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, of waarvan het hoofd van het bestuur geen vaste woonplaats in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba heeft. Deze voorwaarde is niet van toepassing voor zover de in de vreemde staat opgelegde sanctie strekt tot de betaling van een geldboete of tot een verbeurdverklaring of vermogensontneming van vergelijkbare strekking.

Artikel

572

Een in een vreemde staat opgelegde sanctie kan in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba niet worden ten uitvoer gelegd, indien naar het oordeel van Onze Minister een gegrond vermoeden bestaat dat de beslissing tot vervolging of de oplegging van de sanctie is ingegeven door overwegingen van ras, godsdienst, nationaliteit of politieke overtuiging van de veroordeelde of deswege ongunstig is beïnvloed. Onze Minister doet zijn oordeel kenbaar maken aan de autoriteiten van die vreemde staat.

Artikel

573

Artikel

574

Tweede

Afdeling

A

Voorlopige maatregelen tot vrijheidsontneming

Artikel

575

Voor zover een verdrag daarin voorziet, kan de veroordeelde die zich in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bevindt en aan wie een tot vrijheidsontneming strekkende sanctie is opgelegd, waarvan blijkens de in de vreemde staat uitgesproken rechterlijke beslissing nog ten minste zes maanden moeten worden ten uitvoer gelegd, voorlopig worden aangehouden, indien gegronde redenen bestaan voor de verwachting dat op korte termijn deze sanctie in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba zal worden ten uitvoer gelegd.

Artikel

576

Artikel

577

Artikel

578

Artikel

579

Van elke beslissing naar aanleiding van een verzoek van een autoriteit van een vreemde staat, genomen krachtens een van de artikelen 575 tot en met 578, wordt onverwijld door of door tussenkomst van de procureur-generaal kennis gegeven aan Onze Minister.

B

Inbeslagneming

Artikel

579a

Artikel

579b

Artikel

579c

Artikel

579d

Artikel

579e

Artikel

579f

Derde

Afdeling

Procedure

Par.

1

Behandeling van buitenlandse verzoeken tot tenuitvoerlegging

Artikel

580

Indien de door de vreemde staat overgelegde stukken naar het oordeel van Onze Minister onvoldoende zijn om op een verzoek tot tenuitvoerlegging een beslissing te nemen, biedt hij de autoriteiten van de verzoekende staat de gelegenheid binnen een door hem te stellen redelijke termijn aanvullende stukken of inlichtingen te verschaffen.

Artikel

581

Par.

2

Behandeling van verzoeken van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot tenuitvoerlegging in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba van in een vreemde staat opgelegde sancties

Artikel

582

Wanneer een vreemde staat heeft bewilligd in de tenuitvoerlegging van een door deze opgelegde sanctie in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, stelt Onze Minister de door de autoriteiten van die staat overgelegde stukken in handen van de procureur-generaal.

Par.

3

Gerechtelijke procedure

Artikel

583

Artikel

584

Artikel

585

De griffier van het Hof doet onverwijld aan de procureur-generaal en aan de veroordeelde mededeling van het tijdstip dat voor de behandeling van de vordering is bepaald. Daarbij wordt de veroordeelde, van wie niet blijkt dat hij reeds een advocaat heeft, opmerkzaam gemaakt op zijn bevoegdheid een of meer advocaten te kiezen en op de mogelijkheden tot toevoeging van een advocaat, alsmede op zijn recht op kennisneming van de processtukken.

Artikel

586

Artikel

587

Artikel

588

Artikel

589

Artikel

590

Artikel

591

Artikel

591a

Artikel

592

De tenuitvoerlegging van een op grond van artikel 591 opgelegde straf of maatregel geschiedt met inachtneming van het bij of krachtens dit Wetboek, het Wetboek van Strafrecht BES of enige bijzondere strafwet betreffende de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen bepaalde.

Par.

4

Buitengerechtelijke procedure

Geldboeten

Artikel

592a

Artikel

592b

Artikel

592c

Artikel

592d

Indien tot tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis moet worden overgegaan doet de procureur-generaal met het oog daarop een vordering overeenkomstig artikel 583, tenzij het Hof krachtens artikel 592b, vijfde lid, de duur van de vervangende hechtenis reeds heeft bepaald.

Onmiddellijke tenuitvoerlegging

Artikel

593

Vierde

Afdeling

Overdracht van de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Par.

1

Van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitgaande verzoeken

Artikel

594

Indien de procureur-generaal het in het belang van een goede rechtsbedeling gewenst acht, dat een vreemde staat een door de rechter in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba opgelegde straf of maatregel ten uitvoer legt of verder ten uitvoer legt, geeft hij, onder overlegging van het voor tenuitvoerlegging vatbare vonnis of arrest en eventuele andere met het oog op de tenuitvoerlegging van belang zijnde stukken, aan Onze Minister een met redenen omkleed advies tot overdracht van de tenuitvoerlegging aan die staat.

Artikel

595

Artikel

596

Par.

2

Tot Bonaire, Sint Eustatius en Saba gerichte verzoeken

Artikel

597

Tenzij Onze Minister reeds aanstonds van oordeel is, dat het verzoek van een buitenlandse autoriteit tot overdracht van de tenuitvoerlegging van een in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba opgelegde sanctie moet worden afgewezen, wint hij omtrent de vraag of het belang van een goede rechtsbedeling zich tegen inwilliging van het verzoek verzet, het advies in van het gerecht dat in hoogste feitelijke instantie de sanctie heeft opgelegd en van de procureur-generaal.

Artikel

598

Par.

3

Overbrenging

Artikel

599

Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de procedure volgens welke een verklaring van of namens een zich in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bevindende veroordeelde, houdende instemming met de overdracht van de tenuitvoerlegging van een hem opgelegde tot vrijheidsontneming strekkende sanctie, dient te worden afgelegd.

Artikel

600

Vijfde

Afdeling

Slotbepalingen

Artikel

601

Op de krachtens deze titel gegeven bevelen tot voorlopige vrijheidsontneming of tot verlenging of beëindiging daarvan zijn de bepalingen van dit Wetboek betreffende de inverzekeringstelling, onderscheidenlijk de voorlopige hechtenis van overeenkomstige toepassing, tenzij enige bepaling in deze titel anders voorschrijft.

Artikel

602

Artikel

603

In gevallen waarin onherroepelijk is vastgesteld dat tenuitvoerlegging van een buitenlandse rechterlijke beslissing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba niet behoort plaats te vinden, kan het Hof op verzoek van de veroordeelde hem een vergoeding ten laste van de Staat toekennen voor de schade die hij heeft geleden en kosten die hij heeft gemaakt ten gevolge van voorlopige vrijheidsontneming, bevolen krachtens deze titel. Titel XVI van het Derde Boek is van toepassing.

Artikel

604

Onze Minister beslist op verzoeken om doorvoer over het grondgebied van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba van vreemdelingen die ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing door de autoriteiten van een vreemde staat ter beschikking van de autoriteiten van een andere staat worden gesteld.

Achtste

Boek

Tenuitvoerlegging en kosten

Titel

I

Tenuitvoerlegging

Eerste

Afdeling

Algemene bepalingen

Artikel

605

De tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen geschiedt op last van het openbaar ministerie.

Artikel

606

Artikel

607

Indien bij dit wetboek enige betekening, dagvaarding, oproeping, kennisgeving, aanzegging of andere mededeling is voorgeschreven, geschiedt deze, indien niet anders is bepaald, op last van het openbaar ministerie.

Artikel

608

Het openbaar ministerie kan voor de tenuitvoerlegging van rechterlijke of eigen beslissingen de nodige bijzondere of algemene last geven aan de deurwaarders en aan de ambtenaren van politie, alsmede voor de tenuitvoerlegging aan boord van een Nederlands schip dan wel op een bij landsbesluit aangewezen installatie ter zee aan de schipper, een en ander voor zover het volkenrecht en het interregionale recht dit toelaten. Voor de tenuitvoerlegging van bevelen tot inbeslagneming en teruggave van onroerende goederen wordt de bijzondere last tot de deurwaarder gericht.

Tweede

Afdeling

Uitvoerbaarheid van beslissingen

Artikel

609

Artikel

610

De tenuitvoerlegging of ingang van straffen wordt opgeschort gedurende acht dagen volgende op de dag waarop het vonnis, waarbij zij zijn opgelegd, in kracht van gewijsde is gegaan.

Artikel

611

Artikel

612

Artikel

613

Wanneer een verzoekschrift om gratie van een vrijheidsstraf is ingediend, zonder dat een wettelijke regeling daaraan de opschorting van de tenuitvoerlegging verbindt, kan Onze Minister van Justitie niettemin bepalen dat de tenuitvoerlegging wordt of blijft opgeschort of wel dat zij wordt of blijft geschorst zolang op het verzoek niet is beschikt.

Artikel

614

Een verzoekschrift om gratie dat van een derde afkomstig is, wordt buiten verdere behandeling gelaten indien blijkt dat de veroordeelde niet met het verzoek instemt. Het verliest alsdan de opschortende werking die de wettelijke regeling daaraan verbindt.

Artikel

615

Artikel

616

Artikel

617

Derde

Afdeling

Tenuitvoerlegging van bevelen tot vrijheidsontneming en veroordelende vonnissen

Artikel

618

Artikel

619

Artikel

620

De met de tenuitvoerlegging belaste ambtenaar kan ter aanhouding van de te vatten persoon elke plaats betreden. De artikelen 155 tot en met 164 zijn van toepassing. Geschiedt de aanhouding echter buiten het rechtsgebied van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, dan is artikel 539 van overeenkomstige toepassing.

Artikel

621

Artikel

622

Het hoofd van de gevangenis of andere inrichting, waarin de straf van vrijheidsontneming wordt ten uitvoer gelegd, is verplicht een register te houden volgens een door Onze Minister van Justitie vast te stellen model.

Artikel

623

Artikel

624

Artikel

625

Artikel

627

Artikel

628

Artikel

629

Artikel

629a

Artikel

630

Artikel

631

Artikel

632

Artikel

633

Verbeurdverklaring van vorderingen wordt ten uitvoer gelegd door betekening van de uitspraak aan de schuldenaar.

Artikel

634

Artikel

635

Indien het openbaar ministerie overeenkomstig artikel 76 van het Wetboek van Strafrecht BES voorwaarden stelt ter voorkoming van de strafvervolging, bepaalt het daarbij de termijn waarbinnen aan die voorwaarden moet zijn voldaan, en zo nodig tevens de plaats waar dat moet geschieden. De gestelde termijn kan worden verlengd.

Artikel

635a

Vierde

Afdeling

Rechtsgeding tot herkenning van veroordeelden of van andere gevonniste personen

Artikel

636

Indien iemand die tot het ondergaan van straf is aangehouden, blijft ontkennen de veroordeelde te zijn, of indien daaromtrent niettegenstaande erkentenis twijfel blijft bestaan, beslist de rechter die in eerste aanleg van het strafbare feit heeft kennisgenomen, of hij al dan niet de veroordeelde is.

Artikel

637

Artikel

639

Indien de rechter de identiteit niet aanneemt, gelast hij de invrijheidstelling. In het andere geval wordt de tenuitvoerlegging geacht te zijn aangevangen op het ogenblik van de vrijheidsontneming.

Artikel

640

Artikel

641

Ten aanzien van personen die tot het ondergaan van enige maatregel zijn aangehouden, vindt deze afdeling overeenkomstig toepassing, met dien verstande, dat, indien de identiteit wordt aangenomen, tot toepassing van de maatregel wordt overgegaan.

Vijfde

Afdeling

Wijze van kennisgeving van gerechtelijke mededelingen aan natuurlijke personen

Artikel

642

De kennisgeving van gerechtelijke mededelingen aan natuurlijke personen, als in dit wetboek en het Wetboek van Strafrecht BES voorzien, geschiedt, tenzij bij wettelijke regeling anders is bepaald of toegelaten, door toezending van een gewone of aangetekende brief over de post.

Artikel

643

Artikel

644

De uitreiking geschiedt:

  • a.

    aan hen die in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in verband met de strafzaak waarop het uit te reiken stuk betrekking heeft, rechtens hun vrijheid is ontnomen: in persoon;

  • b.

    aan alle anderen: in persoon of, indien betekening in persoon niet is vereist en het stuk wordt aangeboden in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba aan hun woon- of verblijfplaats en zij daar niet worden aangetroffen, aan degene die zich in het huis bevindt en die zich bereid verklaart om het stuk onverwijld aan hem voor wie het bestemd is te doen toekomen. Onder woon- of verblijfplaats wordt mede begrepen het adres waarop de persoon voor wie het schrijven bestemd is op de dag van aanbieding stond ingeschreven in het bevolkingsregister.

Artikel

645

In het belang van een goede uitvoering van de artikelen 642, 643 en 644 kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere voorschriften worden gegeven.

Artikel

646

Artikel

647

Titel

II

Kosten

Artikel

648

Artikel

649

Artikel

650

Artikel

651

Deze wet wordt aangehaald als: Wetboek van Strafvordering BES.

Artikel

652

Degenen die op het moment van inwerkingtreding van deze wet bevoegd zijn tot de opsporing van strafbare feiten, behouden deze bevoegdheid voor de duur van maximaal vijf jaar na inwerkingtreding van deze wet.