Burgerlijk Wetboek BES Boek 7a

Boek

7a

Bijzondere overeenkomsten; vervolg

Eerste t/m vierde

Titel

Artikelen

1250 t/m 1473

[vervallen]

Vijfde titel

a

Van koop en verkoop op afbetaling

Afdeling

1

Van koop en verkoop op afbetaling in het algemeen

Artikel

1557

Artikel

1557a

Van de bepalingen van deze titel mag slechts worden afgeweken, indien en voor zover dit daaruit blijkt.

Artikel

1557b

Artikel

1557c

Artikel

1557d

Op enig beding, als bedoeld in de voorafgaande twee artikelen, kan wegens niet tijdige nakoming beroep alleen worden gedaan, indien de schuldenaar, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft om zijn verplichtingen na te komen.

Artikel

1557e

Artikel

1557f

Artikel

1557g

Volmacht tot invordering van loon, pensioen of andere periodieke vorderingen ter zake van een arbeidsovereenkomst, onder welke vorm of welke benaming ook, door de koper verleend, is steeds herroepelijk.

Afdeling

2

Van huurkoop

Artikel

1557h

Artikel

1557i

Artikel

1557j

Artikel

1557k

Ter zake van huurkoop kan de koper, indien hij bij het aangaan van de overeenkomst werkelijk woonplaats in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba heeft, geen woonplaats kiezen, behalve voor het geval dat hij te eniger tijd geen bekende werkelijke woonplaats in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba mocht hebben.

Artikel

1557l

Artikel

1557m

Artikel

1557n

Artikel

1557o

[vervallen]

Artikel

1557p

[vervallen]

Artikel

1557q

Ontbinding van huurkoop, of teruggave van een in huurkoop gehouden zaak krachtens daartoe gemaakt beding, kan, wegens niet tijdige nakoming door de koper van zijn verplichtingen, niet worden ingeroepen of gevorderd, tenzij de koper, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft om zijn verplichtingen na te komen.

Artikel

1557r

Wanneer de verkoper ontbinding van de overeenkomst of teruggave van de in huurkoop afgeleverde zaak kan vorderen, zal hij, indien er redelijk belang bestaat bij onverwijlde voorziening, een rechtelijk bevel tot teruggave bij voorraad kunnen verkrijgen.

Artikel

1557s

Indien, wegens het niet nakomen door de koper van zijn verplichtingen, de in huurkoop afgeleverde zaak krachtens daartoe gemaakt beding wordt teruggenomen, heeft dit ontbinding van de overeenkomst tot gevolg, tenzij tussen partijen anders overeengekomen is.

Artikel

1557t

Indien bij ontbinding van de overeenkomst wegens het niet nakomen door de koper van zijn verplichtingen de verkoper in betere vermogenstoestand zou geraken dan bij het in stand blijven van de overeenkomst, vindt volledige verrekening plaats.

Artikel

1557u

Indien bij ontbinding der overeenkomst de koper recht mocht hebben op enige terugbetaling, kan hij door de rechter worden gemachtigd de zaak, die hij terug moet geven, onder zich te houden, totdat het hem verschuldigde wordt betaald of de verkoper daarvoor voldoende zekerheid heeft gesteld.

Artikel

1557v

Artikel

1557w

Artikel

1557x

Zesde

Titel

Artikelen

1558 t/m 1563

[vervallen]

Zevende

Titel

Van huur en verhuur

Afdeling

1

Algemene bepalingen

Artikel

1564

[vervallen]

Artikel

1565

Artikel

1566

De bepalingen van deze en de volgende afdeling zijn mede van toepassing op de huur van vermogensrechten, voor zover de strekking van die bepalingen of de aard van het recht zich daartegen niet verzet.

Afdeling

2

Verplichtingen van de verhuurder en de huurder

Artikel

1567

De verhuurder is door de aard van de overeenkomst, en zonder dat daartoe enig bijzonder beding vereist wordt, verplicht:

  • 1°.

    om het verhuurde aan de huurder ter beschikking te stellen;

  • 2°.

    om hetzelve te onderhouden in zodanige staat, dat het tot het gebruik, waartoe het verhuurd is, dienen kan;

  • 3°.

    om de huurder het rustige genot daarvan te doen hebben, zolang de huur duurt.

Artikel

1568

Artikel

1569

Artikel

1570

Indien, gedurende de huurtijd, de verhuurde zaak door enig toeval geheel en al vergaan is, vervalt de huurovereenkomst van rechtswege. Indien de zaak slechts ten dele vergaan is, heeft de huurder de keus om, naar gelang der omstandigheden, of vermindering van de huurprijs te vorderen of de huurovereenkomst te ontbinden; doch hij kan, dier beide gevallen, aanspraak op schadevergoeding maken.

Artikel

1571

De verhuurder mag, gedurende de huurtijd, de gedaante of inrichting van de verhuurde zaak niet veranderen.

Artikel

1572

Artikel

1573

De verhuurder is niet verplicht de huurder te waarborgen tegen de belemmeringen, welke hem derden, door feitelijkheden, in zijn genot toebrengen, zonder overigens enig recht op het gehuurde te beweren; behoudens het recht van de huurder om dezelve uit eigen hoofde te vervolgen.

Artikel

1574

Indien daarentegen de huurder in deszelfs genot is gestoord geworden tengevolge ener rechtsvordering, welke tot de eigendom van de zaak betrekking heeft, heeft hij het recht om een geëvenredigde vermindering van de huurprijs te vorderen, mits van die stoornis of belemmering aan de eigenaar behoorlijk kennis gegeven zij.

Artikel

1575

Indien degenen, die de feitelijkheden gepleegd hebben, enig recht ten aanzien van de verhuurde zaak beweren te hebben, of indien de huurder zelf in rechten gedagvaard is om tot ontruiming van het geheel of van een gedeelte van de zaak verwezen te worden, of om de uitoefening van enige erfdienstbaarheid of een ander recht ten aanzien van de zaak te gedogen, moet hij de verhuurder daarvan betekening doen, en hij kan dezelve tot vrijwaring oproepen.

Artikel

1576

Artikel

1577

De huurder is tot twee hoofdverplichtingen gehouden:

  • 1°.

    om het gehuurde als een goed huurder te gebruiken, en overeenkomstig de bestemming, welke daaraan bij de huurovereenkomst gegeven is, of volgens die, welke, bij gebreke van overeenkomst daaromtrent, naar gelang der omstandigheden voorondersteld wordt;

  • 2°.

    om de huurprijs op de bepaalde termijnen te voldoen.

Artikel

1578

[vervallen]

Artikel

1579

Indien tussen de verhuurder en de huurder een beschrijving van het verhuurde is opgemaakt, is laatstgenoemde gehouden de zaak in die staat weder op te leveren, waarin hij deze, volgens die beschrijving, heeft aanvaard; met uitzondering van hetgeen door ouderdom of door onvermijdelijke toevallen vergaan of van waarde verminderd is.

Artikel

1580

Indien geen beschrijving is opgemaakt, wordt de huurder, ten aanzien van het onderhoud, hetwelk ten laste van huurders komt, behoudens tegenbewijs, voorondersteld het gehuurde in goede staat te hebben aanvaard, en moet hij hetzelve in die staat teruggeven.

Artikel

1581

Artikel

1582

[vervallen]

Artikel

1583

De huurder is jegens de verhuurder op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk voor de gedragingen van hen die met zijn goedvinden het gehuurde gebruiken of zich met zijn goedvinden daarop bevinden.

Artikel

1584

De huurder mag, bij ontruiming van de verhuurde zaak, afbreken en naar zich nemen al hetgeen hij daaraan, op zijn kosten, heeft doen maken, mits zulks gedaan worde zonder beschadiging van de zaak.

Artikel

1585

[vervallen]

Artikel

1586

Wanneer er geschil ontstaat over de prijs ener verhuring, bij monde aangegaan, waarvan de uitvoering begonnen is, en er geen kwijting aanwezig is, moet de verhuurder op zijn eed geloofd worden, tenware de huurder mocht verkiezen de huurprijs door deskundigen te doen begroten.

Artikel

1587

Indien de huur bij geschrift is aangegaan, houdt dezelve van rechtswege op, wanneer de bepaalde tijd verstreken is, zonder dat daartoe een opzegging vereist worde.

Artikel

1588

Indien de huur zonder geschrift is aangegaan, houdt dezelve op de bepaalde tijd niet op, dan voor zover de ene partij aan de andere de huur heeft opgezegd, met inachtneming der termijnen, welke bij algemeen verbindend voorschrift of plaatselijke keur bepaald zijn, of welke, bij gebreke van zodanige verordening of keur, het plaatselijk gebruik medebrengt.

Artikel

1589

Wanneer de ene partij aan de andere een opzegging van huur heeft betekend, kan de huurder, hoewel in het genot blijvende, zich niet beroepen op een stilzwijgende wederinhuring.

Artikel

1590

Indien, na het eindigen van een verhuring bij geschrift aangegaan, de huurder in het genot is gebleven en gelaten, ontstaat daardoor een nieuwe huur, waarvan de gevolgen geregeld worden bij de artikelen tot mondelinge verhuringen betrekkelijk.

Artikel

1591

In het geval der twee voorgaande artikelen strekt zich de borgtocht, voor de huur gesteld, niet uit tot de verplichtingen, die uit de verlenging der huur ontstaan.

Artikel

1592

De huurovereenkomst gaat geenszins teniet door de dood van de verhuurder, noch die van de huurder.

Artikel

1593

Artikel

1594

[vervallen]

Artikel

1595

Artikel

1596

De verhuurder kan de huur niet doen ophouden door te verklaren, dat hij de verhuurde zaak zelf wil betrekken, tenware het tegendeel mocht bedongen zijn.

Artikel

1597

Indien men bij de huurovereenkomst is overeengekomen, dat de gehuurde zaak de bevoegdheid zoude hebben om het verhuurde huis of land zelf te betrekken, is hij verplicht vooraf een opzegging te doen betekenen, zoveel tijd tevoren als bij artikel 1595 is vastgesteld.

Afdeling

3

Bijzondere bepalingen inzake de huur van woningen

Onderafdeling

1

Algemeen

Artikel

1598

Artikel

1599

Deze afdeling is niet van toepassing op huur welke een gebruik van een woning betreft dat naar zijn aard slechts van korte duur is.

Artikel

1600

Artikel

1601

De huur van meubelen om een geheel huis, een gehele woning, of enig ander vertrek, daarmede te stofferen wordt gehouden voor zo lang te zijn aangegaan, als de huizen, de woningen of vertrekken, volgens plaatselijk gebruik, doorgaans verhuurd worden.

Artikel

1602

Artikel

1602a

Indien de huurder van een huis of vertrek, na het eindigen van de huurtijd, bij schriftelijke overeenkomst bepaald, in het bezit van het gehuurde blijft, zonder dat zich de verhuurder daartegen verzet, wordt hij geacht het verhuurde op dezelfde voorwaarden te blijven behouden voor de tijd, welke bij algemeen verbindend voorschrift of plaatselijke keur geregeld is, of bij gebreke daarvan het plaatselijk gebruik medebrengt, en kan hij het verhuurde niet verlaten, noch daaruit gezet worden, dan na een tijdige opzegging, overeenkomstig de verordening, de keur of het plaatselijk gebruik gedaan.

Artikel

1602b

Onderafdeling

2

De huurprijs

Artikel

1603

Artikel

1603a

Artikel

1603b

De huurder kan tot uiterlijk zes maanden na het tijdstip waarop een door hem met betrekking tot die woonruimte voor de eerste maal aangegane huurovereenkomst is ingegaan, de huurcommissie verzoeken uitspraak te doen over de redelijkheid van de overeengekomen huurprijs.

Artikel

1603c

Artikel

1603d

Bepalingen in huurovereenkomsten die tot gevolg hebben dat de huurprijs in enig tijdvak van twaalf maanden meer dan eenmaal wordt verhoogd, zijn nietig, tenzij het gaat om het geval van artikel 1603h.

Artikel

1603e

Artikel

1603f

Artikel

1603g

Indien de verhuurder met een voorstel van de huurder tot verlaging van de huurprijs niet instemt, kan de huurder tot uiterlijk zes weken na het tijdstip waarop de verlaging blijkens het voorstel had moeten ingaan, de huurcommissie verzoeken uitspraak te doen over de redelijkheid van het voorstel.

Artikel

1603h

Artikel

1603i

Onderafdeling

3

Andere vergoedingen

Artikel

1603j

Indien de huurovereenkomst meer omvat dan het enkele gebruik van de woning en bij die overeenkomst slechts de hoogte van de prijs en niet die van de huurprijs is vastgesteld, kan de huurder de huurcommissie verzoeken de huurprijs en het voorschotbedrag aan servicekosten vast te stellen.

Artikel

1603k

Artikel

1603l

Artikel

1603m

Van de bepalingen van de onderafdelingen 2 en 3 kan niet worden afgeweken, tenzij uit die bepalingen anders voortvloeit.

Onderafdeling

4

Het eindigen van de huur

Artikel

1603n

Artikel

1603o

Artikel

1603p

Artikel

1603q

Artikel

1603r

Van deze onderafdeling kan niet ten nadele van de huurder worden afgeweken.

Onderafdeling

5

Slotbepalingen

Artikel

1603s

Artikel

1603t

Een wijziging van de huurprijs, vastgesteld in een uitspraak van de huurcommissie of van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, mag in rekening worden gebracht met ingang van de in het voorstel tot wijziging voorgestelde dag dan wel indien de huurprijs is vastgesteld zonder dat daartoe een voorstel is gedaan, de dag waarop vaststelling is verzocht aan de huurcommissie of vaststelling is gevorderd bij het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Zo in de uitspraak een latere dag van ingang wordt vastgesteld, geldt die wijziging met ingang van die latere dag.

Artikel

1603u

Afdeling

3a

Bijzondere bepalingen inzake de huur van bedrijfsruimte

Onderafdeling

1

Algemeen

Artikel

1603v

Artikel

1603w

Onderafdeling

2

De huurprijs

Artikel

1603x

Onderafdeling

3

Slotbepaling

Artikel

1603y

Van deze afdeling kan niet ten nadele van de huurder worden afgeweken.

Artikel

1604

Vervallen

Afdeling

4

Bijzondere bepalingen inzake de huur van landerijen

Artikel

1605

Indien bij een huurovereenkomst van landerijen een kleinere of grotere uitgestrektheid wordt opgegeven, dan dezelve werkelijk hebben, geeft zulks geen grond tot vermeerdering of vermindering van de huurprijs, dan alleen in de gevallen en volgens de bepalingen bij de vijfde titel van dit boek vastgesteld.

Artikel

1606

Indien de huurder van landerijen dezelve niet van de tot beweiding of bebouwing noodzakelijke beesten en bouwgereedschappen voorziet; indien hij met de beweiding of bebouwing ophoudt, of te dien opzichte niet als een goed huurder handelt; indien hij de gehuurde zaak tot een ander einde gebruikt, dan waartoe hetzelve bestemd is; of indien hij, in het algemeen, de bedingen, bij de huurovereenkomst gemaakt, niet nakomt, en daardoor enig nadeel voor de verhuurder ontstaat, is deze bevoegd om, naar gelang der omstandigheden, de vernietiging van de huur, met vergoeding van schade, te vorderen.

Artikel

1607

Alle huurders van landerijen zijn gehouden de vruchten in de daartoe bestemde bergplaatsen te bergen.

Artikel

1608

Artikel

1609

De huur van landen, zonder geschrift aangegaan, wordt gerekend aangegaan te zijn voor één jaar.

Artikel

1610

Indien, na het eindigen van een schriftelijk aangegane verhuring, de huurder in het genot van de zaak blijft, en daarin gelaten wordt, worden de gevolgen van de nieuwe huur door de vroeger aangegane overeenkomst geregeld.

Artikel

1611

De huurder wiens huur eindigt, en hij welke hem in de huur opvolgt, zijn verplicht elkander over en weder met al datgene te gerieven, dat vereist wordt om het verlaten en het betrekken van de zaak gemakkelijk te maken, zo wat betreft de bebouwing voor het volgende jaar, het inoogsten der nog te velde staande vruchten, als anderszins; alles overeenkomstig het plaatselijk gebruik.

Artikel

1612

De huurder moet insgelijks, bij zijn vertrek, het stro en de mest van het afgelopen jaar achterlaten, indien hij dezelve bij de aanvang van zijn huur ontvangen heeft; en al had hij die zelfs niet ontvangen, kan de eigenaar dezelve, volgens een te maken begroting, aan zich houden.

Zevende titel

a

Van de overeenkomsten tot het verrichten van arbeid

Eerste

Afdeling

Algemene bepalingen

Artikel

1613

[vervallen]

Artikel

1613a

De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst, waarbij de ene partij, de arbeider, zich verbindt, in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon, gedurende zekere tijd arbeid te verrichten.

Artikel

1613b

De aanneming van werk van stoffelijke aard is de overeenkomst, waarbij de ene partij, de aannemer, zich verbindt, voor de andere partij, de aanbesteder, tegen een bepaalde prijs een bepaald werk tot stand te brengen.

Artikel

1613c

Artikel

1613ca

Hij die ten behoeve van een ander tegen beloning door die ander gedurende drie opeenvolgende maanden wekelijks tenminste acht uren dan wel gedurende tenminste vijfendertig uren per maand arbeid verricht, wordt vermoed deze arbeid te verrichten krachtens arbeidsovereenkomst.

Artikel

1613cb

Indien een arbeidsovereenkomst ten minste drie maanden heeft geduurd, wordt de bedongen arbeid in enige maand vermoed een omvang te hebben gelijk aan de gemiddelde omvang van de arbeid per maand in de drie voorafgaande maanden.

Tweede

Afdeling

Van de arbeidsovereenkomsten in het algemeen

Artikel

1613d

Wanneer een arbeidsovereenkomst schriftelijk wordt aangegaan, zijn de kosten der akte en andere bijkomende onkosten ten laste van de werkgever.

Artikel

1613e

[Vervallen]

Artikel

1613f

Artikel

1613g

Indien een daartoe niet bekwame minderjarige een arbeidsovereenkomst heeft aangegaan en dientengevolge gedurende vier weken, zonder verzet van zijn wettelijke vertegenwoordiger, in dienst van de werkgever arbeid heeft verricht, wordt hij geacht door die vertegenwoordiger mondeling tot het aangaan dier arbeidsovereenkomst gemachtigd te zijn geweest.

Artikel

1613h

Een tussen echtgenoten aangegane arbeidsovereenkomst is nietig.

Artikel

1613i

Artikel

1613j

Artikel

1613k

Een verklaring van de arbeider, waarbij hij zich verbindt zich met elk in de toekomst vastgesteld reglement of met elke toekomstige wijziging van een bestaand reglement te verenigen, is nietig.

Artikel

1613l

Van de bepalingen van het reglement kan alleen dan bij bijzondere overeenkomst worden afgeweken, indien deze schriftelijk is aangegaan.

Artikel

1613m

Ter berekening van het in geld vastgestelde loon per dag wordt, voor de toepassing van deze titel, de dag gesteld op tien uren, de week op zes dagen, de maand op vijfentwintig dagen en het jaar op driehonderd dagen. Is het loon, hetzij voor het geheel, hetzij gedeeltelijk, op andere wijze dan naar tijdruimte vastgesteld, dan wordt als het in geld vastgestelde loon per dag aangenomen het gemiddelde loon des arbeiders, berekend over de laatste voorafgegane dertig werkdagen: bij gebreke van die maatstaf wordt als loon aangenomen het gebruikelijk loon voor de, wat aard, plaats en tijd betreft, meest nabij komende arbeid.

Artikel

1613n

Het loon van arbeiders, welke niet bij de werkgever inwonen, mag niet anders worden vastgesteld dan in:

  • 1°.

    geld;

  • 2°.

    voedsel te nuttigen, alsmede verlichtingsmiddelen te gebruiken ter plaatse waar ze worden verstrekt;

  • 3°.

    kleding, door de arbeider bij de waarneming der dienstbetrekking te dragen;

  • 4°.

    een bepaalde hoeveelheid der voortbrengselen van het bedrijf, waarin het loon verdiend wordt, of der grond- of hulpstoffen, in dat bedrijf gebruikt, een en ander voor zover die voortbrengselen of grond- of hulpstoffen, wat aard en hoeveelheid betreft, behoren tot de eerste levensbehoeften van de arbeider en zijn gezin, of als grond- of hulpstoffen, werktuigen of gereedschappen in het bedrijf des arbeiders worden gebezigd, en in ieder geval met uitsluiting van alcoholhoudende drank;

  • 5°.

    het gebruik van een aangewezen woning of lokaal, van een bepaald stuk grond of stalling voor een bepaald aantal naar de soort aangeduide dieren, toebehorende aan de arbeider of aan een der leden van zijn gezin; het gebruik van werktuigen of gereedschappen, alsmede onderhoud daarvan;

  • 6°.

    bepaalde werkzaamheden of diensten door of voor rekening van de werkgever voor de arbeider te verrichten;

  • 7°.

    onderricht door of vanwege de werkgever aan de arbeider te verstrekken.

Artikel

1613o

Artikel

1613p

Artikel

1613q

Artikel

1613r

Artikel

1613s

Artikel

1613t

Artikel

1613u

[vervallen]

Artikel

1613v

Ieder beding waarbij de arbeider al dan niet gedurende bepaalde tijd beperkt wordt om na het einde van de dienstbetrekking op zekere wijze werkzaam te zijn is nietig.

Artikel

1613w

Alle akten en geschriften betreffende het aangaan, wijzigen of eindigen van arbeidsovereenkomsten, benevens alle stukken, die door de werkgever en de arbeider of hun wettelijke vertegenwoordigers tezamen of ieder afzonderlijk, hetzij in onderhandse vorm, hetzij ten overstaan van een openbare ambtenaar, zonder medewerking van derden, ter uitvoering van de arbeidsovereenkomst worden opgemaakt, zijn vrij van zegel en van de formaliteit van registratie of worden, indien deze formaliteit wordt gewenst, kosteloos geregistreerd.

Artikel

1613x

Derde

Afdeling

Van de verplichtingen des werkgevers

Artikel

1614

De werkgever is verplicht de arbeider zijn loon op de bepaalde tijd te voldoen.

Artikel

1614a

Het loon, naar tijdruimte vastgesteld, is verschuldigd van het tijdstip, waarop de arbeider in dienst is getreden, tot dat van het einde der dienstbetrekking.

Artikel

1614b

Geen loon is verschuldigd voor de tijd, gedurende welke de arbeider de bedongen arbeid niet heeft verricht.

Artikel

1614c

Artikel

1614ca

Artikel

1614d

Ook verliest de arbeider zijn aanspraak op het naar tijdruimte vastgestelde loon niet, indien hij bereid was de bedongen arbeid te verrichten, doch de werkgever daarvan geen gebruik heeft gemaakt, hetzij door eigen schuld of zelfs tengevolge van, hem persoonlijk betreffende, toevallige verhindering. De bepalingen van het tweede, vijfde, zesde en zevende lid van het voorgaande artikel zijn van toepassing.

Artikel

1614da

Artikel

1614e

Artikel

1614f

Artikel

1614g

Artikel

1614h

Artikel

1614i

De voldoening van het loon, voor zover het in andere bestanddelen dan in geld is vastgesteld, geschiedt volgens hetgeen bij overeenkomst of reglement is bedongen, of in het geval, bedoeld in artikel 1613p, naar de daar gestelde regelen.

Artikel

1614j

Artikel

1614k

Indien de plaats der voldoening van het loon niet bij overeenkomst of reglement, of door het gebruik is bepaald, of het loon met toepassing van artikel 114, eerste lid, van Boek 6 betaald wordt geschiedt de voldoening hetzij ter plaatse waar de arbeid in de regel wordt verricht, hetzij ten kantore des werkgevers indien dit gelegen is op hetzelfde eiland waar de arbeider woont, hetzij aan de woning des arbeiders, ter keuze van de werkgever.

Artikel

1614l

Artikel

1614m

De uitbetaling van het in geld doch niet naar tijdruimte vastgestelde loon, zal geschieden met inachtneming van de bepalingen van het voorgaande artikel, met dien verstande, dat dit loon geacht zal worden te zijn vastgesteld bij de tijdruimte, waarbij het loon gewoonlijk wordt vastgesteld voor de arbeid, welke ten aanzien van aard, plaats en tijd het meest nabijkomt aan de arbeid, waarvoor het loon verschuldigd is.

Artikel

1614n

Artikel

1614o

Indien het loon in geld voor een gedeelte naar tijdruimte en voor een ander gedeelte op andere wijze, ofwel indien het loon in gedeelten naar meerdere verschillende tijdruimten is vastgesteld, zullen voor ieder dier gedeelten de voorschriften der artikelen 1614l tot en met 1614n van toepassing zijn.

Artikel

1614p

Artikel

1614pa

Artikel

1614q

Voor zover het in geld vastgestelde loon, of het gedeelte daarvan, dat overblijft na aftrek van hetgeen door de werkgever niet behoeft te worden uitbetaald, en na aftrek van hetgeen, waarop derden overeenkomstig de bepalingen van deze titel rechten doen gelden, niet wordt uitbetaald uiterlijk de achtste werkdag na die, waarop ingevolge de artikelen 1614l, 1614m en 1614o, de betaling had moeten geschieden, heeft de arbeider, indien deze niet-betaling aan de werkgever is toe te schrijven, aanspraak op een verhoging wegens de vertraging, welke voor de negende tot en met de twaalfde werkdag bedraagt vijf ten honderd per dag en voor elke volgende werkdag een ten honderd, met dien verstande, dat de verhoging wegens vertraging in geen geval de helft van het verschuldigde bedrag zal te boven gaan. Niettemin is de rechter bevoegd de verhoging te beperken tot zodanig bedrag als hem met het oog op de omstandigheden van het geval billijk zal voorkomen.

Artikel

1614r

Artikel

1614s

Artikel

1614t

Artikel

1614u

De werkgever, die tijdelijk verhinderd is het loon, voor zover dit in inwoning, kost of andere levensbenodigdheden is vastgesteld, te voldoen, zonder dat deze verhindering het gevolg is van eigen toedoen van de arbeider, is deze een vergoeding schuldig, waarvan het bedrag bij overeenkomst of, bij gebreke van dien, door het plaatselijk gebruik wordt bepaald.

Artikel

1614v

De werkgever is gehouden inwonende arbeiders, zonder korting van het loon, in de gelegenheid te stellen hun godsdienstplichten te vervullen, alsmede ontspanning van de arbeid te genieten, in beide gevallen op de wijze bij overeenkomst of, bij gebreke van dien, door het plaatselijk gebruik bepaald.

Artikel

1614w

De werkgever is gehouden de arbeid dusdanig te regelen, dat de arbeider geen arbeid heeft te verrichten op zondagen en die dagen, die volgens algemeen verbindend voorschrift ten aanzien van de bedongen arbeid met zondagen worden gelijkgesteld, behalve voor zover het tegendeel is bedongen of uit de aard van de arbeid voortvloeit.

Artikel

1614x

Artikel

1614y

De werkgever is in het algemeen verplicht al datgene te doen en na te laten, wat een goed werkgever in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten.

Artikel

1614z

Artikel

1614aa

Vierde

Afdeling

Van de verplichtingen des arbeiders

Artikel

1615

De arbeider is verplicht de bedongen arbeid naar zijn best vermogen te verrichten.

Voor zover aard en omvang van de te verrichten arbeid niet bij overeenkomst of reglement zijn omschreven, beslist daaromtrent het gebruikt.

Artikel

1615a

De arbeider is verplicht de arbeid zelf te verrichten; hij kan zich daarin niet dan met toestemming des werkgevers door een derde doen vervangen.

Artikel

1615b

De arbeider is verplicht zich te houden aan de voorschriften omtrent het verrichten van de arbeid alsmede aan die, welke strekken ter bevordering van de goede orde in de onderneming des werkgevers, hem door of namens de werkgever binnen de perken van de bestaande wettelijke regelingen, van overeenkomst of reglement gegeven.

Artikel

1615c

De arbeider, die bij de werkgever inwoont, is verplicht zich te gedragen naar de orde des huizes.

Artikel

1615d

De arbeider is in het algemeen verplicht al datgene te doen en na te laten, wat een goed arbeider in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten.

Artikel

1615da

Vijfde

Afdeling

Van de verschillende wijzen waarop de dienstbetrekking, door arbeidsovereenkomst ontstaan, eindigt

Artikel

1615e

Artikel

1615f

Artikel

1615fa

Artikel

1615g

[vervallen]

Artikel

1615h

Artikel

1615i

Artikel

1615j

[vervallen]

Artikel

1615k

[vervallen]

Artikel

1615l

De dienstbetrekking eindigt door de dood van de arbeider.

Artikel

1615m

De dienstbetrekking eindigt niet door de dood van de werkgever tenzij uit de overeenkomst het tegendeel voortvloeit. Echter zijn zowel de erfgenamen van de werkgever als de arbeider bevoegd de dienstbetrekking, voor een bepaalde tijd aangegaan, door opzegging met inachtneming van de bepalingen der artikelen 1615h en 1615i te doen eindigen, als ware zij aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel

1615n

Artikel

1615o

Artikel

1615p

Artikel

1615q

Artikel

1615r

Artikel

1615s

Artikel

1615t

Artikel

1615v

Artikel

1615w

Artikel

1615x

De bepalingen van deze afdeling sluiten voor geen van beide partijen de mogelijkheid uit van ontbinding wegens een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst en van schadevergoeding. De ontbinding kan slechts door de rechter worden uitgesproken.

Zesde

Afdeling

Van aanneming van werk

Artikel

1616

Bij aanneming van werk kan men overeenkomen, dat de aannemer alleen arbeid verrichten, ofwel dat hij ook de stof leveren zal.

Artikel

1617

Ingeval de aannemer de stof moet leveren, en het werk, op welke wijze ook vergaat, alvorens het geleverd is, komt het verlies voor zijn rekening, tenware de aanbesteder nalatig zij geweest om het werk te ontvangen.

Artikel

1618

Indien de aannemer alleen arbeid moet verrichten, en het werk vergaat, is hij slechts voor zijn schuld aansprakelijk.

Artikel

1619

Indien het werk, in het geval bij het voorgaande artikel vermeld, buiten enig plichtverzuim van de aannemer is verloren gegaan, voordat de levering geschied is, en zonder dat de aanbesteder nalatig is geweest om het werk op te nemen en goed te keuren, heeft de aannemer geen aanspraak op de bedongen prijs, tenware de zaak door een gebrek in de stof zelf verloren ware gegaan.

Artikel

1620

Indien een werk bij het stuk of bij de maat bearbeid wordt, kan hetzelve bij gedeelten worden opgenomen; die opneming wordt geacht geschied te zijn voor al de betaalde gedeelten, wanneer de aanbesteder de aannemer telkens betaalt naar evenredigheid van hetgeen afgewerkt is.

Artikel

1621

Indien een gebouw, voor een bepaalde prijs aangenomen en afgemaakt, geheel of gedeeltelijk vergaat door een gebrek in de samenstelling, of zelfs uit hoofde van de ongeschiktheid van de grond, zijn de bouwmeesters en aannemers daarvoor, gedurende tien jaren, aansprakelijk.

Artikel

1622

Indien een bouwmeester of aannemer op zich genomen heeft om een gebouw bij aanneming te maken, volgens een bestek, met de eigenaar van de grond beraamd en vastgesteld, kan hij geen vermeerdering van de prijs vorderen, noch onder voorwendsel van vermeerdering der arbeidslonen of bouwstoffen, noch onder dat van gemaakte veranderingen of bijvoegselen, die niet in het bestek begrepen zijn, indien die veranderingen of vergrotingen niet schriftelijk zijn ingewilligd, en over derzelver prijs met de eigenaar geen overeenkomst is getroffen.

Artikel

1623

De aanbesteder kan, des goedvindende, de aanneming opzeggen, ofschoon het werk reeds begonnen zij, mits hij de aannemer, wegens al deszelfs gemaakte kosten, arbeid en winstderving, volkomen schadeloosstelle.

Artikel

1624

Artikel

1625

[Vervallen]

Artikel

1626

Metselaars, timmerlieden, smeden en andere ambachtslieden, welke tot het zetten van een gebouw of het maken van enig ander aangenomen werk gebezigd zijn, hebben geen rechtsvordering tegen degene, te wiens behoeve de werken gemaakt zijn, dan ten belope van hetgeen deze aan de aannemer schuldig is, op het ogenblik waarop zij hun rechtsvordering aanleggen.

Artikel

1627

Artikel

1628

Achtste

Titel

Van maatschap

Eerste

Afdeling

Algemene bepalingen

Artikel

1630

Maatschap is een overeenkomst, waarbij twee of meer personen zich verbinden om iets in gemeenschap te brengen, met het oogmerk om het daaruit ontstaande voordeel met elkander te delen.

Artikel

1631

[vervallen]

Artikel

1632

Maatschappen zijn, of algeheel, of bijzonder.

Artikel

1633

De wet kent slechts de algehele maatschap van winst. Zij verbiedt alle maatschappen, hetzij van al de goederen, hetzij van een bepaald gedeelte van dezelve onder een algemene titel; onverminderd de bepalingen, vastgesteld in de zesde en zevende titel van het eerste boek.

Artikel

1634

De algehele maatschap van winst bevat slechts hetgeen partijen, onder welke benaming ook, gedurende de loop der maatschap door haar vlijt zullen verkrijgen.

Artikel

1635

De bijzondere maatschap is de zodanige, welke slechts betrekking heeft tot zekere bepaalde goederen, of tot derzelver gebruik, of tot de vruchten die daarvan zullen getrokken worden, of tot een bepaalde onderneming, of tot de uitoefening van enig bedrijf of beroep.

Tweede

Afdeling

Van de verbintenissen der vennoten onderling

Artikel

1636

De maatschap begint van het ogenblik der overeenkomst, indien daarbij geen ander tijdstip bepaald is.

Artikel

1637

Artikel

1638

[vervallen]

Artikel

1639

[vervallen]

Artikel

1640

Wanneer een der vennoten, voor zijn eigen rekening, een opeisbare som te vorderen heeft van iemand, die mede een insgelijks opeisbare som verschuldigd is aan de maatschap, moet de betaling, welke hij ontvangt, op de inschuld der maatschap en op die van hemzelf, naar evenredigheid van beide die vorderingen, toegerekend worden, al ware het ook dat hij, bij de kwijting, alles in mindering of voldoening van zijn eigen inschuld mocht gebracht hebben; maar indien hij bij de kwijting bepaald heeft, dat de gehele betaling zoude strekken voor de inschuld der maatschap, zal deze bepaling worden nagekomen.

Artikel

1641

Indien een der vennoten zijn gehele aandeel in een gemene inschuld der maatschap ontvangen heeft, en de schuldenaar naderhand onvermogend is geworden, is die vennoot gehouden het ontvangene in de gemene kas in te brengen, al had hij ook voor zijn aandeel kwijting gegeven.

Artikel

1642

[vervallen]

Artikel

1643

[vervallen]

Artikel

1644

[vervallen]

Artikel

1645

Artikel

1646

Artikel

1647

Artikel

1648

Artikel

1649

Indien verscheidene vennoten met het beheer belast zijn, zonder dat hun bijzondere werkzaamheden bepaald zijn, of zonder beding dat de een buiten de ander niets zoude mogen verrichten, is ieder van hen afzonderlijk tot alle handelingen, dat beheer betreffende, bevoegd.

Artikel

1650

Indien er bedongen is, dat een der beheerders niets buiten de andere zoude mogen verrichten, vermag de ene, zonder een nieuwe overeenkomst, niet te handelen zonder medewerking van de andere, al mocht deze zich ook voor het ogenblik in de onmogelijkheid bevinden om aan de daden van het beheer deel te nemen.

Artikel

1651

Bij gebreke van bijzondere bedingen omtrent de wijze van beheer, moeten de volgende regelen worden in acht genomen:

  • 1°.

    de vennoten worden geacht zich over en weder de macht te hebben verleend om de een voor de ander te beheren. Hetgeen ieder van hen verricht, is ook verbindend voor het aandeel der overige vennoten, zonder dat hij hun toestemming hebbe bekomen; onverminderd het recht van deze laatstgemelden, of van een hunner, om zich tegen de handeling, zolang die nog niet gesloten is, te verzetten;

  • 2°.

    ieder der vennoten mag gebruik maken van de goederen aan de maatschap toebehorende, mits hij dezelve tot zodanige einden gebruike, als waartoe zij gewoonlijk bestemd zijn, en mits hij zich van dezelve niet bediene tegen het belang der maatschap, of op zodanige wijze, dat de overige vennoten daardoor verhinderd worden om van die goederen, volgens hun recht, mede gebruik te maken;

  • 3°.

    iedere vennoot heeft de bevoegdheid om de overige vennoten te verplichten in de onkosten te dragen, welke tot behoud der aan de maatschap behorende goederen noodzakelijk zijn;

  • 4°.

    geen der vennoten kan, zonder toestemming der overige, enige nieuwigheden daarstellen ten aanzien der onroerende zaken, welke tot de maatschap behoren, al beweerde hij ook, dat dezelve voor de maatschap voordelig waren.

Artikel

1652

[vervallen]

Artikel

1653

Elk der vennoten mag, zelfs zonder toestemming der overige, een derde persoon aannemen als deelgenoot in het aandeel, hetwelk hij in de maatschap heeft; doch hij kan dezelve, zonder zodanige toestemming, niet als medelid der maatschap toelaten, al mocht hij ook met het beheer der zaken van de maatschap belast zijn.

Derde

Afdeling

Van de verbintenissen der vennoten ten aanzien van derden

Artikel

1654

De vennoten zijn niet ieder voor het geheel voor de schulden der maatschap verbonden, en een der vennoten kan de overige niet verbinden, indien deze hem daartoe geen volmacht gegeven hebben.

Artikel

1655

De vennoten kunnen door de schuldeiser, met wie zij gehandeld hebben, aangesproken worden, ieder voor gelijke som en gelijk aandeel, al ware het dat het aandeel in de maatschap van de ene minder dan dat van de andere bedroeg, tenzij, bij het aangaan der schuld, derzelver verplichting, om in evenredigheid van het aandeel in de maatschap van elke vennoot te dragen, uitdrukkelijk zij bepaald.

Artikel

1656

Het beding, dat een handeling voor rekening der maatschap is aangegaan, verbindt slechts de vennoot, die dezelve aangegaan heeft, maar niet de overige, tenzij de laatstgenoemden hem daartoe volmacht hadden gegeven, of de zaak ten voordele der maatschap gestrekt hebbe.

Artikel

1657

Indien een der vennoten in naam der maatschap een overeenkomst heeft aangegaan, kan de maatschap de uitvoering daarvan vorderen.

Vierde

Afdeling

Van de verschillende wijzen, waarop de maatschap eindigt

Artikel

1658

Een maatschap wordt ontbonden:

  • 1°.

    door verloop van de tijd, voor welke dezelve is aangegaan;

  • 2°.

    door het tenietgaan van een goed of de volbrenging der handeling, die het onderwerp der maatschap uitmaakt;

  • 3°.

    door opzegging van een vennoot aan de andere vennoten;

  • 4°.

    door de dood of de curatele van een hunner, of indien hij in staat van faillissement is verklaard.

Artikel

1659

Artikel

1660

[vervallen]

Artikel

1661

Artikel

1662

[Vervallen]

Artikel

1663

Negende

Titel

Artikelen

1664 t/m 1684

[vervallen]

Tiende

Titel

Van schenkingen

Eerste

Afdeling

Algemene bepalingen

Artikel

1685

Artikel

1686

Artikel

1687

De schenker mag zich niet voorbehouden de bevoegdheid om over een voorwerp, in de schenking begrepen, te beschikken; zodanige schenking wordt, voor zoveel dat voorwerp aangaat, als nietig beschouwd.

Artikel

1688

Het is aan de schenker geoorloofd zich het genot of vruchtgebruik van geschonken goederen te zijnen eigen voordele voor te behouden, of daarover ten behoeve van een ander te beschikken; in welke gevallen de bepalingen van titel 8 van Boek 3 zullen moeten worden in acht genomen.

Artikel

1689

Een schenking is nietig, indien zij gemaakt is onder voorwaarde om andere schulden of lasten te voldoen dan die, welke uitgedrukt staan in de akte van schenking zelf, of in een staat, welke daaraan zal moeten zijn vastgehecht.

Artikel

1690

Artikel

1691

De schenker vermag zich het recht voor te behouden om de gegeven goederen tot zich te doen terugkeren, hetzij ingeval de begiftigde alleen, of deze en zijn afkomelingen vóór de schenker kwamen te overlijden, maar dit kan niet anders bedongen worden dan ten behoeve van de schenker alleen.

Artikel

1692

Het gevolg van het recht van terugkering zal daarin bestaan, dat alle vervreemdingen der geschonken goederen worden vernietigd, en die goederen tot de schenker terugkeren vrij en ontheven van alle lasten en hypotheken, welke daarop sedert het tijdstip der schenking mochten gelegd zijn.

Artikel

1693

De schenker is in geval van uitwinning tot geen vrijwaring gehouden.

Tweede

Afdeling

Van de bekwaamheid om bij wege van schenking te beschikken, en voordeel te genieten

Artikel

1695

Alle personen mogen bij wege van schenking beschikken en genieten, uitgezonderd de zodanige, welke de wet daartoe onbekwaam verklaart.

Artikel

1696

Minderjarigen mogen niet bij wege van schenking beschikken, behoudens hetgeen bij de zevende titel van het eerste boek is vastgesteld.

Artikel

1697

Artikel

1698

Ten einde bekwaam te zijn om bij wege van schenking voordeel te genieten, moet de begiftigde, op het tijdstip waarop de schenking heeft plaatsgehad, bestaan.

Artikel

1699

[vervallen]

Derde

Afdeling

Van de vorm der schenkingen

Artikel

1701

Geen schenking, uitgezonderd degene waarvan bij artikel 1706 wordt gehandeld, kan op straffe van nietigheid anders gedaan worden dan bij een notariële akte, waarvan de minuut onder de notaris is verbleven.

Artikel

1702

Artikel

1703

Artikel

1704

Artikel

1705

[vervallen]

Artikel

1706

De giften van hand tot hand van roerende zaken, geldsommen of schuldvorderingen aan toonder, vereisen geen akte, en zijn van kracht door de enkele overlevering aan de begiftigde, of aan een derde, die het gegevene voor hem aanneemt.

Vierde

Afdeling

Van het herroepen en tenietdoen van schenkingen

Artikel

1707

Een schenking is, ongeacht of zij reeds is uitgevoerd, vernietigbaar:

  • uit hoofde van niet-vervulling van de voorwaarden waaronder zij gedaan is;

  • indien de begiftigde is veroordeeld wegens het opzettelijk plegen van of medeplichtigheid aan een misdrijf jegens de schenker;

  • indien de begiftigde wettelijk verplicht is in het onderhoud van de schenker bij te dragen en hij in verzuim is deze verplichting na te komen.

Artikel

1708

[vervallen]

Artikel

1709

[vervallen]

Artikel

1710

[vervallen]

Artikel

1711

Elfde

Titel

Artikelen

1713 t/m 1758

[vervallen]

Twaalfde

Titel

Van bruiklening

Eerste

Afdeling

Algemene bepalingen

Artikel

1759

Bruiklening is een overeenkomst, waarbij de ene partij aan de andere een zaak om niet ten gebruike geeft, onder voorwaarde dat degene, die deze zaak ontvangt, dezelve, na daarvan gebruik te hebben gemaakt, of na een bepaalde tijd, zal teruggeven.

Artikel

1760

De uitlener blijft eigenaar van de geleende zaak.

Artikel

1761

[vervallen]

Artikel

1762

Tweede

Afdeling

Van de verplichtingen van degene, die iets ter bruiklening ontvangt

Artikel

1763

Artikel

1764

Indien de geleende zaak verloren gaat door een toeval, hetwelk degene, die dezelve ter leen ontvangen heeft, door zijn eigen zaak te gebruiken, had kunnen voorkomen, of indien hij, slechts een van beide kunnende behouden, aan de zijne een voorrang heeft gegeven, is hij voor het verlies der andere zaak aansprakelijk.

Artikel

1765

Indien de zaak bij het ter leen geven geschat is, komt het verlies van dezelve, al ontstond dat ook door toeval, ten laste van degene, die de zaak ter leen ontvangen heeft, tenware het tegendeel mocht bedongen zijn.

Artikel

1766

Indien de zaak alleen tengevolge van het gebruik, waartoe dezelve geleend is, en buiten schuld van de gebruiker, in waarde vermindert, is deze wegens die vermindering niet aansprakelijk.

Artikel

1767

Indien de gebruiker, om van de geleende zaak gebruik te kunnen maken, enige onkosten gemaakt heeft, kan hij dezelve niet terugvorderen.

Artikel

1768

Indien een zaak in bruikleen is gegeven aan twee of meer personen tezamen, zijn zij hoofdelijk verbonden tot teruggave daarvan en tot vergoeding van de schade die het gevolg is van een tekortschieten in de nakoming van die verplichting, tenzij de tekortkoming aan geen van hen kan worden toegerekend.

Derde

Afdeling

Van de verplichtingen van de uitlener

Artikel

1769

De uitlener kan de geleende zaak niet terugvorderen dan na verloop van de bepaalde tijd, of, bij gebreke ener dusdanige bepaling, nadat dezelve tot het gebruik, waartoe zij was uitgeleend, gediend heeft, of heeft kunnen dienen.

Artikel

1770

Indien evenwel de uitlener, gedurende dat tijdsverloop, of voordat de behoefte van de gebruiker opgehouden heeft, de geleende zaak, om dringende en onverwachts opkomende redenen, zelf benodigd heeft, kan de rechter, naar gelang der omstandigheden, de gebruiker noodzaken het geleende aan de uitlener terug te geven.

Artikel

1771

Indien de gebruiker, gedurende de bruiklening, tot behoud der zaak enige buitengewone noodzakelijke onkosten heeft moeten maken, welke zo dringend waren, dat hij daarvan tevoren aan de uitlener geen kennis heeft kunnen geven, is deze verplicht hem dezelve te vergoeden.

Artikel

1772

Indien de ter leen gegeven zaak zodanige gebreken heeft, dat daardoor aan degene, die zich van dezelve bedient, nadeel zoude kunnen worden toegebracht, is de uitlener, zo hij die gebreken gekend, en daarvan aan de gebruiker geen kennis gegeven heeft, voor de gevolgen verantwoordelijk.

Dertiende

Titel

Van verbruiklening

Eerste

Afdeling

Algemene bepalingen

Artikel

1773

Verbruiklening is een overeenkomst, waarbij de ene partij aan de andere een zekere hoeveelheid van verbruikbare goederen afgeeft, onder voorwaarde dat de laatstgemelde haar even zoveel, van gelijke soort en hoedanigheid, teruggeve.

Artikel

1774

Uit kracht deze verbruiklening wordt degene, die ter leen ontvangt, rechthebbende op het geleende goed, en indien hetzelve, op welke wijze ook, vergaat, komt dat verlies voor zijn rekening.

Artikel

1775

De schuld, uit lening van geld voortspruitende, bestaat alleen in geldsom, die bij de overeenkomst is uitgedrukt.

Artikel

1776

[vervallen]

Artikel

1777

[vervallen]

Tweede

Afdeling

Van de verplichtingen des uitleners

Artikel

1778

De uilener kan het ter leen gegevene niet terugeisen, voordat de tijd, bij de overeenkomst bepaald, verstreken is.

Artikel

1779

Geen tijdsbepaling gemaakt zijnde, kan de rechter, wanneer de uitlener de teruggave vordert, naar gelang der omstandigheden, aan degene, die het goed ter leen ontvangen heeft, enig uitstel toestaan.

Artikel

1780

Indien men is overeengekomen, dat hij, die een goed ter leen heeft ontvangen, dit zal teruggeven, wanneer hij daartoe in staat zal zijn, zal de rechter, naar gelang der omstandigheden, de tijd der teruggave bepalen.

Artikel

1781

De bepaling van artikel 1772 is op verbruiklening toepasselijk.

Derde

Afdeling

Van de verplichtingen des leners

Artikel

1782

Die iets ter leen ontvangt, is verplicht hetzelve, in gelijke hoeveelheid en hoedanigheid, en op de bepaalde tijd, terug te geven.

Artikel

1783

Vierde

Afdeling

Van het ter leen geven op interesten

Artikel

1784

[vervallen]

Artikel

1785

[vervallen]

Artikel

1786

De hoegrootheid der bij overeenkomst bedongen rente moet in geschrift worden bepaald.

Artikel

1787

Indien de uitlener rente bedongen heeft, zonder dat het beloop daarvan bepaald zij, is degene, die ter leen ontvangen heeft, gehouden het beloop der wettelijke rente te voldoen.

Artikel

1788

Het bewijs van de betaling der hoofdsom, zonder voorbehoud van rente gegeven zijnde, doet de voldoening der rente vooronderstellen, en de schuldenaar wordt daarvan bevrijd.

Veertiende

Titel

Van gevestigde of altijddurende renten

Artikel

1789

Het vestigen ener altijddurende rente is een overeenkomst, waarbij de uitlener interesten bedingt, tegen betaling ener hoofdsom, welke hij aanneemt niet terug te zullen vorderen.

Artikel

1790

Artikel

1791

De schuldenaar ener altijddurende rente kan tot de aflossing genoodzaakt worden:

  • 1°.

    indien hij niets betaald heeft op de gedurende twee achtereenvolgende jaren verschuldigde renten;

  • 2°.

    indien hij verzuimt aan de geldschieter de bij de overeenkomst beloofde zekerheid te bezorgen;

  • 3°.

    indien hij in staat van faillissement is verklaard.

Artikel

1792

In de twee eerste gevallen, bij het vorige artikel vermeld, kan de schuldenaar zich van de verplichting tot aflossing ontheffen, indien hij binnen de twintig dagen, te rekenen van de gerechtelijke aanmaning, al de verschenen termijnen betaalt of de beloofde zekerheid stelt.

Vijftiende

Titel

Van kansovereenkomsten

Eerste

Afdeling

Algemene bepaling

Artikel

1793

Tweede

Afdeling

Van de overeenkomst van lijfrenten en derzelver gevolgen

Artikel

1794

[vervallen]

Artikel

1795

Lijfrente kan worden gevestigd, hetzij op het lijf des geldschieters, of van hem wie men daarvan het genot geeft, hetzij op dat van een derde, ofschoon deze daarvan geen genot hebbe.

Artikel

1796

Dezelve kan gevestigd worden op het lijf van een of meer personen.

Artikel

1797

[vervallen]

Artikel

1798

[vervallen]

Artikel

1799

Lijfrente kan tot zodanig beloop van renten gesteld worden, als partijen goedvinden te bepalen.

Artikel

1800

[vervallen]

Artikel

1801

Indien de schuldenaar met betaling van verschenen lijfrente in verzuim is, kan de renteheffer vorderen dat zekerheid wordt gesteld over de te vervallen rente.

Artikel

1802

[vervallen]

Artikel

1803

[vervallen]

Artikel

1804

Artikel

1805

[vervallen]

Artikel

1806

De renteheffer kan de verschenen rente niet vorderen dan door te doen blijken van het leven van hem, op wie de lijfrente gevestigd is.

Derde

Afdeling

Van spel en weddingschap

Artikel

1807

De wet staat geen rechtsvordering toe ter zake van een schuld uit spel of uit weddingschap voortgesproten.

Artikel

1808

Artikel

1809

Van de vorige twee artikelen kan op generlei wijze worden afgeweken.

Artikel

1810

In geen geval kan hij, die het verlorene vrijwillig betaald heeft, hetzelve terugeisen, tenware van de kant van degene, die gewonnen heeft, bedrog, list of oplichting hebbe plaatsgehad.

Zestiende t/m achttiende

Titel

Artikelen

1811 t/m 1883

[vervallen]