Besluit van 30 mei 2013, houdende regels voor het verstrekken van subsidies door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor Wonen en Rijksdienst (Kaderbesluit BZK-subsidies)

Kaderbesluit BZK-subsidies

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst van 18 januari 2913, nr. 2013-0000031583;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 13 maart 2013, nr. W04.13.0018/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst van 24 mei 2013, nr. 2013-0000260522;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • aanvrager: natuurlijk persoon of rechtspersoon die een subsidie aanvraagt op grond van een ministeriële regeling als bedoeld in artikel 2;

  • algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard («de algemene groepsvrijstellingsverordening») (PbEU 9.8.2008, L 214/3), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • de-minimis verordening: verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L379) ), verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337) en verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwsector en de visserijsector (PbEU L 193), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, beschikking of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Commissie van de Europese Gemeenschappen, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) heeft vastgesteld;

  • wet: Kaderwet overige BZK-subsidies.

Hoofdstuk

2

Verstrekken van subsidie

Artikel

2

Artikel

3

Geen subsidie wordt verstrekt aan een provincie, gemeente, waterschap of openbaar lichaam als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen, tenzij bij ministeriële regeling is bepaald dat daaraan wel subsidie wordt verstrekt.

Hoofdstuk

3

Europese subsidies en staatssteunregels

Artikel

4

Artikel

5

Hoofdstuk

4

Subsidiabele kosten

Artikel

6

Artikel

7

Hoofdstuk

5

Subsidieplafond en wijze van verdelen

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Indien het subsidieplafond wordt verdeeld op volgorde van rangschikking van de aanvragen worden bij ministeriële regeling rangschikkingscriteria vastgesteld en, indien meerdere rangschikkingscriteria worden vastgesteld, de onderlinge weging daarvan. Indien Onze Minister zich bij de rangschikking van aanvragen laat adviseren door een persoon die of een college dat niet onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam is, wordt bij ministeriële regeling bepaald door wie en op welke wijze het advies wordt uitgebracht.

Hoofdstuk

6

Indienen van de aanvraag

Artikel

11

Hoofdstuk

7

Afwijzingsgronden

Artikel

12

Onze Minister beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie indien de aanvraag niet voldoet aan de bij of krachtens dit besluit gestelde regels.

Artikel

13

Onze Minister beslist voorts afwijzend op een aanvraag om subsidie voor zover:

  • a.

    door de toepassing van een de-minimis verordening, een bedrag aan de-minimis steun zou worden verstrekt dat hoger is dan geoorloofd op grond van deze verordening;

  • b.

    onvoldoende vertrouwen bestaat dat de betrokkenen de activiteiten kunnen financieren;

  • c.

    het onaannemelijk wordt geacht dat de activiteiten binnen een bij ministeriële regeling gestelde termijn kunnen worden voltooid;

  • d.

    aannemelijk is dat de activiteiten ook zonder subsidie zonder belangrijke vertraging zouden worden uitgevoerd;

  • e.

    onvoldoende vertrouwen bestaat in de technische haalbaarheid van de activiteiten;

  • f.

    onvoldoende vertrouwen bestaat in de economische haalbaarheid van de activiteiten;

  • g.

    de activiteiten onvoldoende bijdragen aan de doelstellingen van de subsidie;

  • h.

    onvoldoende vertrouwen bestaat dat de betrokkenen de capaciteiten hebben om de activiteiten naar behoren uit te voeren.

Artikel

14

Bij ministeriële regeling kunnen andere afwijzingsgronden dan de afwijzingsgronden, bedoeld in de artikelen 12 en 13, worden vastgesteld.

Hoofdstuk

8

Wijze van subsidieverstrekking

Artikel

15

Tenzij bij ministeriële regeling anders is bepaald, wordt een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie van € 25.000 of meer wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt, is de subsidieontvanger tevens verplicht om één keer per periode van twaalf maanden via een voortgangsverslag inzicht te geven in de voortgang van de activiteiten.

Artikel

20

Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat de regels inzake een subsidie lager dan € 25.000 van toepassing zijn op een subsidie van € 25.000 of meer of dat de regels inzake een subsidie van € 25.000 tot € 125.000 van toepassing zijn op subsidies van € 125.000 of meer.

Hoofdstuk

9

Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel

21

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    de activiteit uit te voeren overeenkomstig de omschrijving van die activiteit in de beschikking tot subsidieverlening, of, indien direct een beschikking tot subsidievaststelling wordt gegeven, overeenkomstig de omschrijving van die activiteit in de subsidievaststelling;

  • b.

    te voldoen aan de verplichtingen die door Onze Minister aan de subsidie zijn verbonden;

  • c.

    op verzoek van Onze Minister medewerking te verlenen aan openbaarmaking van de gegevens en de resultaten van de gesubsidieerde activiteit, tenzij openbaarmaking daarvan redelijkerwijs niet kan worden gevergd;

  • d.

    op verzoek van Onze Minister alle medewerking te verlenen aan een door Onze Minister terzake van de toepassing en de effecten van dit besluit ingesteld evaluatieonderzoek, die Onze Minister redelijkerwijs nodig heeft bij de uitvoering van dat evaluatieonderzoek;

  • e.

    indien een egalisatiereserve is gevormd, deze zo veilig mogelijk te beheren;

  • f.

    onverwijld schriftelijk mededeling te doen aan Onze Minister van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surseance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem;

  • g.

    voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt ontvangen en voor de overige activiteiten een gescheiden administratie te voeren;

  • h.

    de in het kader van de subsidieverstrekking gevoerde administratie te bewaren tot vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling of, indien sprake is van staatssteun, gedurende een andere bij ministeriële regeling of bij beschikking aangegeven termijn;

  • i.

    op verzoek van Onze Minister nadere informatie aan te leveren ten behoeve van nadere verantwoording aan de Europese Commissie, op basis van de artikelen 106, tweede en derde lid, 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie dan wel een van de Europese steunkaders.

Hoofdstuk

10

Termijnen

Artikel

22

Hoofdstuk

11

Betaling en bevoorschotting

Artikel

23

Hoofdstuk

12

Subsidievaststelling

Artikel

24

Hoofdstuk

13

Registratie

Artikel

25

Hoofdstuk

14

Slotbepalingen

Artikel

27

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

28

Dit besluit wordt aangehaald als: Kaderbesluit BZK-subsidies.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar
Willem-Alexander
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk
DeMinistervoorWonen en Rijksdienst, S.A. Blok
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten