Wet telecommunicatievoorzieningen BES

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat;

  • b.

    openbaar lichaam: het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba

  • c.

    telecommunicatie: iedere overdracht, uitzending of ontvangst van gegevens van welke aard ook door middel van kabels, langs radio-elektrische weg of door middel van optische of andere elektromagnetische systemen;

  • d.

    openbare gronden:

    • 1.

      de openbare wegen met inbegrip van de daartoe behorende stoepen, glooiingen, bermen, sloten, bruggen, viaducten, tunnels, duikers, beschoeiingen en andere werken;

    • 2.

      de wateren met de daartoe behorende bruggen, de plantsoenen, pleinen en andere plaatsen, welke tot gemene dienst van allen zijn bestemd;

  • e.

    kabels: geleidingen bestemd voor telecommunicatie

  • f.

    kabelwerken: de bij kabels behorende ondersteuningswerken, beschermingswerken en signaalinrichtingen, alsmede inrichtingen, bestemd om daarin verbinding tot stand te brengen tussen kabels in, op of boven openbare gronden enerzijds en kabels in gebouwen en daarmee één geheel vormende gronden anderzijds dan wel tussen laatstgenoemde kabels onderling;

  • g.

    Intern net: een samenstel van kabels en kabelwerken dat zich bevindt binnen een gebouw of een groep van gebouwen voor zover behorende tot één onderneming, al dan niet met elkaar verbonden door middel van radio-elektrische zend- en ontvanginrichtingen, en waarmee diverse typen randapparatuur zowel onderling als met de openbare telecommunicatie-infrastructuur zijn verbonden;

  • h.

    kabelnet: telecommunicatie-infrastructuur verbonden aan en ten behoeve van het functioneren van draadomroep- en kabelinrichtingen;

  • i.

    telecommunicatie-infrastructuur: een stelsel van inrichtingen met daarbij behorende middelen, bestemd voor telecommunicatie die, geheel of gedeeltelijk, openbare gronden overschrijdt, welk stelsel is begrensd door daartoe behorende aansluitpunten en met inbegrip van de aansluitingen op telecommunicatie-inrichtingen buitenlands;

  • j.

    draadomroepinrichting: een inrichting of onderdeel daarvan, bestemd om met gebruik van kabels en kabelwerken of radioverbindingen tussen vaste punten, omroepprogramma’s te verspreiden naar een of meer bij anderen in gebruik zijnde gronden, woningen dan wel niet tot woning dienende gebouwen of gedeelten van gebouwen;

  • k.

    omroepprogramma: een programma van woord-, toon- of beeldinhoud, bestemd voor allen die deze wensen te ontvangen;

  • l.

    vaste verbinding: een mogelijkheid voor het directe transport van gegevens tussen twee aansluitpunten, waarvan de totstandkoming niet door de gebruiker via een aansluitpunt kan worden beïnvloed;

  • m.

    aansluitpunt: een eindpunt van de telecommunicatie-infrastructuur, dat dient voor aansluiting van randapparatuur;

  • n.

    randapparatuur: een inrichting of samenstel van inrichtingen, bestemd voor rechtstreekse aansluiting op de telecommunicatie-infrastructuur door middel van een sluitpunt;

  • o.

    de houder van de concessie: de rechtspersoon, waaraan een concessie is verleend op grond van artikel 2, tweede lid.

Hoofdstuk

II

Telecommunicatie-infrastructuur

§

1

Concessie

Artikel

2

§

2

Diensten

Artikel

3

Artikel

4

Het is anderen dan de houder van de concessie niet toegestaan een voor het publiek toegankelijke gelegenheid bestemd voor het directe transport van spraak over de telecommunicatie-infrastructuur op openbare grond te plaatsen en te exploiteren.

Artikel

4a

Het is een ieder verboden voorzieningen voor telecommunicatie dan wel het gebruik daarvan in welke vorm of op welke wijze dan ook aan te bieden, voorzover deze voorzieningen een zodanige belasting opleveren voor de op grond van de in artikel 3, eerste lid, bedoelde diensten ter beschikking te stellen voorzieningen dat hinder wordt veroorzaakt aan andere gebruikers van die voorzieningen, dan wel, ingeval het betreft vanuit een openbaar lichaam uitgaande telecommunicatie, deze voorzieningen het gevolg hebben dat omkering van de communicatierichting plaatsvindt, waardoor de door de gebruiker aan de concessiehouder voor het gebruik maken van deze voorzieningen verschuldigde vergoedingen niet in de volle omvang aan de concessiehouder toekomen, tenzij hierover met de houder van de concessie afspraken zijn gemaakt.

Artikel

5

Alleen het daartoe door de houder van de concessie gemachtigde personeel, belast met de uitvoering van de krachtens artikel 3, eerste lid, aan hem opgedragen diensten en de zorg voor de vaste verbindingen, mag van de over de telecommunicatie-infrastructuur getransporteerde gegevens kennis nemen, doch slechts voor zover dit voor de goede uitvoering van de dienst noodzakelijk is.

Artikel

6

Het vervaardigen, verspreiden of ter verspreiding in voorraad hebben van lijsten en dergelijke vermeldingen van aangeslotenen op de krachtens artikel 3, eerste lid, aan de houder van de concessie opgedragen diensten, of van andere gegevens betreffende deze diensten benevens nabootsingen, op welke wijze dan ook vervaardigd, van bij de houder van de concessie in gebruik zijnde drukwerken, formulieren en bescheiden, anders dan met toestemming van de houder van de concessie, is verboden, onverminderd hetgeen terzake van deze voorwerpen in andere wettelijke regelingen is bepaald.

§

3

Concessievoorwaarden

Artikel

7

Artikel

8

Een besluit tot wijziging van de in artikel 7 bedoelde richtlijnen wordt niet eerder van kracht dan een jaar na de vaststelling van dit besluit, tenzij een bij dit besluit aan te geven algemeen belang dat dringend vordert of de houder van de concessie met een eerder van kracht wording instemt.

§

4

Overige bepalingen

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Ter zake van de verzorging van het internationale telecommunicatieverkeer is de houder van de concessie slechts aansprakelijk overeenkomstig de bepalingen van het Internationaal Telecommunicatieverdrag met daarbij behorende bijlagen en reglementen en andere bindende verdragen of besluiten van volkenrechtelijk organisaties welke betrekking hebben op het internationale telecommunicatieverkeer.

Hoofdstuk

III

Telecommunicatie-inrichtingen van bijzondere aard of beperkte omvang

§

1

Inleidende bepalingen

Artikel

12

Artikel

13

§

2

Radio-electrische zend-en ontvanginrichtingen

Artikel

14

Voor de toepassing van deze paragraaf en artikel 20 worden met radio-elektrische zendinrichtingen gelijkgesteld:

  • a.

    elke samenvoeging van onderdelen, geschikt om daarmede een radio-elektrische zendinrichting dan wel ingevolge het bepaalde onder b daarmee gelijkgestelde inrichting te vormen;

  • b.

    de bij algemene maatregel van bestuur te omschrijven elektrische of elektronische inrichtingen die geschikt zijn om door gebruik tezamen met een radio-elektrische zendinrichting een radio-elektrische zendinrichting te vormen met andere technische eigenschappen.

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

§

3

Draadomroepinrichtingen

Artikel

18

Artikel

18a

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ten aanzien van:

  • a.

    de gelding van een machtiging en een aanvullende machtiging al bedoeld in artikel 18b, eerste lid;

  • b.

    technische eisen te stellen aan draadomroepinrichtingen en de daarmee verbonden kabelnetten;

  • c.

    eisen te stellen aan degenen die draadomroepinrichtingen installeren; en

  • d.

    de keuring van een draadomroepinrichting en het daarmee verbonden kabelnet.

Artikel

18b

§

3a

Kabelinrichtingen niet zijnde draadomroepinrichtingen

Artikel

18c

§

4

Overige bepalingen

Artikel

19

Artikel

20

Het is verboden radio-elecktrische zend- of ontvanginrichtingen af te leveren, te verhuren dan wel op andere wijze ter beschikking te stellen aan natuurlijke of rechtspersonen aan wie geen machtiging is verleend welke bij of krachtens deze wet is vereist voor de aanleg, het aanwezig hebben en het gebruik van de betreffende zend- of ontvanginrichtingen.

Artikel

21

Het bepaalde bij of krachtens dit hoofdstuk is niet van toepassing op de daarin bedoelde inrichtingen bestemd voor telecommunicatie welke tot gebruik strekken van door Onze Minister, na overleg met de Ministers die het mede aangaat, aan te wijzen overheidsorganen of diensten, die zijn belast met de zorg voor de veiligheid van een openbaar lichaam, dan wel met de handhaving van de rechtsorde, aan welke aanwijzing voorschriften en beperkingen kunnen worden verbonden.

Hoofdstuk

IV

Randapparatuur

Artikel

22

Hoofdstuk

V

Onstoring van elektrische en elektronische inrichtingen

Artikel

23

Hoofdstuk

VI

Bepalingen inzake de gedoogplicht voor de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en kabelwerken, behorende tot de telecommunicatie-infrastructuur.

Artikel

24

Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden kabelwerken met kabels gelijkgesteld.

Artikel

25

Wanneer tot het ontwerpen van een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie-infrastructuur, gravingen, opmetingen of het stellen van tekens op iemands grond nodig wordt geacht, moeten de gebruikers van de gronden dat gedogen, mits hun daarvan tweemaal vierentwintig uren te voren door de houder van de concessie schriftelijk is kennis gegeven.

Artikel

26

Artikel

27

De schade, welke uit de toepassing der bepalingen van de twee voorafgaande artikelen mocht voortvloeien, wordt op de houder van de concessie verhaald, nadat zij, behoudens hoger beroep, door de rechter in eerste aanleg is begroot en die begroting door deze is uitvoerbaar verklaard.

Artikel

28

De houder van de concessie is verplicht op eigen kosten tot verplaatsing van kabels ten dienste van de telecommunicatie-infrastructuur over te gaan, indien deze verplaatsing nodig is voor de oprichting van gebouwen of de uitvoering van werken door of vanwege degene op wie een gedoogplicht rust.

Artikel

29

De aanleg van kabels ten dienst van de telecommunicatie-infrastructuur langs of over woonhuizen moet zodanig geschieden, dat geen overlast aan de bewoners wordt veroorzaakt, hetzij door die kabels zelf hetzij door trillen daarvan.

Artikel

30

De houder van de concessie is verplicht de nodige voorzieningen aan te brengen ter bescherming van de kabels ten dienste van de telecommunicatie-infrastructuur tegen blikseminslag.

Hoofdstuk

VII

Vergoedingen

Artikel

31

Hoofdstuk

VIII

Toezicht

Artikel

31a

Artikel

32

Artikel

33

Artikel

34

Hoofdstuk

IX

Strafbepalingen

Artikel

35

Artikel

35a

[vervallen]

Artikel

36

Met de opsporing van de bij deze wet strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering BES bedoelde ambtenaren, belast de daartoe, op gezamenlijke voordracht van Onze Minister en Onze Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen personen. Een zodanige aanwijzing wordt bekend gemaakt in de Staatscourant.

Artikel

37

[vervallen]

Artikel

38

[vervallen]

Hoofdstuk

IXa

Beroep

Artikel

38a

Degene die rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen door een op grond van deze wet genomen beschikking, met uitzondering van die welke betrekking heeft op een aanwijzing van overheidsorganen of diensten als bedoeld in artikel 21, kan daartegen beroep instellen bij het gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Hoofdstuk

X

Bijzondere bepalingen

Artikel

39

Het is aan een ieder toegestaan van de krachtens artikel 3, eerste lid, aan de houder van de concessie opgedragen diensten, met inachtneming van de hieromtrent vast te tellen bepalingen, gebruik te maken. Nochtans kan een opgedragen dienst worden geweigerd of gestuit, wanneer de inhoud in strijd wordt geacht met de veiligheid van een openbaar lichaam of de rechtsorde.

Van de reden van de weigering of stuiting wordt kennis gegeven aan de opdrachtgever. De beslissing van Onze Minister kan te dezer zake worden ingeroepen.

Artikel

40

Het internationaal telecommunicatieverkeer en het telecommunicatieverkeer tussen de openbare lichamen kan door Onze Minister, en het telecommunicatieverkeer binnen een openbaar lichaam kan door de gezaghebber in het algemeen belang gedurende onbepaalde tijd onder toezicht worden geplaatst of gedeeltelijk worden geschorst.

Artikel

41

In geval van staat van oorlog of beleg kan het internationale telecommunicatieverkeer en het telecommunicatieverkeer tussen de openbare lichamen onder beheer van Onze Minister en het telecommunicatieverkeer binnen een openbaar lichaam onder beheer van de gezaghebber worden geplaatst. Onze Minister handelt in overleg met Onze Minister van Defensie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel

42

In bijzondere omstandigheden in verband met de handhaving van de internationale rechtsorde of met de internationale betrekkingen, is de houder van de concessie verplicht de aanwijzingen van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister-President met betrekking tot de verzorging van telecommunicatie van en naar het buitenland op te volgen.

Hoofdstuk

XI

Overige bepalingen

Artikel

43

De houder van de concessie is verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van een bevoegd gegeven bijzondere last tot het afluisteren of opnemen van telecommunicatie die over de telecommunicatie-infrastructuur wordt afgewikkeld.

Artikel

44

Artikel

44a

Artikel

44b

Artikel

44c

Artikel

44d

Artikel

44e

Hoofdstuk

XII

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

45

[Vervallen]

Artikel

46

[Vervallen]

Artikel

47

[Vervallen]

Artikel

48

Deze wet wordt aangehaald als: Wet telecommunicatievoorzieningen BES.