Wet van 16 december 2010 tot vaststelling van de Wet Douane- en Accijnswet BES (Douane- en Accijnswet BES)

Douane- en Accijnswet BES

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is maatregelen te treffen zodat voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt voorzien in een belastingstelsel op het terrein van de accijnzen en het douanerecht en wordt voorzien in een regeling betreffende handels- en dienstenentrepots op het moment dat in het kader van de staatkundige vernieuwing van het Koninkrijk der Nederlanden deze eilanden als openbaar lichaam onderdeel gaan uitmaken van het land Nederland;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Inleidende bepalingen

Artikel

1.1

In deze wet en de daarop gebaseerde bepalingen wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:

  • a.

    aangever: persoon die op eigen naam een aangifte doet of de persoon in wiens naam een aangifte wordt gedaan;

  • b.

    aangifte: de handeling waarbij een persoon, in de voorgeschreven vorm en op de voorgeschreven wijze het voornemen kenbaar maakt aan goederen een bepaalde douanebestemming te willen geven;

  • c.

    carnet ATA: het bij het ATA-Verdrag (Trb. 1963, 128) vastgestelde internationale document dat wordt gebruikt ten behoeve van de tijdelijke in- en uitvoer van goederen;

  • d.

    besloten terreinen: terreinen die door gebouwen dan wel door muren, schuttingen of dergelijke afsluitingen van de openbare weg zijn afgescheiden;

  • e.

    brief: postzending in de betekenis die daaraan in het Algemeen Postverdrag (Trb. 1981, 75) wordt gegeven;

  • f.

    ambtenaren: degenen die namens de inspecteur een taak uitoefenen;

  • g.

    document: aangifte ten aanzien waarvan de inspecteur na registratie, binnen een bepaalde geldigheidsduur toestemming verleent tot het volgen van de daarin vermelde douanebestemming van goederen en die meer in het bijzonder dient ten geleide van goederen in doorgaand vervoer of ter dekking van de in-, op- of uitslag van goederen;

  • h.

    inspecteur of ontvanger: functionaris die met de toepassing van deze wet is belast en als zodanig bij regeling van Onze Minister van Financiën, in voorkomend geval, in overeenstemming met Onze Minister wie het mede aangaat, is aangewezen;

  • i.

    douaneformaliteiten: alle handelingen die de belanghebbenden en de inspecteur of de ontvanger dienen te verrichten om aan de wettelijke regelingen te voldoen;

  • j.

    wettelijke regelingen: bij of krachtens wet vastgestelde regels inzake de in-, uit- en doorvoer van goederen;

  • k.

    douanekantoor: elk overheidskantoor waar de in de wettelijke regelingen voorgeschreven douaneformaliteiten kunnen worden vervuld;

  • l.

    douaneschuld: een op een persoon rustende verplichting tot betaling van het bedrag aan invoerrechten en kosten die uit hoofde van de douanewetgeving verschuldigd zijn;

  • m.

    douanetoezicht: activiteiten die door de inspecteur worden ontplooid om te zorgen voor de naleving van de wettelijke regelingen;

  • n.

    douaneverklaring: bij het Algemeen Postverdrag vastgesteld formulier CN22/23 ten behoeve van de in- en uitklaring en de aangifte van postzendingen bij de inspecteur;

  • o.

    erf: het onmiddellijk aan een woning of ander gebouw gelegen, daarbij behorende en daarmee in gebruik zijnde terrein;

  • p.

    gebouwen: bouwwerken alsmede onroerende tanks en de daarbij behorende leidingen;

  • q.

    goederen: alle zaken die kunnen worden ingedeeld in het tarief van invoerrechten;

  • r.

    douanewetgeving: de bepalingen van of krachtens de hoofdstukken I, II en III van deze wet;

  • s.

    invoer van goederen: in het vrije verkeer van één van de BES eilanden brengen van goederen;

  • t.

    goederen in het vrije verkeer: goederen die zijn ingevoerd dan wel goederen die op één van de BES eilanden zijn verkregen, of een combinatie van beide;

  • u.

    invoerrechten: douanerechten die ter zake van de invoer van goederen verschuldigd zijn;

  • v.

    persoon: natuurlijk persoon of rechtspersoon;

  • w.

    schuldenaar: elke persoon die een douaneschuld verschuldigd is;

  • x.

    verificatie: aan een onderzoek onderwerpen van de aangifte, van alle bij te voegen documenten alsmede van de goederen;

  • y.

    woning: de ruimte waar een persoon zijn privé huiselijk leven leidt die gevormd wordt door een slaapplaats en alle vertrekken en overdekte ruimten die daarmee samen een geheel vormen, waarbij tot bewoning bestemde gedeelten van vervoermiddelen niet worden aangemerkt als woning;

  • z.

    marktdeelnemer: persoon die zich in het kader van zijn bedrijfsvoering bezighoudt met activiteiten die onder de douanewetgeving vallen;

  • aa.

    handels- en dienstenentrepot: een op grond van hoofdstuk V als zodanig op de BES eilanden aangewezen terrein of terreinen, gebouw of gebouwen, waar goederen kunnen worden opgeslagen, verwerkt, bewerkt, gemonteerd, verpakt, tentoongesteld en uitgeslagen dan wel andere behandelingen kunnen ondergaan, en waar of van waaruit diensten kunnen worden verleend;

  • bb.

    Koninkrijk: het Koninkrijk der Nederlanden;

  • cc.

    Rijk: het land Nederland, zijnde Nederland en de BES eilanden;

  • dd.

    Nederland: het in Europa gelegen deel van het Rijk;

  • ee.

    BES eilanden: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

  • ff.

    accijnsgoed:

    • 1°.

      op Bonaire: benzine, bier, wijn, overige alcoholhoudende producten en tabaksproducten;

    • 2°.

      op Saba en Sint Eustatius: benzine;

  • gg.

    accijnsgoederenplaats: iedere plaats op de BES eilanden waar op grond van de bepalingen van hoofdstuk IV accijnsgoederen onder schorsing van accijns mogen worden vervaardigd, mogen worden verwerkt, voorhanden mogen zijn, mogen worden ontvangen en mogen worden verzonden;

  • hh.

    beschikking: een voor bezwaar vatbare schriftelijke beslissing, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is en die door de inspecteur of ontvanger is genomen op grond van deze wet;

  • ii.

    douanecontrole: door of namens de inspecteur verrichte specifieke handelingen voor de correcte toepassing van de wettelijke regelingen; dergelijke handelingen kunnen ondermeer inhouden verificatie, onderzoek van de boekhouding van personen of ondernemingen en onderzoek van andere bescheiden, controle van vervoermiddelen, controle van bagage en andere goederen die personen bij of op zich dragen;

  • jj.

    douanevertegenwoordiger: iedere persoon die door een andere persoon is aangewezen voor het vervullen van de voorgeschreven douaneformaliteiten bij de inspecteur of ontvanger;

  • kk.

    aanbrengen: mededeling aan de inspecteur in de vereiste vorm dat de goederen bij het douanekantoor of op enige andere, door de inspecteur aangewezen of goedgekeurde plaats zijn aangekomen en beschikbaar zijn voor douanecontrole;

  • ll.

    inklaren: het vervullen van de voorgeschreven douaneformaliteiten bij het binnenbrengen en aanbrengen van goederen;

  • mm.

    uitklaren: het vervullen van de voorgeschreven douaneformaliteiten om goederen uit te laten gaan;

  • nn.

    USD: dollar van de Verenigde Staten van Amerika;

  • oo.

    tijdelijke opslag: het opslaan van goederen in daarvoor door de inspecteur goedgekeurde ruimten in afwachting van het krijgen van een toegestane douanebestemming;

  • pp.

    douane-entrepot: inrichting, andere dan een ruimte voor tijdelijke opslag, waar goederen onder douaneverband, in afwachting van het volgen van een nadere douanebestemming, zonder verschuldigdheid van invoerrechten kunnen worden opgeslagen;

  • qq.

    denatureren: het voor menselijke consumptie en voor de vervaardiging van dranken ongeschikt maken van alcoholhoudende vloeistof.

Artikel

1.2

Deze wet is van toepassing op het grondgebied van de BES eilanden met inbegrip van hun luchtruim, hun maritieme binnenwateren en territoriale zeeën, en elk gebied buiten de territoriale zeeën grenzend aan de BES eilanden, waarin het Koninkrijk, in overeenstemming met het internationale recht, jurisdictie of soevereine rechten uitoefent met betrekking tot de zeebodem, de ondergrond daarvan, het bovenliggende water en luchtruim.

Artikel

1.3

Artikel

1.4

Hoofdstuk

II

Formele bepalingen

Titel

1

Algemene bepalingen

Artikel

2.1

Artikel

2.2

Artikel

2.3

Artikel

2.4

Artikel

2.5

Artikel

2.6

Artikel

2.7

Artikel

2.8

Artikel

2.9

Titel

2

In-, uit- en doorvoer

Afdeling

1

Douanestelsel

Artikel

2.10

Artikel

2.11

Artikel

2.12

Artikel

2.13

Artikel

2.14

Artikel

2.15

Artikel

2.16

Artikel

2.17

Goederen in het vrije verkeer, die van de ene plaats in een openbaar lichaam over zee of door de lucht naar een andere plaats in hetzelfde openbaar lichaam worden gebracht, worden bij aankomst op die andere plaats als herkomstig uit het vrije verkeer beschouwd, voor zover zulks blijkt uit overgelegde bescheiden en de bij vertrek eventueel aangebrachte douaneverzegeling of andere identificatiemaatregel van de douane ongeschonden wordt bevonden.

Artikel

2.18

Artikel

2.19

Artikel

2.20

Artikel

2.21

Artikel

2.22

Artikel

2.23

Artikel

2.24

Bij regeling van Onze Minister van Financiën, teneinde de goede werking van deze wet te waarborgen, kunnen bepalingen worden vastgesteld met betrekking tot:

  • a.

    de formaliteiten voorafgaand aan en aangaande het binnenbrengen op en het verlaten van de BES eilanden van schepen en luchtvaartuigen en de aan boord van deze schepen en luchtvaartuigen aanwezige goederen;

  • b.

    het reizigersverkeer en postverkeer;

  • c.

    de tijdelijke opslag;

  • d.

    de douaneaangifte, mede ten dienste van de statistiek van de in-, uit- en wederuitvoer;

  • e.

    het onderzoek van goederen en monsterneming;

  • f.

    identificatiemaatregelen, middelen daaronder begrepen;

  • g.

    zekerheid;

  • h.

    het in kennis stellen van de inspecteur voorafgaand aan de doorvoer dan wel de vernietiging van goederen;

  • i.

    de invoer van goederen met betaling van de verschuldigde invoerrechten onderscheidenlijk de invoer met gehele of gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten al dan niet na tijdelijke uitvoer;

  • j.

    het doorgaande vervoer van binnengebrachte goederen, meer in het bijzonder de doorvoer en de overbrenging naar een ruimte voor tijdelijke opslag, een douane-entrepot of een handels- en dienstenentrepot;

  • k.

    de invoer van goederen waarvoor met toepassing van de regeling actieve veredeling, bedoeld in artikel 3.96, vrijstelling van invoerrecht wordt verleend, alsmede de uitvoer van goederen waarvoor met toepassing van de regeling passieve veredeling, bedoeld in artikel 3.80 gehele of gedeeltelijke vrijstelling van invoerrecht bij wederinvoer wordt verleend;

  • l.

    de tijdelijke invoer van goederen met vrijstelling van invoerrecht;

  • m.

    de uitvoer van goederen en de uitgaande opslag;

  • n.

    het wijzigen van de douanebestemming die aan goederen is gegeven;

  • o.

    de in-, op- en uitslag, het behandelen alsmede het tentoonstellen van goederen in een handels- en dienstenentrepot;

  • p.

    diplomatiek goederenverkeer.

Artikel

2.25

Artikel

2.26

Afdeling

2

Aangiften

Artikel

2.27

Artikel

2.28

Artikel

2.29

Artikel

2.30

Artikel

2.31

Artikel

2.32

Artikel

2.33

Artikel

2.34

Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het wijzigen of buitenwerking stellen van een aangifte nadat deze is aanvaard, doch voordat een aanvang is gemaakt met de controle daarvan.

Artikel

2.35

Artikel

2.36

Artikel

2.37

Artikel

2.38

Artikel 2.29 is van overeenkomstige toepassing op de verklaring tot inklaring en de verklaring tot uitklaring als bedoeld in artikel 2.10 onderscheidenlijk artikel 2.18.

Afdeling

3

Controle van aangiften, vrijgave en wegvoering van goederen

Artikel

2.39

Artikel

2.40

Artikel

2.41

Artikel

2.42

Artikel

2.43

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot:

  • a.

    het buitenwerking stellen van een document;

  • b.

    het wedergeldig verklaren van een document;

  • c.

    het ongeldig maken van een document; en

  • d.

    het verlengen van de geldigheidsduur van een document.

Artikel

2.44

Artikel

2.45

De inspecteur kan na vrijgave van de goederen, om zich van de juistheid en volledigheid van de gegevens in het document te vergewissen, overgaan tot een controle van alle bescheiden en gegevens betreffende deze goederen of betreffende voorafgaande of latere handelstransacties met deze goederen. De inspecteur kan eveneens overgaan tot onderzoek van de goederen of tot het nemen van monsters, zolang hij daartoe nog de mogelijkheid heeft.

Afdeling

4

Bijzondere regelingen

Artikel

2.46

Artikel

2.47

Afdeling

5

Geautoriseerde marktdeelnemer

Artikel

2.48

Titel

3

Ambtelijke bevoegdheden en verplichtingen van personen

Afdeling

1

Algemeen

Artikel

2.49

De inspecteur maakt van zijn bevoegdheden slechts gebruik voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is en kan overeenkomstig de bepalingen van deze titel alle maatregelen nemen die hij daarvoor nodig acht.

Artikel

2.50

Artikel

2.51

Artikel

2.52

Artikel

2.53

Artikel

2.54

Artikel

2.55

Artikel

2.56

Artikel

2.57

Afdeling

2

Controle van goederen, bescheiden, personen, gebouwen en vervoermiddelen

Artikel

2.58

Artikel

2.59

Artikel

2.60

Artikel

2.61

Artikel

2.62

Artikel

2.63

Artikel

2.64

Artikel

2.65

Artikel

2.66

Afdeling

3

Inbewaringneming en inbeslagneming

Artikel

2.67

Artikel

2.68

Titel

4

Heffing, inning en invordering

Afdeling

1

Ontstaan douaneschuld en schuldenaar

Artikel

2.69

Artikel

2.70

Artikel

2.70a

Artikel

2.71

Artikel

2.72

Artikel

2.73

Artikel

2.74

Artikel

2.75

Artikel

2.76

Artikel

2.77

De bedragen aan invoerrechten, bedoeld in de artikelen 2.75 en 2.76, worden vastgesteld op grond van de voor de betreffende goederen geldende grondslagen en maatstaf van heffing op het tijdstip waarop de desbetreffende douaneschuld is ontstaan.

Afdeling

2

Inning en invordering

Artikel

2.78

Artikel

2.79

Artikel

2.80

Ter zake van de invordering van invoerrechten, bestuurlijke boeten, interest en kosten, zijn de bepalingen van hoofdstuk VIII, titel 5, van de Belastingwet BES, van overeenkomstige toepassing, tenzij anders is bepaald.

Artikel

2.81

De personen, die schuldenaren zijn ingevolge artikel 2.69 tot en met 2.73, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de kosten, interest, verschuldigde invoerrechten en bestuurlijke boeten.

Artikel

2.82

Artikel

2.83

Titel

5

Beschikking, bezwaar en beroep

Artikel

2.84

Artikel

2.85

Artikel

2.86

Artikel

2.87

Titel

6

Zekerheid

Artikel

2.88

Artikel

2.89

Artikel

2.90

Artikel

2.91

Artikel

2.92

Artikel

2.93

Artikel

2.94

Artikel

2.95

De inspecteur kan ten behoeve van een doorlopende zekerheid aanvaarden:

  • a.

    het recht van hypotheek op een op de BES eilanden gelegen, onbezwaard onroerend goed, waarvan de waarde het beloop van de zekerheid met minstens de helft te boven gaat;

  • b.

    het vestigen van pandrecht op goederen, waardepapieren of schuldvorderingen met of zonder het houderschap daarvan, waarvan de waarde het beloop van de zekerheid met minstens 25 % te boven gaat.

Artikel

2.96

Indien de inspecteur vaststelt dat de gestelde zekerheid niet of niet meer voldoende waarborgen biedt dat de douaneschuld binnen de gestelde termijnen in haar geheel zal worden voldaan, dan wordt aan de schuldenaar of persoon, bedoeld in artikel 2.88, tweede lid, schriftelijk medegedeeld dat deze naar eigen keuze, doch binnen een door de inspecteur te stellen termijn, hetzij een aanvullende zekerheid dient te stellen, hetzij de oorspronkelijke zekerheid door een nieuwe dient te vervangen.

Artikel

2.97

Artikel

2.98

Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen andere in het kader van de wet passende nadere regels worden gesteld ter aanvulling van in deze titel geregelde onderwerpen.

Titel

7

Douane-entrepots

Artikel

2.99

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt met inachtneming van de bepalingen van dit hoofdstuk, het stelsel van douane-entrepots vastgesteld dat geldt voor de opslag van goederen onder douanetoezicht in een door de inspecteur goedgekeurde inrichting zonder verschuldigdheid van invoerrechten.

Artikel

2.100

Artikel

2.101

Artikel

2.102

Artikel

2.103

Artikel

2.104

Artikel

2.105

Tenzij de inspecteur bepaalt dat, binnen een door hem te stellen termijn, een nadere bestemming wordt gegeven aan goederen die zijn opgeslagen in een douane-entrepot dat is bestemd voor de opslag door een ieder, kunnen goederen voor onbepaalde tijd in douane-entrepot worden opgeslagen.

Artikel

2.106

Titel

8

Bestuurlijke boeten en strafrechtelijke bepalingen

Afdeling

1

Bestuurlijke boeten

Artikel

2.107

Indien voor goederen de formaliteiten met betrekking tot het binnenbrengen, aanbrengen en inklaren, niet, niet tijdig of niet behoorlijk worden vervuld, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de inspecteur degene die gehouden is deze formaliteiten te vervullen en degene door wiens toedoen de formaliteiten niet, niet tijdig of niet behoorlijk worden vervuld, ieder een boete van ten hoogste USD 140 kan opleggen.

Artikel

2.108

Indien voor goederen in tijdelijke opslag de formaliteiten welke nodig zijn om aan deze goederen een douanebestemming te geven niet worden vervuld binnen de termijn, genoemd in artikel 2.12, derde lid, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de inspecteur degene die deze formaliteiten dient te vervullen en degene door wiens toedoen de formaliteiten niet binnen deze termijn worden vervuld, ieder een boete van ten hoogste USD 140 kan opleggen.

Artikel

2.109

Indien voor goederen waaraan de douanebestemming tijdelijke invoer, doorgaand vervoer of doorvoer is gegeven, de aan deze bestemmingen verbonden formaliteiten ter beëindiging daarvan niet of niet tijdig worden vervuld, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de inspecteur degene die deze formaliteiten dient te vervullen en degene door wiens toedoen die formaliteiten niet of niet tijdig worden vervuld ieder een boete van ten hoogste USD 140 kan opleggen.

Artikel

2.110

Indien in een ruimte voor tijdelijke opslag, douane-entrepot, of in een handels- en dienstenentrepot een vermis wordt bevonden, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de inspecteur de beheerder van de ruimte voor tijdelijke opslag, het douane-entrepot, of degene die tot vestiging in een handels- en dienstenentrepot is toegelaten onderscheidenlijk degene die aan de goederen de douanebestemming douane-entrepot of handels- en dienstenentrepot heeft gegeven, een boete van ten hoogste USD 140 kan opleggen.

Artikel

2.111

Indien voor uitgaande goederen de formaliteiten met betrekking tot het uitgaan van deze goederen niet, niet tijdig of niet behoorlijk worden vervuld, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de inspecteur degene die gehouden is deze formaliteiten te vervullen en degene door wiens toedoen de formaliteiten niet, niet tijdig of niet behoorlijk worden vervuld, ieder een boete van ten hoogste USD 140 kan opleggen.

Artikel

2.112

Artikel

2.113

Artikel

2.114

Indien niet, niet tijdig of niet behoorlijk wordt voldaan aan een ingevolge deze wet vastgestelde voorwaarde, voorschrift of opgelegde verplichting:

  • a.

    aan een belanghebbende tot het aanwijzen van goederen;

  • b.

    voortvloeiend uit een vergunning welke is verleend;

  • c.

    aan een belanghebbende tot het overleggen van een juiste en volledige tekening dan wel het verstrekken van juiste of volledige informatie of gegevens;

  • d.

    aan een belanghebbende tot het verstrekken van inlichtingen, het verlenen van bijstand of medewerking en het overbrengen van goederen ten behoeve van visitatie;

  • e.

    tot het ervoor zorg dragen dat een aangebrachte identificatiemaatregel in stand blijft als bedoeld in artikel 2.55, derde lid; of

  • f.

    tot het kosteloos ter beschikking stellen van werklieden, hulpmiddelen en bijstand als bedoeld in artikel 2.54, eerste lid;

vormt dit een verzuim ter zake waarvan de inspecteur degene die gehouden is deze voorwaarde, bepaling of opgelegde verplichting te vervullen een boete van ten hoogste USD 140 kan opleggen. Indien de betrokkene opzet of grove schuld kan worden verweten, vormt dit een vergrijp ter zake waarvan de inspecteur aan hem een boete kan opleggen van ten hoogste USD 2 800.

Artikel

2.115

Het overtreden van een krachtens deze wet vastgestelde algemene maatregel van bestuur of regeling van Onze Minister wie het aangaat kan bij die algemene maatregel van bestuur, onderscheidenlijk regeling van Onze Minister wie het aangaat, worden aangemerkt als een verzuim ter zake waarvan de inspecteur degene aan wie het verzuim te wijten is een boete kan opleggen van ten hoogste het in die algemene maatregel van bestuur of regeling van Onze Minister wie het aangaat te vermelden bedrag. Dat bedrag beloopt ten hoogste USD 2 800 indien het verzuim betrekking heeft op een algemene maatregel van bestuur, en beloopt ten hoogste USD 140 indien het verzuim betrekking heeft op een regeling van Onze Minister wie het aangaat.

Artikel

2.116

De bevoegdheid tot het opleggen van een boete als bedoeld in deze afdeling vervalt door verloop van drie jaren na het tijdstip waarop het verzuim of het vergrijp waarop de boete betrekking heeft, heeft plaatsgevonden.

Afdeling

2

Voorschriften inzake het opleggen van bestuurlijke boeten

Artikel

2.117

Artikel

2.118

Indien de grondslag voor een bestuurlijke boete wordt gevormd door het bedrag aan invoerrechten, wordt de opgelegde boete naar evenredigheid verlaagd bij vermindering of teruggaaf van invoerrechten, voor zover deze vermindering of teruggaaf, het bedrag aan invoerrechten betreft waarover de boete is berekend.

Artikel

2.119

Artikel

2.120

Artikel

2.121

Artikel

2.122

De inspecteur stelt degene aan wie het verzuim of het vergrijp te wijten is op diens verzoek in de gelegenheid inzage te nemen in, dan wel kopieën, leesbare afdrukken of uittreksels te vervaardigen van de gegevensdragers waarop het voornemen tot het opleggen, dan wel het opleggen van een bestuurlijke boete berust.

Artikel

2.123

De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt indien ter zake van het feit op grond waarvan de boete kan worden opgelegd, tegen degene die haar heeft belopen een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek op de zitting van het Gerecht in eerste aanleg is aangevangen, dan wel het recht tot strafvervolging is vervallen ingevolge artikel 2.147 van deze wet.

Artikel

2.124

Deze afdeling is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van anderen dan degene aan het verzuim of het vergrijp te wijten is, aan wie ingevolge de douanewetgeving een bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

Artikel

2.125

Van de bij beschikking opgelegde bestuurlijke boete kan door of vanwege Onze Minister van Financiën gehele of gedeeltelijke kwijtschelding worden verleend.

Afdeling

3

Strafrechtelijke bepalingen

Artikel

2.126

Artikel

2.127

Artikel

2.128

Artikel

2.129

Artikel

2.130

Artikel

2.131

Artikel

2.132

Artikel

2.133

Artikel

2.134

Artikel

2.135

Artikel

2.136

De bedragen, bedoeld in de artikelen 2.126 tot en met 2.135 ten aanzien van geldboetes, worden verhoogd met eenmaal het bedrag van die boete indien het bepaalde in die artikelen betrekking heeft op goederen die aan accijns zijn onderworpen.

Artikel

2.137

Degene die opzettelijk het in artikel 4.6 opgenomen verbod overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en geldboete van de vierde categorie of, indien dit bedrag hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van de te weinig geheven accijns, hetzij met één van deze straffen.

Artikel

2.138

Degene die opzettelijk een accijnsgoed waarvoor vrijstelling of teruggaaf van accijns is verleend een bestemming geeft waarvoor geen vrijstelling of teruggaaf van accijns zou zijn verleend, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en geldboete van de vierde categorie of, indien dit bedrag hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van de te weinig geheven accijns, hetzij met één van deze straffen.

Artikel

2.139

Artikel

2.140

Artikel

2.141

Artikel

2.142

Afdeling

4

Algemene bepalingen van strafrecht

Artikel

2.143

De bij dit hoofdstuk strafbaar gestelde feiten, waarop gevangenisstraf is gesteld, zijn misdrijven. De overige bij dit hoofdstuk strafbaar gestelde feiten, alsmede de in de op dit hoofdstuk berustende bepalingen gestelde feiten, zijn overtredingen.

Artikel

2.144

Bij onherroepelijke veroordeling wegens een bij wettelijke regelingen als misdrijf aangemerkt strafbaar feit alsmede wegens een bij artikel 2.149, onderdeel a, bedoeld misdrijf, begaan door een douane-expediteur in de uitoefening van zijn bedrijf, kan de rechter ontzetting uitspreken van het recht om het bedrijf van douane-expediteur uit te oefenen voor een tijd die de duur van de gevangenisstraf ten minste zes maanden en ten hoogste zes jaren te boven gaat, of in geval van veroordeling tot geldboete als enige hoofdstraf, voor een tijd van tenminste zes maanden en ten hoogste zes jaren.

Artikel

2.145

Het recht tot strafvervolging op de voet van deze afdeling met betrekking tot een verzuim of een vergrijp als bedoeld in deze titel, vervalt ten aanzien van degene aan wie de inspecteur ter zake van dat verzuim of dat vergrijp reeds een bestuurlijke boete heeft opgelegd.

Afdeling

5

Algemene bepalingen van strafvordering

Artikel

2.146

Artikel

2.147

Artikel

2.148

Artikel

2.149

Artikel

2.150

Artikel

2.151

Artikel

2.153

Ten dienste van de vervolging en berechting van bij dit hoofdstuk of de daarop berustende bepalingen strafbaar gestelde feiten kan Onze Minister van Financiën, in overeenstemming met Onze Minister van Veiligheid en Justitie, ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane, aanwijzen die het contact onderhouden met het openbaar ministerie.

Artikel

2.154

De griffier van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie verstrekt aan de inspecteur desgevraagd kosteloos afschrift of uittreksel van vonnissen of beslissingen, met toepassing van dit hoofdstuk gewezen of genomen.

Artikel

2.155

Titel

9

Geheimhouding en bijzondere bepalingen

Artikel

2.156

Artikel

2.157

Vervallen

Hoofdstuk

III

Invoerrechten

Titel

1

Algemene bepalingen

Artikel

3.1

Artikel

3.2

Artikel

3.3

Invoerrechten worden geheven naar de waarde van de goederen, vastgesteld aan de hand van de in titel 2 van dit hoofdstuk opgenomen bepalingen.

Artikel

3.4

Artikel

3.5

Titel

2

Douanewaarde

Afdeling

1

Algemene bepalingen

Artikel

3.6

Artikel

3.7

Het tijdstip voor de bepaling van de douanewaarde is, tenzij anders is bepaald, het tijdstip waarop de douaneaangifte wordt aanvaard.

Artikel

3.8

Een ieder die direct of indirect bij de invoer van goederen is betrokken, dient aan de inspecteur binnen een door hem vastgestelde termijn alle nodige bescheiden en inlichtingen met betrekking tot die invoer te verstrekken en de inspecteur alle bijstand te verlenen, die hij redelijkerwijs noodzakelijk acht voor de uitoefening van zijn bevoegdheden.

Artikel

3.9

Artikel

3.10

Artikel

3.11

Indien de inspecteur afwijkt van de aangifte, verstrekt hij binnen één maand na ontvangst van een daartoe strekkend verzoek, een schriftelijke toelichting op de wijze waarop het geharmoniseerde systeem is toegepast dan wel de douanewaarde van de ingevoerde goederen is vastgesteld, behoudens in de gevallen bedoeld in artikel 3.15, derde lid.

Het verzoek bedoeld in het eerste lid wordt uiterlijk één maand na het vaststellen van de verschuldigde invoerrechten schriftelijk bij de inspecteur ingediend.

Artikel

3.12

Artikel

3.13

Indien goederen in een handels- en dienstenentrepot, een behandeling hebben ondergaan of in een douane-entrepot een bepaalde door de inspecteur toegestane behandeling hebben ondergaan, wordt op verzoek van de aangever voor het bepalen van het bedrag van de invoerrechten uitgegaan van de soort, de douanewaarde en de hoeveelheid die in aanmerking zouden zijn genomen indien de goederen niet aan genoemde behandelingen zouden zijn onderworpen.

Afdeling

2

Methoden van bepaling douanewaarde

Paragraaf

1

Algemene bepalingen

Artikel

3.14

Artikel

3.15

Paragraaf

2

De transactiewaarde

Artikel

3.16

Artikel

3.17

Artikel

3.18

Artikel

3.19

De volgende kosten, betalingen en commissies behoren niet tot de douanewaarde, vastgesteld overeenkomstig artikel 3.16, op voorwaarde dat ze onderscheiden zijn van de werkelijk betaalde of te betalen prijs:

  • a.

    kosten voor constructiewerkzaamheden, installatie, montage, onderhoud of technische bijstand, die na de invoer zijn verricht en die betrekking hebben op de ingevoerde goederen;

  • b.

    invoerrechten en andere belastingen die op de BES eilanden zijn verschuldigd bij de invoer of de verkoop van de goederen;

  • c.

    kosten voor opslag en bewaring in goede staat van de goederen gedurende de opslag op de BES eilanden gevestigde inrichtingen voor douaneopslag, entrepots of handels- en dienstenentrepots, indien de douanewaarde is gebaseerd op een werkelijk betaalde of te betalen prijs, waarin deze kosten zijn begrepen;

  • d.

    een bedrag aan interne belastingen waaraan de betrokken goederen in het land van oorsprong of van uitvoer onderworpen zijn, op voorwaarde dat ten genoegen van de inspecteur kan worden aangetoond dat die goederen daarvan werden of zullen worden vrijgesteld ten voordele van de koper;

  • e.

    betalingen voor het recht van reproductie van de ingevoerde goederen op de BES eilanden;

  • f.

    inkoopcommissies, zijnde de vergoedingen die een importeur aan zijn agent betaalt voor de dienst van het hem vertegenwoordigen bij de aankoop van de goederen waarvan de waarde wordt bepaald;

  • g.

    kosten van vervoer en verzekering en van handelingen met de ingevoerde goederen in verband met het vervoer na binnenkomst op de BES eilanden, met uitzondering van portokosten van met de post verzonden goederen;

  • h.

    te betalen rente krachtens een door de koper aangegane financieringsovereenkomst in verband met de aankoop van ingevoerde goederen behoren niet tot de douanewaarde, indien:

    • 1°.

      de rente onderscheiden is van de voor de goederen werkelijk betaalde of te betalen prijs;

    • 2°.

      de financieringsovereenkomst schriftelijk is gesloten;

    • 3°.

      dergelijke goederen verkocht worden tegen de prijs die als de werkelijk betaalde of te betalen prijs is aangegeven; en

    • 4°.

      de gevraagde rentevoet niet hoger is dan het voor dergelijke transacties in het land waar en op het tijdstip waarop de financiering heeft plaatsgevonden, gebruikelijke niveau;

  • i.

    korting voor contante betaling tot een maximum van 2% van de factuurwaarde.

Paragraaf

3

De transactiewaarde van identieke goederen

Artikel

3.20

Paragraaf

4

De transactiewaarde van soortgelijke goederen

Artikel

3.21

Paragraaf

5

De terugrekenmethode

Artikel

3.22

Paragraaf

6

De methode van de berekende waarde

Artikel

3.23

De douanewaarde van ingevoerde goederen, vastgesteld met toepassing van dit artikel, wordt gebaseerd op een berekende waarde, zijnde de som van:

  • a.

    de kosten of de waarde van de materialen en van de vervaardiging of van andere bij de voortbrenging van de ingevoerde goederen verrichte behandelingen;

  • b.

    een bedrag voor winst en algemene kosten dat overeenkomt met het bedrag dat door producenten in het land van uitvoer gewoonlijk in aanmerking wordt genomen bij de verkoop van goederen, bestemd voor uitvoer naar de BES eilanden, die dezelfde aard of hetzelfde karakter hebben als de goederen waarvan de waarde wordt bepaald;

  • c.
    • 1°.

      de kosten van vervoer en verzekering van de ingevoerde goederen; en

    • 2°.

      de kosten van het laden en van handelingen met de ingevoerde goederen in verband met het vervoer tot de plaats van binnenkomst van de goederen op de BES eilanden.

Paragraaf

7

De methode van redelijke middelen

Artikel

3.24

Titel

3

Vrijstellingen

Afdeling

1

Begripsbepalingen

Artikel

3.25

Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:

  • a.

    vergunninghouder: een persoon aan wie een vergunning is verleend;

  • b.

    vrijstellingsdocument: het document, afgegeven op een aangifte ten invoer met vrijstelling van invoerrechten;

  • c.

    persoonlijke goederen: goederen, uitsluitend bestemd voor het persoonlijk gebruik van de belanghebbenden of die voor de behoeften van hun huishoudens dienen;

  • d.

    alcoholische producten: voor menselijke consumptie bestemde alcoholhoudende producten als bedoeld bij de posten 22.03 tot en met 22.08 van het geharmoniseerde systeem;

  • e.

    vervoermiddelen:

    • 1°.

      personenvoertuigen;

    • 2°.

      middelen voor het bedrijfsmatig vervoer van personen en goederen;

    • 3°.

      pleziervaartuigen;

    • 4°.

      motorvoertuigen, niet zijnde personenvoertuigen;

    • 5°.

      sportvliegtuigen;

  • f.

    personenvoertuigen: motorvoertuigen, zijnde geen sportvoertuigen of voertuigen voor het bedrijven van een hobby, op twee of meer wielen, met inbegrip van aanhangwagens voor andere dan bedrijfsmatig vervoer van personen of goederen en geschikt voor de openbare weg;

  • g.

    pleziervaartuigen: andere vaartuigen dan die welke op grond van hun constructietype en uitrusting geschikt en bestemd zijn voor het bedrijfmatig vervoer van personen of goederen;

  • h.

    openbare instantie: instantie die door het openbaar gezag is gesticht of in stand wordt gehouden;

  • i.

    buitenland: al hetgeen buiten een openbaar lichaam waar invoer van goederen plaatsvindt, is gelegen.

Artikel

3.26

Afdeling

2

Algemene bepalingen

Artikel

3.27

Artikel

3.28

Artikel

3.29

Artikel

3.30

Artikel

3.31

Het is verboden:

  • a.

    de bij of krachtens deze titel gestelde voorwaarden, verplichtingen en bepalingen niet, niet tijdig of niet behoorlijk na te komen;

  • b.

    onjuiste of onvolledige informatie of gegevens te verstrekken, waarvan het gevolg is of zou kunnen zijn dat vrijstelling wordt genoten zonder dat daarop aanspraak bestaat;

  • c.

    aan de goederen een andere bestemming te geven of te doen geven, dan die met het oog waarop de vergunning tot invoer met vrijstelling is verleend.

Afdeling

3

Vrijstellingen van invoerrechten

Paragraaf

1

Vrijstellingen bij definitieve invoer

Artikel

3.32

Verhuisgoederen

Artikel

3.34

De inspecteur kan in de vergunning bepalen dat in aangiften ten invoer die voor de goederen, bedoeld in artikel 3.32 van deze wet, worden gedaan, als soort van de goederen mag worden vermeld: verhuisgoed.

Artikel

3.35

Binnen twaalf maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de aangifte ten invoer is aanvaard, mogen de met vrijstelling ingevoerde persoonlijke goederen niet zonder voorafgaande toestemming van de inspecteur worden uitgeleend, verpand, verhuurd, noch onder bezwarende titel of om niet worden overgedragen.

Artikel

3.36

Persoonlijke goederen, verkregen in het kader van een erfopvolging

Artikel

3.37

Artikel

3.38

Artikel

3.39

Roerende goederen studenten

Artikel

3.40

De inspecteur kan in de vergunning bepalen dat in aangiften ten invoer die voor de goederen, bedoeld in artikel 3.39 van deze wet worden gedaan, als soort van de goederen mag worden vermeld: roerende goederen studenten.

Artikel

3.41

Zendingen met een te verwaarlozen waarde

Artikel

3.42

Voor de invoer met vrijstelling is geen vergunning vereist.

Artikel

3.43

Door particulieren aan particulieren gerichte zendingen

Artikel

3.44

Voor de invoer met vrijstelling is geen vergunning vereist.

Artikel

3.45

Persoonlijke bagage van reizigers

Artikel

3.46

Artikel

3.47

Artikel

3.48

Goederen van opvoedkundige, wetenschappelijke of culturele aard

Vrijstelling van invoerrechten wordt verleend voor de invoer van publicaties en documenten van opvoedkundige, wetenschappelijke of culturele aard, mits uit de aard en de hoeveelheid van de goederen geen commerciële bijbedoelingen blijken.

Artikel

3.49

Artikel

3.50

Vrijstelling van invoerrechten wordt verleend voor de invoer van goederen die deel uitmaken van verzamelingen en kunstvoorwerpen van opvoedkundige, wetenschappelijke of culturele aard, voor zover deze goederen:

  • a.

    niet voor verkoop bestemd zijn; en

  • b.

    bestemd zijn voor door bij regeling van Onze Minister van Financiën aangewezen:

    • 1°.

      openbare instellingen en organisaties, alsmede instellingen en organisaties van openbaar nut, van opvoedkundige, wetenschappelijke of culturele aard; of

    • 2°.

      musea, kunstgalerijen of andere instellingen.

Artikel

3.51

Goederen voor gehandicapten

Artikel

3.52

Artikel

3.53

Testsera voor bloedgroepenonderzoek

Artikel

3.54

Voor de invoer met vrijstelling is geen vergunning vereist.

Artikel

3.55

Farmaceutische producten, gebruikt ter gelegenheid van internationale sportevenementen

Vrijstelling van invoerrechten wordt verleend voor de invoer van farmaceutische producten voor geneeskunde die bestemd zijn voor gebruik door personen en dieren die uit het buitenland komen om aan op de BES eilanden georganiseerde internationale sportevenementen deel te nemen, zulks binnen de grenzen van hun behoeften gedurende het verblijf op de BES eilanden.

Artikel

3.56

Artikel

3.57

Goederen voor bestrijding van rampen

Artikel

3.58

Artikel

3.59

De inspecteur kan in de vergunning bepalen dat in aangiften ten invoer als soort van de goederen mag worden vermeld: goederen voor bestrijding van rampen.

Artikel

3.60

Eerbewijzen

Artikel

3.62

In het kader van buitenlandse betrekkingen ontvangen geschenken

Artikel

3.64

Voor vorsten en staatshoofden bestemde goederen

Vrijstelling van invoerrechten wordt verleend voor de invoer van:

  • a.

    giften die zullen worden aangeboden aan regerende vorsten en staatshoofden;

  • b.

    goederen, bestemd om te worden gebruikt of verbruikt door regerende buitenlandse vorsten en buitenlandse staatshoofden, alsmede door de personen die hen officieel vertegenwoordigen, gedurende hun officieel verblijf op de BES eilanden.

Artikel

3.65

Artikel

3.66

Monsters van goederen

Artikel

3.67

Tentoonstellingsgoederen

Artikel

3.68

Artikel

3.69

Zendingen voor het Bureau Intellectuele Eigendom

Vrijstelling van invoerrechten wordt verleend voor de invoer van merken, modellen of tekeningen en de desbetreffende indieningdossiers, alsmede de dossiers betreffende aanvragen van octrooien en dergelijke, die bestemd zijn voor het Bureau voor de Intellectuele Eigendom.

Artikel

3.70

Voor de invoer met vrijstelling is geen vergunning vereist.

Artikel

3.71

Toeristisch materiaal

Vrijstelling van invoerrechten wordt verleend voor de invoer van toeristisch reclamemateriaal, voor zover het betreft:

  • a.

    bescheiden, bestemd om gratis te worden uitgereikt en die voornamelijk tot doel hebben het publiek ertoe te brengen vreemde landen te bezoeken, met name om daar bijeenkomsten of manifestaties bij te wonen die een cultureel, toeristisch, sportief of godsdienstig karakter bezitten dan wel verband houden met een beroep, mits deze bescheiden niet meer dan 25% particuliere handelsreclame bevatten en het oogmerk van propaganda van algemene aard er duidelijk uit blijkt;

  • b.

    lijsten en jaarboeken van buitenlandse hotels, gepubliceerd door officiële organisaties voor toerisme of onder auspiciën daarvan, alsmede dienstregelingen van in het buitenland geëxploiteerde vervoerdiensten, wanneer deze bescheiden bestemd zijn om gratis te worden uitgereikt en niet meer dan 25% particuliere antireclame bevatten;

  • c.

    technisch materiaal dat wordt toegezonden aan vertegenwoordigers of correspondenten die zijn erkend respectievelijk aangesteld door officiële nationale toeristenorganisaties, en dat niet bestemd is om te worden uitgereikt.

Artikel

3.72

Diverse goederen

Artikel

3.73

Hulpmateriaal voor de stuwing en bescherming van goederen tijdens vervoer

Vrijstelling van invoerrechten wordt verleend voor de invoer van materialen van uiteenlopende aard, zoals kabels, stro, doek, papier, karton, hout en plastic, die worden gebruikt voor het stuwen en de bescherming – met inbegrip van thermische bescherming – van goederen tijdens het vervoer naar de BES eilanden en die normaliter niet in aanmerking komen om opnieuw te worden gebruikt.

Artikel

3.74

Artikel

3.75

Brandstoffen en smeermiddelen in motorvoertuigen en containers

Artikel

3.76

Artikel

3.77

De met vrijstelling ingevoerde brandstoffen en smeermiddelen mogen niet uit het voertuig of de container waarin zij werden ingevoerd, worden verwijderd, behoudens ten behoeve van opslag gedurende reparaties aan het voertuig of de container.

Artikel

3.78

Lijkkisten, urnen en grafornamenten

Vrijstelling van invoerrechten wordt verleend voor de invoer van:

  • a.

    lijkkisten die het stoffelijk overschot, en urnen die de as van overledenen bevatten, alsmede bloemen, kransen en andere ornamenten die deze gewoonlijk vergezellen;

  • b.

    bloemen, kransen en andere ornamenten die worden meegebracht door personen die in het buitenland woonachtig zijn en zich naar een begrafenis begeven of graven op de BES eilanden komen verfraaien, voor zover uit de aard en de hoeveelheid van deze goederen geen commerciële overwegingen blijken.

Artikel

3.79

Artikel

3.80

Passieve veredeling

Artikel

3.81

Artikel

3.82

Voor vrijstelling komen veredelingsproducten in aanmerking die door de vergunninghouder of voor zijn rekening ten invoer zijn aangegeven.

Artikel

3.83

Artikel

3.84

Artikel

3.85

Artikel

3.86

Terugkerende goederen

Artikel

3.87

Artikel

3.88

Indien de vrijstelling wordt verleend overeenkomstig de in artikel 3.87, eerste lid, bedoelde procedure, is geen vergunning vereist.

Artikel

3.89

Artikel

3.90

Provisie, scheepsbehoeften, brandstoffen en smeermiddelen in schepen en luchtvaartuigen

Artikel

3.91

Artikel

3.92

Diplomatieke vrijstellingen

Artikel

3.93

Artikel

3.94

Artikel

3.95

Vrijstelling van invoerrechten wordt, onder bij regeling van Onze Minister van Financiën te stellen voorwaarden, verleend voor de invoer van goederen, aangevoerd onder vigeur van vrijdombepalingen opgenomen in verdragen gesloten met internationale organisaties.

Paragraaf

2

Vrijstellingen bij tijdelijke invoer

Artikel

3.96

Actieve veredeling

Artikel

3.97

Artikel

3.98

Artikel

3.99

Tijdelijk ingevoerde vervoermiddelen

Artikel

3.100

Voor de invoer met vrijstelling is geen vergunning vereist.

Artikel

3.101

Artikel

3.102

Artikel

3.103

Artikel

3.104

Het is verboden een met vrijstelling ingevoerd vervoermiddel te gebruiken zonder dat het ten bewijze van deze vrijstelling door de inspecteur afgegeven document, waarvan de geldigheidsduur niet is verstreken, kan worden getoond.

Artikel

3.105

Tijdelijk ingevoerde containers

Artikel

3.106

Artikel

3.107

Voor de invoer met vrijstelling is geen vergunning vereist.

Artikel

3.108

Tijdelijk ingevoerde laadborden

Vrijstelling van invoerrechten wordt verleend voor de invoer van laadborden die, teneinde daarmee goederen uit of in te voeren, leeg dan wel in gebruik worden ingevoerd, om na ten hoogste twaalf maanden op de BES eilanden te zijn verbleven, weer te worden uitgevoerd.

Artikel

3.109

Artikel

3.110

Tijdelijk ingevoerd beroepsmateriaal

Artikel

3.111

Artikel

3.112

Tijdelijk ingevoerde tentoonstellingsgoederen

Artikel

3.113

Artikel

3.114

Toestemming als bedoeld in artikel 3.29, kan worden verleend zonder dat er sprake behoeft te zijn van bijzondere omstandigheden die bij de invoer niet waren voorzien.

Artikel

3.115

Tijdelijk ingevoerd opvoedkundig materiaal

Artikel

3.116

Artikel

3.117

Tijdelijk ingevoerd wetenschappelijk materiaal

Artikel

3.118

Tijdelijk ingevoerd medisch-chirurgisch en laboratoriummateriaal

Artikel

3.119

Tijdelijk ingevoerd rampenbestrijdingsmateriaal

Artikel

3.120

Artikel

3.121

Tijdelijk ingevoerde verpakkingen

Artikel

3.122

De aangifte ten invoer voor gevuld ingevoerde verpakkingen kan mondeling geschieden.

Artikel

3.123

Artikel

3.124

De met vrijstelling ingevoerde verpakkingen mogen niet opnieuw op de BES eilanden worden gebruikt, behalve met het oog op de uitvoer van goederen uit de BES eilanden. Indien de verpakkingsmiddelen gevuld zijn ingevoerd, is dit verbod pas van toepassing vanaf het tijdstip waarop zij van hun inhoud zijn ontdaan.

Artikel

3.125

Tijdelijk ingevoerde gietvormen, meetinstrumenten, monsters en andere goederen

Vrijstelling van invoerrechten wordt verleend voor de invoer van:

  • a.

    gietvormen, matrijzen, clichés, tekeningen, ontwerpen en andere soortgelijke voorwerpen die bestemd zijn voor een op de BES eilanden gevestigde persoon;

  • b.

    meet-, controle- en verificatie-instrumenten en andere soortgelijke voorwerpen die bestemd zijn voor een op de BES eilanden gevestigde persoon om tijdens een fabricageprocédé te worden gebruikt;

  • c.

    goederen van ongeacht welke aard die onderworpen moeten worden aan proeven, experimenten of demonstraties, met uitzondering van proeven, experimenten of demonstraties, die een winstgevende bezigheid vormen;

  • d.

    monsters die representatief zijn voor een bepaalde groep producten en bestemd zijn om te worden getoond of gedemonstreerd met het oog op het plaatsen van bestellingen van soortgelijke goederen;

  • e.

    speciale gereedschappen en instrumenten die gratis ter beschikking worden gesteld van een op de BES eilanden gevestigde persoon en die bestemd zijn om te worden gebruikt bij de vervaardiging van in hun geheel uit te voeren goederen, op voorwaarde dat dergelijke speciale gereedschappen eigendom blijven van een in het buitenland gevestigde persoon.

Artikel

3.126

Artikel

3.127

Tijdelijk ingevoerde vervangende machines

Vrijstelling van invoerrechten wordt verleend voor de invoer van vervangende productiemiddelen die tijdelijk gratis ter beschikking van de importeur worden gesteld door of op initiatief van de leverancier van:

  • a.

    soortgelijke productiemiddelen die later worden ingevoerd om in het vrije verkeer te worden gebracht; of

  • b.

    productiemiddelen die na te zijn gerepareerd opnieuw in gebruik worden genomen.

Artikel

3.128

Artikel

3.129

Tijdelijk ingevoerde films, informatie- en geluidsdragers

Artikel

3.130

Tijdelijk ingevoerde persoonlijke bagage van reizigers

Artikel

3.131

Artikel

3.132

Artikel

3.133

Tijdelijk ingevoerd toeristisch reclamemateriaal

Vrijstelling van invoerrechten wordt verleend voor de invoer van bij regeling van Onze Minister van Financiën aangewezen toeristisch reclamemateriaal dat toebehoort aan een persoon, gevestigd in het buitenland, en in redelijke hoeveelheden wordt ingevoerd in het licht van het voorgenomen gebruik ervan.

Artikel

3.134

Artikel

3.135

Tijdelijk ingevoerde welzijnsgoederen voor zeelieden

Artikel

3.136

Artikel

3.137

Tijdelijk ingevoerde goederen in bijzondere omstandigheden en zonder economische consequenties

Artikel

3.138

Artikel

3.139

Tijdelijk ingevoerde provisie, scheepsbehoeften, brandstoffen en smeermiddelen

Artikel

3.140

Artikel

3.141

De met vrijstelling ingevoerde goederen worden weer uitgevoerd samen met de vervoermiddelen waarmee de goederen zijn binnengebracht.

Artikel

3.142

Tijdelijke invoer zware machines; rollend, drijvend en ander materieel

Artikel

3.143

Titel

4

Teruggaaf van invoerrechten

Afdeling

1

Algemene bepalingen

Artikel

3.144

Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder teruggaaf:

  • a.

    de gehele of gedeeltelijke teruggave van de reeds betaalde invoerrechten; of

  • b.

    indien de invoerrechten nog niet zijn betaald, het geheel of gedeeltelijk niet heffen van de in rekening gebrachte invoerrechten.

Artikel

3.145

Artikel

3.146

Teruggaaf wordt niet verleend indien het bedrag van de terug te geven invoerrechten, per aangifte ten invoer of document, minder bedraagt dan USD 8.

Artikel

3.147

Artikel

3.148

Het is verboden onjuiste of onvolledige gegevens te verstrekken dan wel handelingen te verrichten die leiden dan wel kunnen leiden tot ten onrechte teruggaaf van invoerrechten.

Afdeling

2

Gevallen van teruggaaf

Paragraaf

1

Geen verschuldigdheid; bedrag van invoerrechten hoger dan verschuldigd

Artikel

3.149

Paragraaf

2

Bij vergissing aangegeven goederen

Artikel

3.150

Paragraaf

3

Geweigerde goederen

Artikel

3.151

Artikel

3.152

Teruggaaf van invoerrechten voor de in artikel 3 151, eerste lid, bedoelde goederen wordt niet verleend in de gevallen waarin:

  • a.

    de gebreken in aanmerking zijn genomen bij de opstelling van de voorwaarden van het contract op grond waarvan de goederen ten invoer zijn aangegeven, met name bij de vaststelling van de prijs; of

  • b.

    de importeur de goederen heeft verkocht, nadat is geconstateerd dat deze gebreken vertonen of niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van het contract.

Paragraaf

4

Goederen in bijzondere situaties

Artikel

3.153

Teruggaaf van invoerrechten wordt verleend indien:

  • a.

    het bedrag van deze rechten betrekking heeft op goederen:

    • 1°.

      die ingevolge een vergissing van de afzender aan de geadresseerde zijn verzonden;

    • 2°.

      die ongeschikt blijken te zijn voor het door de geadresseerde beoogde gebruik wegens een kennelijke fout in de bestelling;

    • 3°.

      waarvan het gebruik voor de door de geadresseerde beoogde doeleinden onmogelijk is of aanzienlijk beperkt wordt ten gevolge van maatregelen van algemene strekking die na de datum waarop de goederen voor het vrije verkeer zijn vrijgegeven, zijn genomen door het bevoegde gezag; of

    • 4°.

      die na de bindende leveringsdata van de overeenkomst bij de geadresseerde zijn afgeleverd;

  • b.

    de goederen niet zijn verkocht of gebruikt, waaronder niet wordt begrepen een begin van gebruik nodig ter beoordeling van de goederen;

  • c.

    de goederen waarop het verzoek om teruggaaf betrekking heeft, de goederen zijn die werden ingevoerd; en

  • d.

    de goederen onder toezicht van de inspecteur worden vernietigd, of worden weder uitgevoerd.

Artikel

3.154

Teruggaaf van invoerrechten wordt verleend voor op de BES eilanden aangekochte goederen onder vigeur van teruggaafbepalingen opgenomen in verdragen betreffende internationale organisaties waarbij Nederland is aangesloten.

Hoofdstuk

IV

Accijnzen

Titel

1

Inleidende bepalingen

Afdeling

1

Belastbaar feit

Artikel

4.1

Artikel

4.2

In dit hoofdstuk en de daarop gebaseerde bepalingen wordt onder het vervaardigen van een accijnsgoed verstaan elk handelen waarbij of waardoor een accijnsgoed ontstaat of de samenstelling van een accijnsgoed wordt gewijzigd.

Artikel

4.3

Op dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, behoudens die ter zake van de heffing van accijns bij invoer, zijn de bepalingen van hoofdstuk VIII van de Belastingwet BES van overeenkomstige toepassing.

Artikel

4.4

Artikel

4.5

Afdeling

2

Algemene verbodsbepaling

Artikel

4.6

Het is niet toegestaan:

  • a.

    een accijnsgoed te vervaardigen buiten een accijnsgoederenplaats die voor dat soort accijnsgoed als zodanig is aangewezen;

  • b.

    een accijnsgoed voorhanden te hebben dat niet overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk in de heffing is betrokken.

Titel

2

Definities accijnsgoederen en tarieven

Artikel

4.8

Artikel

4.9

Onder bier wordt verstaan elk product dat is ingedeeld onder post 22.03 van het geharmoniseerde systeem als bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdeel a, voor zover dit product een alcoholgehalte heeft van meer dan 0,5%vol.

Artikel

4.10

Artikel

4.11

Onder wijn wordt verstaan elk product dat is ingedeeld onder de posten 22.04, 22.05 en 22.06 van het geharmoniseerde systeem als bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdeel a, met een alcoholgehalte van ten hoogste 20%vol.

Artikel

4.12

De accijns bedraagt per hectoliter wijn: USD 128,50.

Artikel

4.13

Onder overige alcoholhoudende producten worden verstaan:

  • a.

    ethylalcohol, ongeacht de productiewijze;

  • b.

    wijn met een alcoholgehalte van meer dan 20%vol;

  • c.

    alcoholhoudende dranken met een alcoholgehalte van meer dan 1,2%vol, andere dan bier of wijn;

  • d.

    andere alcoholhoudende producten met een alcoholgehalte van meer dan 1,2%vol.

Artikel

4.14

De accijns voor overige alcoholhoudende producten bedraagt per hectoliter per volumeprocent alcohol: USD 12,85.

Artikel

4.14a

Artikel

4.15

Onder tabaksproducten worden verstaan:

  • a.

    sigaretten;

  • b.

    sigaren en cigarillo’s;

  • c.

    rooktabak.

Artikel

4.16

Onder sigaretten wordt verstaan elk product dat is ingedeeld onder postonderverdeling 2402.20 van het geharmoniseerde systeem, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdeel a.

Artikel

4.17

Artikel

4.18

Artikel

4.19

De accijns bedraagt per honderd stuks voor:

  • a.

    sigaren: USD 9,78;

  • b.

    cigarillo’s: USD 4,89.

Artikel

4.20

Artikel

4.21

De accijns bedraagt per kilogram rooktabak: USD 30.

Titel

3

Uitslag

Afdeling

1

Accijnsgoederenplaats

Artikel

4.22

Een plaats kan alleen als accijnsgoederenplaats worden gebruikt indien daartoe op schriftelijk verzoek een vergunning is verstrekt door de inspecteur.

Artikel

4.23

Artikel

4.24

Afdeling

2

Vergunning accijnsgoederenplaats

Artikel

4.25

Artikel

4.26

Artikel

4.27

Artikel

4.28

Artikel

4.29

De vergunninghouder die een aanpassing van de in de vergunning opgenomen voorwaarden wenst, dient daartoe een verzoek in bij de inspecteur.

Artikel

4.30

Degene die een accijnsgoederenplaats wil overnemen, dient gezamenlijk met de vergunninghouder een verzoek in bij de inspecteur tot een zodanige aanpassing van de vergunning voor die accijnsgoederenplaats dat hij voor alle uit de vergunning voortvloeiende rechten en verplichtingen in de plaats treedt van de vergunninghouder.

Artikel

4.31

De vergunning voor een accijnsgoederenplaats kan door de inspecteur worden ingetrokken ingeval:

  • a.

    niet wordt voldaan aan de in de vergunning opgenomen voorwaarden;

  • b.

    geen of niet voldoende zekerheid is gesteld;

  • c.

    misbruik van de vergunning is gemaakt of een poging daartoe is gedaan;

  • d.

    de vergunninghouder onherroepelijk is veroordeeld wegens het niet nakomen van een wettelijke bepaling inzake de accijns;

  • e.

    de vergunninghouder in staat van faillissement verkeert of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is;

  • f.

    de vergunninghouder daarom verzoekt.

Artikel

4.32

Artikel

4.33

Afdeling

3

Wijze van heffing en voldoening

Artikel

4.34

Artikel

4.35

Artikel

4.36

Artikel

4.37

Artikel

4.38

De accijns wordt berekend naar het tarief dat geldt op het tijdstip van de uitslag.

Afdeling

4

Zekerheid

Artikel

4.39

Artikel

4.40

Artikel

4.41

Artikel

4.42

Artikel

4.43

Artikel

4.44

Artikel

4.45

Titel

4

Invoer

Artikel

4.46

Vervallen

Artikel

4.47

Vervallen

Titel

5

Vrijstellingen

Artikel

4.48

Bij regeling van Onze Minister van Financiën wordt, onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen, vrijstelling van accijns verleend voor de invoer van goederen waarvoor aanspraak op vrijstelling van invoerrechten bestaat.

Artikel

4.49

Artikel

4.50

Vrijstelling van accijns wordt verleend ter zake van de uitslag en invoer van ethylalcohol en andere alcoholhoudende producten als bedoeld in artikel 4.13, onderdelen a en d, die op bij regeling van Onze Minister van Financiën voorgeschreven wijze zijn gedenatureerd.

Titel

5a

Teruggaaf

Artikel

4.50a

Titel

6

Bijzondere bepalingen

Afdeling

1

Accijnszegels

Artikel

4.51

Artikel

4.52

Een vergunning voor een accijnsgoederenplaats voor tabaksproducten kan, onverminderd het bepaalde in de artikelen 4.23, eerste en tweede lid, en 4.24 uitsluitend worden verkregen door degene die:

  • a.

    tabaksproducten vervaardigt;

  • b.

    buiten Bonaire vervaardigde tabaksproducten in Bonaire van accijnszegels voorziet;

  • c.

    buiten Bonaire vervaardigde tabaksproducten opslaat die buiten Bonaire zijn voorzien van door hem aangevraagde Bonairiaanse accijnszegels.

Artikel

4.53

Artikel

4.54

Artikel

4.55

Artikel

4.56

Artikel

4.57

Afdeling

2

Controlebepalingen

Artikel

4.58

Artikel

4.59

In de vergunning voor een accijnsgoederenplaats voor tabaksproducten kan worden toegestaan dat de vergunninghouder onder daarbij te stellen voorwaarden gedeeltelijk tot verbruik bereide tabak of tabaksproducten al dan niet voorzien van accijnszegels, tijdelijk buiten de accijnsgoederenplaats bepaalde bewerkingen of verpakkingshandelingen kan laten ondergaan zonder dat het tijdelijk buiten de accijnsgoederenplaats brengen van die tabaksproducten, in afwijking van artikel 4.4, wordt aangemerkt als uitslag.

Afdeling

3

Controlebevoegdheden

Artikel

4.60

Artikel

4.61

Artikel

4.62

Artikel

4.63

Artikel

4.64

Artikel

4.65

Titel

7

Verbodsbepalingen

Artikel

4.66

Artikel

4.67

Vervallen

Artikel

4.68

Artikel

4.69

Artikel

4.70

Het is een vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats voor tabaksproducten niet toegestaan:

  • a.

    gebruikte accijnszegels voorhanden te hebben;

  • b.

    ongebruikte accijnszegels over te dragen aan anderen dan de inspecteur;

  • c.

    ongebruikte accijnszegels te betrekken van anderen dan de inspecteur.

Hoofdstuk

V

Handels- en dienstenentrepots

Afdeling

1

Algemene bepalingen

Artikel

5.1

Artikel

5.2

Afdeling

2

Instelling handels- en dienstenentrepot

Artikel

5.3

Afdeling

3

Toelating tot een handels- en dienstenentrepot

Artikel

5.4

Artikel

5.5

Afdeling

4

Beheer en exploitatie handels- en dienstenentrepots

Artikel

5.6

Onze Minister van Financiën of een door hem aangewezen functionaris is belast met het beheer en de exploitatie van handels- en dienstenentrepots.

Artikel

5.7

Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen goederen worden aangewezen die niet dan wel slechts onder voorwaarden in een handels- en dienstenentrepot aanwezig mogen zijn.

Afdeling

5

Vergunning overige leveringen van goederen en diensten

Artikel

5.8

Afdeling

6

Slotbepalingen

Artikel

5.9

Met het toezicht op de naleving van de bepalingen bij of krachtens dit hoofdstuk is de inspecteur belast.

Artikel

5.10

Onverminderd de toepassing van de bepalingen van de hoofdstukken II en III van deze wet, zijn op de afdelingen 1 tot en met 4 van dit hoofdstuk de bepalingen van hoofdstuk VIII van de Belastingwet BES van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk

VI

Slotbepalingen

Artikel

6.1

Deze wet wordt aangehaald als: Douane- en Accijnswet BES.

Artikel

6.2

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende hoofdstukken, artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën, F. H. H. Weekers
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. P. H. Donner
De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten