Wetboek van Koophandel BES

Algemene bepaling

Artikel

1

Het Burgerlijk Wetboek BES is, voor zover daarvan bij dit Wetboek niet is afgeweken, ook op de in dit Wetboek behandelde onderwerpen toepasselijk.

Eerste

boek

van de koophandel in het algemeen

Tweede

titel

Van enige soorten van vennootschap

Eerste

afdeling

Algemene bepaling

Artikel

10

De in deze titel genoemde vennootschappen worden geregeerd door de overeenkomsten van partijen, door dit Wetboek en door het burgerlijk recht.

Tweede

afdeling

Van de vennootschap onder een firma en van die bij wijze van geldschieting of en commandite genaamd

Artikel

11

De vennootschap onder een firma is de maatschap, tot de uitoefening van een bedrijf onder een gemeenschappelijke naam aangegaan.

Artikel

12

Iedere vennoot, die daarvan niet is uitgesloten, is bevoegd ten name van de vennootschap te handelen, gelden uit te geven en te ontvangen, en de vennootschap aan derden en derden aan de vennootschap te verbinden.

Artikel

13

Handelingen, welke niet tot de vennootschap betrekkelijk zijn of tot welke de vennoten volgens de overeenkomst niet bevoegd zijn, worden onder de bepaling van artikel 12 niet begrepen.

Artikel

14

In een vennootschap onder een firma is iedere vennoot wegens de verbintenissen der vennootschap hoofdelijk verbonden.

Artikel

15

De vennootschap bij wijze van geldschieting, anders en commandite genaamd, wordt aangegaan tussen een persoon, of tussen meer dan een hoofdelijk verbonden vennoten, en een of meer andere personen als geldschieters.

Artikel

16

Een vennootschap kan alzo tegelijkertijd zijn een vennootschap onder een firma, ten aanzien van de vennoten onder de firma, en een vennootschap bij wijze van geldschieting, ten aanzien van de geldschieter.

Artikel

17

Artikel

19

Artikel

20

De vennoten onder een firma zijn verplicht de vennootschap te doen inschrijven in het handelsregister overeenkomstig de daarvoor geldende wettelijke bepalingen.

Artikel

26

Zolang de inschrijving in het handelsregister niet is geschied, wordt de vennootschap onder een firma ten aanzien van derden aangemerkt als algemeen voor alle zaken, als aangegaan voor een onbepaalde tijd en als geen der vennoten uitsluitende van het recht om voor de firma te handelen en te tekenen.

Artikel

27

Artikel

28

De ontbinding van een vennootschap onder een firma vóór de tijd bij de overeenkomst bepaald, of door afstand of opzegging tot stand gebracht, haar verlenging na verloop van het bepaalde tijdstip, en alle veranderingen in de oorspronkelijke overeenkomst gemaakt, welke derden aangaan, zijn onderworpen aan de voormelde inschrijving.

Artikel

29

Artikel

30

Indien de staat van de kas der ontbonden vennootschap niet toereikt om de opeisbare schulden te betalen, zijn de vereffenaars bevoegd om de benodigde penningen te vorderen; iedere vennoot moet deze voor zijn aandeel in de vennootschap inbrengen.

Artikel

31

De gelden, welke gedurende de vereffening uit de kas der vennootschap kunnen gemist worden, mogen voorlopig worden verdeeld.

Vierde

titel

Van voerlieden, en van de kusten bevarende kapiteins

Derde

afdeling

Van voerlieden en van de kusten bevarende kapiteins

Artikel

173

De voerlieden en kapiteins zijn aansprakelijk voor alle schaden aan de ten vervoer overgenomen goederen overkomen, uitgezonderd die, welke uit een gebrek van het goed zelf, door overmacht, of door schuld of nalatigheid van de afzender of expediteur, veroorzaakt zijn.

Artikel

174

De voerman of de kapitein is niet ter zake van vertraging aansprakelijk, indien deze door overmacht is veroorzaakt.

Artikel

175

Artikel

176

Artikel

177

Artikel

178

De rechten en verplichtingen omtrent de scheepvaart, bij het tweede boek van dit wetboek voorgeschreven, zijn ook toepasselijk op de vaart langs de kusten, voor zover dit uitdrukkelijk bij dat boek is bepaald.

Artikel

179

De bepalingen van deze titel zijn niet toepasselijk op de rechten en verplichtingen tussen de koper en de verkoper.

Vijfde

titel

Van wisselbrieven en orderbriefjes

Eerste

afdeling

Van de uitgifte en de vorm van de wisselbrief

Artikel

180

Artikel

181

Artikel

182

Een wisselbrief mag betaalbaar zijn aan de woonplaats van een derde, hetzij in de plaats, waar de betrokkene zijn domicilie heeft, hetzij in een andere plaats.

Artikel

183

Artikel

184

Artikel

185

Artikel

186

Artikel

187

Indien een wisselbrief, onvolledig ten tijde van de uitgifte, is volledig gemaakt in strijd met de aangegane overeenkomsten, mag de niet-naleving van die overeenkomsten niet worden tegengeworpen aan de houder, die de wissel te goeder trouw heeft verkregen.

Artikel

188

Tweede

afdeling

Van het endossement

Artikel

189

Artikel

190

Artikel

191

Artikel

192

Artikel

193

Artikel

194

Artikel

195

Artikel

196

Derde

afdeling

Van de acceptatie

Artikel

197

De wisselbrief mag tot de vervaldag door de houder of door iemand, die hem enkel onder zich heeft, aan de betrokkene te zijner woonplaats ter acceptatie worden aangeboden.

Artikel

198

Artikel

199

Artikel

200

Artikel

201

Artikel

202

Artikel

203

Artikel

204

Vierde

afdeling

Van het aval

Artikel

205

Artikel

206

Artikel

207

Vijfde

afdeling

Van de vervaldag

Artikel

208

Artikel

209

Artikel

210

Artikel

211

Artikel

212

Zesde

afdeling

Van de betaling

Artikel

213

Artikel

214

Artikel

215

Artikel

216

Bij gebreke van aanbieding ter betaling van de wisselbrief binnen de termijn, bij artikel 213, eerste lid, vastgesteld, heeft elke schuldenaar de bevoegdheid, het bedrag te bevoegder plaatse in consignatie te geven, op kosten en onder verantwoordelijkheid van de houder.

Zevende

afdeling

Van het recht van regres in geval van non-acceptatie of non-betaling

Artikel

217

De houder mag zijn recht van regres op de endossanten, de trekker en de andere wisselschuldenaren uitoefenen:

Op de vervaldag;

indien de betaling niet heeft plaats gehad;

Zelfs vóór de vervaldag;

  • 1°.

    indien de acceptatie geheel of gedeeltelijk is geweigerd;

  • 2°.

    in geval van faillissement van de betrokkene, al of niet acceptant, en van het ogenblik af, waarop een hem verleende surséance van betaling is ingegaan;

  • 3°.

    in geval van faillissement van de trekker van een niet voor acceptatie vatbare wisselbrief.

Artikel

218

Artikel

219

Artikel

220

Artikel

221

Artikel

222

Artikel

223

Artikel

224

Artikel

225

Hij, die ter voldoening aan zijn regresplicht de wisselbrief heeft betaald, mag van degenen, die tegenover hem regresplichtig zijn, vorderen:

  • 1°.

    het gehele bedrag, dat hij betaald heeft;

  • 2°.

    de wettelijke interesten, te rekenen van de dag der betaling, voor wissels die in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitgegeven en betaalbaar zijn, en een rente van zes ten honderd, te rekenen van de dag der betaling, voor alle overige wissels;

  • 3°.

    de door hem gemaakte kosten.

Artikel

226

Artikel

227

Bij gedeeltelijke acceptatie is degene, die ter voldoening aan zijn regresplicht het niet-geaccepteerde gedeelte van de wisselsom heeft betaald, bevoegd te vorderen, dat die betaling op de wisselbrief wordt vermeld en dat hem daarvan kwijting wordt gegeven. De houder moet hem daarenboven uitleveren een voor eensluidend getekend afschrift van de wisselbrief, alsmede het protest, om hem de uitoefening van zijn verdere regresrechten mogelijk te maken.

Artikel

228

Artikel

229

Artikel

230

Artikel

231

Achtste

afdeling

Van de tussenkomst

§

1

Algemene bepaling

Artikel

232

§

2

Acceptatie bij tussenkomst

Artikel

233

Artikel

234

§

3

Betaling bij tussenkomst

Artikel

235

Artikel

236

Artikel

237

Negende

afdeling

Van wisselexemplaren, wisselafschriften en vermiste wisselbrieven

§

1

Wisselexemplaren

Artikel

238

Artikel

239

§

2

Wisselafschriften

Artikel

240

§

3

Vermiste wisselbrieven

Tiende

afdeling

Van veranderingen

Artikel

242

In geval van verandering van de tekst van een wisselbrief, zijn zij, die daarna hun handtekeningen op de wisselbrief geplaatst hebben, volgens de veranderde tekst verbonden; zij, die daarvoor hun handtekeningen op de wisselbrief geplaatst hebben, zijn verbonden volgens de oorspronkelijke tekst.

Elfde

afdeling

Van verjaring

Artikel

243

Artikel

244

Twaalfde

afdeling

Algemene bepaling

Artikel

245

Dertiende

afdeling

Van orderbriefjes

Artikel

246

Artikel

247

Artikel

248

Zesde

titel

Van cheques en van promessen en kwitanties aan toonder

Eerste

afdeling

Van de uitgifte en de vorm van de cheque

Artikel

249

Artikel

250

Artikel

251

Artikel

252

Artikel

253

Een in de cheque opgenomen renteclausule wordt voor niet-geschreven gehouden.

Artikel

254

Artikel

255

Artikel

256

Tweede

afdeling

Van de overdracht

Artikel

257

Artikel

258

Artikel

259

Artikel

260

Artikel

261

Indien iemand, op welke wijze dan ook, het bezit van de cheque heeft verloren, is de houder, in wiens handen de cheque zich bevindt, niet verplicht de cheque af te geven, indien hij deze te goeder trouw heeft verkregen en zulks onverschillig of het betreft een cheque aan toonder, dan wel een voor endossement vatbare cheque, ten aanzien van welke de houder op de wijze in het eerste lid van artikel 260 voorzien van zijn recht doet blijken.

Artikel

262

Artikel

263

Derde

afdeling

Van het aval

Artikel

264

Artikel

265

Artikel

266

Vierde

afdeling

Van de aanbieding en van de betaling

Artikel

267

Artikel

268

Artikel

269

De dag van uitgifte van een cheque, getrokken tussen twee plaatsen met verschillende tijdrekening, wordt herleid tot de overeenkomstige dag van de tijdrekening van de plaats van betaling.

Artikel

270

Artikel

271

Artikel

272

Artikel

273

Vijfde

afdeling

Van de gekruiste cheque en van de verrekeningscheque

Artikel

274

Artikel

275

Artikel

276

Zesde

afdeling

Van het recht van regres in geval van non-betaling

Artikel

277

De houder mag zijn recht van regres uitoefenen op de endossanten, de trekker en de andere chequeschuldenaren, indien de cheque, tijdig aangeboden, niet wordt betaald en indien de weigering van betaling wordt vastgesteld:

  • 1°.

    hetzij door authentieke akte (protest);

  • 2°.

    hetzij door een verklaring van de betrokkene, gedagtekend en geschreven op de cheque onder vermelding van de dag van aanbieding;

  • 3°.

    hetzij door een gedagtekende verklaring van een verrekeningskamer, waarbij vastgesteld wordt, dat de cheque tijdig aangeboden en niet betaald is.

Artikel

278

Artikel

279

Artikel

280

Artikel

281

Artikel

282

Artikel

283

Artikel

284

Artikel

285

Zevende

afdeling

Van cheque-exemplaren en van vermiste cheques

Artikel

286

Achtste

afdeling

Van veranderingen

Artikel

288

In geval van verandering van de tekst van een cheque zijn zij, die daarna hun handtekeningen op de cheque geplaatst hebben, volgens de veranderde tekst verbonden; zij, die daarvóór hun handtekeningen op de cheque geplaatst hebben, zijn verbonden volgens de oorspronkelijke tekst.

Negende

afdeling

Van verjaring

Artikel

289

Behoudens de bepalingen van het volgende artikel gaat schuld uit een cheque te niet door alle middelen van schuldbevrijding, bij het Burgerlijk Wetboek BES aangewezen.

Artikel

290

Artikel

291

Tiende

afdeling

Algemene bepalingen

Artikel

292

Met bankiers, genoemd in de voorgaande afdelingen van deze Titel worden gelijkgesteld alle personen of instellingen, die in hun werkzaamheid regelmatig gelden ter onmiddellijke beschikking van anderen houden.

Artikel

293

Artikel

294

Elfde

afdeling

Van kwitanties en promessen aan toonder

Artikel

295

Artikel

296

Artikel

297

Indien de laatste dag van enige termijn, waaromtrent in deze afdeling enige bepaling voorkomt, invalt op een wettelijke feestdag in de zin van het laatste lid van artikel 293, blijft de verplichting en de verantwoordelijkheid voortduren tot en met de eerste daaropvolgende dag, welke geen wettelijke feestdag is.

Artikel

298

Achtste

titel

Van assurantie of verzekering in het algemeen

Artikel

315

Assurantie of verzekering is een overeenkomst, bij welke de verzekeraar zich aan de verzekerde, tegen genot van een premie, verbindt om hem schadeloos te stellen wegens een verlies, schade of gemis van verwacht voordeel, hetwelk hij door een onzeker voorval zou kunnen lijden.

Artikel

317

Op alle verzekeringen, waarover zo in dit als in het tweede boek wordt gehandeld, zijn toepasselijk de bepalingen bij de volgende artikelen vervat.

Artikel

318

Tot vergoeding voor schade of verlies uit enig gebrek, eigen bederf of uit de aard en de natuur van de verzekerde zaak zelf onmiddellijk voortgesproten, is de verzekeraar slechts gehouden, indien ook daarvoor uitdrukkelijk verzekerd werd.

Artikel

319

Indien hij, die voor zich zelf heeft laten verzekeren, of hij, voor wiens rekening door een ander is verzekerd, ten tijde van de verzekering geen belang in het verzekerd voorwerp heeft, is de verzekeraar niet tot schadeloosstelling gehouden.

Artikel

320

Elke verkeerde of onwaarachtige opgave, of elke verzwijging van aan de verzekerde bekende omstandigheden, hoezeer te goeder trouw aan diens zijde hebbende plaats gehad, welke van dien aard is, dat de overeenkomst niet, of niet onder dezelfde voorwaarden, zou zijn gesloten, indien de verzekeraar van de ware staat van zaken had kennis gedragen, maakt de verzekering vernietigbaar.

Artikel

321

Uitgezonderd in de gevallen bij wet bepaald, mag een tweede verzekering niet gedaan worden voor dezelfde tijd en voor hetzelfde gevaar op voorwerpen, welke reeds voor hun volle waarde verzekerd zijn, en zulks op straffe van nietigheid van de tweede verzekering.

Artikel

322

Artikel

323

Afstand bij het aangaan van de verzekering of gedurende haar loop gedaan van hetgeen bij wet tot het wezen van de overeenkomst wordt vereist of van hetgeen uitdrukkelijk is verboden, is nietig.

Artikel

324

De verzekering moet schriftelijk worden aangegaan bij een akte, welke de naam van polis draagt.

Artikel

325

Artikel

326

Artikel

327

Artikel

328

Artikel

329

Hij, die, van een ander order ontvangende tot het laten doen van verzekering, deze voor zijn eigen rekening houdt, wordt verstaan verzekeraar te zijn op de aan hem opgegeven voorwaarden en bij gebreke van die opgave, op zodanige voorwaarden als waarop de verzekering had kunnen worden gesloten ter plaatse, alwaar hij de last had moeten uitvoeren, en, indien deze plaats niet is aangeduid, te zijner woonplaats.

Artikel

330

Bij overgang van een zaak of een beperkt recht waaraan een zaak is onderworpen, loopt de verzekering van rechtswege ten voordele van de nieuwe rechthebbende.

Artikel

331

Verzekering mag niet alleen voor eigen rekening, maar ook voor die van een derde worden gesloten, hetzij uit kracht van een algemene of van een bijzondere last, hetzij zelfs buiten weten van de belanghebbende, en zulks met inachtneming van de volgende bepalingen.

Artikel

332

Bij verzekering ten behoeve van een derde moet uitdrukkelijk in de polis worden vermeld, of zulks uit kracht van een lastgeving of buiten weten van de belanghebbende plaats heeft.

Artikel

333

De verzekering zonder lastgeving en buiten weten van de belanghebbende gedaan, is nietig, indien en voor zover de belanghebbende of een derde op zijn last hetzelfde voorwerp reeds had verzekerd vóór het tijdstip, waarop hij kennis droeg van de buiten zijn weten gesloten verzekering.

Artikel

334

Indien bij de polis niet vermeld is, dat de verzekering voor rekening van een derde is geschied, wordt de verzekerde geacht die voor zich zelf te hebben gesloten.

Artikel

335

De verzekering mag tot voorwerp hebben elk belang, hetwelk op geld waardeerbaar, aan gevaar onderhevig en bij wet niet uitgezonderd is.

Artikel

336

Alle verzekering, gedaan op enig belang hoegenaamd, waarvan de schade, tegen welke verzekerd is, reeds op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst bestond, is nietig, indien de verzekerde, of hij die met of zonder last heeft doen verzekeren, van het bestaan van de schade heeft kennis gedragen.

Artikel

337

Artikel

338

De verzekeraar is altijd bevoegd om hetgeen hij verzekerd heeft wederom te laten verzekeren.

Artikel

339

Artikel

342

De verzekerde zal krachtens een schadevergoeding geen vergoeding ontvangen waardoor hij in een duidelijk voordeliger positie zou geraken. De vorige volzin mist toepassing bij voorafgaande taxatie van de waarde van een zaak, of een beperkt recht waaraan een zaak is onderworpen, tot stand gekomen krachtens een aan deskundige opgedragen beslissing, of krachtens een beslissing van partijen overeenkomstig het advies van een deskundige.

Artikel

343

Verliezen of schaden, door eigen schuld van een verzekerde veroorzaakt, komen niet ten laste van de verzekeraar. Hij is zelfs bevoegd om de premie te behouden of te vorderen, indien hij reeds begonnen had enig gevaar te lopen.

Artikel

344

Artikel

345

Artikel

346

Artikel

347

Artikel

348

In alle gevallen, in welke de overeenkomst van verzekering voor het geheel of ten dele vervalt of nietig wordt, en mits de verzekerde te goeder trouw hebbe gehandeld, moet de verzekeraar de premie teruggeven hetzij voor het geheel, hetzij voor zodanig gedeelte als waarvoor hij geen gevaar heeft gelopen.

Artikel

349

Bijaldien de nietigheid van de overeenkomst uit hoofde van list, bedrog of schelmerij van de verzekerde ontstaat, geniet de verzekeraar de premie, onverminderd de vervolging tot straf, zo daartoe gronden zijn.

Artikel

350

Artikel

351

Indien de verzekerde ter zake van door hem geleden schade vorderingen tot schadevergoeding op derden heeft, anders dan uit verzekering, gaan die vorderingen bij wijze van subrogatie over op de verzekeraar voor zover deze die schade vergoedt.

Negende

titel

Van verzekering tegen de gevaren van brand, tegen die waaraan de voortbrengselen van de landbouw te velde onderhevig zijn, en van levensverzekering

Eerste

afdeling

Van verzekering tegen gevaren van brand

Artikel

353

De brandpolis moet, behalve de vereisten bij artikel 325 vermeld, uitdrukken:

  • 1°.

    de ligging en de belending van de verzekerde onroerende zaken;

  • 2°.

    hun gebruik;

  • 3°.

    de aard en het gebruik van de belendende gebouwen, voor zover zulks invloed op de verzekering kan hebben;

  • 4°.

    de waarde van de verzekerde zaken, en

  • 5°.

    de ligging en de belending van de gebouwen en plaatsen waar verzekerde roerende zaken zich bevinden, zijn geborgen of opgeslagen.

Artikel

356

Voor rekening van de verzekeraar zijn alle verliezen en schaden, welke aan de verzekerde voorwerpen zullen zijn overkomen door brand, veroorzaakt door onweder of enig ander toeval, eigen vuur, onachtzaamheid, schuld of schelmerij van eigen bedienden, buren, vijanden, rovers, en alle anderen hoe ook genaamd, op welke wijze de brand ook zou mogen ontstaan, bedacht of onbedacht, gewoon of ongewoon geen uitgezonderd.

Artikel

357

Met schade, door brand veroorzaakt, wordt gelijk gesteld die, welke als een gevolg van ontstane brand wordt aangemerkt, ook wanneer die voortkomt uit brand in een naburig gebouw, als daar zijn bederf of vermindering van het verzekerde voorwerp door het water en andere middelen tot stuiting of tot blussing van de brand gebruikt, of het vermissen van iets daarvan door dieverij of op enige andere wijze gedurende de brandblussing of beredding, alsmede de schade, welke veroorzaakt wordt door de gehele of gedeeltelijke vernieling van het verzekerde, op last van hogerhand geschied, ten einde de voortgang van de ontstane brand te stuiten.

Artikel

358

Met schade, door brand veroorzaakt, wordt eveneens gelijk gesteld die, welke ontstaan is door ontploffing van buskruit, door het springen van een stoomketel, door het inslaan van de bliksem of dergelijke, ook al heeft die ontploffing, dat springen, of dat inslaan geen brand ten gevolge gehad.

Artikel

359

Indien een verzekerd gebouw een andere bestemming verkrijgt en daardoor aan groter brandgevaar komt bloot te staan, zodat de verzekeraar, indien zulks vóór de verzekering had bestaan, het òf in het geheel niet, òf niet op dezelfde voorwaarden zou hebben verzekerd, houdt zijn verplichting op.

Artikel

360

De verzekeraar is ontslagen van de verplichting tot voldoening van de schade, indien hij bewijst, dat de brand door merkelijke schuld of nalatigheid van de verzekerde zelf veroorzaakt is.

Artikel

361

De schade wordt berekend naar de waarde, welke de zaken ten tijde van de brand hebben gehad.

Tweede

afdeling

Van verzekering tegen de gevaren, waaraan de voortbrengselen van de landbouw te velde onderhevig zijn

Artikel

365

Behalve de vereisten bij artikel 325 vermeld moet de polis uitdrukken:

  • 1°.

    de ligging en belending van de landerijen, welker voortbrengselen zijn verzekerd, en

  • 2°.

    haar gebruik.

Artikel

366

Artikel

367

Bij het opmaken van de schade wordt berekend, hoeveel de vruchten zonder het ontstaan van de ramp ten tijde van hun inoogsting of van hun genot zouden zijn waard geweest en hun waarde na de ramp. De verzekeraar betaalt als schadevergoeding het verschil.

Derde

afdeling

Van levensverzekering

Artikel

368

Het leven van iemand kan ten behoeve van een daarbij belanghebbende verzekerd worden, hetzij voor de ganse duur van dat leven, hetzij voor een bij de overeenkomst bepaalde tijd.

Artikel

369

De belanghebbende is bevoegd de verzekering te sluiten zelfs buiten kennis of toestemming van degene, wiens leven wordt verzekerd.

Artikel

370

De polis bevat:

  • 1°.

    de dag, waarop de verzekering is gesloten;

  • 2°.

    de naam van de verzekerde;

  • 3°.

    de naam van de persoon, wiens leven is verzekerd;

  • 4°.

    de tijd, waarop het gevaar voor de verzekeraar begint te lopen en eindigt;

  • 5°.

    de som, waarvoor is verzekerd en

  • 6°.

    de premie voor de verzekering.

Artikel

371

De begroting van de som en de bepaling van de voorwaarden van de verzekering staan geheel aan het goedvinden van partijen.

Artikel

372

Indien de persoon, wiens leven verzekerd is, op het ogenblik van het sluiten van de verzekering, reeds was overleden, vervalt de overeenkomst, al had de verzekerde van het overlijden geen kennis kunnen dragen, tenzij anders ware bedongen.

Artikel

373

Indien hij, die zijn leven heeft laten verzekeren, zich van het leven berooft of met de dood wordt gestraft, vervalt de verzekering.

Artikel

374

Onder deze afdeling zijn niet begrepen weduwefondsen, tontines, maatschappijen van onderlinge levensverzekering en andere dergelijke overeenkomsten op levens- en sterftekansen gegrond, waartoe een inleg of een bepaalde bijdrage, of beide, gevorderd wordt of worden.

Tweede

boek

van de rechten en verplichtingen uit scheepvaart voortspruitende

Algemene bepaling

Artikel

375

Eerste

titel

Van zeeschepen

Artikel

404

Indien de gerechtelijke verdeling van de opbrengst van een vreemd schip in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba plaats heeft, worden de kosten van uitwinning, het hulploon, de loods- en havengelden en andere scheepvaartrechten in ieder geval geplaatst in de rang, hun door de artikelen 210, 211, 213217 en 218 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES toegekend.

Artikel

405

Op ten minste twintig kubieke meters bruto-inhoud metende, langs de kusten varende vaartuigen, zijn de bepalingen van deze Titel van toepassing.

Artikel

407

Artikel 404 is niet van toepassing op aan de Staat of aan een van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba toebehorende schepen, welke tot de openbare dienst zijn bestemd.

Derde

titel

Van de kapitein

Artikel

436

Artikel

437

Artikel

438

In geval van ontstentenis van de kapitein treedt als zodanig op de eerste stuurman; in geval ook van diens ontstentenis, indien aan boord aanwezig zijn één of meer stuurlieden, bevoegd als kapitein op te treden, de oudste in rang, vervolgens van de overige stuurlieden de oudste in rang, en bij ontstentenis ook van dezen de door een scheepsraad aangewezen persoon.

Artikel

439

De kapitein is verplicht met zodanige bekwaamheid en nauwgezetheid en met zodanig beleid te handelen als voor een behoorlijke vervulling van zijn taak nodig is.

Artikel

440

Artikel

441

De kapitein is verplicht om overal waar een wettelijk voorschrift, de gewoonte of de voorzichtigheid dit gebiedt, zich van een loods te bedienen.

Artikel

442

De kapitein mag gedurende de vaart of bij dreigend gevaar het schip niet verlaten, tenzij zijn afwezigheid volstrekt noodzakelijk is of de zorg voor lijfsbehoud hem daartoe dwingt.

Artikel

443

De kapitein is verplicht voor de aan boord zijnde goederen van een gedurende de reis overleden opvarende te zorgen en ten overstaan van twee der opvarenden daarvan een behoorlijke beschrijving te maken of te doen maken, welke hij met deze opvarenden ondertekent.

Artikel

444

Artikel

445

Artikel

446

Artikel

447

De kapitein, de eigenaar en de rompbevrachter zijn verplicht aan belanghebbenden op hun aanvrage inzage en, tegen betaling van de kosten, afschrift van of uittreksel uit de dagboeken te geven.

Artikel

448

Wanneer de kapitein zich in zaken van aanbelang met leden van de bemanning heeft beraden, wordt van de hem gegeven adviezen in het scheepsdagboek melding gemaakt.

Artikel

449

Artikel

450

Artikel

451

Bij het berekenen van de in artikelen 449 en 450 genoemde wettelijke termijnen tellen de zondag en de algemeen erkende feestdagen, en, in het buitenland, de aldaar erkende wettelijke feestdagen niet mee.

Artikel

452

De door de kapitein daartoe aangewezen schepelingen zijn verplicht bij het opmaken van de scheepsverklaring hun medewerking te verlenen door van hun bevinding verklaring af te leggen.

Artikel

453

De beoordeling van de bewijskracht van scheepsdagboeken en scheepsverklaringen ten aanzien van de daarin vermelde voorvallen van de reis is voor ieder geval aan de rechter overgelaten.

Artikel

454

De kapitein is bevoegd, indien dit tot behoud van schip of lading noodzakelijk is, scheepstoebehoren en bestanddelen van de lading overboord te werpen of te verbruiken.

Artikel

455

De kapitein is in geval van nood gedurende de reis bevoegd, levensmiddelen, welke in het bezit zijn van opvarenden of tot de lading behoren, tegen schadevergoeding tot zich te nemen, ten einde die te doen verbruiken in het belang van allen, die zich aan boord bevinden.

Artikel

456

Artikel

457

Artikel

458

Artikel

463

Artikel

466

De kapitein, vernemende dat de vlag, waaronder hij vaart, onvrij is geworden, is verplicht in de meest in de nabijheid gelegen onzijdige haven binnen te lopen en aldaar te blijven liggen, totdat hij op veilige wijze kan vertrekken of van de zeewerkgever stellige orders om te vertrekken heeft ontvangen.

Artikel

467

Indien de kapitein blijkt, dat de haven, waarheen het schip is bestemd, wordt geblokkeerd, is hij verplicht in de meest geschikte in de nabijheid gelegen haven binnen te lopen.

Artikel

469

De kapitein mag van de koers, welke hij moet volgen, afwijken ter redding van mensenlevens.

Artikel

471

Indien gedurende de reis iemand aan boord wordt ontdekt, die niet in het bezit is van een geldig reisbiljet en niet bereid of niet in staat is op eerste aanmaning van de kapitein vracht te betalen, heeft deze het recht hem aan boord werk te laten verrichten, waartoe hij in staat is, en hem bij de eerste gelegenheid, welke zich voordoet, van boord te verwijderen.

Artikel

472

Noch de kapitein, noch een opvarende mag voor eigen rekening goederen in het schip vervoeren, tenzij krachtens overeenkomst met of krachtens verlof van de zeewerkgever en, indien het schip is vervracht, ook van de bevrachter.

Artikel

474

Artikel

475

Een door de zeewerkgever vastgesteld reglement betreffende de dienst aan boord is voor de kapitein verbindend, mits hem een exemplaar daarvan is verstrekt en voor zover de inhoud niet in strijd is met de door hem aangegane arbeidsovereenkomst.

Artikel

476

Boete mag de kapitein slechts worden opgelegd krachtens beding in de arbeidsovereenkomst wegens overtreding van daarin omschreven bepalingen en tot het daarin vastgestelde maximum. De bestemming van de boete moet in de overeenkomst worden aangegeven. De boete mag niet aan de zeewerkgever ten goede komen.

Artikel

477

Artikel

478

De kapitein heeft gedurende de tijd dat hij in dienst is aan boord van een schip, recht op voeding en logies.

Artikel

479

Behalve in de gevallen, genoemd in artikel 537 onder 1°. tot en met 8°., kunnen voor de zeewerkgever dringende redenen aanwezig worden geacht:

  • 1°.

    indien de kapitein een opvarende van het door hem gevoerde schip mishandelt, grovelijk beledigt of op ernstige wijze bedreigt of verleidt of tracht te verleiden tot handelingen, strijdig met wettelijke regelingen of met de goede zeden;

  • 2°.

    indien de kapitein weigert te voldoen aan een opdracht hem gegeven overeenkomstig het bepaalde in artikel 477;

  • 3°.

    indien aan de kapitein, hetzij tijdelijk, hetzij voorgoed, de bevoegdheid is ontnomen, als zodanig op een schip dienst te doen;

  • 4°.

    indien de kapitein, buiten weten van de zeewerkgever, smokkelwaren aan boord heeft gebracht of daar heeft toegelaten.

Artikel

480

De kapitein, die de dienstbetrekking doet eindigen terwijl het door hem gevoerde schip zich op reis bevindt, is, op straffe van schadevergoeding, verplicht die maatregelen te nemen, welke in verband daarmede nodig zijn voor de veiligheid van het schip, de opvarenden en de zaken aan boord.

Artikel

481

De bepalingen van de vorige artikelen laten onaangetast de bevoegdheid van de zeewerkgever, om aan de kapitein te allen tijde het gezag over het schip te ontnemen.

Artikel

482

Na afloop van een reis is de kapitein verplicht de scheepspapieren tegen ontvangstbewijs aan de zeewerkgever af te geven.

Artikel

483

De zeewerkgever verbeurt ten behoeve van de kapitein voor iedere dag, dat hij deze, gedurende of bij het einde van zijn dienst aan boord van een schip, zonder wettige reden ophoudt in het verkrijgen van het in geld vastgestelde deel van zijn loon, drie gulden.

Artikel

484

Artikel

486

De bepalingen van de artikelen 475–485 gelden niet voor kapiteins van ten minste twintig kubieke meters bruto-inhoud metende, langs de kusten varende vaartuigen.

Vierde

titel

Van de schepelingen

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

487

Artikel

488

Voor zover de zeewerkgever de verhouding tussen de scheepsofficieren onderling, tussen de scheepsgezellen onderling en tussen de scheepsofficieren en de scheepsgezellen niet heeft geregeld, beslist de kapitein daaromtrent.

Artikel

489

Wanneer de monsterrol bepaalt, dat er aan boord een commissie van schepelingen zal zijn, stelt zij daarvan tevens de samenstelling en de bevoegdheid vast.

§

2

Van de arbeidsovereenkomst tussen zeewerkgever en schepelingen

Artikel

490

Artikel

491

Op de arbeidsovereenkomst tussen de zeewerkgever en de schepeling zijn de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek BES met uitzondering evenwel van die van de zevende Titel van het derde Boek, van toepassing, voor zover daarvan bij algemene verordening niet is afgeweken.

Artikel

492

Artikel

493

De overeenkomst moet worden aangegaan hetzij voor een bepaalde tijd, hetzij voor één of meer reizen (bij de reis), hetzij voor onbepaalde tijd of tot wederopzegging.

Artikel

494

Indien de duur van een dienstbetrekking noch bij overeenkomst of reglement, noch bij wettelijk voorschrift, noch ook door het gebruik, is aangegeven, wordt zij geacht voor onbepaalde tijd te zijn aangegaan.

Artikel

495

Artikel

496

De overeenkomst moet, behalve hetgeen elders bij algemene verordening daartoe is voorgeschreven, behelzen:

  • 1°.

    de naam en de voornamen van de schepeling, de dag van zijn geboorte of zijn leeftijd, en zijn geboorteplaats;

  • 2°.

    de plaats en de dag van het sluiten van de overeenkomst;

  • 3°.

    de aanduiding van het schip of de schepen, waarop de schepeling zich verbindt dienst te doen;

  • 4°.

    de te ondernemen reis of reizen, indien deze reeds vaststaan;

  • 5°.

    de hoedanigheid, waarin de schepeling in dienst zal treden;

  • 6°.

    indien mogelijk, de plaats waar en de dag waarop de dienst aan boord aanvangt;

  • 7°.

    het bepaalde bij artikel 515 nopens het recht op vrije dagen;

  • 8°.

    de beëindiging van de dienstbetrekking, namelijk:

    • a.

      indien de overeenkomst voor een bepaalde tijd wordt aangegaan, de dag waarop de dienstbetrekking eindigt, met vermelding van de inhoud van artikel 532;

    • b.

      indien de overeenkomst bij de reis wordt aangegaan, de haven overeengekomen voor de beëindiging van de dienstbetrekking, met vermelding van de inhoud van artikel 533, tweede lid, alsmede, indien de haven een haven in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba is, van het eerste of van het tweede lid van artikel 534, naar gelang de haven al of niet met name is genoemd;

    • c.

      indien de overeenkomst voor onbepaalde tijd wordt aangegaan, de inhoud van artikel 535, eerste lid.

Artikel

497

Artikel

498

Artikel

499

Indien een daartoe niet bekwaam minderjarige een overeenkomst heeft aangegaan en dientengevolge gedurende vier weken, zonder verzet van zijn wettelijke vertegenwoordiger, in dienst arbeid heeft verricht, wordt hij geacht door die vertegenwoordiger mondeling tot het aangaan van die overeenkomst gemachtigd te zijn geweest.

Artikel

500

Artikel

501

Een door de zeewerkgever vastgesteld reglement betreffende de dienst aan boord is voor de schepeling verbindend, mits een in de Nederlandse taal en in Bonaire onderscheidenlijk in Sint Eustatius en Saba bovendien onderscheidenlijk in het Papiaments en in de Engelse taal gesteld exemplaar daarvan in een mede voor hem bestemd dagverblijf der schepelingen is en blijft opgehangen en behoorlijk leesbaar is, en voor zover de inhoud niet in strijd is met de door hem aangegane arbeidsovereenkomst.

Artikel

502

Een verklaring van de schepeling, waarbij hij zich verbindt zich met elk in de toekomst vastgesteld reglement of met elke toekomstige wijziging van een bestaand reglement te verenigen, is nietig.

Artikel

503

Nietig is een beding waarbij de schepeling wordt beperkt in zijn vrijheid om na het einde van de dienstbetrekking arbeid te verrichten.

Artikel

504

Van het ogenblik waarop volgens de arbeidsovereenkomst de dienstbetrekking aanvangt is de schepeling verplicht zich te houden ter beschikking van de zeewerkgever om gemonsterd te worden op een in de overeenkomst aangeduid schip. Is omtrent de aanvang van de dienstbetrekking niets bepaald, dan wordt die voor de toepassing van dit voorschrift geacht samen te vallen met het sluiten van de overeenkomst.

Artikel

505

De schepeling wordt geacht in dienst te zijn aan boord van een schip van de daarvoor in de monsterrol aangewezen dag of, bij gebreke daarvan, van de dag, waarop de monsterrol is opgemaakt, tot en met de dag, waarop hij van zijn werkzaamheden aan boord wordt ontheven of bij deze neerlegt.

Artikel

506

Artikel

507

Artikel

508

De schepeling heeft voor iedere dag, waarop hem de verschuldigde voeding niet of niet ten volle wordt verstrekt, recht op een vergoeding, waarvan het bedrag bij de arbeidsovereenkomst of, bij stilzwijgen van deze, door het gebruik of de billijkheid wordt bepaald.

Artikel

509

Artikel

510

Artikel

511

Artikel

512

Artikel

513

Artikel

514

Artikel

515

De schepeling heeft voor ieder jaar, dat hij zonder onderbreking in dienst is van de wederpartij, recht op ten minste zeven of tweemaal vijf achtereenvolgende vrije dagen met behoud van loon, tenzij de arbeidsovereenkomst is aangegaan bij de reis. Deze vrije dagen moeten zó worden gegeven, dat de schepeling telkens na afloop van twee jaren of, indien de dienstbetrekking korter duurt, bij het eindigen van die betrekking alle dagen heeft genoten, waarop hij recht heeft. De schepeling, die in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba thuis behoort, worden, indien hij zulks verlangt, de vrije dagen in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba gegeven.

Artikel

516

Artikel

517

Indien de schepeling buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba overlijdt terwijl hij in dienst is aan boord van een schip, wordt het lijk begraven of overboord gezet op kosten van de zeewerkgever.

Artikel

518

Artikel

519

Artikel

520

Artikel

521

Indien aan de schepeling andere werkzaamheden worden opgedragen dan hij heeft te verrichten overeenkomstig de hoedanigheid, waarin hij volgens de arbeidsovereenkomst aan boord dienst doet, en deze werkzaamheden volgens overeenkomst of gebruik hoger worden beloond, heeft hij eventueel aanspraak op het daarmede overeenkomend hoger loon.

Artikel

522

Artikel

523

De kapitein heeft disciplinair gezag over de schepeling. Hij is bevoegd om tot handhaving van dit gezag de redelijkerwijze nodige maatregelen te nemen.

Artikel

524

Artikel

525

Artikel

526

Artikel

527

Artikel

528

Artikel

529

De schepeling mag zijn recht op het in geld vastgesteld deel van zijn in dienst aan boord van een schip verdiend loon, voor zover dit te zijner beschikking is, alleen afstaan, in pand geven daaronder begrepen, ten behoeve van zijn echtgenote voor ten hoogste één derde, van zijn kinderen, de verzorgers van zijn kinderen en zijn ouders voor ten hoogste de helft, en van andere bloedverwanten tot de vierde graad en van aanverwanten tot dezelfde graad voor ten hoogste één derde; alles met dien verstaande, dat het bedrag van hetgeen hij afstaat, gevoegd bij het ingevolge artikel 526 aan de echtgenote uit te betalen bedrag, twee derde gedeelte van het gehele in geld vastgesteld loon niet mag overtreffen.

Artikel

530

Artikel

531

Artikel

532

Indien de dienstbetrekking is aangegaan voor een bepaalde tijd en deze verstrijkt terwijl het schip, waarop de schepeling in dienst is, zich op reis bevindt, eindigt de dienstbetrekking in de eerste haven, welke het schip daarna aandoet.

Artikel

533

Artikel

534

Artikel

535

Artikel

536

Artikel

537

Artikel

538

Artikel

539

Artikel

540

Artikel

541

Artikel

542

Voor zover het in geld uitgedrukte deel van het loon is vastgesteld bij de reis, heeft de schepeling recht op een evenredige verhoging van het loon, indien de reis door toedoen van de zeewerkgever, door molest of door verblijf in een noodhaven of een andere soortgelijke reden in het belang van het schip en zaken aan boord wordt verlengd.

Artikel

543

Indien de dienstbetrekking is aangegaan bij de reis en de reis door toedoen van de zeewerkgever niet wordt aangevangen of, nadat zij is aangevangen, wordt gestaakt, neemt de dienstbetrekking een einde. De schepeling heeft alsdan het recht op de schadeloosstelling, bepaald in artikel 539, eerste lid.

Artikel

544

Artikel

545

De kapitein tekent iedere beëindiging van de dienst aan boord van het schip aan op de monsterrol. Deze aantekening wordt, indien de kapitein of de schepeling zulks verzoekt, door de ambtenaar van aanmonstering voor gezien getekend.

Artikel

546

Artikel

547

Na het eindigen van de reis is de schepeling, wiens dienstbetrekking is afgelopen, niettemin gedurende drie werkdagen gehouden op verlangen van de kapitein mede te werken tot het opmaken van een scheepsverklaring.

Artikel

548

De zeewerkgever verbeurt voor iedere dag, dat hij een officier of een scheepsgezel, gedurende of bij het einde van de dienst aan boord van een schip, zonder wettige redenen, ophoudt in het verkrijgen van het in geld vastgestelde deel van zijn loon, ten behoeve van de officier drie gulden en ten behoeve van de scheepsgezel een gulden vijftig cent.

Artikel

549

Artikel

550

Artikel

551

Artikel

552

Artikel

553

Artikel

554

Artikel

555

§

3

Van de monsterrol en het monsterboekje

Artikel

556

Artikel

557

Artikel

558

Artikel

559

Artikel

560

Artikel

561

Artikel

562

Het monsterboekje mag het loon niet noemen en gedragsbeoordelingen niet bevatten.

Artikel

563

Artikel

564

De ambtenaren van aanmonstering houden een register van de te hunnen overstaan opgemaakte monsterrollen alsmede een register van de door hen afgegeven monsterboekjes.

Artikel

565

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent alles wat in verband staat met de monsterrol en het monsterboekje, daaronder begrepen het wegens de bemoeiingen van de ambtenaar van aanmonstering aan de Schatkist verschuldigde en de inrichting en bijhouding van de in het voorgaande artikel bedoelde registers.

§

4

Van de schepelingen op ten hoogste vijftig kubieke meters bruto-inhoud metende langs de kusten varende vaartuigen

Artikel

566

Zesde

titel

Van het vervoer van goederen

§

3

Tijdbevrachting

§

4

Reisbevrachting

Zevende

titel

Van het vervoer van personen

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

750

Titel 5, afdeling 3, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES is van toepassing op het vervoer van personen van havens in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Zij is mede van toepassing op het vervoer naar havens in Bonaire, Sint Eustatius en Saba met dien verstande echter, dat bedingen die volgens deze afdeling nietig zijn, geldig zijn voor zover zij dit zijn volgens de wet van het land waar de inscheping geschied is.

§

3

Tijdbevrachting

Tiende

titel

Van verzekering tegen de gevaren van de zee en tegen die van de slavernij

Eerste

afdeling

Van de vorm en de inhoud van de verzekering

Artikel

813

Behalve de bij art. 325 vermelde vereisten moet de polis uitdrukken:

  • 1°.

    de naam van de kapitein, die van het schip, met vermelding van het soort, en, bij verzekering van het schip, de opgave, of het van vurenhout is, of de verklaring, dat de verzekerde van die omstandigheid onkundig is;

  • 2°.

    de plaats, waar de goederen zijn ingeladen of moeten ingeladen worden;

  • 3°.

    de haven, vanwaar het schip heeft moeten vertrekken, of moet vertrekken;

  • 4°.

    de havens of de reden, waar het moet laden of ontladen;

  • 5°.

    die, waar het moet inlopen;

  • 6°.

    de plaats, vanwaar het gevaar voor rekening van de verzekeraar begint te lopen;

  • 7°.

    de waarde van het verzekerde schip;

alles behoudens de in deze Titel voorkomende uitzonderingen.

Artikel

814

Artikel

815

Verzekering kan gesloten worden op het geheel of op een gedeelte van de voorwerpen, gezamenlijk of afzonderlijk;

in de tijd van vrede of in de tijd van oorlog, vóór of gedurende de reis van het schip;

voor de heen- en terugreis, voor een van beide, voor de gehele reis, of voor een bepaalde tijd;

voor alle zeegevaren;

op goede en kwade tijdingen.

Artikel

816

Indien de verzekerde onkundig is, in welk schip verwacht wordende goederen zullen worden geladen, wordt de vermelding van de kapitein of van het schip niet vereist, mits bij de polis verklaring worde gedaan van des verzekerden onkunde daaromtrent, alsmede opgave van de dagtekening en de ondertekenaar van de laatste advies- of orderbrief. Het belang van de verzekerde mag op deze wijze slechts voor een bepaalde tijd verzekerd worden.

Artikel

817

Artikel

818

Indien de verzekering is gedaan op schepen of goederen, welke, ten tijde van het sluiten van de overeenkomst, reeds behouden ter plaatse van hun bestemming waren aangekomen, of op enig belang, waarvan de schade, tegen welke verzekerd is, reeds op voorgeschreven tijdstip bestond, zijn op die gevallen toepasselijk de bepalingen van de artikelen 336 en 337, indien namelijk bewezen wordt of er vermoeden bestaat, dat de verzekeraar van de behouden aankomst, of de verzekerde of diens lasthebber van het aanwezen der schade, bij het sluiten van de overeenkomst, heeft kennis gedragen.

Artikel

819

Artikel

820

Verzekeringen zijn nietig, wanneer zij gesloten zijn:

  • 1°.

    op voorwerpen, waarin, volgens de wet niet mag worden handel gedreven, en

  • 2°.

    op schepen, welke worden gebruikt tot vervoer van voorwerpen als sub 1°. worden bedoeld.

Artikel

821

Verzekering op het casco en de kiel van het schip mag gesloten worden voor de volle waarde van het schip met al zijn toebehoren, en alle onkosten, tot in zee toe.

Artikel

822

Artikel

823

Indien de verzekerde in de polis doet opnemen de bij het voorgaande artikel bedoelde verklaring van onwetendheid en het naderhand blijkt, dat de verzekering gedaan is, nadat de schepen vertrokken waren van de plaats, vanwaar het gevaar voor rekening van de verzekeraar zou beginnen te lopen, moet, in geval van schade, de verzekerde, op de vordering van de verzekeraar, zijn verklaring van onwetendheid voor de rechter met ede bevestigen.

Artikel

824

Indien in de polis noch van het vertrek van het schip, noch van de onwetendheid deswege melding is gemaakt, wordt zulks gehouden voor een erkenning dat het schip, bij het afgaan van de laatste post, welke vóór het sluiten van de polis is aangekomen, of, indien geregelde posten er niet zijn, bij de laatste bekwame gelegenheid om tijding over te brengen, zich nog bevond ter plaatse, vanwaar het moest vertrekken.

Artikel

825

Artikel

826

Goederen mogen verzekerd worden voor de volle waarde, welke zij hebben ten tijde en ter plaatse van de verzending, met alle onkosten tot aan boord, de premie van verzekering daaronder begrepen, zonder dat men een afzonderlijke begroting van ieder voorwerp mag vorderen.

Artikel

827

De werkelijke waarde van de verzekerde goederen mag verhoogd worden met de vracht, inkomende rechten en andere onkosten, welke bij de behouden aankomst noodzakelijk moeten worden betaald, mits daarvan in de polis melding worde gemaakt.

Artikel

828

Artikel

829

Artikel

830

Vrachtpenningen mogen voor hun vol beloop worden verzekerd.

Artikel

831

Indien het schip vergaat of strandt, wordt de verzekering ingekort, voor zoveel het beloop betreft van hetgeen de schipper of de eigenaar van het schip ten gevolge van dat ongeval voor onkosten van de reis minder heeft te betalen dan bij behouden aankomst het geval zou zijn geweest.

Artikel

832

Tweede

afdeling

Van de begroting van de verzekerde voorwerpen

Artikel

833

De rechter is bevoegd om, indien de volle waarde op de kiel of het casco van een schip verzekerd is, die waarde, hoezeer bevorens getaxeerd, bij vonnis, desnoods na bericht van deskundigen, nader te bepalen of te verminderen;

  • 1°.

    ingeval het schip bij de polis is getaxeerd naar de inkoopsprijs, of naar hetgeen het van bouwen gekost heeft, en het schip, hetzij door ouderdom, hetzij door het afleggen van vele reizen, reeds minder waarde had;

  • 2°.

    ingeval het schip, voor onderscheidene reizen verzekerd zijnde, na een of meer reizen te hebben afgelegd en uit dien hoofde vracht te hebben verdiend, vervolgens op een der verzekerde reizen is vergaan.

Artikel

834

Indien de verzekering gedaan is voor de terugreis uit een land, waar handel alleen bij wijze van ruiling plaats heeft, wordt de begroting van de waarde van de verzekerde goederen berekend op de voet van hetgeen de in de ruiling gegeven goederen gekost hebben, met bijvoeging van de transportkosten.

Artikel

835

Verwacht wordende winst wordt berekend volgens prijscouranten, of, bij gebreke daarvan, volgens een begroting van deskundigen, waaruit blijkt van de winst, welke de verzekerde goederen, bij behouden aankomst, na het afleggen van een gewone reis, redelijkerwijze, op de plaats van bestemming zouden hebben opgeleverd.

Artikel

836

Indien uit de prijscouranten of uit een begroting van deskundigen blijkt, dat, bij behouden aankomst, de winst minder zou hebben bedragen dan de som, welke de verzekerde bij de polis had opgegeven, volstaat de verzekeraar met de betaling van dat mindere. Hij is niets verschuldigd, indien de verzekerde voorwerpen enige winst niet zouden hebben opgebracht.

Artikel

837

Derde

afdeling

Van het begin en het einde van het gevaar

Artikel

838

Bij verzekering op het schip, begint het gevaar voor de verzekeraar te lopen van het ogenblik, dat de kapitein een begin heeft gemaakt met het laden van goederen; of, zo hij alleen in ballast moet vertrekken, zodra hij een begin heeft gemaakt met de ballast te laden.

Artikel

839

In de bij het voorgaande artikel gemelde verzekering eindigt het gevaar voor de verzekeraar eenentwintig dagen nadat het verzekerde schip te bestemder plaats is aangekomen, of zoveel eerder als de laatste goederen gelost zijn.

Artikel

840

Bij verzekering van een schip voor een uit- en thuisreis, of voor meer dan één reis, loopt de verzekeraar, zonder tussenpozing, het gevaar tot en met de eenentwintigste dag nadat de laatste reis is volbracht, of zovele dagen eerder als de laatste goederen gelost zijn.

Artikel

841

Goederen verzekerd zijnde, begint het gevaar voor rekening van de verzekeraar te lopen, zodra de goederen zijn gebracht op de kade of op de wal, om vandaar ingeladen en vervoerd te worden naar de schepen, waarin zij geladen worden; deze verzekering eindigt vijftien dagen nadat het schip te bestemder plaats zal zijn aangekomen, of zoveel eerder als de verzekerde goederen aldaar zullen zijn gelost en op de kade of op de wal geplaatst.

Artikel

842

Bij verzekering op goederen loopt het gevaar onafgebroken voort, ook al is de schipper genoodzaakt geweest in een noodhaven in te lopen, aldaar te lossen en te repareren, totdat òf de reis wettig gestaakt, òf door de verzekerde bevel tot het niet-weder-inschepen van de goederen gegeven, òf de reis geheel volbracht zij.

Artikel

843

Indien de kapitein of de verzekerde op goederen door wettige redenen verhinderd wordt binnen de bij artikel 841 bepaalde tijd te lossen, zonder zich aan vertraging schuldig te maken, loopt het gevaar voor de verzekeraar door totdat de goederen gelost zijn.

Artikel

844

Artikel

845

Wanneer de reis gestaakt wordt nadat een verzekeraar heeft begonnen gevaar te lopen, blijft het gevaar in een verzekering op goederen lopen vijftien dagen, en in een verzekering op het schip eenentwintig dagen nadat de staking van de reis heeft plaats gehad of zoveel korter als de laatste goederen gelost zijn.

Artikel

846

De tijd van de aanvraag en van het eindigen van het gevaar op verwacht wordende winst staat gelijk met de daartoe voor de verzekering op goederen bepaalde tijd.

Artikel

847

Het staat in alle verzekeringen aan partijen vrij, om bij de polis andere bedingen te maken nopens het beginnen en het eindigen van de tijd van het gevaar.

Vierde

afdeling

Van de rechten en de plichten van de verzekeraar en van de verzekerde

Artikel

848

Artikel

849

Artikel

850

Voor rekening van de verzekeraar zijn alle verliezen en schaden, welke aan de verzekerde voorwerpen zijn overkomen door storm, onweder, schipbreuk, stranding, het overzeilen, aanzeilen, aanvaren of aandrijven, gedwongen verandering van koers, van de reis of van het schip, door het werpen van goederen, door brand, geweld, overstroming, neming, kapers, rovers, aanhouding op last van hogerhand, verklaring van oorlog, represailles; alle schade veroorzaakt door nalatigheid, verzuim of schelmerij van de kapitein, de scheepsofficieren of de andere schepelingen, en, in het algemeen, door alle van buiten aankomende onheilen, hoe ook genaamd, tenzij de verzekeraar hetzij bij wet hetzij ingevolge een beding bij de polis, van het lopen van enige van deze gevaren is vrijgesteld.

Artikel

851

Artikel

852

Artikel

853

Artikel

854

In een verzekering op goederen, toebehorende aan de eigenaars van het schip, waarin zij geladen zijn, zijn de verzekeraars mede niet aansprakelijk voor schelmerij van de kapitein, of voor de verliezen of schaden, welke door zijn willekeurige verandering van koers, van de reis of van het schip veroorzaakt worden, al ware zulks buiten schuld of voorkennis van de verzekerde gedaan, tenzij bij de polis anders ware bedongen.

Artikel

855

Bij een verzekering op de vrachtpenningen is de verzekeraar niet verantwoordelijk voor de schade, opgekomen sedert het ogenblik, dat de kapitein, van al het nodige tot de reis voorzien zijnde, zonder wettige reden in het belang van het schip en de lading, de gelegenheid heeft verzuimd om de reis te bevorderen; tenware de verzekeraar daartegen uitdrukkelijk mocht hebben verzekerd.

Artikel

856

Artikel

857

Artikel

858

Indien de goederen van de soort, in het voorgaande artikel gemeld, in de polis met hun namen zijn uitgedrukt, zonder enig bijzonder beding, dan is de verzekeraar niet aansprakelijk voor de averij onder de drie ten honderd.

Artikel

859

Artikel

860

Artikel

861

Artikel

862

Indien een «vrij van molest» verzekerd schip of goed in een haven ligt en vóór zijn vertrek vijandig wordt bezet, of indien het wordt aangehouden, wordt zulks met opbrengen gelijkgesteld en houdt het gevaar voor de verzekeraar op.

Artikel

863

Indien de verzekering voor een bepaalde tijd gedaan is, in voege als bij artikel 816 gemeld is, moet de verzekerde het bewijs leveren, dat het verzekerde goed in het schip, dat enige ramp geleden heeft of vergaan is, binnen de bepaalde tijd geladen is geweest.

Artikel

864

Bij schadevergoeding wegens goederen door de kapitein ingekocht of ingeladen, hetzij voor zijn eigen rekening, hetzij voor die van het schip, moet het bewijs van de inkoop en een cognossement daarvan, door twee leden van de bemanning ondertekend, worden overgelegd.

Artikel

865

Indien de verzekering bij verdeling plaats heeft ten aanzien van goederen, welke geladen moeten worden in onderscheidene aangeduide schepen, met uitdrukking van de som, welke op elk schip verzekerd wordt, en indien de gehele lading wordt geladen in één schip of in een minder getal schepen dan in de overeenkomst bepaald was, is de verzekeraar niet verder aansprakelijk dan voor de som, welke hij verzekerd heeft op het schip of op de schepen, welke de lading hebben ingenomen, niettegenstaande al de genoemde schepen verongelukt zijn; en hij zal desniettemin een half ten honderd of minder, volgens de onderscheiding van artikel 848, ontvangen van de som, waarvan de verzekering bevonden wordt krachteloos te zijn.

Artikel

866

Artikel

867

Artikel

868

Artikel

869

De verzekerde, die buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba een poging tot redding of tot reclame moet laten doen, de last daartoe opgedragen hebbende aan zijn gewone correspondent of aan een ander huis of persoon, te goeder naam en faam bekend staande, is voor de lasthebber niet verantwoordelijk doch is gehouden zijn rechtsvorderingen tegen hem aan de verzekeraar af te staan.

Artikel

870

In een verzekering voor onbepaalde rekening, dat is, indien in de polis niet is uitgedrukt, tot welke natie de eigenaar van het verzekerde behoort, is de verzekerde mede tot het doen van de reclame verplicht, bijaldien de opbrenging of aanhouding is wederrechtelijk, tenware hij bij de polis daarvan zij ontslagen.

Artikel

871

Een vonnis van een vreemde rechter, waarbij schepen of goederen, welke als bepaald onzijdig eigendom zijn verzekerd, verklaard worden niet onzijdig eigendom te zijn en daarom zijn prijs verklaard, is niet voldoende om de verzekeraar van het betalen van de schade vrij te stellen, bijaldien de verzekerde bewijst, dat het verzekerde waarlijk onzijdig eigendom is geweest, en dat hij bij de rechter, die het schip of de goederen heeft prijs verklaard, alle middelen aangewend en alle bewijsstukken ingediend heeft, om zodanige prijsverklaring af te weren.

Artikel

872

Indien verhoging van premie, voor het geval van opkomende oorlog of andere te verwachten gebeurtenissen, bedongen is, regelt desnoods de rechter de hoegrootheid van de verhoging, voor zover die niet bij de polis uitgedrukt, na verhoor van deskundigen en met inachtneming van het gevaar, de omstandigheden en de bij de polis gemaakte bedingen.

Artikel

873

Elfde

titel

Van verzekering tegen de gevaren van het vervoer te land en langs de kusten

Artikel

892

De polis moet, behalve de vereisten bij artikel 325 vermeld, uitdrukken de naam van de voerman, van de kapitein of gezagvoerder, of van de expediteur, die het vervoer op zich heeft genomen.

Artikel

893

De verzekeringen, welke tot voorwerp hebben de gevaren van vervoer te land of langs de kusten, worden in het algemeen en naar de omstandigheden geregeld door de voorschriften van dit wetboek omtrent de verzekeringen ter zee, behoudens de bepalingen in de volgende artikelen voorkomende.

Artikel

894

Bij verzekering van goederen begint het gevaar voor rekening van de verzekeraar te lopen, zodra de goederen gebracht of besteld zijn aan het voer- of vaartuig, het kantoor, of op zodanige andere plaats, alwaar men gewoon is het goed ter verzending te ontvangen, en eindigt, wanneer die goederen ter plaatse van hun bestemming zijn aangekomen en aldaar aan de geadresseerde zijn afgegeven of in de macht van de verzekerde of van zijn gemachtigden gesteld zijn.

moeten vervoerd worden, loopt het gevaar voor rekening van de verzekeraar voort, al ware het ook, dat de goederen, tijdens de reis, in andere voer- of vaartuigen worden overgeladen.

Artikel

896

Artikel

897

Bij verzekering van goederen, welke te land verzonden worden, is de verzekeraar ook aansprakelijk voor de schade en de verliezen, veroorzaakt door schuld of schelmerij van de met de aanneming, het vervoer en de bezorging belaste personen.

Artikel

898

De bepalingen van de vijfde Afdeling van de tiende Titel zijn insgelijks toepasselijk op de in deze Titel vermelde verzekeringen.

Artikel

899

Het staat aan partijen vrij om bij overeenkomst van de bij de artikelen 894 en volgende vermelde bepalingen af te wijken.

Twaalfde

titel

Van averijen

Eerste

afdeling

Van de averijen in het algemeen

Artikel

900

Alle buitengewone onkosten ten dienste van het schip en de goederen gezamenlijk of afzonderlijk gemaakt, alle schade, welke aan het schip en aan de goederen overkomt gedurende de tijd, bij de derde Afdeling van de tiende Titel ten aanzien van het beginnen en het eindigen van het gevaar bepaald, worden als averij gerekend.

Artikel

901

Indien tussen partijen niet anders is bedongen, worden de averijen geregeld overeenkomstig de navolgende bepalingen.

Artikel

902

Artikel

905

Bijzondere averijen zijn:

  • 1°.

    alle schaden en verliezen aan het schip of aan de lading overkomen door storm, neming, schipbreuk of toevallige stranding;

  • 2°.

    lonen en kosten van berging;

  • 3°.

    het verlies van en de schade geleden aan kabels, ankers, touwen, zeilen, boegspriet, stengen, raas, boten en scheepsgereedschappen, veroorzaakt door storm of ander onheil op zee;

  • 4°.

    reclame-kosten alsmede kosten van onderhoud en gages van de bemanning gedurende de reclame, indien slechts het schip of de lading is aangehouden;

  • 5°.

    de kosten van bijzondere reparaties van de fustage en de kosten van beredding van de beschadigde goederen, voor zover dit een en ander niet het onmiddellijk gevolg is van een ramp, welke tot averij-grosse aanleiding geeft;

  • 6°.

    de onkosten, vallende op het verder vervoer van de goederen, wanneer, in het geval van artikel 425 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES, de bevrachtingsovereenkomst is vervallen; en

  • 7°.

    In het algemeen alle schade, verliezen en de gemaakte kosten, die niet zijn averijgrosse maar die zijn geleden door of gemaakt ten behoeve van schip alleen of voor de schade alleen.

Artikel

906

Indien een schip, uit hoofde van steeds bestaande droogten, ondiepten of banken, met zijn volle lading noch van de plaats vanwaar het vertrekken moet, noch naar de plaats van zijn bestemming kan gevoerd worden en alzo een gedeelte van de lading met lichters aangevoerd of in lichters moet gelost worden, worden zodanige lichterlonen niet als averij beschouwd.

Artikel

912

Artikel

913

Artikel

914

De verzekeraar is slechts bevoegd om de verzekerde te noodzaken om, ter bepaling van de waarde, de verzekerde voorwerpen te verkopen, indien zulks bij de polis werd bedongen.

Artikel

915

Indien de schade buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba moeten worden opgemaakt, worden daarin gevolgd de ter plaatse waar de opmaking moet geschieden bestaande wettelijke voorschriften of plaats hebbenden gebruiken.

Artikel

916

Artikel

917

In geval van door zeeramp geleden schade aan een verzekerd schip, draagt de verze-keraar slechts twee derde van de herstelkosten, om het even of het herstel al of niet hebbe plaats gehad, en zulks in evenredigheid van het verzekerde tot het onverzekerde gedeelte. Een derde blijft voor rekening van de verzekerde, wegens vooronderstelde verbetering van oud tot nieuw.

Artikel

918

Artikel

919

Indien het, desnoods na verhoor van deskundigen, blijkt, dat door het verricht herstel de waarde van het schip met meer dan één derde is vermeerderd, betaalt de verzekeraar, in evenredigheid als bij artikel 917 is vermeld, het volle beloop van de gemaakte kosten, onder aftrek van de door verbetering vermeerderde waarde.

Artikel

920

Indien daarentegen de verzekerde, desnoods na begroting als voren, bewijst, dat het herstel een verbetering of een vermeerdering van de waarde van het schip niet heeft teweeggebracht, en wel bepaaldelijk doordien het schip nieuw en op zijn eerste reis de schade heeft geleden, of doordien de schade is aangekomen aan nieuwe zeilen of nieuw scheepsgereedschap, of wel aan ankers, ijzeren kettingkabels of aan een nieuwe koperen huid, heeft de aftrek van één derde niet plaats en is de verzekeraar verplicht het gehele beloop van de herstelkosten, in evenredigheid als bij artikel 917 is vermeld, te vergoeden.

Artikel

921

Artikel

922

Artikel

923

Onverminderd de bepalingen van de artikelen 856, 857 en 858, is de verzekeraar niet gehouden om enige bijzondere averij te dragen, indien deze, behalve de kosten van bezichtiging, begroting en opmaking, minder dan één ten honderd van de waarde van het beschadigde voorwerp beloopt; partijen zijn echter bevoegd om ten dezen andere bedingen te maken.

Artikel

924

De verzekeraars zo op het schip als op de vracht en op de lading betalen ieder zoveel wegens averij-grosse, als die voorwerpen, voor zover daarop verzekering is gedaan, respectievelijk in de averij-grosse moeten dragen, en zulks in evenredigheid van het verzekerde tot het niet-verzekerde gedeelte.

Artikel

925

Zodra de algemene en de bijzondere averij geregeld zijn, moeten de schaderekening benevens de daartoe betrekkelijke bescheiden aan de verzekeraars overgegeven worden. Dezen zijn verplicht om het door hen verschuldigde binnen zes weken daarna te voldoen en zijn na dat tijdsverloop wettelijke interesten verschuldigd.

Dertiende

titel

Van het tenietgaan van verbintenissen in de zeehandel

Artikel

949

Artikel

951

Elke aanspraak tegen de verzekeraars wegens aan ingeladen goederen overkomen schade vervalt, indien zij, zonder bezichtiging en begroting van die schade, op de wijze bij dit Wetboek voorgeschreven, zijn aangenomen, of, ingeval niet uiterlijk van de schade bleek, de bezichtiging en de begroting niet heeft plaats gehad binnen de bij dit Wetboek bepaalde tijd.

Veertiende

titel

Van minder dan twintig kubieke meters bruto-inhoud metende zeeschepen en andere dergelijke langs de kusten varende vaartuigen

Artikel

954

Ten aanzien van minder dan twintig kubieke meters bruto-inhoud metende zeeschepen en minder dan twintig kubieke meters bruto-inhoud metende langs de kusten varende vaartuigen, gelden de navolgende bepalingen.

Artikel

957

De voorschriften van de vierde Titel, van dit Boek zijn ten dezen niet van toepassing.

Artikel

958

De rechten en verplichtingen van kapiteins, van scheepsofficieren en van andere schepelingen der bij artikel 954 vermelde schepen en vaartuigen uit arbeidsovereenkomst voortvloeiende, worden geregeld naar de overeenkomst, naar de bepalingen van de zevende Titel A van het Burgerlijk Wetboek BES omtrent de overeenkomsten tot het verrichten van arbeid en naar andere daaromtrent vastgestelde algemene verordeningen.

Artikel

959

De uit bevrachting voortvloeiende rechten en verplichtingen, de tijd van laden en lossen, mitsgaders al hetgeen daartoe betrekkelijk is, worden, met betrekking tot de bij artikel 954 vermelde schepen en vaartuigen, geregeld naar de bepalingen van de vierde Titel van het eerste Boek van dit Wetboek, naar die van het Burgerlijk Wetboek BES omtrent huur en verhuur, naar nadere daaromtrent vastgestelde algemene verordeningen en, bij ontstentenis van deze, naar de plaatselijke gebruiken.

Artikel

962

De voorschriften van de elfde Titel zijn ook op minder dan twintig kubieke meters bruto-inhoud metende zeeschepen toepasselijk.

Artikel

964

Indien, tot behoud van schip of vaartuig en lading, goederen worden geworpen, heeft de omslag plaats op dezelfde wijze en naar de regelen, welke dienaangaande ten aanzien van de zeevaart zijn voorgeschreven.

Artikel

965

Algemene slotbepaling

Artikel

968