Wet van 20 december 2012, houdende regels inzake het aanhouden van voorraden aardolieproducten (Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012)

Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001 integraal te herzien ter implementatie van Richtlijn 2009/119/EG van de Raad van 14 september 2009, houdende verplichting voor de lidstaten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden (PbEU 2009, L 265);

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • bilateraal akkoord: tussen Nederland en een andere staat geldend verdrag als bedoeld in artikel 3 van de bijlage bij de Overeenkomst inzake een Internationaal Energieprogramma (Trb. 1975, 47);

  • binnenlands verbruik: het overeenkomstig bijlage II van richtlijn 2009/119/EG berekende totaal van de in Nederland geleverde hoeveelheden aardolieproducten voor energie- en niet-energiedoeleinden, met dien verstande dat dit totaal bestaat uit de leveringen aan de omzettingssector, de industrie, de vervoersector, de huishoudens en andere sectoren met het oog op eindverbruik; dit totaal omvat mede het eigen gebruik van de energiesector zelf (met uitzondering van het verbruik van raffinaderijbrandstof);

  • biobrandstof: voor vervoer bestemde vloeibare of gasvormige brandstof gemaakt uit biomassa, waarbij onder «biomassa» wordt verstaan het biologisch afbreekbare deel van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw (met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede het biologisch afbreekbare deel van industrieel en huishoudelijk afval;

  • bunkervoorraden van de internationale zeescheepvaart: totaal dat is gedefinieerd in bijlage A, punt 2.1, van Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 oktober 2008 (PbEU 2008, L 304) betreffende energiestatistieken;

  • centrale entiteit: instelling of dienst als bedoeld in artikel 7 van richtlijn 2009/119/EG waaraan de bevoegdheid is gegeven om te handelen met het oog op het kopen, in stand houden en verkopen van olievoorraden, met inbegrip van veiligheidsvoorraden en speciale voorraden;

  • COVA: Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten, zijnde voor Nederland de centrale entiteit;

  • internationale verplichtingen: verplichtingen tot het aanhouden van een voorraad aardolieproducten, voortvloeiend uit de Overeenkomst inzake een Internationaal Energieprogramma (Trb. 1975, 47) en uit richtlijn 2009/119/EG;

  • marktdeelnemer: vergunninghouder als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a;

  • olievoorraden: voorraden ruwe aardolie of andere aardolieproducten, gedefinieerd in hoofdstuk 3.4 van bijlage A, van Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende energiestatistieken (PbEG 2008, L 304);

  • Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat;

  • referentiejaar: kalenderjaar dat voorafgaat aan het voorraadjaar;

  • richtlijn 2009/119/EG: Richtlijn 2009/119/EG van de Raad van 14 september 2009 houdende verplichting voor de lidstaten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden (PbEU 2009, L 265);

  • speciale voorraad: olievoorraad die voldoet aan de in artikel 9, eerste tot en met vierde lid, van richtlijn 2009/119/EG genoemde voorwaarden;

  • toevoegingen: andere stoffen dan koolwaterstoffen die aan een product worden toegevoegd of erdoor worden gemengd om de eigenschappen ervan te veranderen;

  • uitslag: uitslag tot verbruik als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de accijns, met uitzondering van afleveringen met bestemming internationale zeevaart;

  • veiligheidsvoorraden: olievoorraden die elke lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel 3 van richtlijn 2009/119/EG verplicht is aan te houden;

  • voorraadjaar: tijdvak van 12 maanden dat begint op 1 juli van enig jaar;

  • voorraadplichtige: degene die op grond van deze wet een voorraad aardolieproducten moet aanhouden;

  • wettelijke voorraad: voorraad aardolieproducten waarmee wordt beoogd aan de voor Nederland geldende internationale verplichtingen te voldoen.

Artikel

2

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde worden aardolieproducten, gedefinieerd in hoofdstuk 3.4 van bijlage A, van Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende energiestatistieken (PbEG 2008, L 304), verdeeld in de volgende categorieën:

  • a.

    ruwe aardolie en aardgascondensaat,

  • b.

    motorbenzine,

  • c.

    vliegtuigbenzine,

  • d.

    lichte reactiemotorbrandstof (van het naftatype of JP4),

  • e.

    reactiemotorbrandstof van het kerosinetype,

  • f.

    andere dan de onder e bedoelde kerosine,

  • g.

    gasolie/dieselolie (aardoliedistillaat),

  • h.

    stookolie (met hoog en laag zwavelgehalte),

  • i.

    raffinagegrondstoffen van de onder b tot en met h genoemde producten en

  • j.

    overige producten: ethaan, LPG, white spirit en speciale benzinesoorten, smeermiddelen, bitumen, paraffine en petroleumcoke.

Hoofdstuk

2

Het aanhouden van voorraden ter naleving van internationale verplichtingen van Nederland

Titel

1

Bepalingen die zich richten tot alle voorraadplichtigen

§

1

Diverse voorraadplichtigen en de omvang van hun wettelijke voorraad

Artikel

3

De wettelijke voorraad is ten minste gelijk aan de grootste van de twee volgende hoeveelheden: 90 maal het daggemiddelde van de netto invoer van aardolieproducten of 61 maal het daggemiddelde van het binnenlands verbruik, berekend overeenkomstig artikel 3 van richtlijn 2009/119/EG.

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Onze Minister kan met het oog op een dreigende oliecrisis bepalen dat het voor COVA vastgestelde gedeelte van de wettelijke voorraad met een door hem te bepalen hoeveelheid wordt verhoogd.

Artikel

7

§

2

Eisen aan de wettelijke voorraad

Artikel

8

Artikel

9

Biobrandstoffen en toevoegingen worden slechts tot de wettelijke voorraad gerekend indien deze:

  • a.

    vermengd zijn met aardolieproducten die behoren tot de wettelijke voorraad, of

  • b.

    opgeslagen zijn op het grondgebied van Nederland en

    • bestemd zijn om te worden gemengd met aardolieproducten die behoren tot de wettelijke voorraad, en

    • bestemd zijn om bij vervoer te worden gebruikt.

Artikel

10

§

3

Beheer en overdracht van de wettelijke voorraad

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften en beperkingen worden gesteld aan het buiten Nederland aanhouden van een voorraad aardolieproducten als onderdeel van de wettelijke voorraad.

§

4

Informatie- en administratieverplichtingen

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

De voorraadplichtige bewaart gegevens, overzichten en bescheiden met betrekking tot een wettelijke voorraad gedurende ten minste vijf jaar.

§

5

Ontheffingen

Artikel

19

Titel

2

Institutionele bepalingen omtrent COVA

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

De staat is aansprakelijk voor schulden van COVA, die mochten overblijven na haar liquidatie als rechtspersoon.

Titel

3

Voorraadheffing ten behoeve van de financiering van COVA

Artikel

26

Artikel

27

Hoofdstuk

3

Het in Nederland aanhouden van voorraden ter naleving van internationale verplichtingen van andere landen

Artikel

28

Artikel

29

De artikelen 16 en 18 zijn van overeenkomstige toepassing op degene die in Nederland een voorraad aardolieproducten aanhoudt ter naleving van internationale verplichtingen van een andere staat dan Nederland dan wel van een onderdaan van die staat.

Artikel

30

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften en beperkingen worden gesteld aan het in Nederland aanhouden van een voorraad aardolieproducten ter naleving van internationale verplichtingen van een andere staat dan Nederland dan wel van een onderdaan van die staat.

Hoofdstuk

4

Slotbepalingen

Artikel

31

De voor het uitoefenen van toezicht aangewezen ambtenaren zijn belast met het verlenen van bijstand aan inspecties op grond van richtlijn 2009/119/EG door personen die de Europese Commissie daartoe heeft gemachtigd. Op deze inspecties is afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

Artikel

32

Vervallen

Artikel

33

Wijzigt de Wet op de economische delicten.

Artikel

34

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens telkens na vijf jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk en over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van COVA.

Artikel

35

Wijzigt deze wet en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel

36

Artikel

37

De artikelen van deze wet treden in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Artikel

38

Deze wet wordt aangehaald als: Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Economische Zaken, H. G. J. Kamp
De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten