Wet organisatie bloedvoorziening BES

Wet organisatie bloedvoorziening BES

Hoofdstuk

1

Begripsbepaling

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  • bestuurscollege: het bestuurscollege van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

  • Bloedvoorzieningsorganisatie: de krachtens artikel 3, eerste lid, aangewezen rechtspersoon;

  • donor: persoon die een deel van zijn bloed of een bestanddeel van een deel van zijn bloed afstaat voor gebruik in het kader van de geneeskundige behandeling van andere personen of ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek;

  • inzamelen van bloed: het werven, oproepen en keuren van donoren en het bij donoren afnemen van bloed, bloedcellen of bloedplasma;

  • product: menselijk bloed, alsmede daaruit afgescheiden bestanddelen, waaraan al dan niet een andere substantie is toegevoegd;

  • tussenproduct: product, niet geschikt voor toediening aan de mens;

  • bloedproduct: product, geschikt voor toediening aan de mens;

  • bloedvoorziening: het geheel van maatregelen en middelen terzake van onder meer het inzamelen van bloed en het bereiden en afleveren van tussenproducten en bloedproducten.

  • 2.

    Met een donor wordt gelijkgesteld de persoon die een deel van zijn bloed of een bestanddeel van een deel van zijn bloed laat afzonderen ten behoeve van de geneeskundige behandeling van zichzelf.

  • 3.

    De artikelen 4, eerste lid, 12, tweede lid, 13, eerste lid, 15, eerste lid, en 16, eerste lid, en de daarop berustende bepalingen zijn niet van toepassing op bloed of een bestanddeel van bloed dat ofwel is afgestaan uitsluitend ten behoeve van de geneeskundige behandeling van een bepaalde andere persoon, ofwel is afgezonderd ten behoeve van de geneeskundige behandeling van de donor zelf. De genoemde artikelen zijn evenmin van toepassing op uit het in de vorige volzin bedoelde bloed bereide bloedproducten.

Hoofdstuk

2

Bloedvoorziening

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Indien Onze Minister van oordeel is dat de Bloedvoorzieningsorganisatie haar taken, genoemd in artikel 3, eerste lid, niet op verantwoorde wijze vervult, kan hij ter zake regels vaststellen.

Hoofdstuk

3

Aflevering

Artikel

12

Het is verboden bloedproducten af te leveren aan anderen dan:

  • 2.

    Aflevering als bedoeld in het eerste lid, onder b, is uitsluitend toegestaan op last van de Bloedvoorzieningsorganisatie.

  • 3.

    Onze Minister wijst slechts de personen aan, bedoeld in het eerste lid, onder c, indien naar zijn oordeel het belang van een in geneeskundig opzicht doelmatige voorziening in de behoefte aan bloedproducten zulks vordert dan wel een bijzondere omstandigheid daartoe aanleiding geeft. Artikel 3, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing. Zodanige aanwijzing, alsmede wijziging of intrekking ervan, wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

Artikel

13

Artikel

14

Het is verboden de aflevering van bloedproducten en tussenproducten te laten geschieden tegen een vergoeding die meer bedraagt dan de kosten welke ten behoeve van het inzamelen van bloed, het bereiden, bewaren, verpakken, etiketteren of afleveren zijn gemaakt.

Hoofdstuk

4

In- en uitvoer

Artikel

15

Artikel

16

Hoofdstuk

5

Kostenvergoeding

Artikel

17

Bij algemene maatregel van bestuur, kan worden bepaald dat bij het indienen van een aanvraag om een aanwijzing als bedoeld in de artikelen 12, eerste lid, onder c, en 13, eerste lid, onder d, dan wel een vergunning als bedoeld in de artikelen 15, eerste lid, en 16, eerste lid, een bedrag moet worden betaald, waarvan de hoogte bij die algemene maatregel van bestuur wordt geregeld, doch ten hoogste de kosten verbonden aan de behandeling van het verzoek en de afgifte van de aanwijzing of vergunning mag bedragen. Bij ministeriële regeling met algemene werking kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze van betaling.

Hoofdstuk

6

Toezicht- en opsporing

Artikel

18

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de ambtenaren van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

Artikel

19

Hoofdstuk

7

Strafbepalingen

Artikel

20

Artikel

21

Hoofdstuk

8

Bijzondere bepaling

Artikel

22

Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze wet en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze wet de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Hoofdstuk

9

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

23

[vervallen]

Artikel

24

[vervallen]

Artikel

25

[vervallen]

Artikel

26

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na inwerkingtreding van deze wet en vervolgens telkens na vier jaar, aan de Staten een verslag over de doeltreffendheid en doelmatigheid van deze wet.

Artikel

27

Deze wet treedt in werking met ingang van een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstip.

Artikel

28

Deze wet wordt aangehaald als: Wet organisatie bloedvoorziening BES.