Wetboek van Strafrecht BES

Eerste

boek

Algemeene bepalingen

Titel

I

Omvang van de werking der strafwet

Artikel

1

Artikel

2

De strafwet van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba is toepasselijk op ieder die zich binnen de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba aan eenig strafbaar feit schuldig maakt.

Artikel

3

De strafwet van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba is toepasselijk op ieder, die zich buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba aan boord van een Nederlands vaartuig of luchtvaartuig aan enig strafbaar feit schuldig maakt.

Artikel

4

De strafwet van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba is toepasselijk op ieder die zich buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba schuldig maakt:

  • 1°.

    aan een der misdrijven omschreven in de artikelen 97–102, 103a onder 1°, 104, 104a–104c, 111 en 114 tot en met 116;

  • 1bis°.

    aan een der misdrijven omschreven in de artikelen 137, 138, 140 en 195, indien het strafbare feit of het misdrijf waarvan in die artikelen wordt gesproken, is een misdrijf als onder 1° bedoeld;.

  • 2°.

    aan eenig misdrijf ten opzichte van muntspeciën, munt- of bankbiljetten, van rijkswege uitgegeven zegels of merken;

  • 3°.

    aan valschheid in schuldbrieven of certificaten van schuld van de Nederlandse staat, de talons, dividend- of rentebewijzen tot deze stukken behoorende, en de bewijzen uitgegeven in plaats van deze stukken, inbegrepen, of aan het opzettelijk gebruik maken van zoodanig valsch of vervalscht stuk als ware het echt en onvervalscht;

  • 4°.

    aan een van de misdrijven omschreven in de artikelen 222, tweede lid, 395–399, 424 en 425 of aan de overtreding omschreven in artikel 465a;

  • 4bis°.

    aan het misdrijf omschreven in artikel 213a;

  • 5°.
    • a.

      aan het misdrijf omschreven in artikel 174, begaan tegen een luchtvaartuig in bedrijf, indien dit een Nederlands luchtvaartuig is, of wanneer de verdachte zich binnen de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bevindt;

    • b.

      aan het misdrijf omschreven in artikel 399a, begaan aan boord van een luchtvaartuig in vlucht, wanneer de verdachte zich binnen de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bevindt;

    • c.

      aan het misdrijf omschreven in artikel 399b, indien het daar bedoelde luchtvaartuig een Nederlands luchtvaartuig is of wanneer de verdachte zich binnen de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bevindt;

    • d.

      aan het misdrijf omschreven in artikel 399c, wanneer het is begaan hetzij tegen een Nederlands luchtvaartuig, hetzij aan boord van een luchtvaartuig dat vervolgens op de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba landt met de verdachte aan boord;

    • e.

      aan een der misdrijven, omschreven in de artikelen 168, 168a, 172 en 399d, wanneer de verdachte zich in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bevindt.

  • 6°.
    • a.

      aan de misdrijven omschreven in de artikelen 172, 174, 366, 370, 372, 399a, vierde lid, 399b, tweede lid, en 399c, indien het feit is begaan tegen een Nederlands zeegaand vaartuig, hetzij tegen of aan boord van enig ander zeegaand vaartuig en de verdachte zich in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bevindt;

    • b.

      aan een der misdrijven, omschreven in de artikelen 366, 370, 399a, vierde lid, en 399b, tweede lid, begaan tegen een installatie ter zee, wanneer de verdachte zich in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bevindt;.

  • 7°.
    • a.

      aan een der misdrijven, omschreven in artikel 124a, 124b, 124c en 298, voor zover die feiten zijn begaan tegen een in Nederlandse dienst zijnde, of tot zijn gezin behorende, internationaal beschermd persoon als bedoeld in artikel 90b, eerste lid, of tegen diens beschermde goederen;

    • b.

      aan een der misdrijven, omschreven in de artikelen 124a, 124b, 124c, 295ao, en 298, voor zover het feit is gepleegd tegen een internationaal beschermd persoon als bedoeld in artikel 90b, tweede lid, die Nederlander is, of tegen diens beschermde goederen;

    • c.

      aan een der misdrijven, omschreven in de artikelen 124a, 124b, 124c, en 298, voor zover het feit is gepleegd tegen een internationaal beschermd persoon als bedoeld in artikel 90b, eerste of tweede lid, of tegen diens beschermde goederen, wanneer de verdachte zich in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bevindt;

  • 8°.

    aan een der misdrijven omschreven in de artikelen 183 en 183a, voor zover het feit is gepleegd tegen een Nederlander of een ambtenaar van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en daarop door de wet van het land waar het begaan is, straf is gesteld;

  • 9°.

    aan een der misdrijven omschreven in de artikelen 183, 183a, 230, 232b en 336a, voor zover het feit is gepleegd door een Nederlander en daarop door de wet van het land waar het is begaan, straf is gesteld;

  • 10°.

    aan een der misdrijven, omschreven in de artikelen 183, 183a, 230, 232b en 336a, voor zover het feit is gepleegd door een ambtenaar van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba of door een persoon in de openbare dienst van een in één van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba gevestigde volkenrechtelijke organisatie en daarop door de wet van het land waar het is begaan, straf is gesteld;

  • 11°.

    aan een terroristisch misdrijf dan wel een van de misdrijven, omschreven in de artikelen 123, 124a, 124c,125, 129, 130, 146, 163, 167, 167a, 167c, 167d, 168, 172, 174, 176, 178, 179a, 298, 300, 301, 302, 366, 368, 370, 399a en 399b, voor zover het feit valt onder de omschrijvingen van artikel 2 van het op 15 december 1997 te New York totstandgekomen Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaanslagen (Trb. 1998, 84) en indien het feit is gepleegd tegen een Nederlander, dan wel indien de verdachte zich in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bevindt;

  • 12°.

    aan een terroristisch misdrijf dan wel een van de misdrijven, omschreven in de artikelen 123, 124a, 124c, 125, 129, 130, 146, 163, 167, 167a, 167c, 167d, 168, 172, 174, 176, 178, 179a, 298, 300, 301, 302, 366, 368, 370, 399a en 399b, voor zover het feit valt onder de omschrijvingen van artikel 2 van het op 9 december 1999 te New York totstandgekomen Internationaal Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme (Trb. 2000, 12) en indien het feit is gericht tegen een Nederlander, dan wel indien de verdachte zich in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bevindt;

  • 13°.

    aan een terroristisch misdrijf, indien het misdrijf is gepleegd met het oogmerk de bevolking of een deel der bevolking van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba vrees aan te jagen of enige overheid in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, of fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren in enig eilandgebied van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba ernstig te ontwrichten of te vernietigen;

  • 14°.

    aan een misdrijf ter voorbereiding of ter vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf, indien het misdrijf is gepleegd met het oogmerk een terroristisch misdrijf als in onderdeel 13° omschreven voor te bereiden of gemakkelijk te maken;

  • 15°.

    aan een der misdrijven, omschreven in de artikelen 163, 167c, 297, eerste lid, 298, 323, 324, 325, 330, 331, 334, 335 en 339, voor zover het feit valt onder de omschrijvingen van artikel 7 van het op 3 maart 1980 te Wenen/New York totstandgekomen Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal (Trb. 1980, 166), wanneer de verdachte zich in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bevindt;

  • 16°.

    aan een der misdrijven, omschreven in de artikelen 167c, 179a, 297, eerste lid, 298, 323, 324, 325, 330 en 331, voor zover het feit valt onder de omschrijvingen van artikel 2 van het op 13 april 2005 te New York totstandgekomen Internationaal Verdrag ter bestrijding van daden van nucleair terrorisme (Trb. 2005, 290) en hetzij het feit is gepleegd tegen een Nederlander, hetzij de verdachte zich in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bevindt.

Artikel

4a

Artikel

5

De strafwet van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba is toepasselijk op den ingezetene van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba die zich buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba schuldig maakt:

  • 1°.

    aan een der misdrijven omschreven in de Titels I en II van het Tweede Boek, in de artikelen 203a tot en met 203c, 212, 242, 285 en 286 alsmede – voor zover het betreft een misdrijf, gericht tegen de rechtspleging van het Internationaal Strafhof, als bedoeld in artikel 70, eerste lid, van het op 17 juli 1998 te Rome tot stand gekomen Statuut van Rome inzake het Internationale Strafhof (Trb. 2000, 120) – in de artikelen 183, 183a, 184, 185, 186, 195, 206, 213a, 298b en 377;

  • 2°.

    aan een feit hetwelk door de strafwet van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba als misdrijf wordt beschouwd en waarop door de wet van het land, waar het begaan is, straf is gesteld. De vervolging kan ook plaats hebben, indien de verdachte eerst na het begaan van het feit ingezetene van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt.

  • 3°.

    aan een terroristisch misdrijf, dan wel een van de misdrijven omschreven in de artikelen 230, derde lid, 324, eerste lid, onder 6°, alsmede 330, tweede lid,in samenhang met artikel 325, tweede lid onder 2°. De tweede volzin van het onder 2° gestelde is van toepassing;

  • 4°.

    aan een der misdrijven omschreven in de artikelen 246bis, 248 tot en met 258 en 286f, voor zover het feit is gepleegd ten aanzien van een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt dan wel aan een der misdrijven omschreven in de artikelen 313 tot en met 316, voor zover het feit oplevert genitale verminking van een persoon van het vrouwelijke geslacht die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt. De tweede volzin van het onder 2° gestelde is van overeenkomstige toepassing.

  • 5°.

    aan een der misdrijven omschreven in de artikelen 144a, 144b, 145c, 145d, 167sexies, 230, 231, 232, 246, 246bis, 339, 339c, 366, 367a en 368, voor zover het feit valt onder de omschrijving van de artikelen 2 tot en met 10 van het op 23 november 2001 te Budapest tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken (Trb. 2002, 18, en 2004, 290), en een der misdrijven omschreven in de artikelen 143a tot en met 143c, 273, 274, 278, 297 en 298, voor zover het feit valt onder de omschrijving van de artikelen 3 tot en met 6 van het op 28 januari 2003 te Straatsburg totstandgekomen Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met electronische netwerken, betreffende de strafbaarstelling van handelingen van racistische of xenofobische aard verricht via computersystemen;

  • 6°.

    aan een der misdrijven, omschreven in artikel 286f, voor zover het feit is gepleegd ten aanzien van een persoon die de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, en in de artikelen 236, 334, 366 en 431 tot en met 432bis, voor zover het feit valt onder de omschrijvingen van artikel 20 van het op 16 mei 2005 te Warschau totstandgekomen Verdrag inzake bestrijding van mensenhandel, indien het feit is gepleegd buiten de rechtsmacht van enige staat.

Artikel

5a

Artikel

5b

De strafwet van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba is toepasselijk op ieder die zich schuldig maakt:

  • 1°.

    aan een der misdrijven omschreven in artikel 286f, en in de artikelen 236, 334, 366 en 431 tot en met 432bis, voor zover het feit valt onder de omschrijvingen van artikel 20 van het op 16 mei 2005 te Warschau totstandgekomen Verdrag inzake bestrijding van mensenhandel, indien het feit is gepleegd tegen een Nederlander;

  • 2°.

    aan een der misdrijven omschreven in de artikelen 246bis, 248 tot en met 254, 256 tot en met 258 en 286f, indien het feit is gepleegd tegen een Nederlander of een vreemdeling die in Nederland een vast woon- of verblijfplaats heeft die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt.

Artikel

6

De strafwet van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba is toepasselijk op:

  • 1°.

    de ambtenaar van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba die zich buiten de openbare lichamen schuldig maakt aan een der misdrijven omschreven in Titel XXVIII van het Tweede Boek;

  • 2°.

    de persoon in de openbare dienst van een in de openbare lichamen gevestigde volkenrechtelijke organisatie die zich buiten de openbare lichamen schuldig maakt aan een der misdrijven omschreven in de artikelen 378 tot en met 380a.

Artikel

7

De strafwet van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba is toepasselijk op den schipper en de opvarenden van een Nederlandsch vaartuig, die zich buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, ook buiten boord, schuldig maken aan een der strafbare feiten, omschreven in Titel XXIX van het Tweede Boek en Titel IX van het Derde Boek.

Artikel

8

De toepasselijkheid van de artikelen 2–7 wordt beperkt door de uitzonderingen in het volkenrecht erkend.

Titel

II

Straffen

Artikel

9

Artikel

10

[vervallen]

Artikel

11

Artikel

12

Gevangenisstraf wordt naar gelang de aard van de persoonlijkheid van de veroordeelde in algehele of in beperkte gemeenschap, dan wel in afzondering ondergaan.

Artikel

13

Iedere tot gevangenisstraf veroordeelde wordt zoveel mogelijk geplaatst in een gesticht, waarvan het regime het meest met zijn persoonlijkheid strookt, waarbij zowel op de duur van de straf als op zijn reclasseringsmogelijkheden van de tot gevangenisstraf veroordeelde wordt gelet.

Artikel

14

Een tot gevangenisstraf veroordeelde die wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens daarvoor in aanmerking komt kan worden geplaatst in een door Onze Minister van Justitie aangewezen instelling.

[vervallen]

De plaatsing en beëindiging daarvan geschieden volgens regels, bij algemene maatregel van bestuur, te stellen, op last van Onze Minister van Justitie gegeven na een met redenen omkleed en ondertekend advies van een psychiater.

Artikel

15

[vervallen]

Artikel

16

[vervallen]

Artikel

17

De tot gevangenisstraf veroordeelde is verplicht tot het verrichten van den hem opgedragen arbeid, overeenkomstig de voorschriften ter uitvoering van artikel 26 gegeven.

Artikel

17a

In geval van veroordeling tot gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, tot hechtenis, vervangende hechtenis daaronder niet begrepen, of tot geldboete, kan de rechter daarbij tevens zowel ten aanzien van die straf als ten aanzien van de opgelegde bijkomende straffen het bevel geven, dat deze geheel of voor een door hem te bepalen gedeelte niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij hij later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een bij het bevel te bepalen proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd zich op andere wijze heeft misdragen of een bijzondere voorwaarde, welke bij het bevel mocht zijn gesteld, niet heeft nageleefd.

In geval van veroordeling tot gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of tot hechtenis, vervangende hechtenis daaronder niet begrepen, met toepassing van het eerste lid, kan de rechter tevens geldboete opleggen. De geldboete bedraagt ten hoogste USD 8.400 bij feiten, waarop een gevangenisstraf van niet meer dan een jaar of hechtenis is gesteld, en ten hoogste USD 16.800 bij feiten, waarop gevangenisstraf van meer dan een jaar is gesteld.

Het eerste lid vindt bij veroordeling tot geldboete in zaken van belastingen geen toepassing.

Artikel

17b

De proeftijd bedraagt bij misdrijven en bij de in de artikelen 451 en 452 omschreven overtredingen ten hoogste drie jaren, bij de overige overtredingen ten hoogste twee jaren.

De proeftijd gaat in zodra de uitspraak waarbij een bevel als in het vorige artikel bedoeld is gegeven, onherroepelijk is geworden.

De proeftijd loopt niet gedurende den tijd dat den veroordeelde rechtens zijne vrijheid is ontnomen.

Artikel

17c

Artikel

17d

Met het toezicht op de naleving der voorwaarden is het openbaar minister belast.

De rechter kan, indien hij daartoe termen vindt, bij zijn bevel aan een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen instelling of aan een bijzonderen ambtenaar opdragen aan den veroordeelde ter zake van de naleving der bijzondere voorwaarden bijstand te verleenen.

Voorschriften tot nadere regeling van dien bijstand en tot nadere aanwijzing van de instellingen en houders van inrichtingen, die met het verleenen daarvan kunnen worden belast, worden vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur.

Artikel

17e

Nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden, wordt ten spoedigste vanwege het openbaar ministerie door een deurwaarder of dienaar der openbare macht aan den veroordeelde eene kennisgeving beteekend, houdende de straf, waartoe hij is veroordeeld, en alle tot het in artikel 17a bedoelde bevel betrekkelijke beslissingen. In ieder geval, waarin bijzondere voorwaarden zijn gesteld of waarin het openbaar ministerie dit bepaalt, geschiedt de betekening aan de veroordeelde in persoon; in andere gevallen geschiedt dit zoveel mogelijk.

Artikel

17f

Indien de voorwaarden niet worden nageleefd, kan het openbaar ministerie bij den rechter, die het in artikel 17a bedoelde bevel heeft gegeven, daarvan aan dien rechter kennis geven, met zoodanige vordering als het noodig zal oordelen. De kennisgeving dat door den veroordeelde opnieuw een strafbaar feit is begaan, geschiedt niet vóór de nieuwe uitspraak onherroepelijk is geworden.

Het voorgaande lid is mede van toepassing, indien de veroordeelde vóór het einde van den proeftijd ter zake van een vóór het ingaan daarvan begaan strafbaar feit onherroepelijk wordt strafbaar verklaard.

Artikel

17g

De rechter die het in artikel 17a bedoelde bevel heeft gegeven, kan, hetzij na ontvangst ener vordering van het Openbaar Ministerie hetzij op het verzoek van de veroordeelde, gedurende de proeftijd of gedurende de tijd, dat deze is geschorst, in de gestelde bijzondere voorwaarden of in de termijn waartoe deze in haar werking binnen de proeftijd zijn beperkt, wijziging brengen, deze voorwaarden opheffen, alsnog bijzondere voorwaarden stellen, een opdracht als bedoeld in artikel 17d geven, het verlenen van bijstand aan een ander dan degene, die daarmede te voren was belast, opdragen, de proeftijd verkorten of deze eenmaal verlengen. Die verlenging geschiedt voor ten hoogste de helft van de langste termijn waarop de proeftijd bepaald had kunnen worden.

Artikel

17h

De rechter die het in artikel 17a bedoelde bevel heeft gegeven, kan na ontvangst eener vordering van het openbaar ministerie, indien de voorwaarden niet worden nageleefd, de veroordeelde zich misdraagt of vóór het einde van den proeftijd ter zake van een vóór het ingaan daarvan begaan strafbaar feit onherroepelijk wordt strafbaar verklaard, last tot tenuitvoerlegging geven of bepalen dat den veroordeelde van zijnentwege eene waarschuwing zal worden toegediend. In het laatste geval bepaalt hij tevens de wijze waarop zulks zal moeten geschieden.

De last tot tenuitvoerlegging kan niet meer worden gegeven, wanneer sedert het einde van de proeftijd een termijn van drie maanden is verstreken, tenzij de veroordeelde vóór den afloop daarvan ter zake van een gedurende den proeftijd begaan strafbaar feit is vervolgd en de vervolging met eene onherroepelijke strafbaarverklaring eindigt. Alsdan kan nog ter zake van het begaan van dat feit binnen veertien dagen nadat de strafbaarverklaring onherroepelijk is geworden, last tot tenuitvoerlegging worden gegeven.

Artikel

17i

In de gevallen bij de artikelen 17g en 17h bedoeld, brengt het openbaar ministerie de zaak aan door de indiening van eene met redenen omkleede vordering. Is door den veroordeelde een verzoekschrift tot toepassing van artikel 17g tot den rechter gericht, dan dient het openbaar ministerie ten spoedigste nadat dat verzoekschrift in zijne handen is gesteld, eene met redenen omkleede conclusie in.

Onmiddellijk na de indiening der vordering of der conclusie bepaalt de rechter, tenzij de summiere kennisneming der stukken hem aanleiding geeft om de vordering of het verzoek buiten verdere behandeling te laten, een dag voor het onderzoek der zaak.

Het openbaar ministerie doet daarna ten spoedigste den veroordeelde en dengene, die met het verleenen van bijstand is belast, tijdig tot bijwoning van het onderzoek oproepen, onder beteekening van de vordering of conclusie.

Zoowel het openbaar ministerie als de veroordeelde zijn bevoegd getuigen en deskundigen te doen dagvaarden om bij het onderzoek tegenwoordig te zijn. De rechter kan, al dan niet op verzoek van den veroordeelde, bevelen dat bepaalde personen vanwege het openbaar ministerie zullen worden gedagvaard.

De veroordeelde en degene die met het verleenen van bijstand is belast, kunnen vóór den aanvang van het onderzoek van de stukken ter griffie kennis nemen. Hetzelfde geldt ten aanzien van een advocaat, indien deze verklaart tot de kennisneming door den veroordeelde te zijn gemachtigd of, indien de zaak bij den rechter in eersten aanleg wordt behandeld, ten aanzien van een bijzonder daartoe door den veroordeelde gemachtigde.

De oproepingen, dagvaardingen en beteekeningen bij dit artikel voorgeschreven, vinden plaats op de voet van artikel 643 van het Wetboek van Strafvordering BES en kunnen, voor zoover zij van het openbaar ministerie uitgaan, ook door een dienaar der openbare macht geschieden.

Artikel

17j

Artikel

17k

De beslissingen in de artikelen 17g en 17h bedoeld, alsmede die waarbij vorderingen of verzoeken tot toepassing van een dier artikelen worden afgewezen, zijn met redenen omkleed; zij zijn niet aan eenig rechtsmiddel onderworpen.

Alleen indien de beslissing inhoudt last tot tenuitvoerlegging, wordt zij in het openbaar uitgesproken.

De inhoud der beslissing wordt vanwege het openbaar ministerie door een deurwaarder of dienaar der openbaar macht onverwijld op den voet van artikel 643 van het Wetboek van Strafvordering BES beteekend aan den veroordeelde, aan dengene die met het verleenen van bijstand is belast, zoomede aan dengene die bij de beslissing daarvan wordt ontheven.

Artikel

18

Artikel

18a

Aan de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt als algemeene voorwaarde verbonden dat de veroordeelde geen strafbaar feit zal begaan, noch zich op andere wijze zal misdragen.

Aan de voorwaardelijke invrijheidstelling kunnen bovendien bijzondere voorwaarden, het gedrag van den veroordeelde betreffende, worden verbonden, mits die voorwaarden de godsdienstige of staatkundige vrijheid niet beperken. Mede kan als bijzondere voorwaarde worden gesteld dat de veroordeelde zich ter verpleging zal laten opnemen in een daarbij aan te wijzen inrichting.

Met het toezicht op de naleving der voorwaarden is steeds het openbaar ministerie belast.

Op de naleving der voorwaarden kan bovendien een bijzonder toezicht in het leven worden geroepen.

Gedurende de proeftijd kan worden bepaald, dat deze voor het in artikel 18 bedoelde tijdstip zal eindigen, kan in de gestelde bijzondere voorwaarden wijziging worden gebracht, kunnen deze voorwaarden worden opgeheven, kunnen alsnog bijzondere voorwaarden worden gesteld, kan alsnog een bijzonder toezicht in het leven worden geroepen en kan het bijzondere toezicht aan een ander dan degene die daarmede te voren was belast, worden opgedragen.

Aan den voorwaardelijk in vrijheid gestelde wordt een verlofpas uitgereikt, waarin alle hem gestelde voorwaarden zijn uitgedrukt. In geval van toepassing van het voorgaande lid wordt hem een nieuwe verlofpas uitgereikt.

Artikel

18b

De voorwaardelijke invrijheidstelling is te allen tijde herroepbaar ingeval de veroordeelde in strijd handelt met de in zijn verlofpas uitgedrukte voorwaarden. Zij kan, indien een ernstig vermoeden van zodanig handelen bestaat, worden geschorst.

De tijd, verlopen tussen een invrijheidstelling en een hervatting van de tenuitvoerlegging der straf, wordt niet in rekening gebracht op de duur der straf.

De herroeping kan niet meer geschieden, wanneer sedert het einde van de proeftijd een termijn van drie maanden is verstreken, tenzij de veroordeelde voor de afloop daarvan ter zake van een gedurende de proeftijd begaan strafbaar feit is vervolgd en de vervolging met een onherroepelijke strafbaarverklaring eindigt.

Alsdan kan de voorwaardelijke invrijheidstelling ter zake van het begaan van het feit nog binnen drie maanden nadat de strafbaarverklaring onherroepelijk is geworden, worden herroepen.

Artikel

19

Alle besluiten uit de toepassing van de artikelen 18 tot en met 18b voortvloeiende worden genomen door Onze Minister van Justitie gehoord de reclasseringsinstelling en het gevangenisbestuur. Het gevangenisbestuur kan Onze Minister van Justitie voorstellen te besluiten tot voorwaardelijke invrijheidstelling.

Zolang de bevoegdheid tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling bestaat, kan de voorwaardelijk in vrijheid gestelde, ten aanzien van wie een redelijk vermoeden bestaat, dat hij gedurende de proeftijd in strijd heeft gehandeld met de in zijn verlofpas uitgedrukte voorwaarden, in het belang der openbare orde worden aangehouden. De aanhouding wordt bevolen door de officier van justitie onder de verplichting Onze Minister van Justitie daarvan onverwijld kennis te geven.

De aanhouding is gedurende ten hoogste dertig dagen van kracht. Volgt in aansluiting aan de aanhouding een schorsing of een herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, dan wordt de tenuitvoerlegging der straf geacht hervat te zijn op de dag der aanhouding.

Artikel

20

Het formulier der verlofpassen, de nadere regeling van het toezicht op de naleving der voorwaarden zoomede de verdere voorschriften ter uitvoering van de artikelen 18–19 worden vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur. Daarbij wordt in acht genomen dat het bijzonder toezicht uitsluitend mag gericht zijn op het verleenen van hulp en steun aan den veroordeelde.

Artikel

21

De duur der hechtenis is ten minste een dag en ten hoogste een jaar.

Zij kan voor ten hoogste een jaar en vier maanden worden opgelegd in de gevallen waarin wegens strafverhooging ter zake van samenloop van misdrijven, herhaling van misdrijf of het bepaalde bij artikel 46, de tijd van een jaar wordt overschreden.

Zij kan in geen geval de tijd van een jaar en vier maanden te boven gaan.

Artikel

22

Artikel 14 is op de tot hechtenis veroordeelde van overeenkomstige toepassing.

Artikel

23

Hechtenis wordt in de regel in gemeenschap ondergaan. De veroordeelde kan, op zijn verzoek, vergund worden de hechtenis in afzondering te ondergaan.

Artikel

24

Een tot hechtenis veroordeelde is verplicht tot het verrichten van de hem opgedragen arbeid, overeenkomstig de voorschriften ter uitvoering van artikel 26 gegeven.

Artikel

25

De duur der tijdelijke gevangenisstraf en der hechtenis wordt in de rechterlijke uitspraak aangewezen in dagen, weken, maanden en jaren, niet in gedeelten daarvan.

Artikel

26

De indeling en het beheer van, het toezicht op en het regime in de gevangenissen en huizen van bewaring, de arbeid, de bestemming van de opbrengst van de arbeid, de geestelijke, culturele en sociale verzorging, en de tucht, worden bij of krachtens de wet geregeld.

Artikel

27

Artikel

27a

Bij de vaststelling van de geldboete houdt de rechter rekening met de draagkracht van de verdachte in de mate waarin hij dat nodig acht met het oog op een passende bestraffing van de verdachte zonder dat deze in zijn inkomen en vermogen onevenredig wordt getroffen.

Artikel

27b

Artikel

27c

Artikel

28

Artikel

28a

Artikel

28b

Op de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis is het bepaalde in artikel 18 niet van toepassing.

Artikel

29

Bevindt de veroordeelde, die hechtenis moet ondergaan, zich in een gesticht uitsluitend bestemd tot de uitvoering van gevangenisstraf, dan kan op zijn verzoek de hechtenis terstond na het eindigen der gevangenisstraf in dat gesticht worden ondergaan, zonder daardoor van aard te veranderen.

Artikel

30

De gevangenisstraf en de hechtenis gaan in op den dag der tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak, voor zooveel elke dezer straffen betreft.

Artikel

31

Artikel

31bis

De straf van berisping bestaat in een vermanende toespraak tot de veroordeelde, in verband met het gepleegde feit.

Artikel

32

Artikel

33

Ontzetting van het recht om ambten of bepaalde ambten te bekleeden en bij de gewapende macht te dienen kan, behalve in de gevallen in het Tweede Boek omschreven, worden uitgesproken bij veroordeeling wegens eenig ambtsmisdrijf of wegens eenig misdrijf waardoor de schuldige een bijzonderen ambtsplicht schond of waarbij hij gebruik maakte van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken.

Artikel

34

Wanneer ontzetting van rechten wordt uitgesproken, bepaalt de rechter den duur als volgt:

  • 1°.

    bij veroordeeling tot levenslange gevangenisstraf, voor het leven;

  • 2°.

    bij veroordeeling tot tijdelijke gevangenisstraf of tot hechtenis, voor een tijd den duur der hoofdstraf ten minste twee en ten hoogste vijf jaren te boven gaande;

  • 3°.

    bij veroordeeling tot geldboete voor een tijd van ten minste twee en ten hoogste vijf jaren.

De straf gaat in op den dag waarop de rechterlijke uitspraak kan worden ten uitvoer gelegd.

Artikel

35

Artikel

35a

In de verbeurdverklaring van een voorwerp is begrepen die van de verpakking waarin het zich bevindt, tenzij de rechter het tegendeel bepaalt.

Artikel

35b

Artikel

36

Artikel

36a

Bij in- of vervoer van goederen in strijd met de belastingwetgeving door een persoon beneden den leeftijd van achttien jaren kan de rechter op vordering van den met de vervolging belasten ambtenaar de verbeurdverklaring van de aangehaalde goederen uitspreken.

Artikel

36b

[vervallen]

Artikel

37

Alle kosten van gevangenisstraf en hechtenis komen ten laste, alle opbrengst van geldboeten en verbeurdverklaringen ten bate van ‘s Rijks kas.

Artikel

38

In de gevallen waarin de rechter krachtens de wet de openbaarmaking zijner uitspraak gelast, bepaalt hij tevens de wijze waarop aan dien last op kosten van den veroordeelde uitvoering wordt gegeven.

Titel

IIa

Onttrekking aan het verkeer, ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel en schadevergoeding

Artikel

38a

Alle kosten van tenuitvoerlegging van de in deze titel bedoelde maatregelen – met uitzondering van de kosten van het verhaal, de invorderingskosten daaronder begrepen – komen ten laste, al hetgeen door die tenuitvoerlegging wordt verkregen komt ten bate van de Staat.

Artikel

38b

Artikel

38c

Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn alle voorwerpen:

  • a.

    die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het feit zijn verkregen;

  • b.

    met betrekking tot welke het feit is begaan;

  • c.

    met behulp waarvan het feit is begaan of voorbereid;

  • d.

    met behulp waarvan de opsporing van het feit is belemmerd;

  • e.

    die tot het begaan van het feit zijn vervaardigd of bestemd;

een en ander voor zover zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

Artikel

38d

Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn bovendien de aan de dader of verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, welke voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit, dan wel het feit waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen, doch alleen indien de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot belemmering van de opsporing daarvan.

Artikel

38e

Artikel

38f

Titel

III

Uitsluiting, vermindering en verhooging der strafbaarheid

Artikel

39

Niet strafbaar is hij die een feit begaat dat hem wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke storing zijner geestvermogens niet kan worden toegerekend.

Blijkt dat het begane feit hem wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke storing zijner geestvermogens niet kan worden toegerekend, dan kan de rechter gelasten dat hij in een krankzinnigengesticht worde geplaatst gedurende een proeftijd, den termijn van een jaar niet te boven gaande.

Artikel

39a

[vervallen]

Artikel

39b

[vervallen]

Artikel

39c

[vervallen]

Artikel

39d

[vervallen]

Artikel

40

Bij strafrechtelijke vervolging van een minderjarigen persoon wegens een feit, begaan voordat hij den leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, kan de rechter bevelen dat de schuldige aan zijne ouders of zijn voogd zal worden teruggegeven, zonder toepassing van eenige straf.

Artikel

41

Bij strafrechtelijke vervolging van eene persoon die tijdens de uitspraak van het eindvonnis in eersten aanleg den leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, wegens een feit, vallende in de bepaling van een misdrijf, kan de rechter bevelen dat de schuldige ter beschikking van de Regering zal worden gesteld, zonder toepassing van eenige straf, behoudens het bepaalde bij artikel 41ter, eerste lid.

Bij strafrechtelijke vervolging van een persoon die op voormeld tijdstip de leeftijd van veertien jaren nog niet heeft bereikt, wegens het feit, vallende in de bepaling van een der overtredingen, omschreven in de artikelen 439, 440, 442, 446–452, 459, 460, 466, 469, 470, 474 en 477, en begaan nadat hij gedurende de laatste twee jaren tweemalen onherroepelijk werd schuldig verklaard aan een dezer overtredingen of aan enig misdrijf, kan de rechter bevelen als in het vorig lid is bepaald, zonder toepassing van enige straf.

In dezelfde zin en zonder toepassing van enige straf kan de rechter bevelen bij strafrechtelijke vervolging van een persoon die op vermeld tijdstip de leeftijd van veertien doch nog niet die van achttien jaren heeft bereikt, wegens een feit, vallende in de bepaling van een der overtredingen, omschreven in de in het vorige lid genoemde artikelen, indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen twee jaren zijn verlopen sedert een vroegere schuldigverklaring van dezelfde persoon aan een dezer overtredingen of aan enig misdrijf onherroepelijk is geworden.

Artikel

41bis

[vervallen]

Artikel

41aa

[vervallen]

Artikel

41ab

[vervallen]

Artikel

41ac

[vervallen]

Artikel

41bisa

In geval van terbeschikkingstelling, bedoeld bij artikel 41, kan de rechter daarbij tevens het bevel geven, dat de terbeschikkingstelling niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij hij later anders mocht gelasten op grond dat de ter beschikking van de Regering gestelde persoon zich vóór het einde van een bij het bevel te bepalen proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd hetzij een bijzondere voorwaarde, welke bij het bevel mocht zijn gesteld, niet heeft nageleefd, hetzij is gebleken onvoorwaardelijk opvoeding vanwege de Regering te behoeven.

De artikelen 17b–17k zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande:

  • 1°.

    dat de rechter, indien hij bijzondere voorwaarden stelt, steeds tevens een opdracht tot het verlenen van bijstand als bedoeld bij artikel 17d, geeft, tenzij artikel 41decies mede is toegepast;

  • 2°.

    dat ten aanzien van de betekeningen, bedoeld in de artikelen 17e en 17i, laatste lid, de bepaling van artikelen 497, eerste lid, en 498 van het Wetboek van Strafvordering BES overeenkomstige toepassing vindt;

  • 3°.

    dat, indien de minderjarige de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, alle verzoeken worden gedaan of gewijzigd en alle bevoegdheden worden uitgeoefend door degene, die het ouderlijk gezag uitoefent, of door de voogd, en zulks met uitsluiting van de minderjarige zelve;

  • 4°.

    dat tot bijwoning van het onderzoek bedoeld in artikel 17i, derde lid, ook de ouders of de voogd van de minderjarige, onder betekening van de vordering of conclusie, worden opgeroepen;

  • 5°.

    dat de last tot tenuitvoerlegging op grond dat de voorwaardelijk ter beschikking van de Regering gestelde persoon is gebleken onvoorwaardelijk opvoeding vanwege de Regering te behoeven, wordt gegeven met overeenkomstige toepassing van de bepalingen geldende met betrekking tot de tenuitvoerlegging op grond van het niet naleven van een bijzondere voorwaarde.

Artikel

41ter

Bij het bevel, dat de schuldige aan een misdrijf, waarop als maximum eene gevangenisstraf van drie jaren of meer is gesteld, ter beschikking van de Regering zal worden gesteld, kan de rechter den schuldige tevens veroordeelen tot gevangenisstraf van ten hoogste de helft van het maximum op het misdrijf gesteld. Geldt het een misdrijf waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld, dan kan gevangenisstraf worden opgelegd van ten hoogste vijftien jaren.

De ingevolge dit artikel opgelegde gevangenisstraf wordt niet tenuitvoergelegd vóór den dag, waarop de voorziening in de opvoeding van den schuldige onvoorwaardelijk eindigt.

Artikel

41quater

De tenuitvoerlegging van de ingevolge het vorige artikel opgelegde gevangenisstraf kan worden opgeschort bij een beschikking van Onze Minister van Justitie.

Deze beschikking kan te allen tijde worden herroepen ingeval de veroordeelde zich slecht gedraagt of in strijd handelt met de in zijnen verlofpas uitgedrukte voorwaarden.

De gevangenisstraf wordt geacht te zijn ondergaan door het verloop van haren duur sedert den dag van de beschikking tot opschorting van de tenuitvoerlegging en in elk geval op den dag, waarop de veroordeelde den leeftijd van vijf en twintig jaren heeft bereikt, tenzij inmiddels die beschikking is herroepen.

Artikel

41quinquies

De aanhouding van de veroordeelde, te wiens aanzien een beschikking tot opschorting van de tenuitvoerlegging der hem opgelegde gevangenisstraf is genomen, kan, indien de veroordeelde handelt in strijd met de in zijn verlofpas uitgedrukte voorwaarden, in het belang der openbare orde worden bevolen door de officier van justitie onder de verplichting Onze Minister van Justitie daarvan onverwijld kennis te geven.

Volgt daarna de herroeping dan wordt de uitvoering van de straf geacht te zijn aangevangen op den dag der aanhouding.

Artikel

41sexies

Het formulier van den verlofpas en de verdere voorschriften ter uitvoering van de artikelen 41quater en 41quinquies worden vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur.

Artikel

41septies

Bij niet-toepassing van artikel 40 of artikel 41 wordt de persoon schuldig aan een feit, vallende in de bepaling van een misdrijf, gestraft, indien hij tijdens de uitspraak van het eindvonnis in eersten aanleg den leeftijd van veertien jaren nog niet heeft bereikt, met geldboete of met berisping, en indien hij op dat tijdstip den leeftijd van achttien jaren niet, doch dien van veertien jaren wel heeft bereikt, met geldboete.

Bij niet-toepassing van artikel 40 of artikel 41 wordt de persoon die tijdens de uitspraak van het eindvonnis in eersten aanleg den leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, schuldig aan een feit, vallende in de bepaling van eene overtreding, gestraft met berisping.

Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen twee jaren zijn verloopen, sedert een vroegere schuldigverklaring van denzelfden persoon aan eenig strafbaar feit onherroepelijk is geworden, kan, in plaats van berisping, geldboete worden opgelegd.

Ten opzichte van personen, die den leeftijd van zestien jaren wel, doch dien van achttien jaren nog niet hebben bereikt, kan de rechter de voorafgaande bepalingen van dit artikel buiten toepassing laten en recht doen naar de bepalingen ten aanzien van personen boven den leeftijd van achttien jaren geldende.

Artikel

41octies

Indien de straf van berisping wordt opgelegd kan de rechter een termijn bepalen van tenminste één jaar en ten hoogste twee jaren als proeftijd, welke voor den schuldige ingaat onmiddellijk nadat de rechterlijke uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. Indien geene andere hoofdstraf dan die van berisping toepasselijk is, doch de rechter geen termen vindt deze op te leggen òf artikel 40 òf artikel 41 toe te passen, bepaalt hij een termijn van ten minste één jaar en ten hoogste twee jaren als proeftijd, welke voor den schuldige ingaat onmiddellijk nadat de rechterlijke uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.

Bij het bepalen van zoodanigen proeftijd stelt de rechter den schuldige ter beschikking van de Regering.

De tenuitvoerlegging van dit bevel geschiedt alleen indien de veroordeelde opnieuw aan eenig strafbaar feit onherroepelijk mocht zijn schuldig verklaard. Alsdan geschiedt de tenuitvoerlegging van het bevel zoodra mogelijk, behoudens de bevoegdheid van den rechter de opschorting te bevelen, indien het strafbaar feit, waaraan de veroordeelde zich opnieuw heeft schuldig gemaakt, niet valt in de bepaling van een misdrijf.

Artikel

41novies

De voorziening vanwege de Regering ingevolge het vorige artikel wordt geacht geheel te zijn vervallen indien vóór de tenuitvoerlegging van het bevel de proeftijd is verstreken.

Met de tenuitvoerlegging van het bevel eindigt de proeftijd.

De proeftijd loopt niet of wordt geacht niet te hebben geloopen gedurende den tijd dat de schuldigverklaarde ter zake van een opnieuw gepleegd strafbaar feit wordt vervolgd en de rechterlijke uitspraak deswege nog niet onherroepelijk is geworden indien de beklaagde bij deze onherroepelijke uitspraak is schuldig verklaard.

Artikel

41decies

Bij strafrechtelijke vervolging van een persoon wegens een feit vallende in de bepaling van een misdrijf of van een der overtredingen bedoeld in de artikelen 451 en 452, kan de rechter, indien het gehouden onderzoek daartoe aanleiding geeft, de schuldige bij zijn uitspraak voor een termijn van ten hoogste één jaar onder toezicht stellen op de in artikel 254 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES omschreven grond.

Zo spoedig mogelijk nadat de uitspraak, houdende de ondertoezichtstelling, onherroepelijk is geworden, doet het openbaar ministerie daarvan mededeling aan de rechter in het gerecht in eerste aanleg, bevoegd was overeenkomstig artikel 429c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES, die alsdan, zo mogelijk na overleg met degene die het ouderlijk gezag of de voogdij over het kind uitoefent, onverwijld een gezinsvoogd aanwijst, als bedoeld bij artikel 255 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES. Van deze aanwijzing wordt onverwijld bij exploit aan de ouder of voogd kennis gegeven, met de mededeling, dat hij zich bij de opvoeding van het kind naar de aanwijzingen van de gezinsvoogd heeft te gedragen, behoudens beroep op de rechter in het gerecht in eerste aanleg.

De bepalingen betreffende de ondertoezichtstelling, voorkomende in de artikelen 255, tweede en derde lid, 256, 258–265 en 326 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES en in de artikelen 798–813 in verbinding met de artikelen 429a–429t van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES, zijn ten deze van toepassing, met dien verstande dat voor de berekening van de duur der ondertoezichtstelling deze geacht wordt aan te vangen op de dag der aanwijzing van de gezinsvoogd.

Artikel

42

Niet strafbaar is hij die een feit begaat waartoe hij door overmacht is gedrongen.

Artikel

43

Artikel

44

Niet strafbaar is hij die een feit begaat ter uitvoering van een wettelijk voorschrift.

Artikel

45

Niet strafbaar is hij die een feit begaat ter uitvoering van een ambtelijk bevel, gegeven door het daartoe bevoegde gezag.

Een onbevoegd gegeven ambtelijk bevel heft de strafbaarheid niet op, tenzij het door den ondergeschikte te goeder trouw als bevoegd gegeven werd beschouwd en de nakoming daarvan binnen den kring zijner ondergeschiktheid was gelegen.

Artikel

46

Indien een ambtenaar door het begaan van een strafbaar feit een bijzonderen ambtsplicht schendt of bij het begaan van het strafbaar feit gebruik maakt van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken, kan de straf met een derde worden verhoogd.

Artikel

46bis

[vervallen]

Titel

IV

Poging en voorbereiding

Artikel

47

Artikel

48

Poging tot overtreding is niet strafbaar.

Artikel

48a

Artikel

48b

Voorbereiding noch poging bestaat indien het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk.

Titel

V

Deelneming aan strafbare feiten

Artikel

49

Als dader van een strafbaar feit worden gestraft:

  • 1°.

    zij die het feit plegen, doen plegen of medeplegen;

  • 2°.

    zij die door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging of misleiding of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen het feit opzettelijk uitlokken.

Ten aanzien der laatsten komen alleen die handelingen in aanmerking, die zij opzettelijk hebben uitgelokt, benevens hare gevolgen.

Artikel

50

Als medeplichtigen aan een misdrijf worden gestraft:

  • 1°.

    zij die opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf;

  • 2°.

    zij die opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf.

Artikel

51

Het maximum der hoofdstraffen op het misdrijf gesteld wordt bij medeplichtigheid met een derde verminderd.

Geldt het een misdrijf waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld, dan wordt gevangenisstraf opgelegd van ten hoogste vier en twintig jaren.

De hoofdstraf van berisping en de bijkomende straffen zijn voor medeplichtigheid dezelfde als voor het misdrijf zelf.

Bij het bepalen van de straf komen alleen die handelingen in aanmerking die de medeplichtige opzettelijk heeft gemakkelijk gemaakt of bevorderd, benevens hare gevolgen.

Artikel

52

De persoonlijke omstandigheden waardoor de strafbaarheid uitgesloten, verminderd of verhoogd wordt, komen bij de toepassing der strafwet alleen in aanmerking ten aanzien van dien dader of medeplichtige wien zij persoonlijk betreffen.

Artikel

53

Artikel

54

Medeplichtigheid aan overtreding is niet strafbaar.

Artikel

55

Bij misdrijven door middel van de drukpers gepleegd wordt de uitgever als zoodanig niet vervolgd, indien het gedrukte stuk zijn naam en woonplaats vermeldt en de dader bekend is of op de eerste aanmaning nadat tot het instellen van een gerechtelijk vooronderzoek is overgegaan door den uitgever is bekend gemaakt.

Deze bepaling is niet toepasselijk indien de dader op het tijdstip der uitgave strafrechtelijk niet vervolgbaar of buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba gevestigd was.

Artikel

56

Bij misdrijven door middel van de drukpers gepleegd wordt de drukker als zoodanig niet vervolgd, indien het gedrukte stuk zijn naam en woonplaats vermeldt en de persoon op wiens last het stuk is gedrukt, bekend is of op de eerste aanmaning nadat tot het instellen van een gerechtelijk vooronderzoek is overgegaan door den drukker is bekend gemaakt.

Deze bepaling is niet toepasselijk, indien de persoon, op wiens last het stuk is gedrukt, op het tijdstip van het drukken strafrechtelijk niet vervolgbaar of buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba gevestigd was.

Titel

VI

Samenloop van strafbare feiten

Artikel

57

Valt een feit in meer dan ééne strafbepaling, dan wordt slechts ééne dier bepalingen toegepast, bij verschil die waarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld.

Indien voor een feit dat in eene algemeene strafbepaling valt, eene bijzondere strafbepaling bestaat, komt deze alleen in aanmerking.

Artikel

58

Staan meerdere feiten, ofschoon elk op zichzelf misdrijf of overtreding opleverende, in zoodanig verband dat zij moeten worden beschouwd als ééne voortgezette handeling, dan wordt slechts ééne strafbepaling toegepast, bij verschil die waarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld.

Insgelijks wordt slechts ééne strafbepaling toegepast bij schuldigverklaring aan valschheid of muntschennis en aan het gebruik maken van het voorwerp ten opzichte waarvan de valschheid of muntschennis gepleegd is.

Artikel

59

Bij samenloop van meerdere feiten die als op zich zelve staande handelingen moeten worden beschouwd en meerdere misdrijven opleveren waarop gelijksoortige hoofdstraffen zijn gesteld, wordt één straf uitgesproken.

Het maximum dezer straf is het vereenigd bedrag van de hoogste straffen op de feiten gesteld, doch niet hooger dan een derde boven het zwaarste maximum.

Artikel

60

Bij samenloop van meerdere feiten die als op zich zelve staande handelingen moeten worden beschouwd en meerdere misdrijven opleveren, waarop ongelijksoortige hoofdstraffen zijn gesteld, wordt elk dier straffen uitgesproken, doch mogen deze te zamen in duur de langstdurende met niet meer dan een derde overtreffen.

Geldboeten worden daarbij berekend naar den duur van het maximum der bedreigde vervangende hechtenis.

Artikel

61

Bij veroordeeling tot levenslange gevangenisstraf kunnen daarnevens geene andere straffen worden opgelegd dan ontzetting van bepaalde rechten, verbeurdverklaring van reeds in beslag genomen voorwerpen en openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel

62

In de gevallen der artikelen 59 en 60 gelden ten aanzien van bijkomende straffen de volgende bepalingen:

  • 1°.

    de straffen van ontzetting van dezelfde rechten worden opgelost in ééne straf, in duur de opgelegde hoofdstraf of hoofdstraffen ten minste twee en ten hoogste vijf jaren te boven gaande, of ingeval geene andere hoofdstraf dan geldboete is opgelegd, in ééne straf van ten minste twee en ten hoogste vijf jaren;

  • 2°.

    de straffen van ontzetting van verschillende rechten worden voor elk misdrijf afzonderlijk en zonder vermindering opgelegd;

  • 3°.

    de straffen van verbeurdverklaring van bepaalde voorwerpen worden voor elk misdrijf afzonderlijk en zonder vermindering opgelegd; de vervangende straffen van hechtenis mogen gezamenlijk het maximum, bepaald in artikel 28, derde lid, niet overschrijden.

Artikel

63

De betrekkelijke zwaarte van ongelijksoortige hoofdstraffen wordt bepaald door de volgorde van artikel 9.

Waar den rechter de keuze tussen twee hoofdstraffen is gelaten, komt bij de vergelijking alleen de zwaarste dier straffen in aanmerking.

De betrekkelijke zwaarte van gelijksoortige hoofdstraffen wordt bepaald door het maximum.

De betrekkelijke duur zoowel van ongelijksoortige als van gelijksoortige hoofdstraffen wordt eveneens bepaald door het maximum.

Artikel

64

Bij samenloop op de wijze in de artikelen 59 en 60 bedoeld hetzij van overtredingen met misdrijven, hetzij van overtredingen onderling, wordt voor elke overtreding zonder vermindering straf opgelegd.

De vervangende straffen van hechtenis of voorzieningen in de opvoeding mogen voor de misdrijven en overtredingen of voor de overtredingen gezamenlijk de maxima, bepaald in artikel 28, derde lid, met niet meer dan een derde te boven gaan.

De straffen van hechtenis, opgelegd als hoofdstraf, mogen voor de overtreding gezamenlijk den tijd van acht maanden niet te boven gaan.

Artikel

65

Indien iemand, na veroordeeling tot straf, opnieuw wordt schuldig verklaard aan misdrijf of overtreding vóór die veroordeeling gepleegd, wordt de vroegere straf in rekening gebracht, met toepassing der bepalingen van deze titel voor het geval van gelijktijdige berechting.

Indien echter levenslange gevangenisstraf op dit misdrijf is gesteld, zal die straf worden opgelegd, welke straf ook vroeger mocht zijn opgelegd.

Titel

VII

Indiening en intrekking der klachte bij misdrijven alleen op klachte vervolgbaar

Artikel

66

Indien een misdrijf dat alleen op klachte vervolgbaar is, gepleegd is tegen iemand die den leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt of die anders dan wegens verkwisting onder curateele gesteld is, geschiedt de klachte door zijn wettigen vertegenwoordiger in burgerlijke zaken.

Is deze de persoon tegen wien de klachte moest geschieden, dan kan de vervolging plaats hebben op klachte van een bijzondere curator, van de echtgenoote, van een bloedverwant in de rechte linie of, bij gebreke van deze, op klachte van een bloedverwant in de zijlinie tot den derden graad ingesloten.

Artikel

67

Indien hij tegen wien het misdrijf is gepleegd, binnen den in het volgende artikel gestelden termijn overlijdt, kan, zonder verlenging van dien termijn, de vervolging geschieden op klachte van de ouders, van de kinderen of van den overlevenden echtgenoot, ten ware blijken mocht dat de overledene een vervolging niet gewild heeft.

Artikel

68

De klachte kan slechts worden ingediend gedurende drie maanden nadat de tot klachte gerechtigde kennis heeft bekomen van het gepleegde feit indien hij binnen de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, of gedurende negen maanden nadat hij daarvan kennis heeft bekomen, indien hij buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba verblijft houdt.

Artikel

69

Hij die de klachte indient, blijft gedurende eene maand na dan dag der indiening bevoegd haar in te trekken.

Titel

VIII

Verval van het recht tot strafvordering en van de straf

Artikel

70

Behoudens de gevallen waarin rechterlijke uitspraken voor herziening vatbaar zijn, kan niemand andermaal worden vervolgd wegens het feit waarover te zijnen aanzien bij gewijsde van de rechter in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, in Curaçao, in Sint Maarten, in Nederland of Aruba, onherroepelijk is beslist.

Is het gewijsde afkomstig van een anderen rechter, dan heeft tegen denzelfden persoon wegens hetzelfde feit geene vervolging plaats in geval van:

  • 1°.

    vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging;

  • 2°.

    veroordeeling, gevolgd door geheele uitvoering, gratie of verjaring der straf.

Artikel

71

Het recht tot strafvordering vervalt door den dood van den verdachte.

Artikel

72

Het recht tot strafvordering vervalt door verjaring:

  • 1°.

    in twee jaren voor alle overtredingen;

  • 2°.

    in zes jaren voor de misdrijven waarop geldboete, hechtenis of gevangenisstraf van niet meer dan drie jaren is gesteld;

  • 3°.

    in twaalf jaren voor alle misdrijven waarop tijdelijke gevangenisstraf van meer dan drie jaren is gesteld;

  • 4°.

    in achttien jaren voor alle misdrijven waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld.

Ten aanzien van een persoon, die vóór het begaan van het feit dan leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, wordt elke der boven vermelde verjaringstermijn tot een derde van de daar bepaalde duur ingekort.

Artikel

73

De termijn van verjaring vangt aan op den dag na dien waarop het feit is gepleegd, behoudens in de volgende gevallen:

  • 1°.

    bij valschheid of muntschennis vangt de termijn aan op den dag na dien, waarop gebruik is gemaakt van het voorwerp ten opzichte waarvan de valschheid of muntschennis gepleegd is;

  • 2°.

    bij de misdrijven omschreven in de artikelen 291, 292, 295, 295a en 295ao, op den dag na dien der bevrijding, of van den dood van hem, tegen wien onmiddellijk het misdrijf gepleegd is;

  • 3°.

    bij overtredingen omschreven in de artikelen 489, 490 en 491, op den dag na dien waarop de dubbelen of afschriften van de akten, waaruit zoodanige overtreding blijkt, zijn overgebracht naar de centrale bewaarplaats.

Artikel

74

Artikel

75

De schorsing der strafvervolging ter zake van een praejudicieel geschil schorst de verjaring.

Artikel

76

Het recht tot strafvordering wegens overtredingen, waarop geldboete, hetzij als eenige hoofdstraf, hetzij nevens hechtenis is gesteld, vervalt door vrijwillige voldoening aan de voorwaarde welke de bevoegde ambtenaar van het openbaar ministerie op vóór den aanvang der terechtzitting in te dienen verzoek van den verdachte of beklaagde ter voorkoming van de strafvervolging mocht hebben gesteld.

Deze voorwaarde bestaat in: de betaling, binnen een door den ambtenaar te bepalen termijn en op eene door dezen aan te wijzen plaats, van eene bepaalde geldsom, met of zonder uitlevering van aan verbeurdverklaring onderworpen voorwerpen of voldoening der geschatte waarde of afstand van reeds inbeslaggenomen voorwerpen. Zoodanige uitlevering, voldoening of afstand wordt steeds in de voorwaarde opgenomen, indien ter zake van het feit verbeurdverklaring zou moeten volgen. Bedoelde termijn kan vóór den afloop daarvan eenmaal worden verlengd.

De te betalen geldsom bedraagt ten minste USD 0,50 en ten hoogste het maximum der boete op het feit gesteld.

Is op de overtreding geene andere hoofdstraf gesteld dan geldboete en biedt de verdachte of beklaagde aan, binnen den door den ambtenaar van het openbaar ministerie te bepalen termijn het maximum der boete te betalen en de aan verbeurdverklaring onderworpen voorwerpen uit te leveren of af te staan of hunne geschatte waarde te voldoen, dan zal die ambtenaar het stellen van een daartoe strekkende voorwaarde niet mogen weigeren.

In de gevallen waarin de straf wordt verhoogd wegens herhaling, is die verhoging ook van toepassing, wanneer het recht tot strafvordering wegens de vroeger begane overtreding volgens het eerste lid is vervallen. Ten aanzien van de toepassing van de artikelen 17f en 17h wordt het vervallen volgens het eerste lid van het recht tot strafvordering met een onherroepelijke veroordeling gelijk gesteld.

De bepalingen van dit artikel zijn mede van toepassing op een persoon die tijdens het begaan van het feit de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt. Te diens aanzien geldt, bij toepassing van het derde en vierde lid, in afwijking in zover van het daarin bepaalde, als maximum der boete een bedrag van USD 50.

Artikel

77

Het recht tot uitvoering van de straf vervalt door den dood van den veroordeelde, met uitzondering van de maatregel van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Artikel

78

Het recht tot uitvoering van de straf vervalt door verjaring.

De termijn dezer verjaring is een derde langer dan de termijn van verjaring van het recht tot strafvordering. In geen geval is de termijn korter dan de duur der opgelegde straf.

Indien vóór de tenuitvoerlegging van de straf de veroordeelde, die tijdens zijne veroordeeling nog geen achttien jaren oud was, den leeftijd van een en twintig jaren heeft bereikt, vordert hij, die met deze tenuitvoerlegging is belast, dat de rechter die de straf heeft opgelegd, den duur zal bepalen der gevangenisstraf of hechtenis of het bedrag der boete, op het feit gesteld, welke straffen alsdan in de plaats treden der vroeger opgelegde. Deze bepaling is niet toepasselijk ten opzichte van de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.

Artikel

79

Artikel

79bis

De voorziening in de opvoeding, ter vervanging van de uitlevering van verbeurdverklaarde voorwerpen, wordt niet uitgevoerd, wanneer de veroordeelde door van zijn wil onafhankelijke omstandigheden feitelijk verhinderd is de verbeurdverklaarde voorwerpen uit te leveren of het geldelijk bedrag, waarop zij bij de uitspraak geschat worden, te betalen.

Titel

IX

Beteekenis van sommige in het wetboek voorkomende uitdrukkingen

Artikel

80

Waar van misdrijf in het algemeen of van eenig misdrijf in het bijzonder gesproken wordt, wordt daaronder medeplichtigheid aan, poging tot en voorbeiding van dat misdrijf begrepen; voor zoover niet uit eenige bepaling het tegendeel volgt.

Artikel

80a

Artikel

81

Aanslag tot een feit bestaat, zoodra het voornemen des daders zich door een begin van uitvoering, in den zin van artikel 47 heeft geopenbaard.

Artikel

82

Samenspanning bestaat zoodra twee of meer personen overeengekomen zijn om het misdrijf te plegen.

Artikel

82bis

Onder omwenteling wordt verstaan het vernietigen of op onwettige wijze veranderen van den grondwettigen regeeringsvorm, de orde van troonopvolging of den wettigen regeeringsvorm.

Artikel

82c

Onder gegeven waarvan de geheimhouding door het belang van de staat wordt geboden, wordt mede verstaan een gegeven, behorende tot of ontleend aan gegevens, hulpmiddelen of materialen of met behulp daarvan verrichte onderzoekingen of toegepaste werkmethoden met betrekking tot splijtstoffen waarvoor Onze Minister die het aangaat regels heeft gesteld.

Artikel

82d

Onder gegevens wordt verstaan iedere weergave van feiten, begrippen of instructies, op een overeengekomen wijze, geschikt voor overdracht, interpretatie of verwerking door personen of geautomatiseerde werken.

Artikel

82e

Onder geautomatiseerd werk wordt verstaan een inrichting die bestemd is om langs elektronische weg gegevens op te slaan, te verwerken en over te dragen.

Artikel

83

Met het plegen van geweld wordt gelijk gesteld het brengen in een staat van bewusteloosheid of onmacht.

Artikel

84

Onder zwaar lichamelijk letsel worden begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening zijner ambts- of beroepsbezigheden en afdrijving van de vrucht eener vrouw.

Onder zwaar lichamelijk letsel wordt mede begrepen storing der verstandelijke vermogens die langer dan vier weken geduurd heeft.

Artikel

84a

Onder terroristisch misdrijf wordt verstaan:

Artikel

84b

Onder terroristisch oogmerk wordt verstaan het oogmerk om de bevolking of een deel der bevolking van een land vrees aan te jagen, dan wel een overheid of internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.

Artikel

85

[vervallen]

Artikel

86

Onder ambtenaren worden begrepen alle personen verkozen bij krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezingen.

Onder ambtenaren en onder rechters worden begrepen scheidsrechters; onder rechters zij die administratieve rechtsmacht uitoefenen.

Allen die tot de gewapende macht behooren, worden mede als ambtenaren beschouwd.

Artikel

86bis

Onder koopman wordt verstaan ieder die een bedrijf uitoefent.

Artikel

87

Artikel

88

[vervallen]

Artikel

89

Onder Nederlandse schepen worden alleen verstaan die vaartuigen welke door de wet betrekkelijk de afgifte van zeebrieven en vergunningen tot het voeren der Nederlandsche vlag als zeeschepen worden aangemerkt.

Artikel

89a

Artikel

90

Onder vijand worden begrepen opstandelingen. Onder oorlog wordt begrepen burgeroorlog. Onder tijd van oorlog wordt begrepen de tijd waarin oorlog dreigende is. Tijd van oorlog wordt mede geacht te bestaan zodra dienstplichtigen buitengewoon in werkelijke dienst worden opgeroepen en zolang zij buitengewoon in werkelijke dienst worden gehouden.

Artikel

90a

Onder een bevriende staat wordt verstaan een buitenlandse mogendheid waarmee het Koninkrijk der Nederlanden niet in een gewapend conflict is gewikkeld.

Artikel

90b

Artikel

91

Onder dag wordt verstaan een tijd van vier en twintig uren, onder maand een tijd van dertig dagen.

Artikel

92

Onder nacht wordt verstaan de tijd tusschen half zeven uur des avonds en half zes uur des morgens.

Artikel

93

Onder inklimming wordt begrepen ondergraving, alsmede het overschrijden van slooten of grachten tot afsluiting dienende.

Artikel

94

Onder valsche sleutels worden begrepen alle tot opening van het slot niet bestemde werktuigen.

Artikel

95

Onder vee worden verstaan paarden, ezels, muilezels, muildieren, runderen, schapen, bokken, geiten en varkens.

Artikel

95bis

Onder opkooper wordt verstaan hij die van opkoopen een beroep of eene gewoonte maakt. Onder opkoopen worden begrepen alle handelingen, hoe ook genaamd, waarmede kenlijk hetzelfde wordt beoogd.

Artikel

95ter

Onder electriciteitswerken worden verstaan werken dienende tot voortbrenging, geleiding, transformatie of levering van electriciteit en daarmede in verband staande beveiligings-, bevestigings-, ondersteunings- en waarschuwingswerken.

Onder electriciteitswerken worden niet begrepen telegraaf en telefoonwerken.

Artikel

95c

Onder discriminatie wordt verstaan elke vorm van onderscheid, elke uitsluiting, beperking of voorkeur, die ten doel heeft of ten gevolge kan hebben, dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het openbare leven, wordt tenietgedaan of aangetast.

Artikel

95d

Slotbepaling

Artikel

96

De bepalingen der eerste acht Titels van dit Boek zijn ook toepasselijk op feiten waarop bij andere wetten of verordeningen straf is gesteld, tenzij de wet anders bepaalt.

Tweede

boek

Misdrijven

Titel

I

Misdrijven tegen de veiligheid van den Staat

Artikel

97

De aanslag ondernomen met het oogmerk om den Koning, de regeerende Koningin of den Regent van het leven of de vrijheid te berooven of tot regeeren ongeschikt te maken, wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.

Artikel

98

[vervallen]

Artikel

99

De aanslag ondernomen met het oogmerk om het grondgebied van den Staat geheel of gedeeltelijk onder vreemde heerschappij te brengen of om een deel daarvan af te scheiden, wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.

Artikel

99bis

Hij die door geweld of bedreiging met geweld een vergadering van de Raad van Ministers uiteenjaagt, tot het nemen of niet nemen van enig besluit dwingt, een lid uit die vergadering verwijdert of opzettelijk een lid verhindert die vergadering bij te wonen of daarin vrij en onbelemmerd zijn plicht te vervullen, wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.

Artikel

100

De aanslag, ondernomen met het oogmerk om omwenteling teweeg te brengen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.

Leiders en aanleggers van een aanslag als in het eerste lid bedoeld, worden gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.

Artikel

101

[vervallen]

Artikel

102

De samenspanning tot een der in de artikelen 97, 99, 99bis en 100 omschreven misdrijven wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren. Dezelfde straf is toepasselijk op hem, die met het oogmerk om een der in de artikelen 97, 99, 99bis en 100 omschreven misdrijven voor te bereiden of te bevorderen:

  • 1°.

    een ander tracht te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen;

  • 2°.

    gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf zich of anderen tracht te verschaffen;

  • 3°.

    voorwerpen voorhanden heeft waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van het misdrijf;

  • 4°.

    plannen voor de uitvoering van het misdrijf, welke bestemd zijn om aan anderen te worden medegedeeld, in gereedheid brengt of onder zich heeft;

  • 5°.

    eenigen maatregel vanwege de Regering genomen om de uitvoering van het misdrijf te voorkomen of te onderdrukken, tracht te beletten, te belemmeren of te verijdelen.

De voorwerpen, in het voorgaande lid, onder 3°, bedoeld, kunnen worden verbeurd verklaard.

Niet strafbaar is hij, van wien blijkt, dat zijn oogmerk enkel gericht is op het voorbereiden of bevorderen van staatkundige veranderingen in algemeenen zin.

Indien in een der gevallen, in de eerste twee leden van dit artikel bedoeld, het misdrijf is gevolgd, kan de straf worden verdubbeld.

Artikel

103

Hij die met een buitenlandsche mogendheid in verstandhouding treedt, met het oogmerk om haar tot het plegen van vijandelijkheden of tot het voeren van oorlog tegen den Staat te bewegen, haar in het daartoe opgevatte voornemen te versterken, haar hulp daarbij toe te zeggen of bij de voorbereiding hulp te verlenen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.

Indien de vijandelijkheden worden gepleegd of de oorlog uitbreekt, wordt levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren opgelegd.

Artikel

103a

Met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren wordt gestraft:

  • 1°.

    hij, die met een in het buitenland gevestigd persoon of lichaam in verstandhouding treedt, met het oogmerk om een zoodanig persoon of lichaam tot het verschaffen van steun aan het voorbereiden, bevorderen of teweegbrengen van omwenteling te bewegen, om een zoodanig persoon of lichaam in het daartoe opgevatte voornemen te versterken of aan een zoodanig persoon of lichaam daarbij hulp toe te zeggen of te verleenen, of om omwenteling voor te bereiden, te bevorderen of teweeg te brengen;

  • 2°.

    hij, die eenig voorwerp invoert, dat geschikt is tot het verschaffen van stoffelijken steun aan het voorbereiden, bevorderen of teweegbrengen van omwenteling, indien hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden, dat het daartoe bestemd is:

  • 3°.

    hij, die eenig voorwerp onder zich heeft of tot onderwerp eener overeenkomst maakt, dat geschikt is tot het verschaffen van stoffelijken steun aan het voorbereiden, bevorderden of teweegbrengen van omwenteling, indien hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden, dat het daartoe bestemd is en dat het voorwerp of eenig ander voorwerp, waarvoor het in de plaats is getreden, hetzij met die bestemming is ingevoerd, hetzij door of vanwege een in het buitenland gevestigd persoon of lichaam daartoe is bestemd.

De voorwerpen waarmede of met betrekking tot welke de in het voorgaande lid onder 2°–3° omschreven misdrijven zijn begaan, kunnen worden verbeurd verklaard.

Artikel

104

Hij die enig gegeven, waarvan de geheimhouding door het belang van de staat wordt geboden, daaronder begrepen enig voorwerp, waaraan een zodanig gegeven kan worden ontleend, opzettelijk mededeelt aan of ter beschikking stelt van een tot kennisneming daarvan niet gerechtigd persoon of lichaam, wordt, indien hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat het een zodanig gegeven betreft, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

Met dezelfde straf wordt gestraft hij die enig gegeven, dat van een verboden plaats afkomstig is en tot de veiligheid van de staat in betrekking staat, daaronder begrepen enig voorwerp, waaraan een zodanig gegeven kan worden ontleend, opzettelijk mededeelt aan of ter beschikking stelt van een tot kennisneming daarvan niet gerechtigd persoon of lichaam, indien hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een zodanig gegeven betreft.

Artikel

104a

Hij die enig gegeven als bedoeld in artikel 104 hetzij opzettelijk openbaar maakt, hetzij zonder daartoe gerechtigd te zijn opzettelijk mededeelt aan of ter beschikking stelt van een buitenlandse mogendheid, een in het buitenland gevestigd persoon of lichaam, dan wel een zodanig persoon of lichaam, dat gevaar ontstaat dat het gegeven aan een buitenlandse mogendheid of aan een in het buitenland gevestigd persoon of lichaam bekend wordt, wordt, indien hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat het een zodanig gegeven betreft, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.

Indien de schuldige heeft gehandeld in tijd van oorlog dan wel in dienst of in opdracht van een buitenlandse mogendheid of van een in het buitenland gevestigd persoon of lichaam, kan levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren worden opgelegd.

Handelingen gepleegd ter voorbereiding van een misdrijf als omschreven in de voorgaande leden worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

Artikel

104b

Hij aan wiens schuld te wijten is, dat enig gegeven als bedoeld in artikel 104 openbaar wordt gemaakt dan wel ter beschikking komt van een tot kennisneming daarvan niet gerechtigd persoon of lichaam, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste één jaar.

Artikel

104c

Artikel

105

Hij die eene hem vanwege de Regering opgedragen onderhandeling met eene buitenlandsche mogendheid opzettelijk ten nadeele van den Staat voert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.

Artikel

106

Met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren wordt gestraft:

  • 1°.

    hij die in geval van een oorlog, waarin het Koninkrijk niet betrokken is, opzettelijk enige handeling verricht, waardoor het gevaar ontstaat, dat de Staat in een oorlog wordt betrokken, of enig van regeringswege gegeven en bekend gemaakt bijzonder voorschrift tot handhaving van het niet deelnemen aan de oorlog opzettelijk overtreedt;

  • 2°.

    hij die in tijd van oorlog, enig voorschrift van regeringswege in het belang van de veiligheid van de Staat gegeven en bekend gemaakt, opzettelijk overtreedt.

Artikel

106a

Artikel 106 onder 1° vindt overeenkomstige toepassing in geval van een gewapend conflict, dat niet als oorlog kan worden aangemerkt.

Artikel

106b

Artikel

107

De Nederlander die vrijwillig in krijgsdienst treedt bij eene buitenlandsche mogendheid, wetende dat deze met het Koninkrijk in oorlog is of in het vooruitzicht van een oorlog met het Koninkrijk, wordt, in het laatste geval indien de oorlog uitbreekt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.

Artikel

108

Met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren wordt gestraft hij die opzettelijk, in tijd van oorlog, den vijand hulp verleent of den Staat tegenover den vijand benadeelt.

Levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren wordt toegepast indien de dader:

  • 1°.

    eenige kaart, plan, teekening of beschrijving van militaire werken of eenige inlichting betreffende militaire bewegingen of ontwerpen den vijand mededeelt of in handen speelt;

  • 2°.

    als verspieder den vijand dient of een verspieder des vijands opneemt, verbergt of voorthelpt.

Levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren wordt toegepast indien de dader:

  • 1°.

    eenige versterkte of bezette plaats of post, eenig middel van gemeenschap, eenig magazijn, eenigen krijgsvoorraad, enige krijgskas of enige verboden plaats, of wel de vloot of het leger of eenig deel daarvan aan den vijand verraadt, in ‘s vijands macht brengt, vernielt of onbruikbaar maakt, of eenige tot afweer of aanval beraamde of uitgevoerde onderwaterzetting of ander militair werk belet, belemmert of verijdelt;

  • 2°.

    hetzij oproer, hetzij muiterij of desertie onder het krijgsvolk teweegbrengt of bevordert,

Artikel

109

De samenspanning tot een der in artikel 108 omschreven misdrijven wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren.

Artikel

110

Met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren wordt gestraft hij die, in tijd van oorlog, zonder oogmerk om den vijand hulp te verleenen of den Staat tegenover den vijand te benadeelen, opzettelijk:

  • 1°.

    een verspieder des vijands opneemt, verbergt of voorthelpt;

  • 2°.

    desertie van een krijgsman, in dienst van het Koninkrijk teweegbrengt of bevordert.

Artikel

111

Hij die in tijd van oorlog eenige bedriegelijke handeling pleegt bij levering van benoodigdheden ten dienste van de krijgsmacht, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.

Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met het opzicht over de levering der goederen belast, de bedriegelijke handeling opzettelijk toelaat.

Artikel

112

Bij veroordeeling wegens het in artikel 97 omschreven misdrijf kan ontzetting van de in artikel 32, N°. 1–4, vermelde rechten worden uitgesproken.

Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 99–109 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32, N°. 1–3, vermelde rechten worden uitgesproken.

Bij veroordeeling wegens het in artikel 111 omschreven misdrijf, kan de schuldige worden ontzet van de uitoefening van het beroep waarin hij het misdrijf begaan heeft en van de in artikel 32, N°. 1–4, vermelde rechten, en kan de openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak worden gelast.

Artikel

113

De straffen gesteld op de in de artikelen 108–111 omschreven feiten, zijn toepasselijk indien een dier feiten wordt gepleegd tegen of met betrekking tot de bondgenooten van den Staat in een gemeenschappelijken oorlog.

Artikel

113a

Indien een misdrijf, strafbaar gesteld in artikel 101, eerste lid, 102, eerste en tweede lid, is begaan met een terroristisch oogmerk, wordt de in dat artikel bepaalde tijdelijke gevangenisstraf met de helft verhoogd en wordt, indien op het misdrijf een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren is gesteld, levenslange gevangenisstraf of tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste vierentwintig jaren opgelegd.

Titel

II

Misdrijven tegen de Koninklijke waardigheid

Artikel

114

Artikel

115

Elke feitelijke aanranding van den persoon des Konings of der Koningin, die niet valt in eene zwaardere strafbepaling, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden.

Artikel

116

Elke feitelijke aanranding van den persoon van den troonopvolger, van een lid van het Koninklijk huis, of van den Regent, die niet valt in eene zwaardere strafbepaling, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

Artikel

117

[vervallen]

Artikel

118

Opzettelijke beleediging den Koning of der Koningin aangedaan, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

119

Opzettelijke beleediging den troonopvolger, een lid van het Koninklijk huis of den Regent aangedaan wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

120

[vervallen]

Artikel

121

Hij die een geschrift of afbeelding, waarin eene beleediging voorkomt voor den Koning, de Koningin, den troonopvolger, een lid van het Koninklijk huis, of de regent met het oogmerk om aan den beleedigenden inhoud ruchtbaarheid te geven of de ruchtbaarheid daarvan te vermeerderen, verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de eerste categorie.

Indien de schuldige het misdrijf in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen twee jaren zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijk misdrijf onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.

Artikel

122

Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 114, 115 en 116 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32, N°. 1–4, vermelde rechten worden uitgesproken.

Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 118 en 119 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32, N°. 1–3, vermelde rechten worden uitgesproken.

Artikel

122a

Artikel

122b

De samenspanning tot de in artikel 114 omschreven misdrijven, te begaan met een terroristisch oogmerk, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.

Titel

III

Misdrijven tegen hoofden van bevriende Staten en andere internationaal beschermde personen

Artikel

123

De aanslag op het leven of de vrijheid van een regeerend vorst of ander hoofd van een bevrienden Staat wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren. Indien de aanslag op het leven den dood tengevolge heeft of met voorbedachten rade wordt ondernomen, wordt levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren opgelegd.

Artikel

124

Elke feitelijk aanranding van den persoon van een regeerend vorst of ander hoofd van een bevrienden Staat, die niet valt in eene zwaardere strafbepaling, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

Artikel

124a

Artikel

124b

Elke feitelijke aanranding van de persoon van een internationaal beschermd persoon, die niet valt in een zwaardere strafbepaling, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie.

Artikel

124c

Hij die opzettelijk geweld pleegt tegen de beschermde goederen van een internationaal beschermd persoon wordt, indien daardoor gevaar voor de veiligheid of de vrijheid van die persoon te duchten is, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren.

Artikel

125

Opzettelijke beleediging van een regeerend vorst of ander hoofd van een bevrienden Staat aangedaan, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

126

Opzettelijke beleediging eenen vertegenwoordiger van eene buitenlandsche mogendheid bij de Regering van het Koninkrijk in zijne hoedanigheid aangedaan, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

127

Hij die een geschrift of afbeelding, waarin eene beleediging voorkomt voor een regeerend vorst of ander hoofd van een bevrienden Staat of voor een vertegenwoordiger van eene buitenlandsche mogendheid bij de Regering van het Koninkrijk in zijne hoedanigheid, met het oogmerk om aan den beleedigenden inhoud ruchtbaarheid te geven of de ruchtbaarheid daarvan te vermeerderen, verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de eerste categorie.

Indien de schuldige het misdrijf in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen twee jaren zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijk misdrijf onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.

Artikel

128

Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 123 en 124 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32, N° 1–4, vermelde rechten worden uitgesproken.

Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 125 en 126 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32, N° 1–3, vermelde rechten worden uitgesproken.

Artikel

128a

Artikel

128b

De samenspanning tot de in artikel 123, eerste lid, 124a en 124c omschreven misdrijven, te begaan met een terroristisch oogmerk, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.

Titel

IV

Misdrijven betreffende de uitoefening van staatsplichten en staatsrechten

Artikel

129

Hij die door geweld of bedreiging met geweld een vergadering van de beide kamers der Staten-Generaal of van een van deze of van hun krachtens het reglement van orde gevormde of benoemde commissies uiteenjaagt, tot het nemen of niet nemen van enig besluit dwingt, een lid, een minister of een staatssecretaris uit die vergadering verwijdert of opzettelijk een lid, een minister of een staatssecretaris verhindert die vergadering bij te wonen of daarin vrij en onbelemmerd zijn plicht te vervullen, wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.

Artikel

131

Hij die bij gelegenheid eener krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezing, door geweld of bedreiging met geweld opzettelijk iemand verhindert zijn kiesrecht vrij en onbelemmerd uit te oefenen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.

Artikel

132

Hij die bij gelegenheid eener krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezing, door gift of belofte iemand omkoopt om zijn kiesrecht hetzij niet, hetzij op bepaalde wijze uit te oefenen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de eerste categorie.

Dezelfde straf wordt toegepast op de kiezer of de gemachtigde van een kiezer die zich door gift of belofte tot een of ander laat omkoopen.

Artikel

133

Hij die bij gelegenheid eener krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezing, eenige bedriegelijke handeling pleegt waardoor de stem van een kiezer van onwaarde wordt of een ander dan de door dien kiezer bedoelde persoon wordt aangewezen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden.

Artikel

134

Hij die opzettelijk zich voor een ander uitgevende, aan eene krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezing deelneemt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.

Artikel

135

Hij die, bij gelegenheid eener krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezing, opzettelijk eene plaats gehad hebbende stemming verijdelt of eenige bedriegelijke handeling pleegt waardoor aan de stemming een andere uitslag wordt gegeven dan door de wettig ingeleverde stembiljetten zou zijn verkregen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden.

Artikel

136

Bij veroordeeling wegens het in artikel 129 omschreven misdrijf kan ontzetting van de in artikel 32, N°. 1–3, vermelde rechten worden uitgesproken. Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 130–135 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32 N°. 3 vermelde rechten worden uitgesproken.

Artikel

136a

Indien een misdrijf, strafbaar gesteld in artikel 130, is begaan met een terroristisch oogmerk, wordt de in dat artikel bepaalde tijdelijke gevangenisstraf met de helft verhoogd.

Titel

V

Misdrijven tegen de openbare orde

Artikel

136bis

[vervallen]

Artikel

136ter

[vervallen]

Artikel

136quater

[vervallen]

Artikel

136quinquies

[vervallen]

Artikel

137

Artikel

138

Artikel

138a

Bij veroordeling wegens een der misdrijven, omschreven in de artikelen 137 en 138, kan ontzetting van de in artikel 32 vermelde rechten worden uitgesproken.

Artikel

139

Hij die in het openbaar, mondeling of bij geschrifte, aanbiedt inlichtingen, gelegenheid of middelen te verschaffen om eenig strafbaar feit te plegen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

140

Hij die een geschrift waarin wordt aangeboden inlichtingen, gelegenheid of middelen te verschaffen om eenig strafbaar feit te plegen, met het oogmerk om aan dat aanbod ruchtbaarheid te geven of de ruchtbaarheid daarvan te vermeerderen, verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de eerste categorie.

Indien de schuldige het misdrijf in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen vijf jaren zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijk misdrijf onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.

Artikel

140a

Hij die zich of een ander opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft of tracht te verschaffen tot het plegen van een terroristisch misdrijf dan wel een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf, dan wel zich kennis of vaardigheden daartoe verwerft of een ander bijbrengt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel

140bis

Hij die door een der in artikel 49 N°. 2° vermelde middelen een ander tracht te bewegen om een misdrijf te begaan, wordt, indien het misdrijf of een strafbare poging daartoe niet is gevolgd, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van de eerste categorie, echter met dien verstande dat nimmer eene zwaardere straf wordt uitgesproken dan terzake van poging tot het misdrijf of, indien zoodanige poging niet strafbaar is, terzake van het misdrijf zelf kan worden opgelegd. Deze bepaling is op hem niet van toepassing, indien het misdrijf of eene strafbare poging daartoe niet is gevolgd ten gevolge van omstandigheden van zijnen wil afhankelijk.

Artikel

141

Hij die, kennis dragende van een strafbare samenspanning tot enig misdrijf dan wel van een voornemen tot het plegen van een terroristisch misdrijf op een tijdstip waarop het plegen van dit misdrijf nog kan worden voorkomen, opzettelijk nalaat daarvan tijdig voldoende kennis te geven, hetzij aan de ambtenaren van de justitie of politie, hetzij aan de bedreigde, wordt, indien het misdrijf is gevolgd, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

Artikel

142

Hij die, kennis dragende van een voornemen tot het plegen van een der in de artikelen 97–116 omschreven misdrijven, tot desertie in tijd van oorlog, tot militair verraad, tot moord, menschenroof of verkrachting of tot een der in Titel VII van dit Boek omschreven misdrijven voor zoover daardoor levensgevaar wordt veroorzaakt, op een tijdstip waarop het plegen van deze misdrijven nog kan worden voorkomen, opzettelijk nalaat daarvan tijdig voldoende kennis te geven, hetzij aan de ambtenaren der justitie of politie, hetzij aan den bedreigde, wordt, indien het misdrijf is gevolgd, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de eerste categorie.

Dezelfde straf is toepasselijk op hem die, kennis dragende van eenig in het eerste lid vermeld reeds gepleegd misdrijf waardoor levensgevaar is ontstaan, op een tijdstip waarop de gevolgen nog kunnen worden afgewend, opzettelijk nalaat daarvan gelijke kennisgeving te doen.

Artikel

143

De bepalingen van de artikelen 141 en 142 zijn niet van toepassing op hem die door de kennisgeving gevaar voor eene strafvervolging zou doen ontstaan voor zich zelven, voor een zijner bloedverwanten of aangehuwden in de rechte linie of in den tweeden of derden graad der zijlinie, voor zijn echtgenoot of gewezen echtgenoot, of voor een ander bij wiens vervolging hij zich, uit hoofde van zijn ambt of beroep, van het afleggen van getuigenis zou kunnen verschoonen.

Artikel

143a

Artikel

143b

Artikel

143c

Artikel

143d

Hij die deelneemt of geldelijke of andere stoffelijke steun verleent aan activiteiten gericht op discriminatie van mensen wegens hun ras, hun godsdienst, hun levensovertuiging, hun geslacht, hun hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel

143e

Artikel

144

Hij die, hetzij in de woning of in het bij eene woning behorend erf, hetzij in het besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringt of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege den rechthebbende aanstonds verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de eerste categorie.

Hij die zich den toegang heeft verschaft door middel van braak of inklimming, van valsche sleutels, van een valsche order of van een valsch kostuum, of die, zonder voorkennis van den rechthebbende en anders dan tengevolge van vergissing binnengekomen, aldaar bij nacht wordt aangetroffen, wordt geacht te zijn binnengedrongen.

Indien hij bedreigingen uit of zich bedient van middelen geschikt om vrees aan te jagen, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.

De in het eerste en derde lid bepaalde straffen kunnen met een derde worden verhoogd, indien twee of meer vereenigde personen het misdrijf plegen.

Artikel

144a

Artikel

144b

Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft hij die opzettelijk en wederrechtelijk de toegang tot of het gebruik van een geautomatiseerd werk belemmert door daaraan gegevens aan te bieden of toe te zenden.

Artikel

145

Hij die in een voor den openbaren dienst bestemd lokaal wederrechtelijk binnendringt of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van den bevoegden ambtenaar aanstonds verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de eerste categorie.

Hij die zich den toegang heeft verschaft door middel van braak of inklimming, van valsche sleutels, van een valsche order of een valsch kostuum, of die zonder voorkennis van den bevoegden ambtenaar en anders dan tengevolge van vergissing binnengekomen, aldaar bij nacht wordt aangetroffen, wordt geacht te zijn binnengedrongen.

Indien hij bedreigingen uit of zich bedient van middelen geschikt om vrees aan te jagen, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.

De in het eerste en derde lid bepaalde straffen kunnen met een derde worden verhoogd, indien twee of meer vereenigde personen het misdrijf plegen.

Artikel

145a

Artikel

145b

Artikel

145c

Artikel

145d

Artikel

145e

Met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft:

  • 1°.

    hij die de beschikking heeft over een voorwerp waarop, naar hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, gegevens zijn vastgelegd die door wederrechtelijk afluisteren, aftappen of opnemen van een gesprek, telecommunicatie of andere gegevensoverdracht of andere gegevensverwerking door een geautomatiseerd werk zijn verkregen;

  • 2°.

    hij die gegevens die hij door wederrechtelijk afluisteren, aftappen of opnemen van een gesprek, telecommunicatie of andere gegevensoverdracht of andere gegevensverwerking door een geautomatiseerd werk heeft verkregen of die, naar hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, ten gevolge van zulk afluisteren, aftappen of opnemen te zijner kennis zijn gekomen, opzettelijk aan een ander bekend maakt;

  • 3°.

    hij die een voorwerp als omschreven onder 1° opzettelijk ter beschikking stelt van een ander.

Artikel

146

Deelneming aan eene organisatie, die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Deelneming aan een andere bij algemene maatregel van bestuur verboden organisatie wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de eerste categorie.

Ten aanzien der oprichters of bestuurders kunnen deze gevangenisstraffen met een derde worden verhoogd.

Artikel

146a

Artikel

147

Zij die openlijk met vereenigde krachten geweld plegen tegen personen of goederen worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden.

De schuldige wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, indien hij opzettelijk goederen vernielt of indien het door hem gepleegde geweld eenig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;

  • 2°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren, indien dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;

  • 3°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien dat geweld den dood ten gevolge heeft.

Artikel 83 blijft buiten toepassing.

Artikel

147bis

Hij, die door het opzettelijk verspreiden van een logenachtig bericht onrust verwekt onder de bevolking, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

148

Hij die opzettelijk door valsche alarmkreten of signalen de rust verstoort, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee weken of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

149

Hij die door geweld of bedreiging met geweld eene geoorloofde openbare vergadering verhindert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen maanden.

Artikel

150

Hij die opzettelijk door het verwekken van wanorde of het maken van gedruisch eene geoorloofde openbare vergadering stoort, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee weken of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

151

Hij die door geweld of bedreiging met geweld hetzij eene geoorloofde openbare godsdienstige bijeenkomst, hetzij eene geoorloofde kerkelijke plechtigheid of lijkplechtigheid verhindert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.

Artikel

152

Hij die opzettelijk door het verwekken van wanorde of het maken van gedruisch hetzij eene geoorloofde openbare godsdienstige bijeenkomst, hetzij eene geoorloofde kerkelijke plechtigheid of lijkplechtigheid stoort, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste eene maand of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

153

Met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de eerste categorie wordt gestraft:

  • 1°.

    hij die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, door smalende Godslasteringen op voor godsdienstige gevoelens krenkende wijze uitlaat;

  • 2°.

    hij die een bedienaar van den godsdienst in de geoorloofde waarneming zijner bediening bespot;

  • 3°.

    hij die voorwerpen aan eenen eeredienst gewijd, waar en wanneer de uitoefening van dien dienst geoorloofd is, beschimpt.

Artikel

154

Hij die opzettelijk den geoorloofden toegang tot eene begraafplaats of crematorium of het geoorloofd vervoer van een lijk naar eene begraafplaats of crematorium verhindert of belemmert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste eene maand of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

155

Hij die opzettelijk een graf schendt of eenig op eene begraafplaats opgericht gedenkteeken opzettelijk en wederrechtelijk vernielt of beschadigt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.

Artikel

156

Hij die opzettelijk en wederrechtelijk een lijk opgraaft of wegneemt of een opgegraven of weggenomen lijk verplaatst of vervoert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

157

Hij die een lijk begraaft, verbrandt, vernietigt, verbergt, wegvoert of wegmaakt, met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden, dan wel van het dood ter wereld komen te verhelen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaar of geldboete van de tweede categorie.

Titel

VI

Tweegevecht

Artikel

158

[vervallen]

Artikel

159

[vervallen]

Artikel

160

[vervallen]

Artikel

161

[vervallen]

Artikel

162

[vervallen]

Titel

VII

Misdrijven waardoor de algemeene veiligheid van personen of goederen wordt in gevaar gebracht

Artikel

163

Hij die opzettelijk brand sticht, eene ontploffing teweegbrengt of eene overstrooming veroorzaakt, wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;

  • 2°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;

  • 3°.

    met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel

164

Hij aan wiens schuld brand, ontploffing of overstrooming te wijten is, wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de eerste categorie, indien daardoor gemeen gevaar voor goederen ontstaat;

  • 2°.

    met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden, of geldboete van de eerste categorie, indien daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat;

  • 3°.

    met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel

165

Hij die opzettelijk bij of in het vooruitzicht van brand bluschgereedschappen of bluschmiddelen wederrechtelijk verbergt of onbruikbaar maakt, of op eenige wijze de blussching van brand verhindert of belemmert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

Artikel

166

Hij die opzettelijk bij of in het vooruitzicht van watersnood, dijkmaterialen of gereedschappen wederrechtelijk verbergt of onbruikbaar maakt, eenige poging tot herstel van dijken of andere waterstaatswerken verijdelt, of de aangewende middelen tot het voorkomen of stuiten van overstrooming tegenwerkt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

Artikel

167

Hij die opzettelijk enig werk, dienend tot waterkering, waterlozing, gas- of waterleiding of riolering, vernielt, onbruikbaar maakt of beschadigt, wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, indien daarvan gevaar voor overstroming of gemeen gevaar voor goederen te duchten is;

  • 2°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;

  • 3°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel

167a

Hij die opzettelijk eenig electriciteitswerk vernielt, beschadigt of onbruikbaar maakt, stoornis in den gang of in de werking van zoodanig werk veroorzaakt, of een ten opzichte van zoodanig werk genomen veiligheidsmaatregel verijdelt, wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de eerste categorie, indien daardoor verhindering of bemoeilijking van stroomlevering ten algemeenen nutte ontstaat;

  • 2°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, indien daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;

  • 3°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;

  • 4°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel

167b

Hij aan wiens schuld te wijten is, dat eenig electriciteitswerk wordt vernield, beschadigd, of onbruikbaar gemaakt, dat stoornis in den gang of in de werking van zoodanig werk ontstaat, of dat een ten opzichte van zoodanig werk genomen veiligheidsmaatregel wordt verijdeld, wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de eerste categorie, indien daardoor verhindering of bemoeilijking van stroomlevering ten algemeenen nutte of gemeen gevaar voor goederen ontstaat;

  • 2°.

    met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de eerste categorie, indien daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat;

  • 3°.

    met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel

167c

Hij die opzettelijk mensen, dieren, planten of goederen aan ioniserende stralen blootstelt, dan wel mensen, dieren, planten, goederen, bodem, water of lucht met radioactieve stoffen besmet, wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan gevaar voor de openbare gezondheid of levensgevaar voor een ander te duchten is;

  • 2°.

    met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste vierentwintig jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel

167d

Hij aan wiens schuld te wijten is dat mensen, dieren, planten of goederen aan ioniserende stralen worden blootgesteld, dan wel mensen, dieren, planten, goederen, bodem, water of lucht met radioactieve stoffen worden besmet, wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie, indien daarvan gevaar voor de openbare gezondheid of levensgevaar voor een ander te duchten is;

  • 2°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel

167e

Hij die opzettelijk enig geautomatiseerd werk of enig werk voor telecommunicatie vernielt, beschadigt of onbruikbaar maakt, stoornis in de gang of in de werking van zodanig werk veroorzaakt, of een ten opzichte van zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel verijdelt, wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie, indien daardoor wederrechtelijk verhindering of bemoeilijking van de opslag, verwerking of overdracht van gegevens ten algemene nutte of stoornis in een openbaar telecommunicatienetwerk of in de uitvoering van een openbare telecommunicatiedienst, ontstaat;

  • 2°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, indien daarvan gemeen gevaar voor goederen of voor de verlening van diensten te duchten is;

  • 3°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;

  • 4°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel

167f

Hij aan wiens schuld te wijten is dat enig geautomatiseerd werk voor opslag of verwerking van gegevens of enig werk voor telecommunicatie wordt vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt, dat stoornis in de gang of in de werking van zodanig werk ontstaat, of dat een ten opzichte van zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel wordt verijdeld, wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de derde categorie, indien daardoor verhindering of bemoeilijking van de opslag of verwerking van gegevens ten algemenen nutte, stoornis in een openbaar telecommunicatienetwerk of in de uitvoering van een openbare telecommunicatiedienst, of gemeen gevaar voor goederen of voor de verlening van diensten ontstaat;

  • 2°.

    met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie, indien daardoor levensgevaar voor een ander bestaat;

  • 3°.

    met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel

168

Hij die opzettelijk eenig werk dienende voor het openbaar verkeer of het luchtverkeer vernielt, onbruikbaar maakt of beschadigt, eenigen openbaren land- of waterweg verspert of een ten aanzien van zoodanig werk of van zoodanigen weg genomen veiligheidsmaatregel verijdelt, wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren, indien daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten is;

  • 2°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten is en het iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel

168a

Hij die opzettelijk op een luchthaven een luchtvaartuig buiten bedrijf of enige voorziening vernielt, onbruikbaar maakt of beschadigt, dan wel de diensten op een luchthaven verstoort, wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren, indien daarvan gevaar voor de veiligheid van de luchtvaart te duchten valt;

  • 2°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan gevaar voor de veiligheid van de luchtvaart te duchten valt en het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel

169

Hij aan wiens schuld te wijten is dat eenig werk dienende voor het openbaar verkeer of het luchtverkeer wordt vernield, onbruikbaar gemaakt of beschadigd, eenige openbare land- of waterweg versperd of een ten aanzien van zoodanig werk of van zoodanigen weg genomen veiligheidsmaatregel verijdeld wordt, wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de eerste categorie, indien daardoor het verkeer onveilig wordt;

  • 2°.

    met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel

170

Hij die opzettelijk gevaar veroorzaakt voor het verkeer door mechanische kracht over een spoorweg, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.

Indien het feit iemands dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.

Artikel

171

Hij aan wiens schuld te wijten is dat gevaar ontstaat voor het verkeer door mechanische kracht over een spoorweg, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de eerste categorie.

Indien het feit iemands dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar.

Artikel

172

Hij die opzettelijk een voor de veiligheid der scheepvaart of luchtvaart gesteld teken of hulpmiddel vernielt, beschadigt, wegneemt of verplaatst, de werking daarvan verijdelt, of een verkeerd teken stelt, wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien daarvan gevaar voor de veiligheid der scheepvaart of luchtvaart te duchten is;

  • 2°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan gevaar voor de veiligheid der scheepvaart of luchtvaart te duchten is en het feit het zinken, stranden of verongelukken van een vaartuig of een luchtvaartuig ten gevolge heeft;

  • 3°.

    met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren, indien daarvan gevaar voor de veiligheid der scheepvaart of luchtvaart te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel

173

Hij aan wiens schuld vernieling, beschadiging, wegneming of verplaatsing van een voor de veiligheid der scheepvaart of luchtvaart gesteld teken of hulpmiddel dan wel de verijdeling van de werking daarvan of het stellen van een verkeerd teken te wijten is, wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de eerste categorie, indien daardoor de scheepvaart of de luchtvaart onveilig wordt;

  • 2°.

    met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de eerste categorie, indien het feit het zinken, stranden of verongelukken van een vaartuig of een luchtvaartuig ten gevolge heeft;

  • 3°.

    met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel

174

Hij die enig vaartuig of luchtvaartuig opzettelijk en wederrechtelijk doet zinken, stranden of verongelukken, vernielt, onbruikbaar maakt of beschadigt, wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;

  • 2°.

    met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemand dood ten gevolge heeft.

Artikel

175

Hij aan wiens schuld te wijten is dat eenig vaartuig of luchtvaartuig zinkt, strandt of verongelukt, vernield, onbruikbaar gemaakt of beschadigd wordt, wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de eerste categorie, indien daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat;

  • 2°.

    met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel

176

Hij die enig gebouw, getimmerte, installatie ter zee of voor het publiek toegankelijke plaats opzettelijk vernielt of beschadigt, wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;

  • 2°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;

  • 3°.

    met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel

177

Hij aan wiens schuld de vernieling of beschadiging van enig gebouw, getimmerte, installatie ter zee of voor het publiek toegankelijke plaats te wijten is, wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de eerste categorie, indien daardoor gemeen gevaar voor goederen ontstaat;

  • 2°.

    met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de eerste categorie, indien daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat;

  • 3°.

    met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel

178

Hij die in een put, pomp, bron of in eene ten algemeenen nutte of tot gezamenlijk gebruik van of met anderen bestemde drinkwaterinrichting eenige stof aanbrengt, wetende dat daardoor het water voor het leven of de gezondheid schadelijk wordt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.

Indien het feit iemands dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.

Artikel

179

Hij aan wiens schuld te wijten is dat in een put, pomp, bron of in eene ten algemeenen nutte of tot gezamenlijk gebruik van of met anderen bestemde drinkwaterinrichting eenige stof wordt aangebracht, waardoor het water voor het leven of de gezondheid schadelijk wordt, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de eerste categorie.

Indien het feit iemands dood tengevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar.

Artikel

179a

Hij die opzettelijk en wederrechtelijk een stof op of in de bodem, in de lucht of in het oppervlaktewater brengt, wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien daarvan gevaar voor de openbare gezondheid of levensgevaar voor een ander te duchten is;

  • 2°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel

179b

Hij aan wiens schuld te wijten is, dat wederrechtelijk een stof op of in de bodem, in de lucht of in het oppervlaktewater wordt gebracht, wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar en geldboete van de derde categorie, indien daarvan gevaar voor de openbare gezondheid of levensgevaar voor een ander te duchten is;

  • 2°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel

180

Hij die waren verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert of uitdeelt, wetende dat zij voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn, en dat schadelijk karakter verzwijgende, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.

Indien het feit iemands dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.

Artikel

181

Hij, aan wiens schuld te wijten is dat waren, schadelijk voor het leven of de gezondheid, verkocht, afgeleverd of uitgedeeld worden, zonder dat de kooper of verkrijger met dat schadelijk karakter bekend is, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de eerste categorie.

Indien het feit iemands dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar.

De waren kunnen worden verbeurd verklaard.

Artikel

182

Bij veroordeeling wegens eenig in dezen Titel omschreven misdrijf, kan de schuldige worden ontzet van de uitoefening van het beroep waarin hij het misdrijf begaan heeft.

Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 180 en 181 omschreven misdrijven, kan de rechter de openbaarmaking zijner uitspraak gelasten.

Artikel

182a

Titel

VIII

Misdrijven tegen het openbaar gezag

Artikel

183

Artikel

183a

Artikel

184

Artikel

184a

Artikel

185

Hij die door geweld of bedreiging met geweld een ambtenaar dwingt tot volvoeren eener ambtsverrichting of het nalaten eener rechtmatige ambtsverrichting, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.

Artikel

186

Hij die zich met geweld of bedreiging met geweld verzet tegen een ambtenaar werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, of tegen personen die hem daarbij krachtens wettelijke verplichting of op zijn verzoek bijstand verleenen, wordt, als schuldig aan wederspannigheid, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

187

De dwang en de wederspannigheid in de artikelen 185 en 186 omschreven worden gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren, indien het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden eenig lichamelijk letsel ten gevolge hebben;

  • 2°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden, indien zij zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebben;

  • 3°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien zij den dood ten gevolge hebben.

Artikel

188

De dwang en de wederspannigheid in de artikelen 185 en 186 omschreven, door twee of meer personen met vereenigde krachten gepleegd, worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

De schuldige wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden, indien het door hem gepleegde misdrijf of de daarbij door hem gepleegde feitelijkheden eenig lichamelijk letsel ten gevolge hebben;

  • 2°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien zij zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebben;

  • 3°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien zij den dood ten gevolge hebben.

Artikel

189

Met ambtenaren worden ten aanzien van de artikelen 185–189 gelijkgesteld de schipper of gezagvoerder van een luchtvaartuig die een bevoegdheid uitoefent of een verplichting vervult, welke hem als zodanig is toegekend of opgelegd bij een bepaling van het Wetboek van Strafvordering BES.

Artikel

190

Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of eene vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van eenig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk eenige handeling, door een dier ambtenaren ondernomen ter uitvoering van eenig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Met den in het eerste gedeelte van het vorige lid bedoelden ambtenaar wordt gelijkgesteld ieder die, krachtens wettelijk voorschrift, voortdurend of tijdelijk met eenigen openbaren dienst is belast.

Met een vordering of handeling als bedoeld in het eerste lid worden gelijkgesteld een vordering of handeling van de schipper of gezagvoerder van een luchtvaartuig die een bevoegdheid uitoefent of een verplichting vervult, welke hem als zodanig is toegekend of opgelegd bij een bepaling van het Wetboek van Strafvordering BES.

Indien tijdens het plegen van het misdrijf nog geen twee jaren zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijk misdrijf onherroepelijk is geworden, kunnen de straffen met een derde worden verhoogd.

Artikel

190a

Met ambtenaren worden ten aanzien van de artikelen 185 tot en met 188, 190 en 191 gelijkgesteld personen in de openbare dienst van een vreemde staat of van een volkenrechtelijke organisatie die in de openbare lichamen op door het volkenrecht toegelaten wijze hun bediening uitoefenen.

Artikel

191

Hij die bij eene terechtzitting of ter plaatse waar een ambtenaar in het openbaar in de rechtmatige uitoefening zijner bediening werkzaam is, opschudding veroorzaakt en na het door of van wege het bevoegd gezag gegeven bevel zich niet verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee weken of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

192

Hij die opzettelijk bij gelegenheid van een volksoploop zich niet onmiddellijk verwijdert na het derde door of van wege het bevoegd gezag gegeven bevel, wordt, als schuldig aan deelneming aan samenscholing, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel

193

Hij die eene bekendmaking, van wege het bevoegd gezag in het openbaar gedaan, wederrechtelijk afscheurt, onleesbaar maakt of beschadigt, met het oogmerk om de kennisneming daarvan te beletten of te bemoeilijken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste eene maand of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

194

Hij die aangifte of klachte doet dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.

Artikel

195

Artikel

196

Hij die opzettelijk eene gerechtelijke lijkschouwing belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

196a

Hij die, na op openbaar gezag of krachtens rechterlijke uitspraak tijdelijk van zijn vrijheid te zijn beroofd, zich daaraan, al dan niet met behulp van derden, onttrekt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren.

Artikel

197

Hij die opzettelijk iemand, op openbaar gezag of krachtens rechterlijke uitspraak of beschikking van de vrijheid beroofd, bevrijdt of bij zijne zelfbevrijding behulpzaam is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.

Artikel

198

Hij die, wettelijk als getuige, als deskundige of als tolk opgeroepen, opzettelijk niet voldoet aan eenige wettelijke verplichting die hij als zoodanig te vervullen heeft, wordt gestraft:

  • 1°.

    in strafzaken met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden;

  • 2°.

    in andere zaken met gevangenisstraf van ten hoogste vier maanden.

Met dezelfde straf als genoemd in het eerste lid, onder 2°, wordt degene bedreigd die opzettelijk of wederrechtelijk weigert de gevraagde medewerking, bedoeld in artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES, te verlenen.

Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op de partij in een burgerlijke procedure die, wanneer zij als getuige wordt gehoord, weigert op de haar gestelde vragen te antwoorden.

Artikel

198a

Hij die opzettelijk niet voldoet aan de vordering van een parlementaire enquêtecommissie tot het hebben van inzage in of het nemen van afschrift van of het op andere wijze kennisnemen van documenten wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel

198b

Hij die opzettelijk niet voldoet aan een vordering van een parlementaire enquêtecommissie tot het verstrekken van schriftelijke inlichtingen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel

198c

Hij die opzettelijk een parlementaire enquêtecommissie of door haar aangewezen personen belet, belemmert of verhindert een plaats te betreden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel

198d

De misdrijven genoemd in de artikelen 198 tot en met 198c worden niet vervolgd, indien zij zijn begaan door een lid van de Staten-Generaal, een minister of een staatssecretaris.

Artikel

199

Hij die opzettelijk niet voldoet aan een wettig bevel tot overlegging van een stuk hetwelk beweerd wordt valsch of vervalscht te zijn, of hetwelk dienen moet ter vergelijking met een ander waarvan de valschheid of vervalsching beweerd, of de echtheid ontkend of niet erkend wordt, wordt gestraft:

  • 1°.

    in strafzaken met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden;

  • 2°.

    in andere zaken met gevangenisstraf van ten hoogste vier maanden.

Artikel

200

Hij die, in staat van faillissement verklaard of als echtgenoot van een gefailleerde met wie hij in gemeenschap van goederen is gehuwd of als bestuurder of commissaris eener in staat van faillissement verklaarde vennootschap, maatschappij, vereniging of stichting, wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, hetzij zonder geldige reden opzettelijk wegblijft, hetzij weigert de vereischte inlichtingen te geven, hetzij opzettelijk verkeerde inlichtingen geeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.

Artikel

201

Hij die een recht uitoefent, wetende dat hij daarvan bij rechterlijke uitspraak is ontzet, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel

202

Hij die opzettelijk onderscheidingsteekenen draagt of eene daad verricht behoorende tot een ambt dat hij niet bekleedt of waarin hij geschorst is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

203

Een vreemdeling die in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba verblijft, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat hij op grond van een wettelijke voorschrift ongewenst is verklaard, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

Artikel

203a

Artikel

203b

Hij die een ander, die zich wederrechtelijk toegang tot of verblijf in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba heeft verschaft, krachtens overeenkomst of aanstelling arbeid doet verrichten, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk is, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel

203c

Hij die van het in artikel 203a omschreven feit een beroep of gewoonte maakt wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel

204

Artikel

205

Hij die opzettelijk zegels waarmede voorwerpen door of vanwege het bevoegd openbaar gezag verzegeld zijn, verbreekt, opheft of beschadigt, of de door zoodanig zegel bewerkte afsluiting op andere wijze verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren,

De bewaarder die opzettelijk het feit pleegt of toelaat, of den dader als medeplichtige ter zijde staat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.

Indien het feit ten gevolge van onachtzaamheid des bewaarders gepleegd is, wordt deze gestraft met hechtenis van ten hoogste eene maand of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

206

Artikel

207

Hij die opzettelijk brieven of andere stukken, aan een post- of telegraafkantoor bezorgd of in eene postbus gestoken, aan hunne bestemming onttrekt, opent of beschadigt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.

Artikel

208

Indien de schuldige aan een der in de artikelen 204–207 omschreven misdrijven zich den toegang tot de plaats van het misdrijf verschaft of het goed onder zijn bereik brengt door middel van braak, verbreking of inklimming, van valsche sleutels, van een valsche order of van een valsch kostuum, kan de straf met ten hoogste een jaar gevangenisstraf worden verhoogd.

Artikel

209

Hij die, in tijd van vrede, opzettelijk desertie van een krijgsman, in dienst van den Staat, uitlokt door een der in artikel 49 N°. 2 vermelde middelen, of bevordert op eenige in artikel 50 vermelde wijze, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden.

Artikel

210

Hij die, in tijd van vrede, opzettelijk oproer of muiterij van krijgslieden, in dienst van den Staat, uitlokt door een der in artikel 49 N°. 2 vermelde middelen, of bevordert op eenige in artikel 50 vermelde wijze, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

Artikel

211

Artikel

212

Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren wordt gestraft:

  • 1°.

    hij die zich opzettelijk voor den dienst bij de schutterij ongeschikt maakt of laat maken;

  • 2°.

    hij die een ander op diens verzoek opzettelijk voor dien dienst ongeschikt maakt.

Indien in het laatste geval het feit den dood ten gevolge heeft, wordt gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren opgelegd.

Titel

IX

Meineed

Artikel

213

Hij die in de gevallen waarin een wettelijk voorschrift eene verklaring onder eede vordert of daaraan rechtsgevolgen verbindt, mondeling of schriftelijk, persoonlijk of door een bijzonder daartoe gemachtigde, opzettelijk eene valsche verklaring onder eede aflegt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

Indien de valsche verklaring onder eede is afgelegd in eene strafzaak ten nadeele van den beklaagde of verdachte, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.

Met den eed staat gelijk de belofte of bevestiging, die krachtens de wet voor den eed in de plaats treedt.

Ontzetting van de in artikel 32, N°. 1–4, vermelde rechten kan worden uitgesproken.

Artikel

213a

Artikel

213b

Titel

X

Valschheid in muntspeciën en munt- en bankbiljetten

Artikel

214

Hij die muntspeciën of munt- of bankbiljetten namaakt of vervalscht, met het oogmerk om die muntspeciën of munt- of bankbiljetten als echt en onvervalscht uit te geven of te doen uitgeven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.

Artikel

215

Hij die opzettelijk als echte en onvervalschte muntspeciën of munt- of bankbiljetten uitgeeft muntspeciën of munt- of bankbiljetten, die hij zelf heeft nagemaakt of vervalscht of waarvan de valschheid of vervalsching hem, toen hij ze ontving, bekend was, of deze, met het oogmerk om ze als echt en onvervalscht uit te geven of te doen uitgeven, ontvangt, zich verschaft, in voorraad heeft, vervoert, invoert, doorvoert of uitvoert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.

Artikel

216

Hij die opzettelijk en wederrechtelijk muntspeciën of munt- of bankbiljetten welke bestemd zijn om als wettig betaalmiddel in omloop te worden gebracht, in omloop brengt of, teneinde ze in omloop te brengen, ontvangt, zich verschaft, in voorraad heeft, vervoert, invoert, doorvoert of uitvoert, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.

Artikel

217

[vervallen]

Artikel

218

[vervallen]

Artikel

219

Hij die opzettelijk valse of vervalste muntspeciën of valse of vervalste munt- of bankbiljetten uitgeeft, wordt, behoudens artikel 215, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar of geldboete van de vierde categorie.

Artikel

220

Hij die stoffen, voorwerpen of gegevens vervaardigt, ontvangt, zich verschaft of voorhanden heeft waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het namaken of vervalsen van muntspeciën of van munt- of bankbiljetten, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.

Artikel

220a

Bij veroordeeling wegens een der in dezen titel omschreven misdrijven worden:

  • de valsche, vervalschte of geschonden muntspeciën,

  • de valsche, of vervalschte munt- of bankbiljetten,

  • de stoffen, voorwerpen of gegevens, uit hun aard bestemd tot het namaken, vervalschen of in waarde verminderen van muntspecien of het namaken of vervalschen van munt- of bankbiljetten,

  • voor zoover daarmede met misdrijf is gepleegd of zij het voorwerp daarvan hebben uitgemaakt,

  • verbeurdverklaard, ook indien zij niet aan den veroordeelde toebehooren.

Artikel

221

Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 214 tot en met 216 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32, N°. 1–4, vermelde rechten worden uitgesproken.

Titel

XI

Valschheid in zegels en merken

Artikel

222

Artikel

223

Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren wordt gestraft:

  • 1°.

    hij die op voorwerpen aan ijk onderworpen valsche merken plaatst of echte vervalscht, met het oogmerk om die voorwerpen te gebruiken of door anderen te doen gebruiken alsof de daarop geplaatste merken echt en onvervalscht waren;

  • 2°.

    hij die, met gelijk oogmerk, op de bedoelde voorwerpen merken plaatst door wederrechtelijk gebruik te maken van echte stempels.

Artikel

224

Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren wordt gestraft:

  • 1°.

    hij die andere dan de in artikel 223 bedoelde merken, die krachtens wettelijk voorschrift op goederen of hunne verpakking moeten of kunnen worden geplaatst, daarop valschelijk plaatst of echte vervalscht, met het oogmerk om die goederen te gebruiken of door anderen te doen gebruiken alsof de daarop geplaatste merken echt en onvervalscht waren;

  • 2°.

    hij die, met gelijk oogmerk, op de bedoelde goederen of hunne verpakking merken plaatst door wederrechtelijk gebruik te maken van echte stempels;

  • 3°.

    hij die echte merken gebruikt voor goederen of hunne verpakking waarvoor die merken niet bestemd zijn, met het oogmerk om die goederen te gebruiken of door anderen te doen gebruiken alsof de bedoelde merken daarvoor bestemd waren.

Artikel

225

Hij die opzettelijk valsche, vervalschte of wederrechtelijk vervaardigde zegels, teekenen of merken, of de voorwerpen waaraan zij wederrechtelijk verbonden zijn, gebruikt, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert, ten verkoop in voorraad heeft of binnen de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba invoert, als waren die zegels, teekenen of merken echt en onvervalscht en niet wederrechtelijk vervaardigd of wederrechtelijk aan de voorwerpen verbonden, wordt gestraft met dezelfde straffen als in de artikelen 222–224 zijn bepaald, naar de daar gemaakte onderscheidingen.

Artikel

226

Hij die voorwerpen aan ijk onderworpen ontdoet van het daarop geplaatste afkeuringsmerk, met het oogmerk om die voorwerpen te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als waren zij niet afgekeurd, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.

Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk deze van het afkeuringsmerk ontdane voorwerpen gebruikt, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert of ten verkoop in voorraad heeft, als waren zij niet afgekeurd.

Artikel

227

Hij die van rijkswege uitgegeven zegels, welke reeds tot gebruik hebben gediend, ontdoet van het merk bestemd om ze voor verder gebruik ongeschikt te maken, met het oogmerk om die zegels te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als waren zij nog niet gebruikt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de eerste categorie.

Met dezelfde straffen wordt gestraft hij die opzettelijk deze van dat merk ontdane zegels gebruikt, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert, ten verkoop in voorraad heeft of binnen de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba invoert, als waren zij nog niet gebruikt.

Artikel

227bis

De bepalingen van de artikelen 222, 224, 225 en 227 zijn naar de daar gemaakte onderscheidingen mede van toepassing, indien de daarin omschreven feiten worden gepleegd met betrekking tot zegels of merken van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten, een buitenlandse mogendheid of een volkenrechtelijke organisatie.

Artikel

228

Hij die stoffen of voorwerpen voorhanden heeft waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van eenig in artikel 222 of in artikel 227bis in verband met artikel 222 omschreven misdrijf, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de eerste categorie.

De stoffen en voorwerpen worden verbeurd verklaard.

Artikel

229

Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 222–227bis omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32, N°. 1–4, vermelde rechten worden uitgesproken.

Titel

XII

Valsheid in geschriften, opgave van onware gegevens en schending van de verplichting gegevens te verstrekken

Artikel

230

Artikel

231

De schuldige aan valschheid in geschrifte wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren, indien zij gepleegd is:

  • 1°.

    in authentieke akten;

  • 2°.

    in schuldbrieven of certificaten van schuld van eenigen Staat, enig eilandgebied, eenige provincie, gemeente of openbare instelling;

  • 3°.

    in aandeelen of schuldbrieven of certificaten van aandeel of schuld van eenige vereniging, stichting of vennootschap;

  • 4°.

    in talons, dividend-, of rentebewijzen behoorende tot een der onder de beide voorgaande nummers omschreven stukken, of in de bewijzen in plaats van deze stukken uitgegeven;

  • 5°.

    in voor omloop bestemd krediet- of handelspapier.

Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk gebruik maakt van eenig in het eerste lid vermeld valsch of vervalscht geschrift als ware het echt en onvervalscht, indien uit dat gebruik eenig nadeel kan ontstaan.

Artikel

231a

Hij die enig geschrift valselijk opmaakt of vervalst met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt, indien uit dat gebruik aanranding van iemands eer of goede naam kan ontstaan, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.

Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk gebruik maakte van het valse of vervalste geschrift als ware het echt en onvervalst, indien uit dat gebruik aanranding van iemands eer of goede naam kan ontstaan.

Artikel

232

Hij die in eene authentieke akte een valsche opgave doet opnemen aangaande een feit, van welks waarheid de akte moet doen blijken, met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als ware zijne opgave in overeenstemming met de waarheid, wordt, indien uit dat gebruik eenig nadeel kan ontstaan, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk gebruik maakt van de akte als ware de inhoud in overeenstemming met de waarheid, indien uit dat gebruik eenig nadeel kan ontstaan.

Artikel

232a

Hij die, anders dan door valsheid in geschrift, opzettelijk niet naar waarheid gegevens verstrekt aan degene door wie of door wiens tussenkomst enige verstrekking of tegemoetkoming wordt verleend, wordt, indien het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de verstrekte gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op die verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.

Artikel

232b

Hij die, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaat tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, wordt, indien het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.

Artikel

233

De geneeskundige of verloskundige die opzettelijk een valse verklaring afgeeft nopens een geboorte, een oorzaak van overlijden dan wel nopens het al of niet bestaan of bestaan hebben van ziekten, zwakheden of gebreken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.

Indien de verklaring wordt afgegeven met het oogmerk om iemand in een krankzinnigengesticht te doen opnemen of terughouden, wordt gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden opgelegd.

Met dezelfde straffen wordt gestraft hij die opzettelijk van de valsche verklaring gebruik maakt als ware de inhoud in overeenstemming met de waarheid.

Artikel

234

Hij die eene schriftelijke geneeskundige verklaring nopens het al of niet bestaan of bestaan hebben van ziekten, zwakheden of gebreken valschelijk opmaakt of vervalscht, met het oogmerk om het openbaar gezag of verzekeraars te misleiden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.

Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met gelijk oogmerk, van de valsche of vervalschte verklaring gebruik maakt als ware zij echt en onvervalscht.

Artikel

235

Hij die een getuigschrift van goed gedrag, bekwaamheid, armoede, gebreken of andere omstandigheden valschelijk opmaakt of vervalscht, met het oogmerk om het te gebruiken of door anderen te doen gebruiken tot het verkrijgen van eene indienststelling of tot het opwekken van welwillendheid en hulpbetoon, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.

Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk gebruik maakt van eenig in het eerste lid vermeld valsch of vervalscht getuigschrift als ware het echt en onvervalscht.

Artikel

236

Artikel

237

Artikel

238

[vervallen]

Artikel

239

Hij die stoffen, voorwerpen of gegevens vervaardigt, ontvangt, zich verschaft, verkoopt, overdraagt of voorhanden heeft waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van enig in artikel 231, artikel 236, eerste lid, en artikel 237, eerste lid, omschreven misdrijf, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.

Artikel

240

Bij veroordeeling wegens een der in artikelen 230–234 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32, N°. 1–4, vermelde rechten worden uitgesproken.

Titel

XIII

Misdrijven tegen den burgerlijken staat

Artikel

241

Hij die door eenige handeling opzettelijk eens anders afstamming onzeker maakt, wordt als schuldig aan verduistering van staat, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren.

Ontzetting van de in artikel 32, N°. 1–4, vermelde rechten kan worden uitgesproken.

Vervolging heeft niet plaats dan nadat een verzoek tot inroeping of tot betwisting van staat is gedaan en de burgerlijke rechter daarop een eindbeslissing heeft gegeven. Indien het verzoek echter door het stilzitten van partijen onvoldoende voortgang vindt, kan vervolging ook plaats hebben nadat de burgerlijke rechter heeft beslist dat er een begin van bewijs is.

Artikel

242

Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren wordt gestraft:

  • 1°.

    hij die opzettelijk een dubbel huwelijk aangaat;

  • 2°.

    hij die een huwelijk aangaat, wetende dat de wederpartij daardoor een dubbel huwelijk aangaat.

Indien hij die opzettelijk een dubbel huwelijk aangaat, aan de wederpartij zijn gehuwden staat heeft verzwegen, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

Ontzetting van de in artikel 32, N°. 1–4, vermelde rechten kan worden uitgesproken.

Artikel

243

De ongehuwde die een huwelijk aangaat, opzettelijk aan de wederpartij verzwijgende dat daartegen eenig wettig beletsel bestaat, wordt, indien op grond van dat beletsel de nietigheid van het huwelijk is uitgesproken, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.

Titel

XIV

Misdrijven tegen de zeden

Artikel

244

Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie wordt gestraft schennis van de eerbaarheid:

  • 1°.

    op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd;

  • 2°.

    op een andere dan onder 1° bedoelde openbare plaats, toegankelijk voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar;

  • 3°.

    op een niet openbare plaats, indien een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is.

Artikel

245

Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie wordt gestraft hij die weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat een afbeelding of voorwerp aanstotelijk voor de eerbaarheid is en die afbeelding of dat voorwerp:

  • 1°.

    op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, openlijk tentoonstelt of aanbiedt;

  • 2°.

    aan iemand, anders dan op diens verzoek, toezendt.

Artikel

246

Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie wordt gestraft hij die een afbeelding, een voorwerp of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, verstrekt, aanbiedt of vertoont aan een minderjarige van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat deze jonger is dan zestien jaar.

Artikel

246bis

Artikel

247

[vervallen]

Artikel

248

Hij die door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid iemand dwingt tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, wordt als schuldig aan verkrachting gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier en twintig jaren.

Artikel

249

Hij die met iemand van wie hij weet dat hij in staat van bewusteloosheid of lichamelijke onmacht verkeert, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, handelingen pleegt die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zestien jaren.

Artikel

250

Hij die met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen pleegt die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier en twintig jaren.

Artikel

251

Artikel

252

Hij die door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid iemand dwingt tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, wordt, als schuldig aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zestien jaren.

Artikel

253

Artikel

254

Artikel

255

[vervallen]

Artikel

256

Hij die door giften of beloften van geld of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk beweegt ontuchtige handelingen met hem te plegen of zoodanige handelingen van hem te dulden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren.

Artikel

256a

Hij die ontucht pleegt met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.

Artikel

256b

Hij die opzettelijk aanwezig is bij het plegen van ontuchtige handelingen door een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt dan wel bij het vertonen van afbeeldingen van dergelijke handelingen in een daarvoor bestemde gelegenheid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.

Artikel

256c

Artikel

256d

Artikel

257

Hij die ontucht pleegt met zijn minderjarig kind, stiefkind of pleegkind, zijn pupil, een aan zijne zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwden minderjarige of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.

Met dezelfde straf wordt gestraft:

  • 1°.

    de ambtenaar die ontucht pleegt met een persoon aan zijn gezag onderworpen of aan zijne waakzaamheid toevertrouwd of aanbevolen;

  • 2°.

    de bestuurder, geneeskundige, onderwijzer, beambte, opzichter of bediende in een gevangenis, tuchtschool, opvoedingsgesticht, weeshuis, ziekenhuis, krankzinnigengesticht of instelling van weldadigheid, die ontucht pleegt met een persoon daarin opgenomen;*

  • 3°.

    Degene die, werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, ontucht pleegt met iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd.

Artikel

258

Wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren, hij die het plegen van ontucht door zijn minderjarig kind, stiefkind of pleegkind, zijn pupil, een aan zijne zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwenden minderjarige of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte met een derde opzettelijk teweegbrengt of bevordert;

  • 2°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren, hij die, buiten de gevallen genoemd onder 1°., het plegen van ontucht door een minderjarige wiens minderjarigheid hij kent of redelijkerwijze moet vermoeden, met een derde opzettelijk teweegbrengt of bevordert.

Indien de schuldige van het plegen van het misdrijf een beroep of eene gewoonte maakt, kunnen de straffen met een derde worden verhoogd.

Artikel

259

Hij die van het opzettelijk teweegbrengen of bevorderen van ontucht door anderen met derden een beroep of eene gewoonte maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de tweede categorie.

Artikel

260

[vervallen]

Artikel

261

Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 244, 248–253 en 255 tot en met 259 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32, no. 1–4, vermelde rechten worden uitgesproken.

Indien de schuldige aan een der misdrijven in de artikelen 255 tot en met 259 omschreven het misdrijf in zijn beroep begaat, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.

Artikel

262

Hij die opzettelijk eene vrouw in behandeling neemt of eene behandeling doet ondergaan, te kennen gevende of de verwachting opwekkende dat daardoor zwangerschap kan worden verstoord, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de tweede categorie.

Indien de schuldige uit winstbejag heeft gehandeld, van het plegen van het misdrijf een beroep of eene gewoonte maakt, of geneeskundige, vroedvrouw of artsenijbereider is, kunnen de straffen met een derde worden verhoogd.

Indien de schuldige het misdrijf in zijn beroep begaat, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.

Artikel

263

Met gevangenisstraf van ten hoogste negen maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft:

  • 1°.

    hij die aan iemand die in kenlijken staat van dronkenschap verkeert bedwelmenden drank verkoopt of toedient;

  • 2°.

    hij die een kind beneden den leeftijd van zestien jaren opzettelijk dronken maakt;

  • 3°.

    hij die iemand door geweld of bedreiging met geweld dwingt tot het gebruik van bedwelmenden drank.

Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

Indien het feit den dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.

Indien de schuldige het misdrijf in zijn beroep begaat, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.

Artikel

264

Hij die een onder zijn wettig gezag staand kind beneden den leeftijd van twaalf jaren aan een ander afstaat of overlaat, wetende dat het tot of bij het uitoefenen van bedelarij, van gevaarlijke kunstverrichtingen of van gevaarlijken of de gezondheid ondermijnenden arbeid zal worden gebruikt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.

Artikel

265

Met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de tweede categorie wordt gestraft:

  • 1°.

    hij die, zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, opzettelijk een dier pijn of letsel veroorzaakt of de gezondheid van een dier benadeelt;

  • 2°.

    hij die zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, opzettelijk aan een dier, dat geheel of ten dele aan hem toebehoort en onder zijn toezicht staat of aan een dier, tot welks verzorging hij verplicht is, de nodige verzorging onthoudt.

Het dier kan, indien het de schuldige toebehoort, worden verbeurdverklaard.

Indien tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een der strafbare feiten omschreven in dit artikel of in artikel 477, onherroepelijk is geworden, kan gevangenisstraf van ten hoogste een jaar worden opgelegd.

Artikel

266

Titel

XV

Verlating van hulpbehoevenden

Artikel

267

Hij die opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij krachtens wet of eene overeenkomst verplicht is, in een hulpeloozen toestand brengt of laat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

268

Hij die een kind beneden den leeftijd van zeven jaren te vondeling legt of, met het oogmerk om er zich van te ontdoen, verlaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden.

Artikel

269

Indien een der in de artikelen 267 en 268 omschreven feiten zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden.

Indien een dezer feiten den dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.

Artikel

270

Indien de schuldige aan het in artikel 268 omschreven misdrijf de vader of de moeder is, kunnen te zijnen aanzien de in de artikelen 268 en 269 bepaalde straffen met een derde worden verhoogd.

Artikel

271

Indien de moeder, onder de werking van vrees voor de ontdekking van hare bevalling, haar kind kort na de geboorte te vondeling legt of, met het oogmerk om er zich van te ontdoen, verlaat, wordt het maximum der in de artikelen 268 en 269 vermelde straffen tot de helft verminderd.

Artikel

272

Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 268–271 omschreven misdrijven kan ontzetting van de in artikel 32 N°. 4 vermelde rechten worden uitgesproken.

Artikel

272bis

Hij, die bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak veroordeeld zijnde om aan iemand levensonderhoud te verschaffen of om een bepaald bedrag te betalen voor de verzorging en de opvoeding van een minderjarige kind, hiermede opzettelijk geheel of gedeeltelijk in gebreke is gebleven gedurende een tijdsverloop van twee maanden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of met geldboete van de eerste categorie.

Artikel

272ter

Hij, aan wiens schuld te wijten is, dat hij, bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak veroordeeld zijnde om aan iemand levensonderhoud te verschaffen of om een bepaald bedrag te betalen voor de verzorging en de opvoeding van een minderjarig kind, hiermede geheel of gedeeltelijk in gebreke is gebleven gedurende een tijdsverloop van twee maanden, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of met geldboete van de eerste categorie.

Artikel

272quater

[vervallen]

Titel

XVI

Beleediging

Artikel

273

Artikel

274

Hij die het misdrijf van smaad of smaadschrift pleegt ingeval het bewijs der waarheid van het te laste gelegde feit is toegelaten, wordt, indien hij dat bewijs niet levert en de telastlegging tegen beter weten is geschied, als schuldig aan laster, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.

Artikel

275

Het bewijs der waarheid van het te laste gelegde feit wordt alleen toegelaten in de volgende gevallen:

  • 1°.

    wanneer de rechter het onderzoek naar de waarheid noodig acht ter beoordeling van de bewering van den beklaagde dat hij in het algemeen belang of tot noodzakelijke verdediging gehandeld heeft;

  • 2°.

    wanneer aan een ambtenaar een feit begaan in de uitoefening zijner bediening wordt te laste gelegd.

Artikel

276

Het in artikel 275 bedoeld bewijs is niet toegelaten, indien het te laste gelegde feit niet dan op klachte kan worden vervolgd en geene klachte is gedaan.

Artikel

277

Indien de beleedigde aan het te laste gelegde feit bij rechterlijk gewijsde onherroepelijk is schuldig verklaard, is veroordeeling wegens laster uitgesloten.

Indien hij van het te laste gelegde feit bij rechterlijk gewijsde onherroepelijk is vrijgesproken, wordt dat gewijsde als volkomen bewijs der onwaarheid van het feit aangemerkt.

Indien tegen den beleedigde wegens het hem te laste gelegde feit eene strafvervolging is aangevangen, wordt de vervolging wegens laster geschorst totdat bij gewijsde onherroepelijk over het te laste gelegde feit is beslist.

Artikel

278

Elke opzettelijke beleediging die niet het karakter van smaad of smaadschrift draagt, iemand hetzij in het openbaar mondeling of bij geschrifte, hetzij in zijne tegenwoordigheid mondeling of door feitelijkheden, hetzij door toegezonden of aangeboden geschrift, aangedaan, wordt, als eenvoudige beleediging, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

279

De in de voorgaande artikelen van dezen Titel bepaalde straffen kunnen met een derde worden verhoogd, indien de beleediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening zijner bediening.

Artikel

280

Hij die opzettelijk tegen een bepaald persoon bij de overheid een valsche klacht of aangifte schriftelijk inlevert of in geschrift doet brengen, waardoor de eer of goede naam van dien persoon wordt aangerand, wordt, als schuldig aan lasterlijke aanklacht, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.

Artikel

281

Hij die opzettelijk door eenige handeling een ander valschelijk onder verdenking brengt eenig strafbaar feit te hebben gepleegd, wordt, als schuldig aan lasterlijke verdachtmaking, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.

Artikel

282

Beleediging, strafbaar krachtens dezen Titel, wordt niet vervolgd dan op klachte van hem tegen wien het misdrijf is gepleegd, behalve in het geval van artikel 279.

Artikel

283

Hij die ten aanzien van een overledene een feit pleegt dat, ware deze nog in leven, als smaadschrift of smaad zou zijn gekenmerkt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de eerste categorie.

Dit misdrijf wordt niet vervolgd dan op klachte hetzij van een der bloedverwanten of aangehuwden van den overledene in de rechte linie of zijlinie tot den tweeden graad, hetzij van zijn echtgenoot.

Artikel

284

Artikel

284a

Bij veroordeeling wegens een der misdrijven, omschreven in de artikelen 274, 280, 281 en 284, kan ontzetting van de in artikel 32 vermelde rechten worden uitgesproken.

Titel

XVII

Schending van geheimen

Artikel

285

Hij die opzettelijk eenig geheim, hetwelk hij, uit hoofde van zijn hetzij tegenwoordig hetzij vroeger ambt of beroep, verplicht is te bewaren, bekend maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de tweede categorie.

Indien dit misdrijf tegen een bepaald persoon gepleegd is, wordt het slechts vervolgd op diens klachte.

Artikel

286

Artikel

286a

De persoon werkzaam bij enige instelling van vervoer die een aan zodanige instelling toevertrouwde brief, gesloten stuk of pakket opzettelijk en wederrechtelijk opent, daarvan inzage neemt of de inhoud aan een ander bekendmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden of geldboete van de vierde categorie.

Artikel

286b

Artikel

286c

De persoon belast met de dienst van een ten algemenen nutte gebezigde telegraafinrichting wordt gestraft:

  • a.

    met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden of geldboete van de vierde categorie, indien hij de inhoud van een aan zodanige inrichting toevertrouwd bericht opzettelijk en wederrechtelijk aan een ander bekendmaakt of een telegram opzettelijk en wederrechtelijk opent, daarvan inzage neemt of de inhoud aan een ander bekendmaakt;

  • b.

    met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie, indien hij een aan zodanige inrichting toevertrouwd bericht of een telegram opzettelijk aan een ander dan de rechthebbende afgeeft, vernietigt, wegmaakt, zich toeeigent of de inhoud wijzigt.

Artikel

286d

Artikel

286e

Enig in de artikelen 286a tot en met 286d bedoeld persoon die opzettelijk toelaat dat een ander een der in deze artikelen vermelde feiten pleegt, of die ander daarbij als medeplichtige ter zijde staat, wordt gestraft met de straffen en naar de onderscheidingen in die bepalingen vastgesteld.

Titel

XVIII

Misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid

Artikel

286f

Artikel

287

Hij die voor eigen of vreemde rekening slavenhandel drijft of opzettelijk daaraan middellijk of onmiddellijk deelneemt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.

Artikel

288

Hij die als schipper dienst neemt of dienst doet op een vaartuig, wetende dat het tot het drijven van slavenhandel bestemd is, of het daartoe gebruikende, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.

Indien het vervoer den dood van een of meer slaven ten gevolge heeft, wordt de schipper gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.

Artikel

289

Hij die als schepeling dienst neemt op een vaartuig, wetende dat het tot het drijven van slavenhandel bestemd is of gebruikt wordt, of vrijwillig in dienst blijft na die bestemming of dit gebruik te hebben vernomen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.

Artikel

290

Hij die voor eigen of vreemde rekening middellijk of onmiddellijk medewerkt tot het verhuren, vervrachten of verzekeren van een vaartuig, wetende dat het tot het drijven van slavenhandel bestemd is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren.

Artikel

291

Hij die iemand uit de plaats van diens inwoning of van diens tijdelijk verblijf wegvoert, met het oogmerk om hem wederrechtelijk onder zijne of eens anders macht te brengen of hem in hulpeloozen toestand te verplaatsen, wordt als schuldig aan menschenroof, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.

Artikel

292

Artikel

293

Hij die opzettelijk een minderjarige die onttrokken is of zich onttrokken heeft aan het wettig over hem gesteld gezag of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, verbergt of aan de nasporing van de ambtenaren der justitie of politie onttrekt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of, indien de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is, met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

Artikel

294

Als schuldig aan schaking wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, hij die eene minderjarige vrouw, zonder den wil van hare ouders of voogden, doch met hare toestemming wegvoert, met het oogmerk om zich haar bezit in of buiten echt te verzekeren;

  • 2°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren, hij die eene vrouw door list, geweld of bedreiging met geweld wegvoert, met het oogmerk om zich haar bezit in of buiten echt te verzekeren.

Geene vervolging heeft plaats dan op klachte.

De klachte geschiedt:

  • a.

    indien de vrouw tijdens de wegvoering minderjarig is, hetzij door haar zelve, hetzij door iemand wiens toestemming zij tot het aangaan van een huwelijk behoeft;

  • b.

    Indien zij tijdens de wegvoering meerderjarig is, hetzij door haar zelve, hetzij door haren echtgenoot.

Indien de schaker met de weggevoerde een huwelijk heeft gesloten, heeft geene veroordeeling plaats, dan nadat de nietigheid van het huwelijk is uitgesproken.

Artikel

295

Hij die opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid berooft of beroofd houdt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden.

Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.

Indien het feit den dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.

De in dit artikel bepaalde straffen zijn ook van toepassing op hem die opzettelijk tot de wederrechtelijke vrijheidsrooving eene plaats verschaft.

Artikel

295ao

Artikel

295a

Artikel

295b

De samenspanning tot het in artikel 295a omschreven misdrijf wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.

Artikel

296

Hij aan wiens schuld te wijten is dat iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd wordt of beroofd blijft, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de eerste categorie.

Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met hechtenis van ten hoogste negen maanden.

Indien het feit den dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar.

Artikel

297

Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren wordt gestraft:

  • 1°.

    hij die een ander door geweld of eenige andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of eenige andere feitelijkheid, gericht hetzij tegen dien ander, hetzij tegen derden, wederrechtelijk dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden;

  • 2°.

    hij die een ander door bedreiging met smaad, smaadschrift of valsche aanklacht dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden.

In het geval onder N°. 2 omschreven, wordt het misdrijf niet vervolgd dan op klachte van hem tegen wien het gepleegd is.

Artikel

297a

Hij die een ander door bedreiging met diefstal of afpersing van een splijtstof als bedoeld in het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal (Trb. 1981, 7) gericht tegen die ander of tegen derden wederrechtelijk dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden of geldboete van de vierde categorie.

Artikel

298

Artikel

298a

Titel

XIX

Misdrijven tegen het leven gericht

Artikel

300

Hij die opzettelijk een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan doodslag, gestraft met levenslange gevangenisstraf dan wel een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste vier en twintig jaren.

Artikel

301

Doodslag gevolgd, vergezeld of voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om bij betrapping op heeter daad, aan zich zelven of andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren, wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste vier en twintig jaren.

Artikel

301a

Doodslag, gepleegd met een terroristisch oogmerk, wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste vierentwintig jaren.

Artikel

302

Hij die opzettelijk en met voorbedachten rade een ander van het leven berooft, wordt als schuldig aan moord, gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste vier en twintig jaren.

Artikel

302a

De samenspanning tot het in artikel 302 omschreven misdrijf, te begaan met een terroristisch oogmerk, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.

Artikel

303

De moeder die, onder de werking van vrees voor de ontdekking van hare bevalling, haar kind bij of kort na de geboorte opzettelijk van het leven berooft, wordt, als schuldig aan kinderdoodslag, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

Artikel

304

De moeder die, ter uitvoering van een onder de werking van vrees voor de ontdekking van hare aanstaande bevalling genomen besluit, haar kind bij of kort na de geboorte opzettelijk van het leven berooft, wordt, als schuldig aan kindermoord, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.

Artikel

305

De in de artikelen 303 en 304 omschreven misdrijven worden ten aanzien van anderen, die er aan deelnemen, als doodslag of als moord aangemerkt.

Artikel

306

Hij die een ander op zijn uitdrukkelijk en ernstig verlangen van het leven berooft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.

Artikel

307

Hij die opzettelijk een ander tot zelfmoord aanzet, hem daarbij behulpzaam is of hem de middelen daartoe verschaft, wordt, indien de zelfmoord volgt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.

Artikel

308

De vrouw die opzettelijk de afdrijving of den dood van haar vrucht veroorzaakt of door een ander laat veroorzaken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.

Artikel

309

Hij die opzettelijk de afdrijving of den dood der vrucht van eene vrouw zonder hare toestemming veroorzaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.

Indien het feit den dood van de vrouw ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.

Artikel

310

Hij die opzettelijk de afdrijving of den dood der vrucht van eene vrouw met hare toestemming veroorzaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden.

Indien het feit den dood van de vrouw ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

Artikel

311

Indien een geneeskundige, vroedvrouw of artsenijbereider medeplichtig is aan het misdrijf in artikel 308 of schuldig of medeplichtig aan een der misdrijven in de artikelen 309 en 310 omschreven, kunnen de in die artikelen bepaalde straffen met een derde worden verhoogd, en kan hij van de uitoefening van het beroep waarin hij het misdrijf begaat worden ontzet.

Artikel

312

Bij veroordeeling wegens doodslag, wegens moord of wegens een der in de artikelen 306, 309 en 310 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32, N°. 1–4, vermelde rechten worden uitgesproken.

Titel

XX

Mishandeling

Artikel

313

Mishandeling wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.

Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren.

Indien het feit den dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.

Met mishandeling wordt gelijkgesteld opzettelijke benadeling der gezondheid.

Poging tot dit misdrijf is niet strafbaar.

Artikel

313a

Artikel

314

Mishandeling gepleegd met voorbedachten rade wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.

Indien het feit den dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zestien jaren.

Artikel

314a

Mishandeling gepleegd met gebruikmaking van wapenen, als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenwet BES, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren.

Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.

Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zestien jaren.

Artikel

314b

Mishandeling gepleegd met gebruikmaking van wapenen, als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenwet BES en met voorbedachten rade, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.

Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zestien jaren.

Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier en twintig jaren.

Artikel

315

Hij die aan een ander opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toebrengt, wordt, als schuldig aan zware mishandeling, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zestien jaren.

Indien het feit den dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twintig jaren.

Artikel

316

Zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier en twintig jaren.

Indien het feit den dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met levenslange gevangenisstraf dan wel een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste vier en twintig jaren.

Artikel

317

De in de artikelen 313–316 bepaalde straffen kunnen met een derde worden verhoogd:

  • 1°.

    ten aanzien van den schuldige die het misdrijf begaat tegen zijne moeder, zijne wettigen vader, zijn echtgenoot of zijn kind;

  • 2°.

    indien het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening zijner bediening;

  • 3°.

    indien het misdrijf wordt gepleegd door toediening van voor het leven of de gezondheid schadelijke stoffen.

Artikel

318

Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 314 en 316 omschreven misdrijven kan ontzetting van de in artikel 32, no. 1–4, vermelde rechten worden uitgesproken.

Artikel

318a

Indien een misdrijf, strafbaar gesteld in artikel 315 en 316, is begaan met een terroristisch oogmerk, kan levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste vierentwintig jaren.

Artikel

318b

De samenspanning tot het in artikel 316 omschreven misdrijf, te begaan met een terroristisch oogmerk, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.

Artikel

319

Zij die opzettelijk deelnemen aan een aanval of vechterij waarin onderscheiden personen zijn gewikkeld, worden, behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de bijzondere door hem bedreven feiten, gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren, indien de aanval of vechterij alleen zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;

  • 2°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren, indien de aanval of vechterij iemands dood ten gevolge heeft.

Titel

XXI

Veroorzaken van den dood of van lichamelijk letsel door schuld

Artikel

320

Hij aan wiens schuld de dood van een ander te wijten is, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste negen maanden.

Indien de dood, bij gelegenheid van een botsing, aan- of overrijding met een door de schuldige bestuurd motorrijtuig, of bij gelegenheid van enige handeling ter voorkoming van een botsing met of aan of overrijding door dat motorrijtuig, veroorzaakt is door de botsing, aan- of overrijding dan wel door de handeling ter voorkoming daarvan, wordt degene, aan wiens schuld die dood te wijten is, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.

Artikel

321

Hij aan wiens schuld te wijten is dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt of zoodanig lichamelijk letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening zijner ambts- of beroepsbezigheden ontstaan, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de eerste categorie.

Indien het letsel, bij gelegenheid van een botsing, aan- of overrijding met een door de schuldige bestuurd motorrijtuig, of bij gelegenheid van enige handeling ter voorkoming van een botsing met of aan- of overrijding door dat motorrijtuig, veroorzaakt is door de botsing, aan of overrijding dan wel door de handeling ter voorkoming daarvan, wordt degene, aan wiens schuld dat letsel te wijten is, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste achttien maanden.

Artikel

321a

Indien de schuldige, in de gevallen bedoeld in het tweede lid van artikel 320 of het tweede lid van artikel 321, tijdens het ongeval onder zodanige invloed van het gebruik van alcoholhoudende drank verkeerde, dat hij niet in staat moest worden geacht het motorrijtuig naar behoren te besturen, wordt hij gestraft, in het geval bedoeld bij het tweede lid van artikel 320 met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, en in het geval bedoeld bij het tweede lid van artikel 321 met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.

Artikel

322

Indien de in dezen Titel omschreven misdrijven worden gepleegd in de uitoefening van eenig ambt of beroep, kan de straf met een derde worden verhoogd, kan ontzetting worden uitgesproken van de uitoefening van het beroep waarin het misdrijf is gepleegd en kan de rechter de openbaarmaking zijner uitspraak gelasten.

Titel

XXII

Diefstal en strooperij

Artikel

323

Hij die eenig goed dat geheel of ten deele aan een ander toebehoort, wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt, als schuldig aan diefstal, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.

Artikel

324

Met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren wordt gestraft:

  • 1°.

    diefstal van vee uit de weide;

  • 2°.

    diefstal bij gelegenheid van brand, ontploffing, watersnood, schipbreuk, stranding, spoorwegongeval, oproer, muiterij of oorlogsnood;

  • 3°.

    diefstal van een motorrijtuig;

  • 4°.

    diefstal door twee of meer vereenigde personen;

  • 5°.

    diefstal waarbij de schuldige zich den toegang tot de plaats des misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming, van valsche sleutels, van een valsche order of een valsch kostuum.

  • 6°.

    diefstal met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijker te maken.

Artikel

324a

Artikel

325

Artikel

326

Bij veroordeeling wegens diefstal kan ontzetting van de in artikel 32, N°. 1–4, vermelde rechten worden uitgesproken.

Artikel

327

[vervallen]

Artikel

328

[vervallen]

Artikel

329

Indien de dader van of medeplichtige aan een der in dezen Titel omschreven misdrijven de niet van tafel en bed of van goederen gescheiden echtgenoot is van hem tegen wien het misdrijf is gepleegd, is de strafvervolging tegen dien dader of dien medeplichtige uitgesloten.

Indien hij zijn van tafel en bed of van goederen gescheiden echtgenoot is of zijn bloed- of aanverwant, hetzij in de rechte linie, hetzij in den tweeden graad der zijlinie, heeft de vervolging, voor zoover hem betreft, alleen plaats op eene tegen hem gerichte klachte van dengene tegen wien het misdrijf is gepleegd.

Titel

XXIII

Afpersing en afdreiging

Artikel

330

Artikel

331

Artikel

332

De bepaling van artikel 329 is op de in dezen Titel omschreven misdrijven van toepassing

Artikel

333

Bij veroordeling wegens een der in dezen Titel omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32, N°. 1–4, vermelde rechten worden uitgesproken.

Titel

XXIV

Verduistering

Artikel

334

Hij die opzettelijk eenig goed dat geheel of ten deele aan een ander toebehoort en dat hij anders dan door misdrijf onder zich heeft, wederrechtelijk zich toeeigent, wordt, als schuldig aan verduistering, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

335

Verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijne persoonlijke dienstbetrekking of van zijn beroep, of tegen geldelijke vergoeding onder zich heeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.

Artikel

335a

Indien een der in de artikelen 334 en 335 omschreven feiten wordt gepleegd met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken, wordt de op het feit gestelde gevangenisstraf met een derde verhoogd.

Artikel

336

Verduistering gepleegd door hem wien het goed uit noodzaak in bewaring is gegeven, of door voogden, curators, bewindvoerders, uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen of beheerders van verenigingen of van stichtingen, ten opzichte van eenig goed dat zij als zoodanig onder zich hebben, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren.

Artikel

336a

Hij die opzettelijk en wederrechtelijk een subsidie die met een bepaald doel door of vanwege de Europese Gemeenschappen is verstrekt, aanwendt voor andere doeleinden dan waarvoor zij is verstrekt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie.

Artikel

337

De bepaling van artikel 329 is op de in dezen Titel omschreven misdrijven van toepassing.

Artikel

338

Titel

XXV

Bedrog

Artikel

339

Artikel

339a

Hij, die een beroep of eene gewoonte maakt van het koopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.

Artikel

339b

Artikel

340

Hij die door listige kunstgrepen den verzekeraar in dwaling brengt ten opzichte van omstandigheden tot, de verzekering betrekking hebbende, zoodat deze eene overeenkomst sluit die hij niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten, indien hij den waren staat van zaken gekend had, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.

Artikel

341

Hij die, met het oogmerk om zich of een ander, ten nadeele van den verzekeraar, wederrechtelijk te bevoordeelen, brand sticht of eene ontploffing teweegbrengt in eenig tegen brandgevaar verzekerd goed, of een vaartuig of luchtvaartuig, dat verzekerd is of waarvan de zich aan boord bevindende zaken of de te verdienen vracht zijn verzekerd, doet zinken, stranden of verongelukken, vernielt, onbruikbaar maakt of beschadigt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.

Artikel

341bis

Hij, die, om het handels- of bedrijfsdebiet van zichzelven of van een ander te vestigen, te behouden of uit te breiden, eenige bedrieglijke handeling pleegt tot misleiding van het publiek of van een bepaald persoon, wordt, indien daaruit eenig nadeel voor concurrenten van hem of van dien ander kan ontstaan, als schuldig aan oneerlijke mededinging, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar, of geldboete van de derde categorie.

Artikel

341ter

Artikel

341quater

Artikel

342

Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar wordt gestraft de verkooper die den kooper bedreigt:

  • 1°.

    door hem die een bepaald aangewezen voorwerp kocht, opzettelijk iets anders daarvoor in de plaats te leveren;

  • 2°.

    ten opzichte van de aard, de hoedanigheid of de hoeveelheid van het geleverde, door het aanwenden van listige kunstgrepen.

Artikel

342bis

De houder van een cognossement, die opzettelijk over verschillende exemplaren daarvan onder bezwarenden titel beschikt ten behoeve van verschillende verkrijgers, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.

Artikel

343

Hij die eet- of drinkwaren of geneesmiddelen verkoopt, te koop aanbiedt of aflevert, wetende dat zij vervalscht zijn en die vervalsching verzwijgende, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.

Eet- of drinkwaren of geneesmiddelen zijn vervalscht, wanneer door bijmenging van vreemde bestanddeelen hunne waarde of hunne bruikbaarheid verminderd is.

Artikel

344

Met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren wordt gestraft de aannemer of de bouwmeester van eenig werk of de verkooper van bouwmaterialen, die bij de uitvoering van het werk of de levering der materialen eenige bedrieglijke handeling pleegt, ten gevolge waarvan de veiligheid van personen of goederen, of de veiligheid van den Staat in tijd van oorlog kan worden in gevaar gebracht.

Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met het opzicht over het werk of over de levering der materialen belast, de bedrieglijke handeling opzettelijk toelaat.

Artikel

345

Hij die, bij levering van benoodigdheden ten dienste van de krijgsmacht, eenige bedrieglijke handeling pleegt, ten gevolge waarvan de veiligheid van den Staat in tijd van oorlog kan worden in gevaar gebracht, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met het opzicht over de levering der goederen belast, de bedrieglijke handeling opzettelijk toelaat.

Artikel

346

Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordeelen, hetgeen tot afbakening der grenzen van erven dient, vernielt, verplaatst, verwijdert of onbruikbaar maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.

Artikel

347

Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordeelen, door het verspreiden van een logenachtig bericht, den prijs van koopwaren, fondsen of geldwaardig papier doet stijgen of dalen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.

Artikel

348

Hij die effecten uitgeeft of belast is met of zijn medewerking verleent tot het plaatsen van effecten, het publiek tot inschrijving of deelneming tracht te bewegen door het opzettelijk verzwijgen of verminken van ware, of voorspiegelen van valse feiten of omstandigheden, wordt gestraft met hetzij een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren, hetzij een geldboete van de vijfde categorie, hetzij met beide straffen.

Met dezelfde straf wordt gestraft de natuurlijke persoon of de bestuurder, beheerende vennoot of commissaris van de vereniging, stichting of vennootschap, die het plegen van het feit opzettelijk toelaat.

Onder effecten wordt verstaan hetgeen daaronder in artikel 1 van de Wet toezicht effectenbeurzen BES wordt verstaan.

Artikel

349

De koopman, de bestuurder, beheerende vennoot of commissaris van eene vennootschap of coöperatie, die opzettelijk eene onware staat of eene onware balans, winst- en verliesrekening of toelichting op een van die stukken openbaar maakt of zoodanige openbaarmaking opzettelijk toelaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.

Artikel

350

Artikel

351

De bepaling van artikel 329 is op de in dezen Titel omschreven misdrijven van toepassing.

Artikel

352

Bij veroordeeling wegens een der in dezen Titel omschreven misdrijven, kan de rechter de openbaarmaking zijner uitspraak gelasten en de schuldige worden ontzet van de uitoefening van het beroep waarin hij het misdrijf begaan geeft.

Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 339, 341, 344 en 345 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32, N°. 1–4, vermelde rechten worden uitgesproken.

Titel

XXVI

Benadeeling van schuldeischers en rechthebbenden

Artikel

353

De koopman die in staat van faillissement is verklaard, wordt, als schuldig aan eenvoudige bankbreuk, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar:

  • 1°.

    indien zijne verteringen buitensporig zijn geweest;

  • 2°.

    indien hij, met het oogmerk om zijn faillissement uit te stellen, wetende dat het daardoor niet kon worden voorkomen, op bezwarende voorwaarden geldopnemingen heeft gedaan;

  • 3°.

    indien hij de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers waarmee hij ingevolge artikel 15a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES een administratie gevoerd heeft en de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers die hij ingevolge dat artikel bewaard heeft, niet in ongeschonden staat te voorschijn brengt.

Artikel

354

De koopman die in staat van faillissement is verklaard, wordt, als schuldig aan bedrieglijke bankbreuk, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, indien hij ter bedrieglijke verkorting van de rechten zijner schuldeischers:

  • 1°.

    hetzij lasten verdicht heeft of verdicht, hetzij baten niet verantwoord heeft of niet verantwoordt, hetzij eenig goed aan den boedel onttrokken heeft of onttrekt;

  • 2°.

    eenig goed hetzij om niet, hetzij klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd;

  • 3°.

    ter gelegenheid van zijn faillissement of op een tijdstip waarop hij wist dat het faillissement niet kon worden voorkomen, een zijner schuldeischers op eenige wijze bevoordeeld heeft of bevoordeelt;

  • 4°.

    niet voldaan heeft of niet voldoet aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld.

Artikel

355

De bestuurder of commissaris eener naamlooze vennootschap of besloten vennootschap welke in staat van faillissement is verklaard, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar:

  • 1°.

    indien hij heeft medegewerkt of zijne toestemming gegeven tot eenige handeling, in strijd met eenige wettelijke bepaling van de akte van oprichting, waaraan de door de vennootschap geleden verliezen geheel of grotendeels zijn te wijten;

  • 2°.

    indien hij, met het oogmerk om het faillissement der vennootschap uit te stellen, wetende dat het daardoor niet kan worden voorkomen, heeft medegewerkt of zijn toestemming gegeven tot het doen van geldopnemingen op bezwarende voorwaarden;

  • 3°.

    indien aan hem te wijten is, dat aan de in artikel 15a, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES omschreven verplichtingen niet is volstaan of dat de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, waarmee volgens dat artikel administratie gevoerd is, en de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers die ingevolge dat artikel zijn bewaard, niet in ongeschonden staat worden te voorschijn gebracht.

Artikel

356

De bestuurder of commissaris eener naamlooze vennootschap of besloten vennootschap welke in staat van faillissement is verklaard, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, indien hij ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeischers van de vennootschap:

  • 1°.

    hetzij lasten verdicht heeft of verdicht, hetzij baten niet verantwoord heeft of niet verantwoordt, hetzij eenig goed aan den boedel onttrokken heeft of onttrekt;

  • 2°.

    eenig goed hetzij om niet, hetzij klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd;

  • 3°.

    ter gelegenheid van het faillissement of op een tijdstip waarop hij wist dat het faillissement niet kon worden voorkomen, een der schuldeischers op eenige wijze bevoordeeld heeft of bevoordeelt;

  • 4°.

    niet voldaan heeft of niet voldoet aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld.

Artikel

357

Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden wordt gestraft hij die ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeischers:

  • 1°.

    ingeval van faillissement of in het vooruitzicht daarvan, indien het faillissement is gevolgd, enig goed aan de boedel onttrekt of betaling aanneemt, hetzij van een niet opeisbare schuld, hetzij van een opeisbare schuld, in het laatste geval wetende, dat het faillissement van de schuldenaar reeds was aangevraagd of ten gevolge van overleg met de schuldenaar;

  • 2°.

    bij verificatie der schuldvorderingen in geval van faillissement, eene niet bestaande schuldvordering voorwendt of eene bestaande tot een verhoogd bedrag doet gelden.

Artikel

358

De schuldeischer die tot een aangeboden gerechtelijk akkoord toetreedt tengevolge van eene overeenkomst hetzij met den schuldenaar, hetzij met een derde, waarbij hij bijzondere voordeelen heeft bedongen, wordt, in geval van aanneming van het akkoord, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.

Gelijke straf wordt in hetzelfde geval toegepast op den schuldenaar of, indien deze eene vennootschap, vereniging of stichting is, op den bestuurder of commissaris, die zoodanige overeenkomst sluit.

Artikel

359

Hij die zonder koopman te zijn in staat van faillissement is verklaard, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden, indien hij, ter bedrieglijke verkorting van de rechten zijner schuldeischers, hetzij lasten verdicht heeft of verdicht, hetzij baten niet verantwoord heeft of niet verantwoordt, hetzij eenig goed aan den boedel onttrokken heeft of onttrekt, hetzij eenig goed om niet of klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd, hetzij ter gelegenheid van zijn faillissement, of op een tijdstip waarop hij wist, dat het niet kon worden voorkomen een zijner schuldeischers op eenige wijze bevoordeeld heeft of bevoordeelt.

Artikel

360

De bestuurder of commissaris eener naamlooze vennootschap of besloten vennootschap die, buiten het geval van artikel 335, zijne medewerking heeft verleend of zijne toestemming gegeven tot eenige handeling in strijd met eenige wettelijke bepaling van de akte van oprichting, ten gevolge waarvan de vennootschap of vereniging ernstig nadeel ondervindt, wordt gestraft met geldboete van de derde categorie.

Artikel

361

Hij die opzettelijk zijn eigen goed of, ten behoeve van degene aan wie het toebehoort, een hem niet toebehorend goed onttrekt aan een pandrecht, een retentierecht of een recht van vruchtgebruik of gebruik van een ander, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden.

Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk een goed dat is onderworpen aan een pandrecht, een retentierecht of een recht van vruchtgebruik of gebruik van een ander, vernielt, beschadigt of onbruikbaar maakt. De bepaling van artikel 329 is op deze misdrijven van toepassing.

Artikel

362

Bij veroordeeling wegens een der in artikelen 354, 356, 357 en 359 omschreven misdrijven, kan de schuldige worden ontzet van de in artikel 32, N°. 1–4, vermelde rechten.

Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 353–359 omschreven misdrijven, kan openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak worden gelast.

Artikel

363

[vervallen]

Artikel

364

[vervallen]

Artikel

365

[vervallen]

Titel

XXVII

Vernieling of beschadiging van goederen

Artikel

366

Artikel

367

Hij die opzettelijk en wederrechtelijk hetgeen tot afbakening der grenzen van ervan of perceelen dient, vernielt, verplaatst, verwijdert, of onbruikbaar maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

367a

Artikel

367b

Artikel

368

Hij die spoorweg-, telegraaf-, telefoon- of electriciteitswerken, geautomatiseerde werken of werken voor telecommunicatie, werken dienende tot waterkeering of waterloozing, gas- of waterleidingen of riolen, voor zoover deze werken, leidingen of riolen ten algemeenen nutte gebezigd worden, opzettelijk en wederrechtelijk vernielt, beschadigt of onbruikbaar maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.

Artikel

369

Hij aan wiens schuld te wijten is dat eenig in het vorig artikel bedoeld werk, leiding of riool vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt wordt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of een geldboete van de eerste categorie.

Artikel

370

Hij die opzettelijk en wederrechtelijk eenig gebouw, vaartuig of zijn lading, installatie ter zee of luchtvaartuig dat geheel of ten deele aan een ander toebehoort, vernielt of onbruikbaar maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.

Artikel

371

De bepaling van artikel 329 is op de in dezen Titel omschreven misdrijven van toepassing.

Artikel

372

Indien een der in dezen Titel omschreven misdrijven door twee of meer vereenigde personen gepleegd wordt, kan de straf met een derde worden verhoogd.

Artikel

372a

Indien een der in de artikelen 366, 367a, 368 en 370 omschreven feiten worden gepleegd met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken, wordt de op het feit gestelde gevangenisstraf met een derde verhoogd.

Titel

XXVIII

Ambtsmisdrijven

Artikel

372bis

Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie worden gestraft de hoofden van ministeriële departementen:

  • 1°.

    die hun medeondertekening verlenen aan koninklijke besluiten of koninklijke beschikkingen, wetende dat daardoor de Grondwet of andere wetten of algemene maatregelen van inwendig bestuur van de staat worden geschonden;

  • 2°.

    die uitvoering geven aan koninklijke besluiten of koninklijke beschikkingen, wetende dat deze niet van de vereiste medeondertekening van een of meer ministers zijn voorzien;

  • 3°.

    die beschikkingen nemen of bevelen geven of bestaande beschikkingen of bevelen handhaven, wetende dat daardoor de Grondwet of andere wetten of algemene maatregelen van inwendig bestuur van de staat worden geschonden;

  • 4°.

    die opzettelijk nalaten uitvoering te geven aan de bepalingen van de Grondwet of andere wetten of algemene maatregelen van inwendig bestuur van de staat, voor zover die uitvoering wegens de aard van het onderwerp tot hun ministeriële departementen behoort of uitdrukkelijk hem is opgedragen.

Artikel

372ter

Met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie worden gestraft de hoofden van ministeriële departementen aan wier grove schuld te wijten is dat de in artikel 372bis, onder 4°, omschreven uitvoering wordt nagelaten.

Artikel

373

De bevelhebber der gewapende macht die weigert of opzettelijk nalaat, op de wettige vordering van het bevoegde burgerlijk gezag, de onder zijn bevel staande macht aan te wenden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.

Artikel

374

Artikel

374bis

De ambtenaar die, met het oogmerk om in de uitoefening van een openbare dienst stremming te veroorzaken of te doen voortduren, nalaat of op wettig gegeven last weigert werkzaamheden te verrichten, waartoe hij zich uitdrukkelijk of uit kracht van zijn ambt heeft verbonden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

374ter

Indien twee of meer personen tengevolge van samenspanning het misdrijf plegen in het vorig artikel omschreven, worden de schuldigen, zomede de leiders of aanleggers der samenspanning, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.

Artikel

374quater

Indien het oogmerk bij artikel 374bis omschreven wordt bereikt, wordt gevangenisstraf opgelegd:

in geval van artikel 374bis van ten hoogste een jaar;

in geval van artikel 374ter van ten hoogste vier jaren.

Artikel

375

De ambtenaar of een ander met eenigen openbaren dienst voortdurend of tijdelijk belast persoon die opzettelijk geld, ongemunt goud of geldwaardig papier, dat hij in zijne bediening onder zich heeft, verduistert of toelaat dat het door een ander weggenomen of verduisterd wordt, of dien ander daarbij als medeplichtige ter zijde staat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

Artikel

376

De ambtenaar of een ander met eenigen openbaren dienst voortdurend of tijdelijk belast persoon die opzettelijk boeken of registers, uitsluitend bestemd tot contrôle van de administratie, valschelijk opmaakt of vervalscht, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.

Artikel

377

De ambtenaar of een ander met eenigen openbaren dienst voortdurend of tijdelijk belast persoon die opzettelijk zaken bestemd om voor de bevoegde macht tot overtuiging of bewijs te dienen, akten, bescheiden of registers, welke hij in zijne bediening onder zich heeft, verduistert, vernielt, beschadigt of onbruikbaar maakt, of toelaat dat zij door een ander worden weggemaakt, vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt, of dien ander daarbij als medeplichtige ter zijde staat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden.

Artikel

378

Artikel

379

Artikel

380

Artikel

380a

Artikel

381

De ambtenaar die door misbruik van gezag iemand dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.

Artikel

382

De ambtenaar die in de uitoefening zijner bediening, als verschuldigd aan hem zelven, aan een ander ambtenaar of aan eenige openbare kas, vordert of ontvangt of bij eene uitbetaling terughoudt hetgeen hij weet dat niet verschuldigd is, wordt, als schuldig aan knevelarij, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

Artikel

383

De ambtenaar die, belast met de bewaking van iemand die op openbaar gezag of krachtens rechterlijke uitspraak of beschikking van de vrijheid is beroofd, hem opzettelijk laat ontsnappen of bevrijdt of bij zijne bevrijding of zelfbevrijding behulpzaam is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

Indien de ontsnapping, bevrijding of zelfbevrijding aan zijne schuld te wijten is, wordt hij gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel

384

Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren wordt gestraft

  • 1°.

    de ambtenaar met het opsporen van strafbare feiten belast, die opzettelijk niet voldoet aan de vordering om van eene wederrechtelijke vrijheidsberooving te doen blijken of daarvan aan de hoogere macht opzettelijk niet onverwijld kennis geeft;

  • 2°.

    de ambtenaar die, na in de uitoefening van zijne bediening kennis te hebben bekomen dat iemand op onwettige wijze van de vrijheid is beroofd, opzettelijk nalaat daarvan onverwijld kennis te geven aan een ambtenaar met het opsporen van strafbare feiten belast.

De ambtenaar aan wiens schuld eenig in dit artikel omschreven verzuim te wijten is, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

385

Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar wordt gestraft het hoofd van een gesticht, bestemd tot opsluiting van veroordeelden, voorloopig aangehoudenen of gegijzelden of van een opvoedingsgesticht of krankzinnigengesticht, die weigert te voldoen aan eene wettige vordering om iemand, die in het gesticht is opgenomen, te vertoonen, of om inzage te geven van het register van inschrijving of van de akte waarvan de inschrijving bij de wet gevorderd wordt.

Met gelijke straf wordt gestraft het hoofd van een gesticht waarin een kind na ter beschikkingstelling van de Regering is geplaatst, die weigert te voldoen aan eene wettige vordering om dat kind te vertoonen of om inzage te geven van het register van inschrijving of van de akte waarvan de inschrijving bij algemeene verordening gevorderd wordt.

Artikel

386

De ambtenaar die, met overschrijding van zijne bevoegdheid of zonder inachtneming van de bij de wet bepaalde vormen, hetzij in de woning of in het bij eene woning behoorend erf, hetzij in het besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik, diens ondanks binnentreedt of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege den rechthebbende aanstonds verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de eerste categorie.

Met gelijke straf wordt gestraft de ambtenaar die, ter gelegenheid eener huiszoeking, met overschrijding van zijne bevoegdheid of zonder inachtneming van de bij de wet bepaalde vormen, geschriften, boeken of andere papieren onderzoekt en in beslag neemt.

Artikel

387

De ambtenaar die, met overschrijding van zijne bevoegdheid, zich doet overleggen of in beslag neemt een aan eenige openbare instelling van vervoer toevertrouwden brief, briefkaart, stuk of pakket of een telegraphisch bericht dat zich in handen bevindt van een ambtenaar der telegraphie of van andere personen belast met den dienst van eene ten algemeenen nutte gebezigde telegraafinrichting, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.

Dezelfde straf wordt opgelegd aan den ambtenaar die, met overschrijding van zijne bevoegdheid, zich door een ambtenaar der telefonie of door andere personen belast met den dienst van eene ten algemeenen nutte gebezigde telefooninrichting, doet inlichten ter zake van eenig verkeer hetwelk door tusschenkomst van die instelling is geschied.

Artikel

388

[vervallen]

Artikel

389

[vervallen]

Artikel

390

[vervallen]

Artikel

390bis

[vervallen]

Artikel

391

[vervallen]

Artikel

392

De ambtenaar die opzettelijk deelneemt, middellijk of onmiddellijk, aan aannemingen of leverantiën waarover hem op het tijdstip der handeling geheel of ten deele het bestuur of toezicht is opgedragen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel

393

Titel

XXIX

Scheepvaart- en luchtvaartmisdrijven

Artikel

395

Als schuldig aan zeeroof wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, hij die als schipper dienst neemt of dienst doet op een vaartuig, wetende dat het bestemd is of het gebruikende om in open zee daden van geweld te plegen tegen andere vaartuigen of tegen zich daarop bevindende personen of goederen, zonder door eene oorlogvoerende mogendheid daartoe zijn gemachtigd of tot de oorlogsmarine eener erkende mogendheid te behooren;

  • 2°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren, hij die, bekend met deze bestemming of dit gebruik, als schepeling dienst neemt op zoodanig vaartuig of vrijwillig in dienst blijft na daarmede bekend te zijn geworden.

Met het gemis van machtiging wordt gelijkgesteld het overschrijden van de machtiging alsmede het voorzien zijn van machtigingen afkomstig van tegen elkander oorlogvoerende mogendheden.

Artikel 83 blijft buiten toepassing.

Het in de vorige leden ten aanzien van de schipper en de schepeling bepaalde is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de gezagvoerder onderscheidenlijk het lid van de bemanning van een luchtvaartuig. Onder vaartuig wordt in de vorige leden luchtvaartuig begrepen en onder open zee het luchtruim daarboven.

Artikel

396

Indien de in artikel 395 omschreven daden van geweld den dood van een der zich op het aangevallen vaartuig of luchtvaartuig bevindende personen ten gevolge hebben, wordt de schipper of gezagvoerder en worden zij die aan de daden van geweld hebben deelgenomen met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren gestraft.

Artikel

397

Hij die voor eigen of vreemde rekening een vaartuig of luchtvaartuig uitrust met de in artikel 395 omschreven bestemming, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.

Artikel

398

Hij die voor eigen of vreemde rekening middellijk of onmiddellijk medewerkt tot het verhuren, vervrachten of verzekeren van een vaartuig of luchtvaartuig, wetende dat het de in artikel 395 omschreven bestemming heeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren.

Artikel

399

Hij die een Nederlandsch vaartuig opzettelijk in de macht van zeeroovers brengt, wordt gestraft:

  • 1°.

    indien hij de schipper is, met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren;

  • 2°.

    in alle andere gevallen, met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.

Artikel

399a

Artikel

399b

Artikel

399c

Hij die opzettelijk gegevens doorgeeft waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij onjuist zijn, wordt, indien daarvan gevaar voor een luchtvaartuig in vlucht of voor de veilige vaart van een vaartuig te duchten is, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.

Artikel

399d

Hij die opzettelijk met gebruikmaking van een vuurwapen, een ontplofbare of anderszins gemeengevaarlijke stof of enig ander gemeengevaarlijk voorwerp, een daad van geweld begaat tegen iemand die zich in of in de onmiddellijke nabijheid van de vertrek- of aankomstruimten van een luchthaven bevindt, wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien daardoor levensgevaar voor andere gebruikers van de luchthaven te duchten valt;

  • 2°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien daardoor levensgevaar voor andere gebruikers van de luchthaven te duchten valt en het feit zwaar lichamelijk letsel voor een ander ten gevolge heeft;

  • 3°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien daardoor levensgevaar voor andere gebruikers van de luchthaven te duchten valt en het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel

400

De opvarende van een Nederlandsch schip, die zich wederrechtelijk van het schip meester maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

Artikel

401

De schipper van een Nederlandsch schip die het schip aan den eigenaar of de reederij onttrekt en ten eigen bate gebruikt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden.

Artikel

402

[vervallen]

Artikel

403

[vervallen]

Artikel

403bis

Artikel

403ter

Hij die ter voldoening aan het voorschrift van het vierde lid van artikel 194 of van het vierde lid van artikel 1303 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES een schriftelijke verklaring overlegt van welke hij weet dat de inhoud in strijd is met de waarheid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.

Artikel

404

De schipper van een Nederlands vaartuig die gedurende de reis zich opzettelijk aan het voeren van het vaartuig onttrekt, wordt, indien die gedraging de veiligheid van de opvarenden, het vaartuig of de lading in gevaar brengt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.

Artikel

405

[vervallen]

Artikel

406

[vervallen]

Artikel

407

[vervallen]

Artikel

408

[vervallen]

Artikel

409

[vervallen]

Artikel

410

De opvarende van een Nederlandsch schip die aan boord den schipper, of de schepeling, die aan boord of in dienst een meerdere in rang feitelijk aanrandt, zich met geweld of bedreiging met geweld tegen hem verzet of hem opzettelijk van zijne vrijheid van handelen beroofd, wordt als schuldig aan insubordinatie, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.

De schuldige wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren, indien het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden eenig lichamelijk letsel ten gevolge hebben;

  • 2°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden, indien zij zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebben;

  • 3°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien zij den dood ten gevolge hebben.

Artikel

411

Insubordinatie gepleegd door twee of meer vereenigde personen, wordt, als muiterij, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

De schuldige wordt gestraft:

  • 1°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden, indien het door hem gepleegde misdrijf of de daarbij door hem gepleegde feitelijkheden eenig lichamelijk letsel ten gevolge hebben;

  • 2°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien zij zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebben;

  • 3°.

    met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien zij den dood ten gevolge hebben.

Artikel

412

Hij die aan boord van een Nederlandsch schip tot muiterij op dat schip opruit, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren.

Artikel

413

[vervallen]

Artikel

414

[vervallen]

Artikel

415

Met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de eerste categorie wordt gestraft de opvarende van een Nederlandsch schip:

  • 1°.

    die opzettelijk niet gehoorzaamt aan eenig bevel des schippers in het belang van de veiligheid aan boord gegeven;

  • 2°.

    die, wetende dat de schipper van zijne vrijheid beroofd is, hem niet naar vermogen te hulp komt;

  • 3°.

    die, kennis dragende van een voornemen tot het plegen van insubordinatie, opzettelijk nalaat daarvan tijdig aan den schipper kennis te geven;*

  • 4°.

    niet zijnde schepeling van een Nederlands vaartuig, die opzettelijk niet gehoorzaamt aan enig bevel van de schipper tot handhaving van de orde en tucht aan boord gegeven.

De onder no. 3 vermelde bepaling is niet van toepassing indien de insubordinatie niet is gevolgd.

Artikel

416

De in de artikelen 400, 410 tot en met 415 bepaalde straffen kunnen met een derde worden verhoogd, indien de schuldige aan een der in die artikelen omschreven misdrijven scheepsofficier is.

Artikel

417

De schipper van een Nederlandsch schip, die met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordeelen of zoodanige bevoordeeling te bedekken, hetzij het schip verkoopt, hetzij geld opneemt op het schip, het scheepstoebehooren of den scheepsvoorraad, hetzij zaken aan boord van het schip of zaken van den scheepsvoorraad verkoopt of verpandt, hetzij verdichte schaden of uitgaven in rekening brengt, hetzij niet zorgt dat aan boord de vereischte dagboeken overeenkomstig de wettelijke voorschriften worden gehouden, hetzij bij het verlaten van het schip niet zorgt voor het behoud der scheepspapieren, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

Artikel

418

De schipper van een Nederlandsch schip die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordeelen of zoodanige bevoordeeling te bedekken, van koers verandert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.

Artikel

419

[vervallen]

Artikel

420

De schipper van een Nederlandsch vaartuig die, buiten noodzaak en buiten voorkennis van den eigenaar of de reederij, handelingen pleegt of gedoogt, wetende dat deze het vaartuig of de zaken aan boord daarvan aan opbrenging, aanhouding of ophouding blootstellen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de tweede categorie.

De opvarende die buiten noodzaak en buiten voorkennis van den schipper, met gelijke wetenschap gelijke handelingen pleegt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel

421

De schipper van een Nederlandsch schip die opzettelijk buiten noodzaak aan een opvarende niet verschaft datgene wat hij verplicht is hem te verschaffen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

422

De schipper van een Nederlandsch schip die opzettelijk buiten noodzaak of in strijd met eenig wettelijk voorschrift goederen werpt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

423

Hij die zaken aan boord van een vaartuig opzettelijk of wederrechtelijk vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.

Artikel

424

De schipper die de Nederlandse vlag voert, wetende dat hij daartoe niet gerechtigd is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

425

De schipper die opzettelijk door het voeren van eenig onderscheidingsteeken aan zijn vaartuig den schijn geeft alsof het een Nederlandsch oorlogsvaartuig ware, of een loodsvaartuig in wateren of zeegaten van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba dienst doende, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

426

Hij die buiten noodzaak op een Nederlandsch schip optreedt als schipper, stuurman of machinist, wetende dat hem krachtens wettelijk voorschrift de bevoegdheid daartoe is ontnomen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel

427

De schipper van een Nederlands schip die zonder geldige reden weigert te voldoen aan een wettelijke vordering om een beklaagde of veroordeelde benevens de tot zijn zaak betrekkelijke stukken aan boord te nemen, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

428

De schipper van een Nederlandsch schip die een beklaagde of veroordeelde, die hij op een wettelijke vordering aan boord genomen heeft, opzettelijk laat ontsnappen of bevrijdt, of bij zijne bevrijding of zelfbevrijding behulpzaam is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.

Indien de ontsnapping, bevrijding of zelfbevrijding aan zijne schuld is te wijten, wordt hij gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

429

De schipper van een Nederlandsch vaartuig, die de op hem rustende verplichting tot hulpverleening, opzettelijk niet nakomt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.

Artikel

430

Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 395–401, 417 en 418 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32, no. 1–4, vermelde rechten worden uitgesproken.

Artikel

430a

Indien een misdrijf, strafbaar gesteld in een van de artikelen 399a tot en met 399d, is begaan met een terroristisch oogmerk, wordt de in dat artikel bepaalde tijdelijke gevangenisstraf met de helft verhoogd en kan, indien op dit misdrijf een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren is gesteld, levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste vierentwintig jaren worden opgelegd.

Artikel

430b

De samenspanning tot een van de in de artikelen 399a, 399b en 399d omschreven misdrijven, te begaan met een terroristisch oogmerk, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.

Titel

XXX

Begunstiging

Artikel

431

Hij, die opzettelijk eenig door misdrijf verkregen voorwerp koopt, huurt, inruilt in pand neemt, als geschenk aanneemt of uit winstbejag verkoopt, verhuurt, verruilt, in pand geeft, vervoert, bewaart of verbergt, wordt als schuldig aan heling bestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.

Dezelfde straf wordt opgelegd aan hem die opzettelijk uit opbrengst van enig door misdrijf verkregen voorwerp voordeel trekt.

Artikel

432

Hij die een gewoonte maakt van het opzettelijk koopen, inruilen, in pand nemen of verbergen van door misdrijf verkregen voorwerpen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.

Artikel

432bis

Hij die eenig voorwerp koopt, huurt, inruilt, in pand neemt, als geschenk aanneemt of uit winstbejag verkoopt, verhuurt, verruilt, in pand geeft, vervoert, bewaart of verbergt, wordt, indien aan zijne schuld te wijten is dat zijne handeling een door misdrijf verkregen voorwerp betreft, gestraft wordt met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar of geldboete van de derde categorie.

Dezelfde straf wordt opgelegd aan hem die uit de opbrengst van eenig voorwerp voordeel trekt, indien aan zijne schuld te wijten is, dat zijne handeling een door misdrijf verkregen voorwerp betreft.

Artikel

432ter

Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 431–432bis omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32 N°. 1–4 vermelde rechten worden uitgesproken en kan de schuldige worden ontzet van de uitoefening van het beroep waarin hij het misdrijf begaan heeft.

Artikel

433

Hij die eenig geschrift of eenige afbeelding uitgeeft van strafbaren aard, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de eerste categorie, indien:

  • 1°.

    de dader noch bekend is, noch op de eerste aanmaning nadat tot het instellen van een gerechtelijk vooronderzoek is overgegaan is bekend gemaakt;

  • 2°.

    de uitgever wist of moest verwachten, dat de dader op het punt tijdstip der uitgave strafrechtelijk niet vervolgbaar of buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba gevestigd zou zijn.

Artikel

434

Hij die eenig geschrift of eenige afbeelding drukt van strafbare aard wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de eerste categorie, indien:

  • 1°.

    de persoon op wiens last het stuk gedrukt is noch bekend is, noch op de eerste aanmaning nadat tot het instellen van een gerechtelijk vooronderzoek is overgegaan is bekend gemaakt;

  • 2°.

    de drukker wist of moest verwachten, dat de persoon op wiens last het stuk gedrukt is, op het tijdstip der uitgave strafrechtelijk niet vervolgbaar of buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba gevestigd zou zijn.

Artikel

435

Indien de aard van het geschrift of de afbeelding een misdrijf oplevert dat alleen op klachte vervolgbaar is, kan de uitgever of drukker in de gevallen der beide voorgaande artikelen alleen vervolgd worden op klachte van hem tegen wien dat misdrijf gepleegd is.

Titel

XXXa

Witwassen

Artikel

435a

Artikel

435b

Hij die van het plegen van witwassen een gewoonte maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zestien jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel

435c

Titel

XXXI

Bepalingen over herhaling van misdrijf aan verschillende titels gemeen

Artikel

436

De in de artikelen 111, 180, 214–218, 222–227bis, 230–234, 323–325, 330, 331, 334–336, 339–345, 354, 356, 357, 359, 375, 377, 382, 417, 431 en 432 bepaalde gevangenisstraf kan met een derde worden verhoogd, indien tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verloopen, sedert de schuldige hetzij eene tegen hem wegens een der in die artikelen omschreven misdrijven uitgesproken gevangenisstraf, hetzij eene wegens diefstal, verduistering, heling, het opzettelijk voordeel trekken uit de opbrengst van eenig door misdrijf verkregen voorwerp of bedrog krachtens de militaire strafwetgeving opgelegde straf geheel of ten deele heeft ondergaan, of sedert die straf hem geheel is kwijtgescholden, of indien tijdens het plegen van het misdrijf het recht tot uitvoering dier straf nog niet is verjaard.

Artikel

437

De in de artikelen 114, eerste lid, 115, 116, 123, eerste lid, 124, 147, 187, 188, 300, 303, 306, 309, 310, 313–316, 395, 396, 410 en 411 bepaalde gevangenisstraf, alsmede de tijdelijke gevangenisstraf op te leggen krachtens de artikelen 97, 114, tweede en laatste lid, 123, tweede en laatste lid, 301 en 302, kan met een derde worden verhoogd, indien tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verloopen, sedert de schuldige, hetzij eene tegen hem wegens een der in die artikelen omschreven misdrijven uitgesproken gevangenisstraf, hetzij een wegens gewelddadig verzet tegen of mishandeling van meerderen of schildwachten, of van geweldenarijen tegen personen krachtens de militaire strafwetgeving opgelegde straf geheel of ten deele heeft ondergaan, of sedert die straf hem geheel is kwijtgescholden, of indien tijdens het plegen van het misdrijf het recht tot uitvoering dier straf nog niet is verjaard.

Artikel

438

De in de artikelen 118–121, 125–127, 273–284, 433 en 434 bepaalde straffen kunnen met een derde worden verhoogd, indien tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verloopen, sedert de schuldige eene tegen hem wegens een der in die artikelen omschreven misdrijven uitgesproken gevangenisstraf geheel of ten deele heeft ondergaan, of sedert die straf hem geheel is kwijtgescholden, of indien tijdens het plegen van het misdrijf het recht tot uitvoering dier straf nog niet is verjaard.

Artikel

438a

[vervallen]

Artikel

438b

[vervallen]

Derde

boek

Overtredingen

Titel

I

Overtredingen betreffende de algemeene veiligheid van personen en goederen

Artikel

439

Artikel

440

Met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van de eerste categorie wordt gestraft:

  • 1°.

    hij die een dier aanhitst op een mensch, op een dier dat bereden wordt of op een dier dat voor een rij- of voertuig gespannen is;

  • 2°.

    hij die een onder zijne hoede staand dier, wanneer het een mensch, een dier dat bereden wordt of een dier dat voor een rij- of voertuig gespannen is, aanvalt, niet terughoudt;

  • 3°.

    hij die geene voldoende zorg draagt voor het onschadelijk houden van een onder zijne hoede staand gevaarlijk dier.

Artikel

441

Hij die, belast met het toezicht over een krankzinnige, gevaarlijk voor zich zelven of voor anderen, dezen zonder opzicht laat rondwaren, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie.

Artikel

442

Artikel

443

Hij die wederrechtelijk op den openbaren weg een ander in zijne vrijheid van beweging belemmert of met een of meer anderen zich aan een ander tegen diens uitdrukkelijk verklaarden wil blijft opdringen of hem op hinderlijke wijze blijft volgen, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste eene maand of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

444

Met geldboete van de eerste categorie wordt gestraft:

  • 1°.

    hij die niet zorgt dat eene door hem of op zijn last op een openbaren weg gedane op- of uitgraving of een door hem of op zijn last op den openbaren weg geplaatst voorwerp behoorlijk verlicht en van de gebruikelijke teekenen voorzien is;

  • 2°.

    hij die bij eene verrichting op of aan den openbaren weg niet de noodige maatregelen neemt om voorbijgangers tegen mogelijk gevaar te waarschuwen;

  • 3°.

    hij die iets plaatst op of aan, of werpt of uitgiet uit een gebouw op zoodanige wijze dat door of ten gevolge daarvan iemand die van den openbaren weg gebruik maakt, nadeel kan ondervinden;

  • 4°.

    hij die op den openbaren weg een rij-, trek- of lastdier laat staan, zonder de noodige voorzorgsmaatregelen tegen het aanrichten van schade te hebben genomen.

Artikel

445

Hij die zonder verlof van het bevoegd gezag eenigen openbaren land- of waterweg verspert of het verkeer daarop belemmert, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

446

Hij die zonder verlof van de gezaghebber een of meer eigen onroerende zaken of een eigen vaartuig in brand steekt, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie.

Deze bepaling is niet van toepassing op het buiten Willemstad in brand steken van boomen of gewassen.

Artikel

447

Met hechtenis van ten hoogste zes weken of geldboete van de eerste categorie wordt gestraft:

  • 1°.

    hij die zonder genoegzame voorzorg vuur op de zeestranden aanbrengt of achterlaat;

  • 2°.

    hij die zonder genoegzame voorzorg vuur op terreinen van anderen, niet vallende onder die sub 1° bedoeld, aanbrengt of achterlaat;

  • hij die zonder genoegzame voorzorg vuur op eigen onbebouwd terrein aanbrengt of achterlaat; Onder eigen terrein wordt hier begrepen terrein waarvan hij, door wien of op wiens last het vuur is aangebracht of achtergelaten, recht van gebruik of genot heeft.

  • 4°.

    hij die zonder noodzaak vuur in of nabij beplantingen van anderen aanbrengt.

Artikel

448

Met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van de eerste categorie wordt gestraft:

  • 1°.

    hij die een vuurwapen afschiet, een vuurwerk ontsteekt of een vuur aanlegt, voedt of onderhoudt op zoo korten afstand van gebouwen of goederen dat daardoor brandgevaar kan ontstaan;

  • 2°.

    hij die een luchtbol oplaat, waarvan brandende stoffen gehecht zijn;

  • 3°.

    hij die door gebrek aan de noodige omzichtigheid of voorzorg gevaar voor bosch- of grasbrand doet ontstaan.

Titel

II

Overtredingen betreffende de openbare orde

Artikel

448bis

Hij die op eene van den openbaren weg zichtbare plaats woorden of afbeeldingen stelt of gesteld houdt, die, als smalende Godslasteringen, voor godsdienstige gevoelens krenkend zijn, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste eene maand of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

448b

Artikel

448c

[vervallen]

Artikel

448d

Hij die zonder daartoe gerechtigd te zijn, zich op een verboden plaats bevindt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel

449

Hij die zonder verlof van het bevoegd gezag eene opneming doet, eene teekening of beschrijving maakt van eenig militair werk, of die openbaar maakt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

450

Met geldboete van de eerste categorie wordt gestraft:

  • 1°.

    hij die burengerucht verwekt;

  • 2°.

    hij die rumoer verwekt waardoor de nachtrust kan worden verstoord;

  • 3°.

    hij die in de nabijheid van gebouwen voor eene geoorloofde godsdienstoefening of voor rechtspraak bestemd, tijdens er dienst wordt gedaan of zitting wordt gehouden, rumoer maakt waardoor de dienst of de zitting kan worden verstoord.

Artikel

451

Met hechtenis van ten hoogste zes weken wordt gestraft:

  • 1°.

    als schuldig aan bedelarij, hij die in het openbaar bedelt;

  • 2°.

    als schuldig aan landlooperij, hij die zonder middelen van bestaan rondzwerft;

  • 3°.

    hij die als souteneur uit de ontucht van eene vrouw voordeel trekt.

Artikel

452

Bedelarij of landlooperij, gepleegd door drie of meer personen boven den leeftijd van zestien jaren, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden.

Artikel

453

Indien tijdens het plegen van een der in de twee vorige artikelen omschreven overtredingen nog geen jaar is verloopen sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens eene van die overtredingen onherroepelijk is geworden, kan de straf worden verdubbeld.

Artikel

454

Met geldboete van de eerste categorie wordt gestraft:

  • 1°.

    hij die zonder daartoe gerechtigd te zijn een Nederlandschen adellijken titel voert of een Nederlandsch ordeteeken draagt;

  • 2°.

    hij die zonder ‘s Konings verlof, waar dit vereischt wordt, een vreemd ordeteeken, titel, rang of waardigheid aanneemt;

  • 3°.

    hij die, door het bevoegd gezag naar zijn naam wordt gevraagd, een valschen naam opgeeft.

Artikel

454a

Hij die in het openbaar kleedingstukken of onderscheidingsteekenen draagt of voert, welke uitdrukking zijn van een bepaald staatkundig streven, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel

454b

Hij, die zonder daartoe gerechtigd te zijn, gebruik maakt van woorden, uitdrukkingen of kentekenen, die aanduiden of de indruk wekken, dat zij optreden is bevorderd dan wel de steun of de erkenning geniet van rijkswege, vanwege een openbaar lichaam, vanwege Nederland een buitenlandse mogendheid of een volkenrechtelijke organisatie, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie.

Artikel

454c

Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, gebruik maakt van het roode kruis teken of van de woorden «Rode Kruis» of «Kruis van Genève», of van daarmede door de wetten en gebruiken van de oorlog gelijkgestelde tekens of woorden,wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie.

Artikel

455

Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, gebruik maakt, zij het ook met eene geringe afwijking, van een naam of van een onderscheidingsteeken, waarvan het gebruik krachtens wettelijk voorschrift uitsluitend aan eenige vereniging of aan het personeel van eenige vereeniging of aan het personeel van den geneeskundigen dienst des legers is toegekend, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste eene maand of een geldboete van de eerste categorie.

Artikel

455bis

De bestuurder of commissaris van eene naamloze vennootschap, eene besloten vennootschap of een ander in haar dienst, die in strijd handelt met eenige wettelijk voorschrift betreffende de vermelding van den naam, de plaats van vestiging of het kapitaal der vennootschap, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie.

Artikel

455ter

De bestuurder van eene naamloze vennootschap of eene besloten vennootschap, die niet voldoet aan enige hem bij Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES opgelegde verplichting betreffende het register van aandeelhouders, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel

455quater

De bestuurder van een naamloze vennootschap,of besloten vennootschap die niet voldoet aan eenige hem bij Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES opgelegde verplichting betreffende het opmaken van de balans en de winst- en verliesrekening met toelichting, de openbaarmaking of nederlegging ter inzage van enig stuk, of de aankondiging van dergelijke nederlegging, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee jaar of geldboete van de derde categorie.

Artikel

455quinquies

[vervallen]

Artikel

456

Hij die, niet toegelaten tot de uitoefening van een beroep, waartoe bij wet eene toelating wordt gevorderd, buiten noodzaak dat beroep uitoefent, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie.

Hij die, toegelaten tot de uitoefening van een beroep waartoe bij wet eene toelating wordt gevorderd, buiten noodzaak in de uitoefening van dat beroep de grenzen zijner bevoegdheid overschrijdt, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie.

Indien tijdens het plegen van een overtreding nog geen twee jaren zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan, in plaats van de geldboete, in het geval van het eerste lid hechtenis van ten hoogste twee maanden, in het geval van het tweede lid hechtenis van ten hoogste eene maand worden opgelegd.

Artikel

457

Met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van de eerste categorie wordt gestraft de goud- of zilversmid, kashouder, horlogemaker, rijwielhandelaar, uitdrager, opkooper of tagrijn:

  • 1°.

    die geen doorlopend register houdt of in het door hem gehouden niet onverwijld aantekeningen houdt van alle door hem gekochte, ingeruilde, als geschenk aangenomen, of in pand, gebruik of bewaring genomen goederen, of daarin niet onverwijld vermeldt de koopprijs of andere voorwaarden van verkrijging, de namen en woonplaatsen dergenen van wie degenen uit wier handen de goederen zijn verkregen, of die nalaat dat register op eerste aanvrage ter inzage te vertonen aan de gezaghebber of een door hem aangewezen ambtenaar;

  • 2°.

    die enig bij algemene maatregel van bestuur, gegeven voorschrift omtrent het daarvan te houden register overtreedt.

Artikel

457bis

Met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de tweede categorie wordt gestraft de goud- of zilversmid, kashouder, horlogemaker, rijwielhandelaar, uitdrager, opkooper of tagrijn:

  • 1°.

    die eenig voorwerp koopt, inruilt, als geschenk aanneemt of in pand, gebruik of bewaring neemt van of uit handen van een kind dat den leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;

  • 2°.

    die eenig voorwerp koopt, inruilt, als geschenk aanneemt of in pand, gebruik of bewaring neemt van of uit handen van iemand van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij is opgenomen in een strafinrichting, opvoedingsgesticht, weeshuis of krankzinnigengesticht;

  • 3°.

    die eenig voorwerp koopt, inruilt, als geschenk aanneemt of in pand, gebruik of bewaring neemt van of uit handen van een hem onbekend persoon, tenzij blijkt dat diens naam en woonplaats juist zijn opgegeven of dat de opgaven betreffende diens naam en woonplaats redelijkerwijs als juist mochten worden aanvaard;

  • 4°.

    die nalaat behoorlijke voorzorgsmaatregelen te nemen of behoorlijk toezicht te oefenen of te doen oefenen, om te voorkomen dat een voor hem handelende persoon een feit begaat als onder n°. 1–3 omschreven;

  • 5°.

    voor of door wien eenig voorwerp dat hij hem door of vanwege justitie of politie met duidelijke omschrijving schriftelijk als door misdrijf aan den rechthebbende onttrokken of verloren is aangegeven, wordt verkocht, ingeruild, als geschenk aangenomen of in pand, gebruik of bewaring genomen;

  • 6°.

    die aan een hem schriftelijk uitgereikten last van of vanwege de gezaghebber tot het gedurende een daarbij aangegeven tijd, veertien dagen niet te boven gaande, bewaren of in bewaring gegeven van eenig voorwerp dat hij onder zich heeft, of aan eene hem hij dien last gegeven aanwijzing geen gevolg geeft;

  • 7°.

    die nalaat de van hem bij schriftelijke vordering van of vanwege de gezaghebber gevraagde opgaven betreffende door hem gekochte, ingeruilde, als geschenk aangenomen of in pand, gebruik, genomen goederen binnen den termijn, bij de vordering gesteld, naar waarheid te verschaffen.

Dezelfde straf wordt opgelegd aan den voor een goud- of zilversmid, kashouder, horlogemaker, rijwielhandelaar, uitdrager, opkooper of tagrijn handelenden persoon, die een feit begaat, als in het voorgaande lid onder n°. 1–3 omschreven.

De schuldige kan worden ontzet van de uitoefening van het beroep waarin hij de overtreding begaan heeft.

Voor de toepassing van n°. 3 van het eerste lid wordt een persoon als onbekend aangemerkt, indien degene die het voorwerp heeft gekocht, ingeruild, als geschenk heeft aangenomen of in pand, gebruik of bewaring genomen, dien persoon aan de gezaghebber of aan een door dezen aangewezen ambtenaar op eerste aanvrage niet voldoende aanduidt.

Artikel

457ter

Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie wordt gestraft hij die van opkoopen een beroep of eene gewoonte maakt, zonder daarvan te voren de gezaghebber of een door hem aangewezen ambtenaar schriftelijk in kennis te hebben gesteld.

Artikel

458

Hij die er zijn beroep van maakt aan personen nachtverblijf te verschaffen en geen doorloopend register houdt, of nalaat in dat register aan te teekenen of te doen aanteekenen de namen,beroep of betrekking, woonplaats, dag van aankomst en van vertrek van de personen, die een nacht in zijn huis hebben doorgebracht, of die nalaat dat register op aanvrage te vertoonen, aan de gezaghebber of aan den door dezen aangewezen ambtenaar, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie.

Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen twee jaren zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan, in plaats van geldboete, hechtenis van ten hoogste zes dagen wordt opgelegd.

Artikel

459

Met hechtenis van ten hoogste eene maand of geldboete van de eerste categorie wordt gestraft:

  • 1°.

    hij die van een krijgsman beneden den rang van officier goederen behoorende tot de kleeding, uitrusting of wapening koopt, inruilt, als geschenk aanneemt, in pand, gebruik of bewaring neemt, of zoodanige goederen voor een krijgsman beneden den rang van officier verkoopt, ruilt, ten geschenke, in pand, gebruik of bewaring geeft, zonder schriftelijke vergunning door of vanwege den bevelvoerenden officier afgegeven;

  • 2°.

    hij die, een gewoonte makende van het koopen van zoodanige goederen, de bij algemene maatregel van bestuur, gegeven voorschriften omtrent het daarvan te houden register niet naleeft.

Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen twee jaren zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens eene dezer overtredingen onherroepelijk is geworden, kunnen de straffen worden verdubbeld.

Artikel

460

Hij die drukwerken of andere voorwerpen in een vorm die ze op munt- of bankbiljetten, op muntspeciën, op van rijksmerken voorziene platina, gouden of zilveren werken, op postzegels of op reisdocumenten doet gelijken, vervaardigt, verspreidt of ter verspreiding in voorraad heeft, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel

461

Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie wordt gestraft hij die den inhoud van hetgeen door middel van een onder zijn beheer staand of door hem gebruikt ontvangtoestel voor draadloze telegrafie of telefonie is opgevangen en, naar hij redelijkerwijs moet vermoeden, niet voor hem of voor het publiek bestemd is, hetzij aan een ander mededeelt, indien hij redelijkerwijs moet vermoeden, dat dan openlijke bekendmaking van den inhoud volgen zal en zoodanige bekendmaking volgt, hetzij openlijk bekend maakt.

Artikel

461a

Hij die openlijk of door verspreiding van enig geschrift ongevraagd een voorwerp als verkrijgbaar dan wel als bij hem voorhanden aanwijst en daarbij de aandacht vestigt op de geschiktheid daarvan als technisch hulpmiddel voor het heimelijk afluisteren, aftappen of opnemen van gesprekken, telecommunicatie of andere gegevensoverdracht door een geautomatiseerd werk of als onderdeel van zulk een hulpmiddel, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de derde categorie.

Artikel

462

Met hechtenis van ten hoogste drie maanden wordt gestraft:

  • 1°.

    hij die, surseance van betaling verkregen hebbende, eigenmachtig daden verricht, waartoe de medewerking van bewindvoerders bij wet wordt gevorderd;

  • 2°.

    de bestuurder of commissaris eener vennootschap, vereniging of stichting,welke surseance van betaling verkregen heeft, die eigenmachtig daden verricht,waartoe de medewerking van bewindvoerders bij wet wordt gevorderd.

Titel

III

Overtreding betreffende het openbaar gezag

Artikel

463

Hij die, wettelijk als getuige, als deskundige of als tolk opgeroepen, wederrechtelijk wegblijft, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie.

Artikel

464

Hij die, in zaken van minderjarigen of onder curateele te stellen of gestelde personen of van hen die in een krankzinnigengesticht zijn opgenomen, als bloedverwant, aangehuwde,* echtgenoot, voogd, curator, voor den rechter geroepen om te worden gehoord, noch in persoon noch, waar dit is toegelaten, door tusschenkomst van een gemachtigde verschijnt, zonder geldige reden van verschooning, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie.

Artikel

465

Hij die, bij het bestaan van gevaar voor de algemeene veiligheid van personen of goederen of bij ontdekking van een misdrijf op heeter daad, het hulpbetoon weigert dat de openbare macht van hem vordert en waartoe hij, zonder zich aan dadelijk gevaar bloot te stellen, in staat is, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie.

Deze bepaling is, ingeval van gevorderd hulpbetoon bij ontdekking van een misdrijf op heeter daad, niet van toepassing op hem die dat hulpbetoon weigert ten einde gevaar van vervolging te ontgaan of af te wenden van een zijner bloedverwanten of aangehuwden in rechte linie, of in den tweeden of derden graad der zijlinie, of van zijn echtgenoot of gewezen echtgenoot.

Artikel

465a

Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie wordt gestraft hij, die:

  • 1°.

    nadat hij een bevoegdheid als bedoeld in artikel 522, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering BES heeft uitgeoefend, dan wel

  • 2°.

    nadat hem buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba een aangehouden verdachte of een inbeslaggenomen voorwerp is overgeleverd, dan wel

  • 3°.

    nadat hij buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba op last van de officier van justitie een persoon heeft aangehouden, niet onverwijld en op de snelst mogelijke wijze de officier van justitie kennis geeft van de gegevens, bedoeld in artikel 522, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering BES, of nalaat te trachten ten spoedigste aanwijzing van de officier van justitie te verkrijgen als bedoeld in het derde lid van dat artikel.

Artikel

466

Hij die eene bekendmaking, vanwege het bevoegd gezag in het openbaar gedaan, wederrechtelijk afscheurt, onleesbaar maakt of beschadigt, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie.

Artikel

466a

Met geldboete van de tweede categorie wordt gestraft:

Artikel

466b

Hij die een reisdocument dat in zijn bezit is, maar waarvan hij niet de houder is, of dat ingevolge een wettelijke bepaling moet worden ingeleverd, niet terstond wanneer hem dit mondeling door een daartoe bevoegde ambtenaar is bevolen, danwel binnen veertien dagen, nadat hem dit bij aangetekend schrijven in persoon is medegedeeld, inlevert, wordt gestraft met geldboete van de tweede categorie.

Artikel

466c

Hij die, anders dan door valsheid in geschrift, aan degene door wie of door wiens tussenkomst enige verstrekking of tegemoetkoming wordt verleend, gegevens verstrekt die naar hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden niet met de waarheid in overeenstemming zijn, wordt, indien deze gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op die verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming, gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

Artikel

466d

Hij die, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, nalaat tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, wordt, indien deze gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming, gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

Titel

IV

Overtredingen betreffende den burgerlijken staat

Artikel

467

Hij die niet voldoet aan eene wettelijke verplichting tot aangifte aan den ambtenaar van den burgerlijken stand voor de registers van geboorte of overlijden, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie.

Artikel

468

Titel

V

Overtreding betreffende hulpbehoevenden

Artikel

469

Hij die, getuige van het oogenblikkelijk levensgevaar waarin een ander verkeert, nalaat dezen die hulp te verleenen of te verschaffen die hij hem, zonder gevaar voor zich zelven of anderen redelijkerwijs te kunnen duchten, verleenen of verschaffen kan, wordt, indien de dood van den hulpbehoevende volgt, gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de eerste categorie.

Titel

VI

Overtredingen betreffende de zeden

Artikel

470

Met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van de eerste categorie wordt gestraft:

  • 1°.

    hij die in het openbaar of op eene openbaren weg zichtbare plaats ongekleed of niet voldoende gekleed verschijnt;

  • 2°.

    hij die in het openbaar voor de eerbaarheid aanstootelijke woorden uit;

  • 3°.

    hij die op eene van den openbaren weg zichtbare plaats voor de eerbaarheid aanstootelijke woorden of teekeningen stelt.

De terreinen en fabrieken op de plantages en gronden worden als openbare plaatsen beschouwd.

Artikel

471

Met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie wordt gestraft:

  • 1°.

    hij die op of aan plaatsen, voor openbaar verkeer bestemd, eenig geschrift, waarvan de leesbaarheid gestelde titel, omslag of inhoud geschikt is om de zinnelijkheid van de jeugd te prikkelen, of eenige afbeeldingen of eenig voorwerp, geschikt om zinnelijkheid van de jeugd te prikkelen, openlijk ten toon stelt, aanbiedt of aanslaat;

  • 2°.

    hij die op of aan plaatsen, voor openbaar verkeer bestemd, de inhoud van eenig geschrift, geschikt om de zinnelijkheid van de jeugd te prikkelen, openlijk ten gehore brengt.

Met dezelfde straf wordt gestraft:

  • 1°.

    hij die eenig geschrift, eenige afbeelding of eenig voorwerp, geschikt om de zinnelijkheid van de jeugd te prikkelen aan een minderjarige aanbiedt, blijvend of tijdelijk afstaat, in handen geeft of vertoont;

  • 2°.

    hij die de inhoud van een zoodanig geschrift in tegenwoordigheid van een minderjarige ten gehore brengt.

Artikel

472

[vervallen]

Artikel

473

Hij die hetzij eenig middel tot verstoring van zwangerschap openlijk ten toon stelt, hetzij openlijk of ongevraagd zoodanig middel of diensten ter verstoring van zwangerschap aanbiedt of als verkrijgbaar aanwijst, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

474

Hij die zich in kenlijken staat van dronkenschap op den openbaren weg bevindt, wordt gestraft met geldboete de eerste categorie.

Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijke of de in artikel 442 omschreven overtreding onherroepelijk is geworden, wordt hij gestraft met hechtenis van ten hoogste drie dagen of geldboete van de eerste categorie.

Bij tweede herhaling binnen een jaar nadat de eerste veroordeeling wegens herhaling onherroepelijk geworden is, wordt hechtenis van ten hoogste twee weken opgelegd.

Bij derde of volgende herhalingen gepleegd telkens binnen een jaar nadat de laatste veroordeeling wegens tweede of volgende herhaling onherroepelijk geworden is, wordt hechtenis opgelegd van ten hoogste drie maanden.

Artikel

475

De verkoper van alcoholhoudende drank of zijn vervanger die in de uitoefening van het beroep aan iemand beneden de achttien jaren alcoholhoudende drank toedient of verkoopt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de tweede catgorie.

Artikel

476

Hij die zonder vergunning van de bevoegde autoriteit, indien vereist, leenhuizen op pand of zekerheid opricht of houdt of zich niet houdt aan de voorwaarden, hem bij of na het geven der vergunning opgelegd, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste eene maand of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

477

Met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de eerste categorie wordt gestraft:

  • 1°.

    hij die nodeloos een dier pijn of letsel veroorzaakt, nodeloos een dier kwelt of nodeloos de gezondheid van een dier benadeelt;

  • 2°.

    hij die nodeloos aan een dier, dat geheel of ten dele aan hem toebehoort en onder zijn toezicht staat, of aan een dier, tot welks verzorging hij verplicht is, de nodige verzorging onthoudt.

Tot de in het voorgaande lid strafbaar gestelde feiten wordt gerekend:

  • a.

    een dier arbeid doen verrichten, welke kennelijk zijn krachten te boven gaat of waartoe het uit hoofde van zijn toestand ongeschikt is;

  • b.

    een dier vervoeren of doen vervoeren zonder dit het nodige levensonderhoud te verschaffen of te doen verschaffen;

  • c.

    het castreren van een dier anders dan door een dierenarts of door een persoon, die daartoe bevoegd verklaard is door of vanwege het bestuurscollege van het eilandgebied binnen welke de castratie wordt uitgevoerd;

  • d.

    rundvee vervoeren, terwijl het is aangebonden met een halstouw of een hoorntouw, anders dan aan de hand;

  • e.

    bij verlossing van een koe een krachttoestel of dierlijke trekkracht gebruiken;

  • f.

    een hond als trekkracht gebruiken;

  • g.

    de oorschelpen van een hond verkleinen;

  • h.

    de staartwervelkolom van een paard verkorten;

  • i.

    in de snuit van een varken een ander voorwerp dan een gladde en roestvrije agrave aan te brengen of aangebracht te laten.

Het dier kan, indien het de schuldige toebehoort, worden verbeurdverklaard.

Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen drie jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een der strafbare feiten, omschreven in dit artikel of in artikel 265, onherroepelijk is geworden, kan hechtenis van ten hoogste drie maanden worden opgelegd.

Artikel

477bis

Met hechtenis van ten hoogste twee weken of geldboete van de eerste categorie wordt gestraft, hij, die anders dan krachtens vergunning ingevolge artikel 1a van de Wet hazardspelen BES I:

  • 1°.

    hanengevecht houdt of gelegenheid tot het houden van hanengevecht geeft;

  • 2°.

    het publiek gelegenheid tot het bijwonen van hanengevecht geeft.

Artikel

478

Hij die gebruik maakt van eene in strijd met de bepaling van artikel 266 opengestelde gelegenheid tot hazardspel, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie.

Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen twee jaren zijn verloopen sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan in plaats van de geldboete hechtenis van ten hoogste eene maand worden opgelegd.

Artikel

479

Hij die zijn bedrijf maakt van waarzeggen, voorspellen of droomen uitleggen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie dagen of geldboete van de eerste categorie.

Titel

VII

Overtredingen betreffende de veldpolitie

Artikel

480

Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, zijn niet-uitvliegend pluimgedierte laat loopen in tuinen of op een eenigen grond die bezaaid, bepoot of beplant is, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie.

Artikel

481

Hij die, die zonder daartoe gerechtigd te zijn, vee laat loopen in tuinen, op eenig weiland, op eenigen grond die hetzij bezaaid, bepoot of beplant is, hetzij ter bezaaiing, bepoting of beplanting is gereedgemaakt of waarvan de oogst nog niet is weggehaald, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie.

Artikel

482

Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, loopt of rijdt op eenigen grond die bezaaid, bepoot of beplant is, of die ter bezaaiing, bepoting of beplanting is gereedgemaakt of op eenig weiland, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie.

Artikel

483

Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, over eens anders grond waarvan de toegang op eene voor hem blijkbare wijze door den rechthebbende is verboden, loopt, rijdt of vee laat loopen, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie.

Titel

VIII

Ambtsovertredingen

Artikel

484

De ambtenaar, bevoegd tot de uitgifte van afschriften of uittreksels van vonnissen, die zoodanig afschrift of uittreksel uitgeeft alvorens het vonnis behoorlijk is onderteekend, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie.

Artikel

485

De ambtenaar die zonder verlof van het bevoegd gezag afschrift maakt of uittreksel neemt van geheime overheidsbescheiden of die bekend maakt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de eerste categorie.

Artikel

486

Met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie wordt gestraft de gewezen ambtenaar die zonder verlof van het bevoegd gezag:

  • 1°.

    overheidsbescheiden onder zich houdt;

  • 2°.

    afschriften maakt of uittreksels neemt van geheime overheidsbescheiden of die bekend maakt.

Artikel

487

Het hoofd van een gesticht, bestemd tot opsluiting van veroordeelden, voorloopig aangehoudenen of gegijzelden, of van een opvoedingsgesticht of krankzinnigengesticht, die iemand in het gesticht opneemt of houdt, zonder zich het bevel van de bevoegde macht of de rechtelijke uitspraak te hebben laten vertoonen, of die nalaat van deze opneming en van het bevel of de uitspraak op grond waarvan zij geschiedt, in zijne registers de vereischte inschrijving te doen, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste eene maand of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

488

Het hoofd van een gesticht, waarin een of meer kinderen na terbeschikkingstelling van de Regering zijn geplaatst, wordt, wanneer hij nalaat van de opneming en van het bevel of de uitspraak op grond waarvan zij geschiedt, in zijne registers de vereischte inschrijving te doen, gestraft met hechtenis van ten hoogste eene maand of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

489

De ambtenaar van den burgerlijken stand die nalaat vóór de voltrekking van een huwelijk zich de bewijsstukken of verklaringen te laten geven die door enig wettelijk voorschrift worden gevorderd, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie.

Artikel

490

De ambtenaar van den burgerlijken stand die in strijd handelt met eenig wettelijk voorschrift of voorschrift omtrent de registers of de akten van den burgerlijken stand of omtrent de formaliteiten voor of bij voltrekking van een huwelijk, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel

491

De ambtenaar van den burgerlijken stand die nalaat eene akte in de registers in te schrijven of eene akte op een los blad schrijft, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie.

Artikel

492

Met geldboete van de eerste categorie wordt gestraft:

  • 1°.

    de ambtenaar van den burgerlijken stand die nalaat het bevoegd gezag de opgaven te doen die eenig wettelijk voorschrift van hem vordert;

  • 2°.

    de ambtenaar die nalaat aan den ambtenaar van den burgerlijken stand de opgaven te doen die eenig wettelijk voorschrift van hem vordert.

Artikel

492a

Onder ambtenaar van de burgerlijke stand wordt ten aanzien van de artikelen 490–492 verstaan een ieder die ingevolge enig wettelijk voorschrift met de bewaring van een register van de burgerlijke stand is belast.

Titel

IX

Scheepvaartovertredingen

Artikel

493

De schipper van een Nederlands vaartuig, die vertrekt alvorens de bij wet vereiste monsterrol is opgemaakt en geteekend, wordt gestraft met hechtenis van de eerste categorie.

Artikel

494

De schipper van een Nederlands vaartuig die niet alle door of krachtens wettelijke bepalingen gevorderde scheepspapieren, boeken, bescheiden of andere gegevensdragers aan boord heeft, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel

495

Met geldboete van de eerste categorie wordt gestraft:

  • 1°.

    de schipper van een Nederlandsch vaartuig die niet zorgt, dat aan boord van zijn vaartuig de bij wet vereiste dagboeken overeenkomstig de wettelijke voorschriften worden gehouden of die dagboeken niet vertoont wanneer en waar de wet dit vordert.

  • 2°.

    de schipper van een Nederlands vaartuig die het register van strafbare feiten, bedoeld in artikel 542 van het Wetboek van Strafvordering BES, niet overeenkomstig de wettelijke voorschriften houdt of niet vertoont wanneer en waar de wettelijke voorschriften dit vorderen.

  • 3°.

    de eigenaar, de rompbevrachter, boekhouder of schipper van een Nederlandsch vaartuig die weigert aan belanghebbenden op hunne aanvrage inzage of, tegen betaling van de kosten, afschrift te verstrekken van de aan boord van het vaartuig gehouden dagboeken.

Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen twee jaren zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens een dezer overtredingen onherroepelijk is geworden, kan in plaats van de geldboete hechtenis van ten hoogste twee maanden worden opgelegd.

Artikel

496

De schipper van een Nederlands vaartuig die niet voldoet aan zijne wettelijke verplichting betreffende de inschrijving en kennisgeving van geboorten of sterfgevallen die gedurende eene zeereis plaats hebben, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie.

Artikel

497

De schipper of schepeling die niet in acht neemt de wettelijke voorschriften vastgesteld tot voorkoming van aanvaring of aandrijving, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie.

Artikel

497a

Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, gebruik maakt, zij het ook met een geringe afwijking, van een onderscheidingsteken, waarvan het gebruik krachtens wettelijke regeling uitsluitend aan hospitaalschepen, aan sloepen van zodanige schepen of aan kleine vaartuigen voor de hospitaaldienst bestemd, is toegekend, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

498

De schipper van een Nederlands vaartuig, die niet voldoet aan de verplichtingen, hem opgelegd in het tweede lid van artikel 456 van het Wetboek van Koophandel BES, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de eerste categorie.

Artikel

500

De eigenaar, de rompbevrachter en de schipper van een Nederlands vaartuig, aan boord waarvan personen als schepelingen werkzaam zijn in strijd met het verbod van artikel 506 van het Wetboek van Koophandel BES, worden gestraft met geldboete van de eerste categorie voor iederen persoon, die aldus werkzaam is.

Artikel

501

[vervallen]

Artikel

502

[vervallen]

Slotbepaling

Deze wet wordt aangehaald als: Wetboek van Strafrecht BES.