Wet van 6 juni 2011 tot wijziging van een aantal wetten ter uniformering van het loonbegrip (Wet uniformering loonbegrip)

Wet uniformering loonbegrip

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de loonbegrippen voor de loonheffingen te uniformeren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

I

Wijzigt de Wet financiering sociale verzekeringen.

Artikel

Ia

Wijzigt de Wet financiering sociale verzekeringen.

Artikel

II

Wijzigt de Zorgverzekeringswet.

Artikel

IIa

Wijzigt de Zorgverzekeringswet.

Artikel

III

Wijzigt de Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel

IV

Wijzigt de Algemene nabestaandenwet.

Artikel

V

Wijzigt de Algemene Ouderdomswet.

Artikel

VI

Wijzigt de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.

Artikel

VII

Wijzigt de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.

Artikel

VIII

Wijzigt de Toeslagenwet.

Artikel

IX

Wijzigt de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

Artikel

X

[vervallen]

Artikel

XI

Wijzigt de Werkloosheidswet.

Artikel

XII

Wijzigt de Ziektewet.

Artikel

XIII

Wijzigt de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

Artikel

XIV

Wijzigt de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.

Artikel

XV

Wijzigt de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

Artikel

XVI

Wijzigt de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen.

Artikel

XVII

Wijzigt de Wet investeren in jongeren.

Artikel

XVIII

Wijzigt de Wet werk en bijstand.

Artikel

XIX

Wijzigt de Wet werk en inkomen kunstenaars.

Artikel

XX

Wijzigt de Wet arbeid en zorg.

Artikel

XXI

Wijzigt de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

Artikel

XXII

Wijzigt de Reparatiewet VWS 2006.

Artikel

XXIII

Wijzigt de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet.

Artikel

XXIV

Wijzigt de Wet op de zorgtoeslag.

Artikel

XXV

Wijzigt de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945.

Artikel

XXVI

Wijzigt de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet.

Artikel

XXVII

Wijzigt de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers.

Artikel

XXVIII

Wijzigt de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945.

Artikel

XXIX

Wijzigt de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945.

Artikel

XXX

Wijzigt de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel

XXXI

Wijzigt de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen.

Artikel

XXXII

Wijzigt de Wet op het kindgebonden budget.

Artikel

XXXIII

Wijzigt de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

Artikel

XXXIV

Wijzigt de Wet studiefinanciering 2000.

Artikel

XXXV

Vervallen

Artikel

XXXVI

Wijzigt de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP.

Artikel

XXXVII

Artikel

XXXVIII

Tijdelijke heffingskorting met betrekking tot de inkomstenbelasting

  • 1.

    In de eerste drie kalenderjaren dat deze wet in werking is, geldt een heffingskorting met betrekking tot de inkomstenbelasting voor de belastingplichtige die bij het einde van het kalenderjaar, of indien de belastingplicht in de loop van het kalenderjaar is geëindigd, bij het einde van de belastingplicht, de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt en die een uitkering geniet ingevolge een pensioenregeling of regeling voor vervroegde uittreding als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964 waarop de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 43 van de Zorgverzekeringswet wordt ingehouden.

  • 2.

    In het jaar van inwerkingtreding van deze wet bedraagt de heffingskorting 1% van de in het eerste lid bedoelde uitkeringen, met een maximum van € 182.

  • 3.

    In het jaar volgend op het jaar van inwerkingtreding van deze wet bedraagt de heffingskorting 0,67% van de in het eerste lid bedoelde uitkeringen, met een maximum van € 121.

  • 4.

    In het tweede jaar volgend op het jaar van inwerkingtreding van deze wet bedraagt de heffingskorting 0,33% van de in het eerste lid bedoelde uitkeringen, met een maximum van € 61.

Artikel

XXXIX

Tijdelijke heffingskorting met betrekking tot de loonbelasting

  • 1.

    In de eerste drie kalenderjaren dat deze wet in werking is, geldt een heffingskorting met betrekking tot de loonbelasting voor de werknemer die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt en die een uitkering geniet ingevolge een pensioenregeling of een regeling voor vervroegde uittreding waarop de inkomensafhankelijke bijdrage als bedoeld in artikel 43 van de Zorgverzekeringswet wordt ingehouden.

  • 2.

    In het jaar van inwerkingtreding van deze wet bedraagt de heffingskorting 1% van de in het eerste lid bedoelde uitkering, met een maximum van € 182.

  • 3.

    In het jaar volgend op het jaar van inwerkingtreding van deze wet bedraagt de heffingskorting 0,67% van de in het eerste lid bedoelde uitkering, met een maximum van € 121.

  • 4.

    In het tweede jaar volgend op het jaar van inwerkingtreding van deze wet bedraagt de heffingskorting 0,33% van de in het eerste lid bedoelde uitkering, met een maximum van € 61.

Artikel

XL

Op het moment dat deze wet in werking treedt worden de bedragen in kolom III van de tabel in artikel 2.10 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij ministeriële regeling gewijzigd door de bedragen welke na toepassing van dat onderdeel voortvloeien uit de in de kolommen I en II van die tabel vermelde bedragen en de in kolom IV van die tabel vermelde percentages. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de bedragen in kolom III van de tabel in artikel 2.10a van de Wet inkomstenbelasting 2001, op de bedragen in kolom III van de tabel in artikel 20a, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 en op de bedragen in kolom III van de tabel in artikel 20b, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel

XLI

Wijzigt deze wet.

Artikel

XLII

Wijzigt de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Artikel

XLIII

Artikel

XLIV

Deze wet wordt aangehaald als: Wet uniformering loonbegrip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën, F. H. H. Weekers
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H. G. J. Kamp
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. I. Schippers
De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten