Artikel
1
Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
-
a.
toegelaten instelling: krachtens artikel 19, eerste lid, van de Woningwet toegelaten rechtspersoon;
- b.
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
toegelaten instelling: krachtens artikel 19, eerste lid, van de Woningwet toegelaten rechtspersoon;
Een toegelaten instelling wordt ingedeeld in een bezoldigingsklasse overeenkomstig de bij deze regeling behorende tabel.
De bezoldiging van een topfunctionaris van een toegelaten instelling bedraagt per bezoldigingsklasse in 2024 ten hoogste:
A |
109.000 |
B |
124.000 |
C |
137.000 |
D |
146.000 |
E |
170.000 |
F |
195.000 |
G |
218.000 |
H |
De maximale bezoldiging, bedoeld in artikel 2.3 van de wet. |
Een aanvraag als bedoeld in artikel 2.7, derde lid, van de wet van een toegelaten instelling om met ingang van een kalenderjaar te worden ingedeeld in een andere klasse dan die waarin zij volgens de bij deze regeling behorende tabel is ingedeeld, wordt ingediend voor 1 maart van het kalenderjaar.
De verantwoordelijke, bedoeld in artikel 1.1 van de wet, verstrekt langs elektronische weg op uiterlijk 1 juli van het jaar volgend op het boekjaar, in aanvulling op de openbaarmakingsplicht, bedoeld in artikel 4.1, eerste en tweede lid, van de wet, de gegevens bedoeld in artikel 4.1, eerste en tweede lid, van de wet, aan de minister.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling normering topinkomens toegelaten instellingen volkshuisvesting.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Indeling van toegelaten instellingen in bezoldigingsklassen
Tot 750 |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
B |
B |
B |
751– 1.500 |
B |
B |
B |
B |
B |
C |
C |
C |
C |
1.501– 2.500 |
C |
C |
C |
C |
D |
D |
D |
D |
D |
2.501– 5.000 |
D |
D |
E |
E |
E |
E |
E |
E |
E |
5.001– 10.000 |
E |
F |
F |
F |
F |
F |
F |
F |
G |
10.001– 25.000 |
G |
G |
G |
G |
G |
G |
G |
H |
H |
> 25.001 |
H |
H |
H |
H |
H |
H |
H |
H |
H |
Deze tabel deelt de toegelaten instellingen in in bezoldigingsklassen.
Verticaal in de tabel is uitgezet het aantal verhuureenheden (VHE) dat de toegelaten instelling op de peildatum in eigendom of beheer heeft volgens de gegevens, bedoeld in bijlage 3 bij de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting.
Horizontaal in de tabel is uitgezet het aantal inwoners van de grootste gemeente waarin een toegelaten instelling op de peildatum minimaal 20% van haar verhuureenheden in eigendom of beheer heeft. Indien een toegelaten instelling op de peildatum niet minimaal 20% van haar verhuureenheden in één gemeente in eigendom of beheer heeft, betreft dit het aantal inwoners van de gemeente waar de toegelaten instelling op de peildatum het grootste deel van haar verhuureenheden in eigendom of beheer heeft.
In deze tabel worden voor de bepaling van het aantal verhuureenheden van een toegelaten instelling, volgens de gegevens, bedoeld in bijlage 3 bij de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting, de onderstaande woongelegenheden en overige verhuureenheden als volgt meegewogen:
Woongelegenheden
Huurwoning: weging 1 VHE
Eenheden in verzorgingshuizen: weging 1 VHE
Overige woongelegenheden (zijnde onzelfstandige eenheden, bv. gedeelde douche, keuken en opgang; studentenwoningen): weging 1 VHE
Overige verhuureenheden:
Garages en parkeerplaatsen als aparte verhuurobjecten: weging 0,2 VHE
Bedrijfsruimten /winkels: weging 1 VHE
Maatschappelijk vastgoed: weging 2 VHE
Overig bezit: weging 0,2 VHE
Als peildatum voor het aantal verhuureenheden dat de toegelaten instelling in eigendom of beheer heeft geldt 31 december van het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarin de bezoldigingsmaxima, bedoeld in artikel 3, van toepassing zijn. Indien een fusie heeft plaatsgevonden tussen toegelaten instellingen, wordt voor de bepaling van het aantal verhuureenheden het aantal verhuureenheden dat de gefuseerde toegelaten instellingen in eigendom of beheer hadden op de peildatum bij elkaar opgeteld. De klasse wordt op de fusiedatum opnieuw vastgesteld.
Voor de bepaling van het aantal inwoners van een gemeente wordt in deze tabel uitgegaan van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers op 1 januari van het eerste jaar voorafgaand aan het jaar waarin de bezoldigingsmaxima, bedoeld in artikel 3, van toepassing zijn.