Regeling van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 7 december 2010, nr. WJZ/10183066, houdende regels inzake de beveiliging van nucleaire inrichtingen en splijtstoffen (Regeling beveiliging nucleaire inrichtingen en splijtstoffen)

Regeling beveiliging nucleaire inrichtingen en splijtstoffen

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
Gelet op het op 3 maart 1980 te Wenen/New York tot stand gekomen Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal (Trb. 1981, 7), zoals gewijzigd bij het op 8 juli 2005 te Wenen tot stand gekomen Verdrag tot wijziging van voornoemd verdrag (Trb. 2006, 81), artikel 22 van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen, artikel 1d van het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen en artikel 1, eerste lid, van het Geheimhoudingsbesluit Kernenergiewet;

Besluit:

§

1

Algemeen

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • bijlage: bij deze regeling behorende bijlage;

  • categorie I-materiaal: splijtstoffen, genoemd in de bijlage I voor zover ze voldoen aan de in die bijlage genoemde voorwaarden voor indeling in categorie I;

  • categorie II-materiaal: splijtstoffen, genoemd in de bijlage I voor zover ze voldoen aan de in die bijlage genoemde voorwaarden voor indeling in categorie II;

  • categorie III-materiaal: splijtstoffen, genoemd in de bijlage I voor zover ze voldoen aan de in die bijlage genoemde voorwaarden voor indeling in categorie III;

  • inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 15, onder b, van de wet;

  • Minister: Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

  • referentiedreiging: lange termijnanalyse van dreigingen van diefstal van categorie I, II, of III-materiaal dan wel van sabotage van dat materiaal, of van inrichtingen;

  • vergunninghouder: houder van een vergunning als bedoeld in artikel 15, onder a of b, van de wet met uitzondering van de houder van een vergunning voor het vervoeren, het voorhanden hebben bij opslag in verband met het vervoer en het binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen of doen brengen van splijtstoffen of ertsen;

  • vervoerder: houder van een vergunning voor het vervoeren, het voorhanden hebben bij opslag in verband met het vervoer en het binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen of doen brengen van categorie I-, II- of III- materiaal.

§

2

Beveiliging van nucleaire inrichtingen en splijtstoffen

Artikel

2

De referentiedreiging en de wijzigingen daarvan worden door de Minister vastgesteld. De vastgestelde referentiedreiging wordt aan de vergunninghouders medegedeeld.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

De vergunninghouder treft bouwkundige beveiligingsmaatregelen die ten minste vertraging bieden tegen de dreigingen uit de referentiedreiging en in ieder geval betrekking hebben op daken, plafonds, wanden, vloeren, ramen, deuren, hang-en-sluitwerk, kluizen en hekwerken.

Artikel

9

Artikel

10

De vergunninghouder treft beveiligingsmaatregelen die redelijkerwijs nodig zijn om de alarmcentrale, bedoeld in artikel 9, tweede lid, te beveiligen tegen de dreigingen zoals omschreven in de referentiedreiging. Deze beveiligingsmaatregelen hebben ten minste betrekking op:

  • a.

    de vakbekwaamheid en betrouwbaarheid van diegenen die de apparatuur in de alarmcentrale ontwerpen, installeren en onderhouden;

  • b.

    technische eisen aan de apparatuur in de alarmcentrale;

  • c.

    de vakbekwaamheid en betrouwbaarheid van diegenen die toegang hebben tot, of werkzaamheden verrichten in de alarmcentrale.

Artikel

11

Artikel

12

De vergunninghouder meldt gebeurtenissen die aan onverkorte toepassing van het beveiligingspakket in de weg staan, onmiddellijk aan de Minister.

Artikel

14

Artikel

15

§

3

Beveiliging bij vervoer van categorie I- II- of III-materiaal

Artikel

16

Om categorie I- II- of III-materiaal te beveiligen tegen diefstal en sabotage treft de vervoerder beveiligingsmaatregelen als bedoeld in de bijlage IV en beveiligingsmaatregelen die betrekking hebben op:

  • a.

    de verpakking van categorie I-, II-, of III-materiaal;

  • b.

    de beperking van de duur van het vervoer en van de eventuele opslag in verband met het vervoer;

  • c.

    de keuze van het vervoermiddel, de vervoersroute en de locatie van de eventuele opslag in verband met het vervoer;

  • d.

    de taken, de vakbekwaamheid en de betrouwbaarheid van de bemanning van het vervoermiddel;

  • e.

    de communicatiemiddelen en overige voorzieningen van het vervoermiddel;

  • f.

    de bescherming van specifieke gegevens over de beveiligingsmaatregelen in verband met het vervoer.

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

De vervoerder handelt overeenkomstig het laatst goedgekeurde beveiligingsplan, bedoeld in artikel 17, eerste lid.

§

4

Slotbepalingen

Artikel

21

Artikel

22

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Artikel

23

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling beveiliging nucleaire inrichtingen en splijtstoffen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,M.J.M.Verhagen

Bijlage

I

als bedoeld in artikel 1 van de Regeling beveiliging nucleaire inrichtingen en splijtstoffen

1. Plutonium 1

Onbestraald 2

2 kg of meer

Minder dan 2 kg maar meer dan 500 g

500 g of minder maar meer dan 15 g

 2. Uranium-235

 Onbestraald 2

– uranium verrijkt tot 20% 235 U of meer

-5 kg of meer

– Minder dan 5 kg maar meer dan 1 kg

– 1 kg of minder, maar meer dan 15g

– uranium verrijkt tot 10% 235U maar minder dan 20% 235U

– uranium verrijkt tot boven het natuurlijk gehalte, maar tot minder dan 10% 235U

–10 kg of meer

–minder dan 10 kg maar meer dan 1 kg

–10 kg of meer

 3. Uranium-233

 Onbestraald 2

2 kg of meer

 Minder dan 2 kg maar meer dan 500 g

 500 g of minder, maar meer dan 15 g

 4. Bestraalde splijtstof

Verarmd of natuurlijk uranium, thorium of laag verrijkte splijtstof (minder dan 10% aan splijtbaar materiaal) 34

1 Met uitzondering van plutonium met een isotoopgehalte van meer dan 80% aan plutonium-238.

2 Onder onbestraald wordt in deze tabel verstaan: materiaal dat niet in een reactor is bestraald, of materiaal dat in een reactor is bestraald, met een stralingsniveau van 1 gray/uur (100 rad/uur) of minder op een afstand van 1 meter zonder afscherming.

3 Op grond van bijzondere omstandigheden kan de Minister deze stoffen indelen in een andere categorie.

4 Andere splijtstof die op grond van haar oorspronkelijke gehalte aan splijtbaar materiaal onder categorie I of II valt voor de bestraling, kan één categorie lager worden ingedeeld, zo lang het stralingsniveau van de splijtstof groter is dan 1 gray/uur (100 rad/uur) op een afstand van 1 meter zonder afscherming.

Bijlage

II

als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Regeling beveiliging nucleaire inrichtingen en splijtstoffen

De maximale waarde voor de hoeveelheid radioactiviteit geëmitteerd naar de lucht bedraagt het radiologische equivalent van 10 terabecquerels I-131.

Dit radiologische equivalent wordt bepaald met behulp van onderstaande tabel. Hierbij wordt de activiteit van ieder geëmitteerd isotoop vermenigvuldigd met de daarbij in de tabel aangegeven factor. Vervolgens worden de aldus gevonden waarden gesommeerd.

Tabel met vermenigvuldigingsfactor per isotoop

Am-241

8 000

Co-60

50

Cs-134

3

Cs-137

40

H-3

0,02

I-131

1

Ir-192

2

Mn-54

4

Mo-99

0,08

P-32

0,2

Pu-239

10 000

Ru-106

6

Sr-90

20

Te-132

0,3

U-235(S)

1 000

U-235(M) 1

600

U-235(F) 1

500

U-238(S) 1

900

U-238(M) 1

600

U-238(F) 1

400

U nat

1 000

Edelgassen

0

1 Long-absorptieklassen: S – langzaam; M – gemiddeld; F – snel. Bij onduidelijkheid wordt de meest conservatieve waarde gebruikt.

Maximale waarden voor de effectieve dosis ontvangen door een lidvan de bevolking of een werknemer:

  • een effectieve dosis, met een waarschijnlijk optreden van een dodelijk deterministisch effect voor 1 of meer leden van de bevolking of werknemers;

  • een effectieve dosis met een waarschijnlijk optreden van een niet- dodelijke deterministisch effect voor 3 of meer leden van de bevolking of werknemers;

  • een effectieve dosis van 200 mSv voor 10 of meer leden van de bevolking of werknemers;

  • een effectieve dosis van 10 mSv voor 100 of meer leden van de bevolking;

  • een effectieve dosis van 20 mSv voor 100 of meer werknemers.

Bijlage

III

als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder a, van de Regeling beveiliging nucleaire inrichtingen en splijtstoffen

Opleidingseisen beveiligingsdeskundige:

Ten minste het bezit van:

  • een diploma op HBO niveau, of een ten minste gelijkwaardig niveau, en

  • een diploma van de post HBO cursus Security Management, zoals gecertificeerd door de Stichting Post HBO Nederland, of een diploma dat ten minste gelijkwaardig is aan laatstgenoemd diploma.

Met de hierboven genoemde beroepseisen worden gelijkgesteld beroepseisen die worden gesteld in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, en die een beroepsniveau waarborgen dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale eisen wordt nagestreefd.

De Minister verklaart op verzoek van een vergunninghouder, of een diploma gelijkwaardig is.

De volgende diploma’s zijn in ieder geval gelijkwaardig:

  • een Master of Science (MSc) in the Study of Security Management van de Universiteit van Leicester (Engeland);

  • een Master of Business Administration (MBA) in Security Management zoals gecertificeerd door de Dutch Validation Council;

  • een diploma van de opleiding Certified Protection professional (CPP) van de American Society for Industrial Security (Verenigde Staten).

Bijlage

IV

als bedoeld in artikel 16 van de Regeling beveiliging nucleaire inrichtingen en splijtstoffen

Als beveiligingsmaatregelen toe te passen niveaus van fysieke beveiliging bij vervoer van het in de bijlage I geclassificeerde materiaal

  • 1.

    Niveaus van fysieke beveiliging van categorie I- II- of III-materiaal bij opslag gedurende vervoer.

    • a.

      Categorie III-materiaal

      Opslag op een terrein waarvan de toegang onder toezicht staat.

    • b.

      Categorie II-materiaal

      Opslag op een terrein dat voortdurend wordt gecontroleerd door bewakers of elektronische apparatuur en omgeven is door een afscheiding met een beperkt aantal toegangen onder passend toezicht, of op enig terrein met een overeenkomstige fysieke beveiliging.

    • c.

      Categorie I-materiaal

      Opslag op een beveiligd terrein zoals hierboven is omschreven voor categorie II-materiaal, waarbij bovendien de toegang is beperkt tot personen wier betrouwbaarheid is vastgesteld, en dat onder toezicht staat van bewakers die nauw contact onderhouden met de autoriteiten die bevoegd zijn handelend op te treden.

De in dit verband getroffen bijzondere maatregelen dienen gericht te zijn op het ontdekken en het voorkomen van het zich gewelddadig, dan wel onbevoegd toegang verschaffen tot of het onrechtmatig wegnemen van categorie I- II- of III-materiaal.

  • 2.

    Niveaus van fysieke beveiliging van categorie I- II- of III-materiaal tijdens vervoer:

    • a.

      Categorie II- en III-materiaal

      Het vervoer vindt plaats met inachtneming van bijzondere voorzorgsmaatregelen, met inbegrip van voorafgaande overeenkomsten tussen afzender, ontvanger en vervoerder, alsmede een voorafgaande overeenkomst tussen natuurlijke personen of rechtspersonen, onderworpen aan de rechtsmacht en de voorschriften van de uitvoerende en de invoerende staten, met vermelding van tijd, plaats en procedures voor de overdracht van de verantwoordelijkheid voor het vervoer.

    • b.

      Categorie I-materiaal

      Het vervoer vindt plaats met inachtneming van de bijzondere voorzorgsmaatregelen zoals hierboven zijn vastgesteld voor het vervoer van categorie II- en III-materiaal, met daarbij voortdurend toezicht door begeleiders en onder omstandigheden die nauw contact waarborgen met de autoriteiten die bevoegd zijn handelend op te treden.

    • c.

      voor natuurlijk uranium anders dan in de vorm van erts of ertsresidu voor zover dat valt onder het in bijlage I geclassificeerde materiaal

      Bij het vervoer van hoeveelheden van meer dan 500 kg uranium wordt vooraf kennisgegeven van de verzending, met vermelding van de wijze van vervoer en het vermoedelijke tijdstip van aankomst, terwijl later de ontvangst van de zending wordt bevestigd.